Verslag plenaire vergadering
Voorstel van resolutie betreffende de aanpak van de islamitische radicalisering in onze samenleving
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de voorstellen van resolutie van Nadia Sminate, Ward Kennes, Bart Somers, Caroline Gennez en Elisabeth Meuleman betreffende de bestrijding van gewelddadige radicalisering en van Chris Janssens, Tom Van Grieken, Stefaan Sintobin, Guy D’haeseleer, Anke Van dermeersch en Barbara Bonte betreffende de aanpak van de islamitische radicalisering in onze samenleving.
Ik stel voor de besprekingen van beide voorstellen van resolutie samen te voegen tot één enkele bespreking.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De bespreking is geopend.
Mevrouw Claes, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ga geen uitgebreid verslag geven. Ik ga gewoon toelichting geven over de manier van werken, zodat de vertegenwoordigers van de verschillende fracties hun standpunt kunnen toelichten.
De gewelddadige gebeurtenissen in binnen- en buitenland van de afgelopen maanden en het vertrek van voornamelijk jongeren uit Brusselse en Vlaamse steden en gemeenten naar het oorlogsgebied in Syrië, heeft onze samenleving diep geraakt. Dit riep ook vele vragen op over de problematiek van radicalisering, de problematiek van gewelddadige excessen daarvan en over welke antwoorden het beleid daarop kan en moet geven.
Het Vlaams Parlement heeft zijn rol en verantwoordelijkheid in dit debat onmiddellijk opgenomen. Het Uitgebreid Bureau heeft aan de plenaire vergadering van 14 januari voorgesteld om een tijdelijke commissie ad hoc op te richten met de volle bevoegdheid om alle aspecten van deze problematiek te behandelen. Het zomerreces was de einddatum van deze werkzaamheden.
De commissie ad hoc is onmiddellijk van start gegaan en heeft een reeks van vijf hoorzittingen met rechtstreekse betrokkenen en experten georganiseerd. Dit leidde tot veel nuttige informatie over deze toch wel uiterst complexe problematiek. Op basis daarvan hebben meerderheid en oppositie samen het voorliggende voorstel van resolutie uitgewerkt met 55 concrete aanbevelingen.
De tekst is het resultaat van toch wel heel hard werken. Het Vlaams Parlement heeft aldus een pioniersrol vervuld. De commissie heeft niet alleen de problematiek grondig bestudeerd in al zijn facetten, maar ook de dieperliggende fundamentele vragen en problemen die daarmee verband houden.
De commissie heeft het voorliggende voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergadering van 20 mei jongstleden. Tijdens deze commissievergadering spraken verschillende leden hun tevredenheid uit over het toch wel evenwichtige resultaat waarin iedere fractie haar visie kan terugvinden. Die tevredenheid wordt nog versterkt door de positieve reacties van de experts en de pers na de persconferentie van 19 mei.
Sommige leden hebben tijdens de vergadering van 20 mei hun ergernis geuit over het feit dat op de persconferentie sommigen geen of onvoldoende onderscheid hebben gemaakt tussen enerzijds de resolutietekst en anderzijds de politieke consequenties die elke partij eraan verbindt. Ergernis was er ook over een interview waarin een partijvoorzitter de waarde van de resolutie in twijfel trok. Dit getuigt van weinig respect voor het Vlaams Parlement.
De regering kan deze resolutie niet naast zich neerleggen en moet de aanbevelingen in beleid omzetten, was de mening van de commissie. Verschillende fracties pleiten er dan ook voor dat aan het Uitgebreid Bureau de vraag wordt voorgelegd om na te gaan hoe de rapportage van de uitvoering van de resolutie door de regering het best gebeurt. Zo zou de bijzondere commissie jaarlijks of halfjaarlijks de voortgangsrapportage kunnen bespreken. Over de timing wordt best afgesproken met de regering. Een fractie is van oordeel dat de opvolging best gebeurt in de diverse beleidscommissies, eventueel aangevuld met een jaarlijks rapport in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting. Er wordt geconcludeerd dat de manier waarop de opvolging moet gebeuren, het voorwerp moet zijn van debat in het Uitgebreid Bureau.
Het voorstel van resolutie, voorzitter en collega’s, wordt eenparig aangenomen met 13 stemmen. (Applaus)
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, ik wens niet onderbroken te worden tijdens mijn uiteenzetting.
Collega’s, exact vier maanden geleden stond ik hier ook, om mijn rol als voorzitter op te nemen bij de oprichting van de ad-hoccommissie Radicalisering. Niet mijn kleur of mijn afkomst hebben mij toen overtuigd om hier op te staan en het debat te voeren, wel mijn afkeer, mijn afschuw tegenover de gruweldaden die we de jongste maanden van de Syriëstrijders hebben moeten zien en waarvan we de beelden nog steeds via de media doorkrijgen, hebben mij overtuigd om mijn rol als voorzitter op te nemen.
Want, laat ons duidelijk zijn: er bestaan geen excuses voor deze misdaden tegen de menselijkheid. Er bestaan geen excuses om mensen het hoofd af te hakken of vrouwen te verkrachten, en al zeker niet in naam van een religie. Ik wil daar zelfs niet over nadenken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we, zoals sommigen suggereren, niet moeten zoeken naar verklaringen voor die gewelddaden, en dus ook naar mogelijke oplossingen. En dat, beste collega’s, hebben wij gedaan in de commissie Radicalisering.
We hebben tientallen experts en betrokkenen gehoord. Men zegt soms dat het parlement niet voldoende luistert naar de expertise van het middenveld. Wel, dat klopt niet. Wij hebben wel degelijk geluisterd, gedurende meerdere hoorzittingen, soms tot ’s avonds laat. Wij hebben geluisterd naar 25 experts, die hun ervaringen met ons hebben gedeeld, experts die soms totaal tegenovergestelde analyses over deze problematiek hebben gebracht. Dat zorgde soms voor zeer geanimeerde gesprekken, maar uiteraard ook voor inspirerende debatten.
Eén getuigenis heeft mij overtuigd om door te zetten, om heel concrete maatregelen op papier te zetten, die los staan van enige partijpolitiek en die binnen dit parlement op een groot draagvlak konden rekenen. Een moeder die komt getuigen over de misdaden die haar zoon gepleegd heeft en daarbij het leven gelaten heeft, verwacht van ons, politici, antwoorden, en nog het liefst zo snel mogelijk.
Heeft deze hele operatie nu geleid tot een politiek correct voorstel van resolutie, zoals sommigen beweren? Neen. Zijn wij overgegaan tot zelfcensuur en hebben wij onszelf taboes opgelegd? Neen. Hebben wij dé oplossing gevonden voor deze complexe problematiek? Ik denk het niet, want wonderoplossingen bestaan gewoonweg niet. Maar ik geloof wel, collega’s, dat wij met dit voorstel van resolutie het verschil kunnen maken.
Onze werkzaamheden hebben aangetoond dat de achtergrond van Syriëstrijders bijzonder heterogeen is. We hebben zowel diegenen gezien die inderdaad sociaal-economisch achtergesteld zijn, maar ook diegenen die alle kansen hebben gekregen in onze samenleving, die een opleiding hebben genoten, die een goede baan hebben, die een firmawagen hebben, die een gezin hebben, en die toch ook vertrokken zijn. Dat maakt de problematiek natuurlijk bijzonder complex.
Bovendien moeten we niet alleen rekening houden met die vierhonderd Syriëstrijders die effectief vertrokken zijn. Vorige week heeft Staatsveiligheid ons nog gewaarschuwd voor diegenen die een grote sympathie hebben voor die radicalisering en voor die oorlogsmisdaden. Ook daar moeten we oog voor hebben.
Collega’s, in het debat dat aanleiding gaf tot de oprichting van onze commissie, heb ik gewezen op de grens die vandaag door onze samenleving loopt. Voor mij is het bijzonder confronterend om vast te stellen dat er mensen zijn die tussen ons wonen en die ons samenlevingsmodel volledig verwerpen, die een ander model willen opleggen, desnoods door middel van geweld en intimidatie. Er is dus wel degelijk een wij-tegen-zijverhaal. Maar die scheiding loopt niet tussen de moslims en de niet-moslims. Daar ben ik vast van overtuigd. Ze loopt tussen hen die geweld gebruiken om een eigen waarheid op te leggen en hen die strijden voor onze rechten en vrijheden, voor het recht op meningsuiting, voor de vrijheid van godsdienst – en dat zijn wij.
We zijn dus heel resoluut ten aanzien van Syriëstrijders. We stellen in onze tekst heel duidelijk dat er voor teruggekeerde Syriëstrijders en ronselaars maar één aanpak mogelijk is, namelijk die van het strafrecht. Iedereen die vrijwillig naar het conflictgebied is getrokken en die daar steun heeft geboden aan IS, zal het voorwerp uitmaken van een onderzoek door justitie. Dat lijkt mij de logica zelve.
Er is echter ook een groep van meestal jonge mensen die sympathie heeft voor die radicale ideeën. Om die groep in het vizier te krijgen, moeten we inzetten op detectie en opvolging. Ik kan concreet spreken vanuit mijn lokale ervaring. Stel dat mijn collega-burgemeester van een naburige gemeente weet heeft van een gevaarlijk individu dat op een bepaald moment beslist om naar mijn gemeente te verhuizen, dan ben ik daar niet automatisch van op de hoogte. Als wij niet inzetten op die informatiedoorstroming, zitten we met een kat-en-muisspel dat wij altijd zullen verliezen. Daarom hebben wij een grote rol weggelegd voor de lokale besturen omdat zij onze ogen en oren zijn op het terrein.
Niet enkel de lokale besturen zijn voor mij een belangrijke partner in onze strijd. Ook onderwijs en welzijn zijn dat omdat zij ook dicht bij de jongeren staan. Wij hebben in onze tekst aangegeven dat we in het verleden kansen hebben gemist inzake detectie. Maar ook inzake kennisopbouw en het verspreiden van de kennis die vandaag al aanwezig is binnen onderwijs en welzijn is er werk aan de winkel.
Wat is nu de rol van de islam in dit geheel? Volgens sommigen moet de realiteit in Vlaanderen ontkend worden. Volgens sommigen is het beter te ontkennen dat er verschillende culturen en verschillende religies samenleven in Vlaanderen. Volgens sommigen is het dus beter de ogen te sluiten en te hopen dat de bom niet ontploft. Ik zie dat anders. Ik wil weten wat er omgaat in de moslimgemeenschap en ik wil hen betrekken bij de strijd tegen radicaliserende jongeren. Die wij-zij-grens loopt ook doorheen de moslimgemeenschap. Vandaar dat wij, onder andere, de Moslimexecutieve willen responsabiliseren. Deze gemeenschap moet echter meer doen dan dat. Zij moet zelf zorgen voor een tegendiscours, voor een ‘wij’ dat daden veroordeelt. Zo’n tegendiscours moet ervoor zorgen dat zij geen oren meer hebben naar salafistische of jihadistische interpretaties die niks te maken hebben met onze westerse of Vlaamse samenleving.
We hebben dus een aantal antwoorden gevonden. Ik ben trots dat ik vandaag als voorzitter het resultaat kan presenteren van een aantal weken intensief studeren en onderhandelen. Trots ook omdat wij als eerste parlement erin geslaagd zijn om een aantal zeer concrete maatregelen op papier te zetten. En uiteraard ook trots omdat ik hier sta samen met de collega’s, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Ik wil dan ook mijn collega’s uitdrukkelijk bedanken voor de constructieve houding waarmee we dit tot een goed einde hebben kunnen brengen.
Anderzijds sta ik hier met een gevoel van bescheidenheid. Bescheiden omdat wij niet die ene wonderoplossing gevonden hebben. Dat wij niet die ene druk op de knop gevonden hebben om dit probleem op te lossen.
Collega’s, 55 aanbevelingen, dat lijkt erg veel. Maar het zijn in mijn ogen 55 kleine steentjes in een rivier waarvan we nog niet goed weten hoe snel hij stroomt en of er een tegenstroom zal komen. 55 maatregelen die niet per se sexy of opvallend zijn. Maar wel 55 maatregelen die in mijn ogen het verschil zullen maken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij aan bij de vraag van onze voorzitster van de commissie om niet te worden onderbroken tijdens mijn betoog.
Voorzitter, collega’s: ‘proud but humble’. Het Vlaams Parlement en de Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering mogen trots zijn op de voorliggende resolutie met aanbevelingen die een breed politiek en maatschappelijk draagvlak hebben. Maar we willen en moeten ook bescheiden blijven. We worden namelijk geconfronteerd met een wereldwijd vertakte problematiek van gewelddadige radicalisering die onze waarden en vrijheden bedreigt en waarvan we beseffen dat de bedreiging nog vele jaren zal aanhouden.
De wereld van de jihadi’s staat heel ver van onze denkwereld en alles waar ik als christendemocraat voor sta. Het is dan ook niet gemakkelijk om te doorgronden waarom iemand die in Vlaanderen geboren en opgegroeid is, naar een land trekt dat hij niet kent om zich daar in te schakelen in netwerken van barbaarse terroristen. Maar doorheen de hoorzittingen in de commissie hebben we toch een beter zicht gekregen op het zeer complexe fenomeen van de gewelddadige radicalisering en ook in de succesfactoren voor de aanpak ervan.
Er bestaat geen ‘één probleem, één oplossing’-benadering. Hét profiel van dé geradicaliseerde bestaat niet. Maar er zijn wel factoren die vaak terugkeren in de individuele verhalen.
Van bij de oprichting van de commissie heeft CD&V gepleit voor een grondige, realistische benadering, gericht op de bevoegdheden van de Vlaamse deelstaat. Van vóór de oprichting van de commissie hebben wij gekozen voor een benadering die gebaseerd is op verbondenheid en gemeenschapsopbouw en zijn wij niet in de val van het polariserende ‘wij tegen zij’-discours getrapt.
Wij richten onze pijlen niet op één bepaalde godsdienst, laat staan op alle godsdiensten. Wat wij wel aanklagen, is de manier waarop de religieuze beleving wordt misbruikt om zoekende, vertwijfelde, idealistische, verbitterde geesten te kneden in functie van een brutaal en bloedig politiek project zoals Islamitische Staat of Daesh dat doet. De christendemocraten willen de interlevensbeschouwelijke en interreligieuze dialoog bevorderen, en we vinden deze vraag terug in de teksten.
Tijdens de hoorzittingen is naar voren gekomen hoe religie een belangrijk referentiekader blijft bij de moslimjongeren, ook voor diegenen die hier zijn opgegroeid. Dat wordt ook bevestigd in een recente studie van de Koning Boudewijnstichting, die in feite een zelfportret is van de Marokkaanse en Turkse Belgen. Hieruit blijkt dat de moslimidentiteit sterk wordt beleefd, maar ook dat de specifieke religieuze beleving steeds meer individueel en dus ook meer divers wordt. Wij verzetten ons tegen een discours dat moslims collectief afrekent op de radicale en extremistische uitspattingen van bepaalde groepen, die zich met hun via internet gebricoleerde wereldbeeld trouwens buiten de traditionele theologische kaders plaatsen.
Het debat over de radicalisering heeft ons al snel gebracht bij de vraag welke samenleving wij in Vlaanderen willen uitbouwen. Laat daar geen twijfel over bestaan: de indieners van de resolutie staan voor een open en inclusieve samenleving, die stoelt op een democratische rechtsstaat en respect voor de fundamentele rechten en plichten.
In onze conceptnota heeft CD&V gepleit voor een evenwichtig plan met duidelijke en gecoördineerde beleidslijnen en afspraken gericht op een geïntegreerde aanpak, een gesloten veiligheidsketen die gaat van preventie over remediëren en bestraffen tot nazorg. Dit uitgangspunt vinden we ook terug in de resolutie.
We zijn niet zozeer op zoek naar nieuwe instrumenten, maar het komt er wel op aan de bestaande te versterken. Dat kan door ze uit te rusten met meer oog voor gewelddadige radicalisering, door ze op een andere manier in te zetten, bijvoorbeeld dichterbij, laagdrempeliger, meer cultuursensitief.
Een integrale aanpak vraagt de betrokkenheid van de hele samenleving, ook het brede middenveld, de geloofsgemeenschappen, de media, welzijns- en onderwijsinstellingen en jeugd- en sportverenigingen.
Naast Vlaanderen hebben ook het federale, het Europese en het lokale niveau een beleid ontwikkeld. Het kwam er dus op aan om aanbevelingen te formuleren die geïntegreerd worden en zich richten op wat op de andere niveaus gebeurt. Vlaanderen staat niet op een eiland. Het is belangrijk dat de verschillende plannen op elkaar inhaken.
Er is ook een actieplan van de Vlaamse Regering. Daarin worden ook een aantal prioriteiten gesteld. Erin wordt ook gesteld, en dat is belangrijk, dat in de nodige middelen zal worden voorzien om dat actieplan uit te voeren. Ons voorstel van resolutie bouwt daar uiteraard op voort.
We vinden in het voorstel van resolutie een aantal specifieke punten uit de CD&V-conceptnota terug. Zo is er de cruciale rol van preventie. In beleidsdomeinen zoals Welzijn en Onderwijs gebeurt er vandaag reeds heel veel. Het roer moet dan ook niet helemaal worden omgegooid, maar er moet worden voortgewerkt met wat voorhanden of in opbouw is. Daarbij moet worden gewaakt over de lage drempels om het bestaande aanbod goed in te zetten. We hechten ook veel belang aan de aanbeveling van een centrale, voortdurend bereikbare telefonische hulplijn voor ongeruste ouders, leerkrachten en andere burgers in de omgeving van radicaliserende jongeren. Het moet een neutrale telefoonlijn zijn, maar met een heel goede backoffice, die onmiddellijk advies kan verlenen of de weg wijst naar intensieve ondersteuning, ook naar het preventieve en naar de veiligheidsaanpak, als dat nodig is.
In het beleidsdomein Welzijn staat de preventie uiteraard voorop, maar als het nodig is, is er ook een reactieve aanpak. Van de Huizen van het Kind tot de justitiehuizen is er een hele keten van continue hulpverlening en ondersteuning. Ondersteuning en begeleiding van ouders en familie zijn cruciaal. Dat is ook gebleken uit een aantal goede praktijken en uit getuigenissen tijdens de hoorzittingen. Daarom is blijvend investeren in een laagdrempelig aanbod van professionele opvoedingsondersteuning nodig. Met betrekking tot jongeren die dreigen te radicaliseren, is systematisch overleg vereist tussen alle relevante partners. Maatwerk en netwerking zijn essentieel. Tijdens de hoorzittingen is herhaaldelijk naar voren gekomen dat in een dergelijke situatie de vertrouwensrelatie met de jongeren moet worden gevrijwaard. Daarom gaat er in de concrete aanbevelingen veel aandacht naar de noodzaak van een kader met operationele afspraken omtrent informatie-uitwisseling, waarbij risico-inschatting en casusoverleg sleutelbegrippen zijn. Het onderwijs zet in Vlaanderen al decennia lang in op het versterken van de weerbaarheid van jongeren, maar ook op burgerzin en de verdediging van onze basisvrijheden. De school is een belangrijke leer- en oefenplaats voor het respectvol omgaan met verschillen, ook levensbeschouwelijke verschillen. Daarom vraagt een aanbeveling een versterking van de interlevensbeschouwelijke competenties en de burgerschapseducatie.
In de preventie van radicalisering staan een vroegtijdige interventie en een multidisciplinaire aanpak voorop. Een stelling die als een mantra door de hoorzittingen liep, is ongetwijfeld dat de lokale besturen en de eerstelijnswerkers echt het verschil kunnen maken, omdat zij de inwoners, de jongeren, de gezinnen, de gemeenschappen het best kennen en als eerste zorgwekkende signalen kunnen oppikken. Het komt er dus op aan om hen goed uit te rusten. In de aanbevelingen wordt dan ook sterk de nadruk gelegd op opleiding, training en expertisedeling. Het Vlaams platform radicalisering kan daarbij een belangrijke rol spelen. Het voorstel van resolutie trekt heel bewust de kaart van de lokale besturen, en dat vertaalt zich in lokale coördinatiecellen, een snel inzetbaar interventieteam en het op basis van een objectieve risicoanalyse inzetten van extra middelen op de plaatsen waar de aangetoonde nood het hoogst is. Daar waar het brandt, daar moeten we eerst blussen.
Het is voor ons zeer belangrijk dat ouders worden ondersteund wanneer ze te maken hebben met een radicaliserend kind. Laagdrempelige praktijkvoorbeelden kunnen daarbij inspireren, maar ook de zelfhulpgroepen van getroffen familieleden verdienen steun. We zijn ervan overtuigd dat ouders en scholen partners zijn in een diverse samenleving. Ouderbetrokkenheid en -participatie helpen om samen vorm te geven aan de schoolgemeenschap.
Bij de bestrijding van gewelddadige radicalisering zijn heel veel beleidsdomeinen betrokken. Wij rekenen op de coördinerend minister om de inspanningen en maatregelen af te stemmen en te coördineren, en daarbij ook de federale en lokale diensten te betrekken. Het Vlaams platform radicalisering moet daarbij de draaischijf zijn. Federaal is er ook een platform opgericht waarin de overheden worden samengebracht. Het is belangrijk om ook die op elkaar te stemmen, en om zeker niet naast elkaar te werken of doublures te creëren.
In het voorstel van resolutie wordt terecht veel aandacht besteed aan de erkenning van moskeeën, de Vlaamse imamopleiding en een wettelijke verankering van een Vlaamse en Franstalige kamer in de Moslimexecutieve. Wij zijn ervan overtuigd dat de meerderheid van de Europese moslims hun geloof willen beleven binnen het wettelijke kader van hun land. Het is belangrijk dat ook de Moslimexecutieve bijdraagt aan de beleving van de islam in een Europees kader. Het debat en de argumenten tegen de radicaliserende stroming binnen de islam, moeten ook vanuit de moskeeën, de lessen islam in het onderwijs en de Vlaamse moslimgemeenschap komen. Uit de getuigenissen blijkt dat de radicalisering zich trouwens niet afspeelt binnen de erkende moskeeën, maar wel via het internet, op de straat en in obscure clubjes.
De imams dienen naast een grondige theologische kennis ook de Nederlandse taal en de regels van ons rechtssysteem in de vingers te hebben. Concrete projecten zoals het professionaliseringsproject voor imams in Antwerpen of de theologische opleiding in Leuven kunnen het maatschappelijke debat met en binnen de islamgemeenschap voeden.
De buitenlandse financiering van moskeeën is een voorwerp van zorg en publiek debat, niet alleen in Vlaanderen en België, maar ook in Nederland en vele andere Europese landen. De federale en Vlaamse regelgeving bieden een goed kader voor de financiering van de erediensten. We hebben er zelf alle belang bij om via de erkenningen, die gepaard gaan met heel wat voorwaarden en ook met toezicht op de werking, de dubieuze financiering door radicale regimes volledig overbodig te maken.
Tot slot heeft onze fractie drie concrete werkpunten voor de nabije toekomst. Dit voorstel van resolutie kan immers geen eindpunt zijn. Allereerst willen we de concrete uitvoering van de aanbevelingen periodiek evalueren binnen de commissie aan de hand van een voortgangsrapportage door de regering.
Ten tweede willen wij dat er een concrete, beleidsgerichte onderzoeksagenda uitgewerkt en ingevuld wordt. De bijzondere commissie heeft snel en efficiënt gewerkt om de 55 aanbevelingen te formuleren. Maar misschien hebben we nog te weinig aandacht kunnen besteden aan binnen- en buitenlands wetenschappelijk onderzoek over het fenomeen van radicalisering, aan een diepgaande analyse van het radicaliseringsbeleid in het buitenland en een aantal succesvolle deradicaliseringsprogramma’s. Die zijn trouwens ook in het buitenland nog volop in evolutie. Het is belangrijk om de vinger aan de pols te houden.
Wij zijn van mening dat het Vredesinstituut hier een rol kan spelen. Het rapport dat het Vredesinstituut gemaakt heeft over deze problematiek, over het omgaan met radicalisering, verdient trouwens ook de blijvende aandacht van dit parlement. Bij onze voortgangsrapportages is het zeker nuttig om ook dit rapport geregeld opnieuw boven te halen. Ik vestig daarom ook nog eens de aandacht op de suggesties in dat rapport voor een beleidsgerichte onderzoeksagenda en ik wil ervoor pleiten dat het parlement en het Vredesinstituut samen nagaan hoe een en ander operationeel kan worden uitgevoerd.
Ten derde willen we dat Vlaanderen een actieve bijdrage levert aan het federale en het Europese beleid die zich ook volop verder ontwikkelen. In het voorstel van resolutie wordt gewezen op de mogelijkheden die er zijn om hieraan een actieve bijdrage te leveren, bijvoorbeeld aan de federale kadernota Integrale Veiligheid, aan het Nationaal Veiligheidsplan en aan het federale Plan-R. Maar ook in de ontwikkeling van het Europees beleid moet Vlaanderen zichtbaar en actief aanwezig zijn.
Voorzitter, niet alleen fier en tegelijkertijd ook met een zekere nederigheid, maar ook met dankbaarheid wil ik afsluiten. Ik ben de collega’s dankbaar voor de bijzonder intense samenwerking. Het is al een paar keer gezegd dat we over de grenzen van meerderheid en oppositie heen tot deze aanbevelingen zijn kunnen komen. Dat bewijst dat de problematiek door dit parlement heel ernstig is genomen, dat er goed werk is geleverd en dat er in Vlaanderen over heel fundamentele zaken een brede consensus bestaat. (Applaus bij CD&V, de N-VA, Open Vld, sp.a en Groen)
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, in de steden en gemeenten die tot nu toe het hardst getroffen zijn en werden door gewelddadig radicalisme en vertrekkende en terugkerende Syriëstrijders, zien we het al tweeënhalf jaar: partijen die over de grens van meerderheid en oppositie heen samen oplossingen zoeken. In dit parlement zagen we zo’n brede meerderheid al een eerste keer in 2013 toen de eerste resolutie ooit over dit thema vanuit de toenmalige oppositiepartijen Open Vld, Groen en LDD goedgekeurd werd, met brede steun van de toenmalige meerderheidspartijen.
Het is een gezond democratisch principe en het beste tegengif voor extremisme en radicalisering dat over maatschappelijke uitdagingen van deze aard en schaal partijen de waan van de dag overstijgen en vanuit de waarden en ideeën die ze dagelijks verdedigen, samenzitten met de overtuiging dat met een brede meerderheid voorstellen doen, beter werkt dan dat ieder op zijn eiland van het grote gelijk blijft zitten.
Het was dat idee van samenwerking dat de heer Somers en mijzelf ertoe bracht om bij de start van dit parlementaire jaar in een opiniestuk Vlaanderen op te roepen om meer te doen, om meer ambitie te tonen voor preventie en veiligheid, om dit niet enkel over te laten aan de federale overheid, en om dit Vlaams Parlement ertoe aan te zetten dit thema in een aparte commissie te bespreken.
Door de gebeurtenissen in Verviers en Parijs – die regelrechte aanslag op onze vrijheid en democratie – kwam de werking van onze commissie in meer daglicht te staan dan oorspronkelijk verwacht. Maar het weerhield de getuigen, experts en ervaringsdeskundigen er niet van om duidelijke analyses te maken, om voorstellen te doen, om ook vragen aan ons als politici te stellen, om ons te confronteren met wat het met een mama doet om haar zoon of dochter te zien vertrekken en een telefoontje te krijgen, wat het met leerkrachten en directies doet om jonge mensen een paar weken voor hun einddiploma te zien gaan, en niet op de schooluitstap zoals ze hadden gezegd.
In de getuigenissen hoorden we ook positieve signalen, signalen van hoop. Zo waren er getuigen die ook keken naar wat de betrokkenen hun eigen organisatie anders en beter kunnen doen. Getuigenissen die ons leerden dat er binnen de moslimgemeenschap ook gedebatteerd wordt – meer dan in het verleden – over de wijze waarop hun geloof de aansluiting bij onze samenleving beter kan vinden. Het thema op zich en de open en eerlijke getuigenissen, niet het minst van de twee mama’s, gaven ons de morele opdracht om tot een breed gedragen en inhoudelijk sterk akkoord te komen. Voor onze fractie, voorzitter, collega’s, beantwoordt dit voorstel van resolutie met de 55 aanbevelingen aan die twee noodzakelijke eigenschappen: breed gedragen en inhoudelijk sterk.
Twee weken geleden hadden we met een aantal collega’s de eer om de Canadese professor Michael Ignatieff hier in Brussel te ontvangen. Hij had het over veiligheid en vrijheid. Hij beschreef ons het fenomeen dat hij in veel democratieën had zien plaatsgrijpen na een terreurdreiging of na terreurdaden: harde woorden en veiligheidsmaatregelen om ter strengst. Het zijn maatregelen die de kern van de vrijheid en de democratie zelf aantasten en vaak groepen binnen dezelfde samenleving verder uiteendrijven. Hij zei ons dat dit begrijpelijk was vanuit het verlangen van kiezers en burgers om van politici snelle en harde antwoorden te krijgen. Zijn oordeel luidde dat het vaak ‘good politics’ was, maar zelden ‘good policy’.
Toen we hem kort beschreven na zijn lezing waarover onze aanbevelingen hier, over de partijgrenzen heen, gingen, kregen we lof. Lof omdat we het aandurven om in onze teksten niet alleen duidelijk te vragen om een goed en sluitend veiligheidsbeleid te voeren, maar ook omdat we er breed aan werken, dat we veel aandacht hebben voor preventie, de rol van de islam in Vlaanderen, de ouders niet vergeten, de centrale en cruciale rol van lokale overheden beschrijven en aanbevelingen doen om hen en de eerstelijnswerkers beter en meer te ondersteunen. Maar ook lof omdat we dit doen over die vaak diepe kloof heen tussen hen die de meerderheid vormen en hen die oppositie voeren. Voor onze fractie zijn én de maatregelen én de toon van de tekst belangrijk.
Die maatregelen zijn: de versterking van de preventieve rol van Onderwijs, Welzijn, jeugdwerk, buurtsport, het aanpakken van jongerenwerkeloosheid, het uitgaan van een inclusieve maatschappij waarbij iedereen die de minimale maar o zo belangrijke spelregels aanvaardt, medeburger is, het erkennen en ondersteunen van lokale besturen, het creëren van een groene lijn voor familie, ouders en vrienden, het snel inzetbare team enerzijds voor scholen, anderzijds voor lokale besturen, meer aandacht voor diversiteit in onze media, de erkenning van de prille ouderwerking, het opstarten van decompressieprogramma’s en een integraal veiligheidsbeleid met het versterken en/of opstarten of versneld invullen van onder andere de justitiehuizen, het parket en een meldpunt discriminatie op plaatsen waar dat nog ontbreekt.
Dit zijn stuk voor stuk maatregelen die in de 55 punten zijn vervat en die we absoluut onderschrijven. We vragen ook dat de uitvoering niet te lang op zich laat wachten.
Zoals ik al zei is niet alleen de inhoud maar ook de toon belangrijk: een toon die niet naïef is maar ook niet hard om hard te zijn, die duidelijk is maar niet geschreven om te kwetsen en die niet nodeloos wil polariseren. We duiden wel degelijk in onze inleiding en via de presentaties van de getuigen die in het parlementair document zijn opgenomen, waar de problemen zitten, hoe de mechaniek van de ronselaars werkt en hoe men jongeren lokt, aanmoedigt, aanzet tot haat en geweld.
We schuwen het thema religie en meer in het bijzonder de islam niet. Maar nooit doen we dit om te stigmatiseren, nooit maken we van een groep gelovigen één geheel, wel integendeel. Voor de mensen die straks op de groene knop drukken, zijn moslims in Vlaanderen geen vijand, maar wel een bondgenoot, zijn moslims in Vlaanderen geen fanatici, maar wel gelovige medeburgers, die hun geloof gekaapt zien door mensen die van haat zaaien en geweld plegen een handelsmerk gemaakt hebben.
Voor de collega’s die straks dit voorstel van resolutie goedkeuren, zijn’ samenwerken’ en ‘betrekken’ de werkwoorden, niet ‘segregeren’ of ‘stigmatiseren’. We komen resoluut op voor ons samenlevingsmodel, het recht op vrije meningsuiting, de scheiding van kerk en staat, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechtstaat en onze democratische waarden, maar juist daarom brengen we respect op voor de geloofsovertuiging van elke burger, gaan we resoluut voor gelijke kansen en bestrijden we actiever dan in het verleden elke vorm van discriminatie en achteruitstelling.
Beste collega’s, de heer Kennes sprak daarnet over nog drie werkpunten. Ik zie nog drie valkuilen en ik wil ze met u delen.
Aan wie denkt dat nu alles achter de rug is, zeg ik deel duidelijk dat dit niet het begin is van het einde van dit probleem, hoogstens het einde van het begin. Het grote werk moet nog starten. De werkzaamheden van deze commissie maken het wel duidelijk. Wat is er gebeurd en wat moeten we doen? Wie moet wat doen? Welke andere overheden hebben hier een rol in? Op deze vragen bieden we antwoorden, maar ze moeten voor het grootste deel nog worden uitgevoerd.
Dat brengt mij bij de tweede valkuil. Men zou kunnen zeggen dat 55 aanbevelingen schrijven voldoende is, maar wij weten beter, dat is niet zo. Ze moeten nu ook wel echt uitgevoerd worden. De stemming die we straks zullen houden, is niet de eerste stemming waarbij meerderheid en oppositie zich samen buigen over een voorstel van resolutie tegen radicalisering. Oud-collega Boudewijn Bouckaert en mevrouw Meuleman, mede-indieners in 2013 van die allereerste resolutie, zullen het met mij eens zijn dat de Vlaamse Regering daar niet de aandacht aan gegeven heeft die het thema nochtans verdient, wel integendeel. De afspraak die we daarom maakten binnen de commissie, is dan ook heel belangrijk. Er moet een goede en degelijke opvolging van deze aanbevelingen komen binnen het Vlaams Parlement. Zowel parlementsleden van de meerderheid als van de oppositie hebben de plicht om de leden van de Vlaamse Regering hierover op te volgen en te bevragen.
Lukt iets niet omdat er decretaal werk nodig is, dan staat het parlement klaar. Werkt men op een ander niveau niet mee of zijn er integendeel schitterende nieuwe methodes in een andere gemeenschap, dan moeten we die opvolgen. Hier ligt een bijzondere opdracht voor de collega’s die ook in de Senaat actief zijn. Zij kunnen daar de aanpak in de verschillende gewesten en gemeenschappen en op het federale niveau vergelijken en goede voorbeelden doorgeven en mankementen signaleren. Als er aanbevelingen zijn die nog verder moeten worden uitgediept, dan moet dat gebeuren en moeten wij daar onze verantwoordelijkheid in nemen. Kortom, ons werk als parlement is straks na de stemming niet klaar en veel tijd mogen we niet verloren laten gaan. Persoonlijk zou ik het bijvoorbeeld onacceptabel vinden indien we hier over een aantal maanden de betrokken ouders opnieuw zouden ontmoeten en zouden moeten vaststellen dat onze aanbeveling 51 om hun werk te erkennen en de ondersteuning van hun werkzaamheden op te volgen, dode letter is gebleven.
Ten slotte, beste collega’s, kom ik bij de valkuil waar we vaak over gesproken hebben in het redactieteam: de centen. Uiteraard beseft iedereen dat er naast visie en samenwerking, ook middelen nodig zijn op het terrein. We pleiten niet voor blanco cheques, voor los uit de pols verdeelde middelen, maar wel voor een gerichte inzet van extra middelen op die plaatsen die het hardst getroffen zijn én voor die beleidsdomeinen die het meest kunnen helpen bij het voorkomen van verdere gewelddadige radicalisering.
Voorzitter, namens mijn fractie dank ik alle collega’s die aan deze tekst mee schreven, en die groep is breder en groter dan het aantal namen dat ons reglement toestaat om onder de resolutie te zetten. Die groep heeft duidelijk getoond dat we ons in Vlaanderen niet laten verdelen door het extremisme, en we bezorgen haatzaaiers en geweldpredikers volgens ons de grootste nederlaag, een ware nachtmerrie, door de diversiteit in onze samenleving te koesteren en ze als een troef te gaan beschouwen. Onze groep heeft zich niet laten leiden door angst, maar door een sterk geloof in de toekomst. Angst zaait immers verdeeldheid, vernieling en terreur, en laat dat nu net zijn wat jihadisten en IS-strijders beogen. Het ergste wat terroristen kan overkomen, is dat men er in een democratie samen uit geraakt. Dat we samen, over partijgrenzen heen, willen bouwen aan een inclusieve samenleving met plaats voor ieders eigenheid, ieders talent en ieders karakter. En als dat is wat we met deze resolutie hebben bereikt, dan is er zeker nog hoop. En dan is onze fractie en ben ikzelf trots om deel uit te maken van een parlement dat zoiets kamerbreed kan bewerkstelligen. (Applaus)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik sluit me aan bij de warme woorden van onze commissievoorzitter Nadia Sminate en de heren Kennes en De Ro dat deze resolutie teamwork is. Teamwork in een parlement dat een heel grote, brede meerderheid en een vrij kleine oppositie, eerlijk is eerlijk, en teamwork waarbij ook de oppositie ten volle haar verantwoordelijkheid heeft genomen. En dat in een sfeer van openheid en effectieve verantwoordelijkheid bij alle democratische fracties.
Waarom heeft mijn partij – en niet alleen ikzelf, maar ook collega Kherbache, die verontschuldigd is wegens ziekte, en onze fractievoorzitter John Crombez – echt dit dossier ter harte genomen? Heel simpel. Dit dossier gaat over een problematiek die aan de kern van ons samenleven raakt, die over de kern van ons samenleven gaat, die gaat over sociale cohesie in een superdiverse samenleving in de 21e eeuw. Het gaat over het hernieuwen van het sociaal contract in een democratische rechtsstaat, in een pluralistisch en superdivers Europa.
De doelstelling is heel duidelijk. Eigenlijk pleit deze resolutie, in alle openheid, voor een inclusieve samenleving waarin iedereen zich thuis voelt en een perspectief heeft op een goed leven. Dat klinkt simpel, maar blijkbaar noopt het een aantal mensen om zich in vreemde oorden te begeven om de meest gruwelijke dingen te doen. Alleen vervreemding en barbarij kunnen daar aan de basis liggen.
Vandaar dat wij ook vol overtuiging hebben gezegd dat we, als we mee onderhandelen over een gezamenlijke tekst, dat eerst en vooral doen omdat we ook onze samenleving willen beschermen. We willen het veiligheidsrisico wegnemen door preventief in te zetten op de voedingsbodem van radicalisering. En voor preventie is net dit Vlaams Parlement in heel veel domeinen bevoegd. Het motto dat eigenlijk over de resolutie hangt, zou je kunnen samenvatten als het oeroude ‘tough on crime, but also tough on the causes of crime’.
The causes of crime vind je waar jongeren achtergesteld zijn, waar jongeren geen toekomstperspectief hebben, waar mensen uit de boot vallen, vervreemden en extreme ideeën ontwikkelen, daarin gesocialiseerd raken en zelfs radicaliseren, en in de meest extreme vorm durven overgaan tot gewelddadig terrorisme. Daarin moeten we investeren, in onderwijs, in welzijn en in werk, om die voedingsbodem weg te nemen.
Onderwijs moet niet alleen inzetten op talenten voor onze economie, maar ook op burgers voor onze gemeenschap. Dat inclusief onderwijs wordt ook in de tekst bepleit. De heer Kennes verwees naar de interreligieuze dialoog. Zelf zijn we zeer sterk vragende partij voor het versterken van de burgerschapsvorming op school. In de commissie Onderwijs zullen we daar verder op blijven inzetten.
Sp.a engageert zich ook overtuigend voor dit voorstel van resolutie omdat het het vrijblijvende karakter dat soms nog wat vervat zit in de regeringsintenties, overstijgt. Het engagement is heel duidelijk, we gaan voor extra budgettaire ruimte om te doen wat moet binnen onze reguliere beleidsdomeinen Welzijn, Onderwijs en Arbeidsmarkt. We blijven inderdaad niet binnen de reguliere middelen en de 500.000 euro waar de Vlaamse Regering zich eerder toe verbond. Neen, we zetten extra middelen in, net daar waar dat het meest nodig is, waar het probleem vandaag al urgent is of morgen urgent dreigt te worden, en waar het veld, Welzijn, Onderwijs, Arbeidsmarkt en de lokale besturen signaleren dat er mogelijks problemen aankomen.
We zijn zeer blij dat de rol van de islam zeer expliciet wordt erkend als belangrijk in het bestrijden van radicalisme. De islam is een partner in onze samenleving, het is sinds jaar en dag een erkende religie. Toch slagen we er nog altijd onvoldoende in de erkende instanties te versterken en een instrumentarium te geven om mee de inclusieve samenleving te bouwen.
We zijn ook zeer blij dat er heel duidelijk wordt ingezet op een ketenaanpak inzake veiligheid, dat preventie in de eerste orde belangrijk wordt geacht, en dat in de laatste orde ook vervolging en bestraffing uiteraard belangrijk zijn.
Sp.a is ook zeer tevreden dat het voorstel van resolutie pleit voor het versterken van het instrumentarium inzake antidiscriminatie. Dat is voor ons essentieel. Je kunt geen inclusieve samenleving bouwen als we niet heel duidelijk een signaal geven dat alle mensen gelijk zijn en gelijke kansen verdienen, en dat we een tandje bijsteken in de strijd tegen discriminatie.
Voor ons betekent dat dat ook het instrumentarium decretaal moet worden versterkt, dat we effectief inzetten op die praktijktests, dat de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid neemt om discriminatie in kaart te brengen, aan de kaak te stellen en te vervolgen. Onze fractie gaat in elk geval door met die initiatieven en we hopen dat vele fracties ons daarin zullen volgen.
Een derde cluster waarom we tevreden zijn met dit voorstel van resolutie is omdat we het eerste parlement zijn in dit land – sommigen zeggen dat we de primeur hebben in Europa – dat zo’n totale aanpak voorstaat. Daarmee hebben we niet alleen de grenzen van meerderheid en oppositie overstegen – dat is een goede zaak – maar onze aanpak kan en moet om te beginnen ook een voorbeeld zijn voor het federale niveau. De Senaat en ook in de Kamer, dat belangrijke veiligheidsbevoegdheden heeft, moeten een tandje bijsteken en het voorbeeld van de samenwerkende meerderheid en oppositie in de praktijk brengen.
We zijn zeer blij dat er in de ketenaanpak waarin het preventieve, curatieve en repressieve luik aanwezig zijn, een centraal instrument wordt gegenereerd op het lokale niveau. Het idee van een partnertafel klinkt misschien heel simpel, maar is niet vrijblijvend. Als een lokale actor – of het nu een welzijnsorganisatie is, of een school, of het CLB, of een andere actor – vreemd gedrag detecteert – een jongere die zich afsluit, een jongere die zich anders kleedt, een jongere die heel vreemd gedrag vertoont omdat hij niet meer open is ten aanzien van zijn peers, ouders en sociale omgeving –, dan zal die jongere heel snel worden opgevolgd. Dat gebeurt niet alleen met één hulpverlener, maar in een globaal verhaal waarin én de school én de job én het welzijnswerk samenwerken met de lokale overheid om informatie uit te wisselen, niet alleen lokaal maar ook tussen de verschillende niveaus, tussen de verschillende gemeentes. Nu is het al te gek dat een kandidaat-Syriëstrijder vertrekt vanuit gemeente X, het licht ziet, zich vergist heeft en beslist om terug te keren als inwoner en burger van dit land, en zich dan doodleuk kan gaan melden en registreren in gemeente Y, terwijl men niet weet waar die persoon naartoe is geweest. Dat moet absoluut worden voorkomen. Vandaar de ambtshalve schrapping van alle vertrekkers uit de gemeenteregisters. Dit is voor ons een essentieel punt in de gegevensuitwisseling en goede communicatie.
We hebben in het voorstel van resolutie ook uitgebreid aandacht voor de stedelijke context. Waar de anonimiteit het grootst is, is het risico op vervreemding navenant. Daarom pleiten we voor een eengemaakt veiligheidsbeleid in Brussel. Een eengemaakt veiligheidsbeleid dat de politiezones in Brussel overstijgt, maar ook veel betere informatie-uitwisseling tussen de Rand en Brussel-Hoofdstad mogelijk maakt. We pleiten voor een justitiehuis in Halle-Vilvoorde en lokale antennes met investeringen op heel korte termijn in Asse, Vilvoorde en Halle omdat in de stad Vilvoorde de problematiek toch wel schrijnend en bekend is. We pleiten ook voor een volledig operationeel parket Halle-Vilvoorde. Dat zal niet vanzelf gaan. Het engagement is genomen in het federale regeerakkoord, maar als men er niet in slaagt om de kaders op het parket op te vullen, dan moet men ook daar een tandje bij steken. Dan moet men gerichte campagnes durven voeren om dat parket zo snel mogelijk volledig operationeel en bemand met het nodige personeel, te kunnen organiseren. Dit voorstel van resolutie pleit heel duidelijk voor de islamitische geloofsgemeenschap als een bondgenoot tegen gewelddadig salafisme. We reiken hefbomen aan voor de uitbouw van een westerse islam, een kader om te versterken via betere en erkende en gefinancierde moskeeën.
We zijn blij dat alle democratische fracties in dit parlement de noodzaak erkennen om de leuze ‘put your money where your mouth is’ hard te maken. Er staat duidelijk een engagement in om extra budget te investeren in de reguliere beleidsdomeinen, maar ook lokaal waar de noden het grootst zijn. Mijnheer De Ro, we zijn heel blij dat u zegt dat de extra middelen er moeten komen. Ik hoop dat u minister Turtelboom, die gisteren in de commissie liet verstaan in geen extra middelen te voorzien, van het tegendeel kunt overtuigen, want dit engagement is kamerbreed.
Ik hoop ook dat de burgemeesters – en niet alleen de vier die we al een aantal keren hebben gehoord – als ze de nood voelen, de hand zullen opsteken en zullen vragen wanneer het financieel engagement er komt van de Vlaamse Regering. We vragen al twee jaar wanneer de boter bij de vis komt. Ik hoop dat ze – en ik weet het van burgemeester Bonte in Vilvoorde – niet allemaal dezelfde houding hebben als de burgemeester van Antwerpen, die ietwat laatdunkend zegt dat het voorstel van resolutie mooie intenties bevat maar een ietwat vrijblijvende tekst is en dat hij het al allemaal doet. Als dat het geval is, dan hadden we ons het werk wel kunnen besparen. De leden die hierin hebben geïnvesteerd, weten wel beter, en heel veel burgemeesters, onder andere die van Mechelen, Vilvoorde en Maaseik, van verschillende politieke overtuigingen hebben blijkbaar een ander gevoel.
Ten slotte, collega’s, wil ik afsluiten met een quote van de burgemeester van Vilvoorde. Hij zegt dat alleen warmte een ijsberg kan doen smelten. Als we in onze resolutie zeggen dat die Syriëstrijder het topje van de ijsberg is, dan bedoelen we dat in onze samenleving veel ruimte is voor verbondenheid en inclusie. Laten we proberen om mensen dichter bij elkaar te brengen, via degelijk onderwijs, een job en goede welzijnstrajecten. We pleiten ook voor een opvolgingstraject. Dit is geen vrijblijvende resolutie. We willen het beleid van de Vlaamse Regering dag aan dag blijven monitoren, zowel inhoudelijk als budgettair. We hopen dat in het Bureau snel een methodiek wordt ontwikkeld waarmee we snel onze werkzaamheden kunnen voortzetten.
Collega’s, ik besluit. In onze resolutie pleiten we voor een samenleving met een hart. Ze onderscheidt zich daarin van een andere resolutie over hetzelfde thema. In die resolutie van het Vlaams Belang staat een zeer perverse aanbeveling: de radicalisering aanpakken betekent niet het vertrek belemmeren, maar wel de terugkeer. Dat soort cynisme bestrijden we met onze resolutie, door heel duidelijk te zeggen dat iedere jongere die vertrekt, altijd iemands zoon, broer en vriend is. Dat is een jongere van hier die in 9 op de 10 gevallen hier is geboren en getogen. Dat is dus een medeburger, waarvoor onze samenleving een verantwoordelijkheid draagt. (Applaus bij sp.a, Open Vld en CD&V)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, collega's, misschien zou ik beter niet reageren, maar ik vind het jammer wat u doet, mevrouw Gennez. We hebben heel lang samengezeten in een wellicht veel te klein kamertje om onze gedachten over dit onderwerp uit te wisselen. We hebben een conclusie uitgewerkt waar we allemaal achter staan, en dan vind ik het wat jammer dat u daar een politiek spelletje van maakt. (Applaus bij de N-VA)
Laat het duidelijk zijn: we hebben met goede redenen veel tijd in dit voorstel van resolutie gestoken en onze handtekening eronder gezet. Ik heb er geen probleem mee dat we op verschillende punten van mening verschillen of niet altijd hetzelfde belang hechten aan bepaalde bepalingen in die resolutie: daarvoor vertegenwoordigen we ook verschillende partijen. We hebben daarover openlijk kunnen spreken en we respecteren elkaars mening, en dat is een pluspunt. Daarom vind ik het jammer dat u dat nu allemaal wat onderuithaalt. Ik zou misschien beter niet reageren, maar ik doe het toch.
U interpreteert de uitspraken van de heer De Wever in Terzake op een bepaalde manier. Ik vind dat eigenlijk kleinzielig van u. Wat heeft hij gedaan? We hebben aan dit voorstel van resolutie zeer lang gewerkt. We deden dat omdat we er de nodige diepgang aan wilden besteden. We namen er de tijd voor. Vindt u nu dat ondertussen lokale overheden niet al bepaalde inspanningen moesten doen? Ze hebben dat gedaan, en dat heeft hij ook gezegd. Hij zei dat het voorstel van resolutie goede intenties en aanbevelingen bevat, maar ook dat er al veel wordt gedaan, onder meer in Antwerpen, Vilvoorde of Mechelen.
Op een bepaald moment lag er een actieplan van de Vlaamse Regering voor. De vraag rees of we de Vlaamse Regering zouden vragen om daarmee te wachten tot wanneer onze resolutie zou zijn goedgekeurd. We waren zo open om dat met de oppositie te bespreken. Ik herinner me dat mevrouw Kherbache toen heeft toegejuicht dat er toen al maatregelen werden genomen. Dat was erg knap van haar.
Dit probleem is niet iets waar we lang over konden nadenken. We hebben met dit voorstel van resolutie een meerwaarde gebracht, er diepgang aan gegeven. Ik denk niet dat we ervoor konden pleiten dat anderen daarop zouden wachten. Ik vind het zeer jammer dat u een valse noot speelt in de harmonie die we hier proberen samen te stellen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Diependaele, ik heb de commissievoorzitter uitgebreid bedankt voor de samenwerking. Ik heb uitgebreid de accenten benadrukt die we allemaal delen, en ik heb onze eigen accenten gegeven.
Maar het was niet ik, mijnheer Diependaele, die op de avond van de persconferentie op de nationale tv het werk minimaliseerde. Het is ook niet aan mijnheer De Wever om andere burgemeesters te schofferen door te zeggen: “Wij doen hier alles, de anderen moeten maar zien dat ze hun eigen boontjes doppen”. Wij zeggen iets helemaal anders in dit voorstel van resolutie. Wij pleiten voor de versterking van de lokale entiteiten.
En nee, ze moesten op ons niet wachten in Vilvoorde, in Mechelen, in Maaseik, en blijkbaar ook in Antwerpen. Al goed dat er op het terrein actie wordt ondernomen. Maar als wij pleiten voor verdieping en extra maatregelen, dan pleiten we voor de versterking van de lokale besturen en voor extra investeringen. Wie dat nalaat te zeggen, pleegt schuldig verzuim tegenover al die families en mensen in het veld en in de hulpverlening die om aandacht vragen en om extra middelen smeken.
Ik vind dat een zeer magere reactie, maar ik zal er niet op voortgaan.
Er is wel degelijk bevestigd dat ook andere lokale besturen acties ondernemen, en niet alleen Antwerpen. Ik ga ervan uit dat die verschillende besturen nauw samenwerken. Wij juichen dat toe.
Nog iets anders. Ik hoop en denk dat niemand in dit parlement de illusie heeft dat dit een eindpunt is. Dit is een levend voorstel van resolutie. Dat is gezegd in het overleg naar aanleiding van het actieplan. We zullen dit voortdurend moeten bijschaven. Er is niet zomaar één antwoord op deze problematiek, waarmee het dan opgelost is. We zullen er moeten blijven aan werken. We moeten blijven in overleg treden met de lokale besturen en de mensen op het terrein. We gaan hier met een open geest verder aan werken.
Ik blijf het jammer vinden dat u op deze manier het werk van vele mensen wat teniet gedaan hebt, ook van uw eigen partijgenoten trouwens.
Het was ons eigen werk! We zijn er trots op. We verdedigen dat ook.
U zegt: we staan aan het begin van het werk, we gaan verdiepen en extra investeren. Dan is het toch logisch dat wij een beetje verbaasd zijn als de minister van Begroting zegt dat er geen geld gepland is, dat we niet extra gaan investeren? Dan is toch waakzaamheid geboden? Waakzaamheid van u, van uw partijgenoot Sminate, van ons allemaal, om toe te zien op de verdieping en versterking die in dit voorstel van resolutie staan. Ik hoop dat we daar samen aan kunnen blijven werken. Wij zullen dat alvast doen. Ik hoop van de Vlaamse Regering en alle partijen daarin vertegenwoordigd hetzelfde.
De heer Van Grieken heeft het woord.
Ik zou nog graag even reageren op de uithaal van mevrouw Gennez dat het zo onmenselijk is van ons dat we in ons voorstel van resolutie jihadisten die gaan strijden zijn, de toegang tot het land te ontzeggen. Ocharm, die jihadisten, ze hebben toch allemaal een broer, een zus en een moeder. Sorry, mevrouw Gennez, speel nu toch eens open kaart aan welke kant u staat. Sorry, mensen die gaan vechten zijn, mensen die mensen hun handen zijn gaan afkappen, mensen die homo’s omdat ze homo zijn van gebouwen hebben afgeduwd, sorry, als u aan hun kant staat: die samenleving daar pas ik voor.
Voor die samenleving moet ik helaas ook passen, mijnheer Diependaele. (Protest bij de N-VA)
Sorry! Sorry! Mijnheer Van Grieken bedoel ik. (Rumoer)
Voor die samenleving passen we met zijn allen. (Rumoer)
Er staat heel duidelijk in ons voorstel van resolutie dat voor Syriëstrijders die oorlogsmisdaden hebben begaan, maar één aanpak bestaat: die van het strafrecht. Terugkeerders moeten dan ook worden berecht. Maar wat u zegt, dat iedereen die vertrekt vol jeugdige overmoed of in een waan van fanatisme of omdat er van alles misgaat in zijn leven, niet onze verantwoordelijkheid is of die van onze samenleving, ja daarover verschillen we grondig van mening, en daar zijn we trots op.
Dat getuigt toch van een ongelooflijke naïviteit, mevrouw Gennez. Denkt u nu echt dat die jongeren vertrekken om aan ontwikkelingshulp te gaan doen? Om bloemetjes te planten? Die gaan er naartoe met het doel om de jihad op een gewelddadige manier te verkondigen en in de praktijk om te zetten. Ik vraag me echt af wie hier echt de naïeveling is. Ik vind van alle punten waar u kritiek op hebt, dat u een kans hebt gemist om te zwijgen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, ik wil beginnen met vooral die goede samenwerking die er is geweest, te benadrukken. (Applaus)
Ik vind dat we die geen stokken in de wielen mogen steken. We moeten dat blijven benadrukken. We zijn ervan vertrokken. We hebben gezegd, op het moment dat het eerste debat plaatsvond in het Vlaams Parlement: wij willen, voorbij de polarisering, verbinden omdat we allemaal vinden dat deze problematiek te ernstig is om die niet serieus aan te pakken. Er vertrekken op dit moment nog steeds per maand twaalf strijders naar Syrië. Voor die mensen, maar zeker voor al wie overblijft, zijn we het aan onszelf en aan onze samenleving verplicht om die problematiek au sérieux te nemen en er iets aan te doen. Wij hebben dat gedaan, denk ik.
We zijn op 19 januari begonnen met de hoorzittingen. We hebben er een zestal gehad, met als thema’s veiligheid, onderwijs, jeugdbeleid en diversiteitsbeleid. We hebben over het muurtje gekeken naar het buitenland. In elk van die hoorzittingen zijn verschillende sprekers aan bod geweest. Mensen die met hun twee voeten in het veld staan, experts ter zake, mensen die studiewerk verricht hebben, mensen van de veiligheidsdiensten, allemaal zijn ze de revue gepasseerd. Wij hebben eerst en vooral geluisterd. Dat heeft ervoor gezorgd dat we in de discussies achteraf, die diepgaand waren en die lang hebben geduurd, – het heeft een tijdje geduurd voor ons voorstel van resolutie er eindelijk lag – uit de stellingen van ons eigen gelijk zijn kunnen stappen en dat we hebben kunnen kijken naar wat nu echt werkt. Dit is ten slotte wat we willen bereiken: maatregelen die werken en die het verschil zullen maken op het terrein. Die hebben we proberen te grijpen in ons voorstel van resolutie. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat we daarin geslaagd zijn.
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat we het niet over iets kleins allemaal eens zijn geworden, maar dat we een consensus hebben gevonden over een voorstel van resolutie dat allesomvattend is en veel beleidsdomeinen behelst, maar zeer duidelijk twee zaken vooropstelt. Dat is enerzijds de veiligheid van onze samenleving, en anderzijds de bescherming van de democratische, open en inclusieve samenleving, waar we ook allemaal voor staan en waarvan we voelen dat die onder druk staat. Die twee poten hebben wij heel goed uitgewerkt in ons voorstel van resolutie.
Dat was iets wat wij vanuit Groen ook vooropstelden. Ik durf te zeggen dat we vanuit Groen toch vrij veel werk hebben gedaan rond de problematiek. We hadden al rondetafels georganiseerd en we hadden een eigen conceptnota ingediend. We hadden gezegd dat we rond die twee poten voorstellen wilden doen, waarvan we moeten vertrekken en die we beide sterk moeten uitbouwen, zowel de veiligheid als het preventieve luik dat wil inzetten op een inclusieve maatschappij in al haar facetten. Ik denk dat we daarin geslaagd zijn.
Ik vind het zeer belangrijk om mee te geven, nadat we lang hebben samengezeten en veel voorstellen op papier hebben staan, dat nu het moment is dat de mensen die met de problematiek bezig zijn, echt het verschil beginnen te zien. Die mensen in de steden en gemeenten die met die jongeren geconfronteerd worden, onze jeugdwerkers, onze welzijnswerkers, onze mensen uit het onderwijs moeten voelen dat expertise opgebouwd wordt en dat die expertise tot bij hen komt.
Ik wil ook benadrukken dat ik ervan overtuigd ben – we zijn vanuit dat idee ook vertrokken – dat dat niet zal kunnen zonder extra middelen en dat dat ook niet ten koste mag gaan van het reguliere werk. Niemand kan ontkennen dat we op het vlak van het beleidsdomein Welzijn, het beleidsdomein Onderwijs en het jeugdbeleid al op ons tandvlees zitten wat de reguliere werkingen betreft. Wat het onderwijs betreft, voelt het veld dat de besparingen pijn beginnen te doen en dat er niet veel vet meer op de soep zit.
Als wij dan in ons voorstel van resolutie schrijven dat we in meer time-outprojecten en time-inprojecten willen voorzien, in islamconsulenten, in een mobiel interventieteam, dan mag dat niet nog eens extra druk zetten op die beleidsdomeinen waarvan we nu al voelen dat er niet verder bespaard kan worden. Dan moeten we durven te erkennen dat daar inderdaad extra middelen voor nodig zullen zijn, boven op de reguliere middelen die nu al nodig zijn om die beleidsdomeinen – Welzijn, Onderwijs, Jeugd – extra te versterken. Dat is een belangrijke boodschap die wij willen meegeven.
Het voorstel van resolutie is absoluut niet vrijblijvend als het gaat om de opvolging ervan. Ik ben er sterk pleitbezorger van geweest om onze ad-hoccommissie niet op te heffen, maar ze te laten voortbestaan en ervoor te zorgen dat ze nog op regelmatige basis zou samenkomen, om te kijken hoe het met die 55 maatregelen zit, welke effectief geïmplementeerd zijn en waar de Vlaamse Regering nog een tandje moet bijsteken om ervoor te zorgen dat wat wij hier geschreven hebben, ook effectief gerealiseerd wordt op het terrein.
Ik heb gevoeld dat alle partijen die aan het voorstel van resolutie hebben meegewerkt, dat engagement zeker willen aangaan, dat de maatregelen effectief in praktijk worden omgezet en dat ze niet vrijblijvend zijn. Bij elk parlementslid dat aan dit voorstel van resolutie heeft meegewerkt, heb ik het gevoel gehad dat die daarvan overtuigd was.
De voorgaande sprekers hebben al heel veel gezegd, en met heel veel zaken ben ik het absoluut eens. Ik wil nog één punt toevoegen. Iets wat niet in het voorstel van resolutie staat en wat voor mij toch wel belangrijk is en dat ook sterk naar voren is gekomen in een interview in De Morgen met Patrick Loobuyck, een onderzoeker die nu ook een nieuw boek over de problematiek heeft geschreven, namelijk dat we ook qua buitenlandbeleid moeten opletten dat we niet met een dubbele tong spreken. Dat is iets waarover we in het voorstel van resolutie niets zeggen, maar wat we misschien wel hadden moeten doen. We kunnen dat meenemen naar de toekomst. Want enerzijds zijn wij de eersten om IS te veroordelen, en dat moeten we ook absoluut doen, maar anderzijds zijn de Vlaamse en de Federale Regering er soms als de kippen bij als het erom gaat handelsmissies te organiseren naar Saoedi-Arabië, die met dezelfde centen het IS-regime ondersteunen.
Ik denk dat we op dat punt een ander beleid moeten voeren. We moeten nadenken over dat buitenlandse beleid. Het is aan de Vlaamse Regering om daar aandacht aan te besteden. Het is niet goed dat bijvoorbeeld Palestina nog steeds niet als een staat erkend is en dat het voorstel van resolutie dat gisteren in de commissie goedgekeurd is, dat nog steeds niet onvoorwaardelijk wil realiseren. Zulke zaken, ook in het buitenlands beleid, kunnen een belangrijk signaal zijn ten aanzien van al die mensen die zich wel inschrijven in onze democratische, inclusieve samenleving, die onze waarden hoog in het vaandel dragen, om dus niet met die dubbele tong te spreken, maar als Vlaamse en Federale Regering uit één mond een duidelijk signaal te geven. (Applaus bij de N-VA, CD&V, Open Vld, sp.a en Groen)
De heer Van Grieken heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, je mag de waarheid niet verwarren met de mening van de meerderheid. Onze partij heeft het gemeenschappelijke voorstel van resolutie van de andere partijen niet ondertekend. Het werd ons door die democratische partijen trouwens ook niet gevraagd – maar men zal ook wel weten waarom.
Het Vlaams Belang zit met betrekking tot de aanpak van het islamextremisme – wat in het voorstel van resolutie consequent ‘radicalisme’ wordt genoemd – duidelijk op een volledig ander spoor. Bij het Vlaams Belang moet men niet komen aankloppen met een voorstel van resolutie vol politiek correcte analyses en politiek correcte oplossingen.
Het Vlaams Belang is een partij die ook wat betreft de massa-immigratie en de islamisering steeds een kat een kat heeft genoemd en de problemen steeds bij naam heeft durven te noemen, als enige. Mocht men overigens betreffende deze thema’s tijdig naar het Vlaams Belang hebben geluisterd, dan hadden we hier vandaag misschien niet moeten staan.
Dames en heren indieners van CD&V, de N-VA, Open Vld, sp.a en Groen, uw analyse is volgens ons verkeerd en uw oplossingen dus ook. U wilt de islam in onze samenleving nog meer versterken, ondersteunen en subsidiëren. U wilt nog meer moskeeën erkennen en betoelagen. U vindt een kwalitatieve imamopleiding noodzakelijk. Volgens u zijn er duurzame contacten met gezaghebbende sleutelfiguren in de moslimgemeenschap nodig. Volgens u heeft ons onderwijs nood aan islamexperten die de islam komen uitleggen. U verwacht van scholen dat ze nog meer inzetten op moskeebezoeken. U zet met uw resolutie 100 procent in op een verdere uitbouw van die zogenaamde Vlaamse of Europese islam, een islam die volgens u de waarde van onze democratische rechtsstaat zou respecteren.
Dames en heren, u denkt dat een Vlaamse islam een soort islam à la carte is, die alle onverdraagzame voorschriften overboord gooit, maar in werkelijkheid gelooft u in een fata morgana. Een Vlaamse of Europese islam bestaat niet en zal nooit bestaan. Alsof moslims in ons land zich in een globaliserende wereld zouden schikken naar een Vlaamse lightversie van de islam omdat Vlaamse beleidsmakers hun dat vragen en omdat u dat van hen verwacht. Ik vind dat redelijk naïef.
Het is volgens mij een feit dat intolerantie ingebakken zit in het wezen van de islam. Ik ga hier geen groot theologisch discours houden, ik ben ook helemaal geen theoloog. Maar kijk nu toch eens gewoon naar het buitenland. Landen waar de invloed van de islam in de praktijk het grootst is, worden steevast gekenmerkt door een gebrek aan respect voor menselijke waardigheid, door de afwezigheid van persoonlijke vrijheden, door vernedering en discriminatie van vrouwen in het maatschappelijke leven, door onverdraagzaamheid, discriminatie en ontmenselijking van religieuze minderheden, door gebrek aan vrij onderzoek en vrije media, door het in praktijk brengen van barbaarse praktijken.
Zelfs al zou een dergelijke lightversie van de islam realistisch zijn, dan lijkt de ondersteuning van deze gematigde of opgekuiste islam om radicalere versies te stoppen, een dwaze strategie. Om harddrugs een halt toe te roepen gaat men toch ook geen softdrugs subsidiëren? Veel harddrugsgebruikers zijn trouwens ooit gestart als softdruggebruiker. Wie zegt dat iemand die een Vlaamse erkende moskee bezoekt zich voor de rest van zijn leven zal houden aan die Vlaamse, haastig in elkaar geknutselde IKEA-islam en ook niet de minder vriendelijke passages uit zijn heilige geschriften zal willen toepassen? Collega’s van al die andere partijen, zullen de voorstellen van uw resolutie leiden tot een efficiënte aanpak van het gewelddadige radicalisme? Zeker niet. Integendeel zelfs. Ook imams van erkende moskeeën prediken uiteindelijk regels en voorschriften van de islam die op tal van terreinen botsen met de principes van onze democratische rechtsstaat.
Ik neem graag deel aan schooldebatten. Ik kom dan vaak in concentratiescholen. Ik spreek dan voor klassen vol hoofddoekjes. Vaak is er maar één die geen hoofddoek draagt: de leerkracht. Ik zeg dan: “Jongens en meisjes, jullie kennen veel meer over de islam dan ik, maar ik ga u drie vragen stellen. En als ik erover lieg of een fout zeg, onderbreek mij dan. Ik vraag dan altijd: “Goedgelovige moslims, staat in de Koran het letterlijke woord van Allah?” Dan zeggen ze: “Ja.” Dan stel ik mijn tweede vraag: “Moogt gij, als eenvoudige moslim, twijfelen aan het letterlijke woord van Allah? Moogt gij dat interpreteren?” “Natuurlijk niet,” luidt het antwoord. Dan stel ik mijn derde vraag: “Wat is democratie? Wat is de rechtsstaat? Als ik mij niet vergis is dat toch dat wij met zijn allen wetten goedkeuren, en dat wij, als er een democratische meerderheid voor is, die wetten met zijn allen moeten naleven?” Dan zegt men: “Ja, dat klopt.” Maar dan vraag ik: “Wat als wij nu, als democratische rechtsstaat, wetten goedkeuren die in tegenspraak zijn met het letterlijke woord van Allah dat gij blindelings moet volgen? Wat moet ge dan doen als moslim?”
En dan hebben zij een groot probleem, want het letterlijke woord van Allah staat volgens hen boven alles.
De uitbouw van een islam in onze samenleving en de financiering en facilitering daarvan is volgens ons dom. Islamfanatici lachen in hun vuistje bij dergelijke grenzeloze naïviteit. Het enige resultaat van de nieuwe initiatieven tegen gewelddadige radicalisering is dat de islam zal worden versterkt en nog meer grip zal krijgen op onze samenleving. Onze vrije samenleving zal zo nog meer onderuit worden gehaald.
Kritische stemmen in de media moet, als het van jullie, de indieners, afhangt, ondertussen nog meer het zwijgen worden opgelegd. Volgens het voorstel van resolutie moeten de klassieke media doordacht omgaan met beelden over terrorismedaden en voor de juiste terminologie en beeldvorming zorgen. Dat klinkt toch een beetje verdacht veel als censuur wanneer het aankomt op islamkritiek.
Ook moet de VRT volgens het voorstel van resolutie samen met de moslimgemeenschap personen zoeken die op basis van studie van de islam, kennis van de koran, ervaring en geloofwaardigheid in de media een meer positief verhaal kunnen brengen. We herinneren ons heel goed dat na de aanslagen op de redactiekantoren van Charlie Hebdo de Vlaming tot vervelens toe door de klassieke media werd ingeprent – of beter, werd voorgelogen – dat de islam respect heeft voor de vrijheid van meningsuiting en niet in het minst te maken heeft deze aanslagen, ook al riepen de daders islamitische slogans. Blijkbaar willen jullie, de Vlaamse partijen, de media nog wat strakker aan de politiek correcte leiband houden. Als we dat straatje ingaan, zijn, met een beetje slecht karakter, de journalisten van Charlie Hebdo die gestorven zijn, niet het slachtoffer, maar zelf de oorzaak.
Beste dames en heren, het Vlaams Belang levert niet alleen kritiek, maar stelt ook enkele concrete oplossingen voor. Daarom heeft onze fractie zelf een voorstel van resolutie ingediend, met eigen suggesties voor de aanpak van het moslimextremisme. Wat wil het Vlaams Belang? Een uitwijzing van alle vreemdelingen, zoals andere partijen vaak suggereren om maar niet in debat te moeten gaan? Allerminst. Wel wil onze partij dat het beleid met betrekking tot immigratie, integratie en islam over een totaal andere boeg wordt gegooid. Veel voorstellen en oplossingen die het Vlaams Belang suggereert, worden overigens in tal van andere, volkomen democratische landen vandaag de dag reeds in praktijk gebracht.
Het Vlaams Belang is van oordeel dat het nu maar eens gedaan moet zijn met het ‘weg met ons’-beleid. De afgelopen week hebben we een interessante infografiek verspreid die heel duidelijk samenvat wat het verschil is tussen jullie voorstel van resolutie en het onze, hoe wij moslimextremisme aanpakken en hoe jullie dat willen doen. Jullie willen meer subsidies voor moskeeën, wij willen een subsidiestop. Jullie willen nog meer overleg met imams en willen de imamopleidingen uitbouwen. Wij zijn niet zo naïef en willen meer controle op moskeeën, islamitische organisaties en imams. Jullie willen dat onschuldige schoolkinderen nog meer moskeeën bezoeken en islamexperten meer en meer in ons onderwijs worden geïntroduceerd. Wij vinden dat er in onze Vlaamse scholen geen plek is voor islamonrecht. Jullie willen praatgroepjes en deradicaliseringsprogramma’s voor Syriëstrijders. Wij willen die jihadisten echt niet meer opnieuw in ons land: zodra je vertrokken bent, blijf je beter weg. Allochtonen moeten zich aanpassen aan ons en niet omgekeerd.
Beste collega’s, ik rond af. Het is een lang debat geweest. Ik ben het eigenlijk oprecht beu. Ik ben het echt beu dat het keer op keer aan ons, als samenleving, ligt en nooit eens aan de fundamenten van de islam. Ik ben het beu dat u, de elite, ons land altijd maar opnieuw een schuldgevoel wilt aanpraten. Want wij hebben geen schuld. Laat ons eens heel eerlijk zijn. Wij hebben hier het beste onderwijssysteem, topgezondheidszorg, een prachtige sociale zekerheid en nog zou het onze schuld zijn, nog doen wij als samenleving iets fout.
Nee, beste collega’s: nee, nee en nog eens nee. Ik weiger me nog langer een schuldgevoel te laten aanpraten. Niets van dit alles is onze schuld. Wij, het Vlaams Belang, hebben gewaarschuwd. We hebben het van de daken geschreeuwd. Maar niemand wilde luisteren, vandaag ook niet, denk ik. Zachte heelmeesters, beste vrienden, maken stinkende wonden. Hopelijk heb ik ongelijk, maar ik vrees dat de geschiedenis keihard zal oordelen over jullie immense naïviteit.
Mijnheer Van Grieken, u bent uw betoog begonnen met te zeggen dat u niet mocht meewerken aan dit voorstel van resolutie. Ik begrijp dat u uw rol van calimero ten volle wilt uitspelen, maar in dit geval is dat dan toch een calimero die zijn werk niet heeft gedaan. Ik heb eind februari met alle partijen, ook met de uwe, afgesproken dat tegen 16 maart de teksten, de prioriteiten van alle partijen binnen moesten zijn. Welnu, ik heb op 16 maart geen letter van uw partij gekregen, en ik heb dan maar diegenen die hun werk wel hebben gedaan, verder uitgenodigd. Bovendien zegt u in uw persbericht het volgende: “Al snel na de oprichting was ons enthousiasme over de werkzaamheden van deze commissie onder het vriespunt gezakt.” Het is duidelijk dat u er zelf voor hebt gekozen, er gretig voor hebt gekozen om aan de kant te gaan staan. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Sminate, uw reactie stelt me zwaar teleur. U weet dat wij ook voorstellen hebben geformuleerd om specialisten, professoren over de islam te horen in de commissie. Daar wou u niet op ingaan, want voor een fundamenteel debat, dat misschien zou kunnen gaan over wat er in de fundamenten ligt van de islam dat de voedingsbodem zou kunnen zijn voor zo’n radicalisme, stak u als N-VA de kop in het zand. En ja, we zagen welke richting deze commissie uitging, welke sprekers jullie allemaal uitnodigden. We zagen de propagandamachine. Laat ons immers eerlijk zijn: heel die commissie was een propagandamachine voor u. U moest uw verkooppraatje doen. U moest zich er stoer over op de borst kloppen dat u wel een antwoord had. Als we echter die tekst nalezen, dan ben ik ervan overtuigd dat uw voorstellen en de voorstellen van al deze andere partijen niet minder islamextremisme zullen veroorzaken, maar, integendeel, steeds meer.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.