Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van cijfers over adoptie stel ik u graag een vraag. Er worden steeds minder kinderen opgegeven voor adoptie. Op zich is dat een hele goede zaak, want dat betekent dat er meer kinderen in de omgeving waar ze geboren worden, in een warme en goede thuis kunnen opgroeien. Maar tegelijk is het zo dat er nog steeds kinderen worden opgegeven voor adoptie.
Voor ons is het belangrijk dat de kinderen in een warm gezin terechtkomen. U zult het, hoop ik, met mij eens zijn dat hoe warm een gezin is, niets te maken heeft met hoe groot dat gezin is, of het bestaat uit één of twee ouders en of die ouders van een verschillend dan wel van eenzelfde geslacht zijn.
Toch maken heel wat ouders minder kans als adoptiegezin, net vanwege hun gezinssamenstelling. Dat is zo voor buitenlandse adopties. U weet dat 15 procent van de aanvragers alleenstaand is, maar, naargelang het jaar, komt minder dan 3 tot maximum 5 procent van de kinderen werkelijk in een dergelijk gezin terecht. Nog schrijnender is het bij holebigezinnen: geen enkel kind is vorig jaar terechtgekomen in een holebigezin.
Ik merk dat u op dat vlak bij binnenlandse adoptie duidelijk een andere politiek voert. Voor binnenlandse gezinnen komen proportioneel ongeveer evenveel kinderen terecht in een holebigezin als die gezinnen zich aanmelden voor adoptie. Heel opvallend is dat dat niet zo is voor alleenstaande ouders. Als ik even de cijfers bekijk, dan kwam bijvoorbeeld twee jaar geleden meer dan 16 procent van de aanmeldingen van alleenstaande wensouders, maar geen enkel kind wordt aan hen toegewezen. Een jaar voordien was dat één kind en vorig jaar twee kinderen. Nochtans zijn zij één op de zeven aanvragers.
Dan vraag ik me af: wat doet u richting buitenland? Kunt u landen overtuigen? Doet u er inspanningen voor om ook niet te discrimineren naar gezinssamenstelling? Hoe kan het dat die binnenlandse cijfers ook op die manier lijken te discrimineren? Waarom komen ook kinderen die in dit land worden opgegeven voor adoptie, niet terecht bij alleenstaande ouders?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik heb de Vlaamse adoptieambtenaar eens gevraagd naar de manier waarop dat in de pers verschenen is. Ik denk dat die met stijgende verbazing de conclusies heeft gelezen. Er is totaal geen sprake van een trend als het gaat over het aantal alleenstaanden. Als we van 37 kandidaten naar 47 gaan, betekent dat dan dat er een geweldige trend is? Men zegt me dat er gewoon veel meer alleenstaanden zijn en dat dat niet op zichzelf al wijst op een trend.
Er is in Vlaanderen geen enkele beperking in de toegang tot de procedure, geen enkele. U weet heel goed dat in Vlaanderen alle gezinsvormen, namelijk gehuwden, samenwonenden, alleenstaanden en koppels van hetzelfde geslacht, zich kunnen melden en dat ter zake geen enkele discriminatie of selectie wordt doorgevoerd.
Wel is het probleem dat een aantal zaken zich afspelen in het land van herkomst. Heel wat herkomstlanden geven aan dat zij een aantal voorkeuren hebben als het gaat over de vraag of kinderen uit hun land in aanmerking komen voor interlandelijke adoptie. Dat kan de Vlaamse Gemeenschap niet zomaar controleren en beheersen. Wij zien duidelijk dat er een verschil is in cultuur en visie wat Vlaanderen betreft ten aanzien van de visie die men er in sommige herkomstlanden op na houdt. De berichtgeving die daarover in de media is verschenen, als zou het betekenen dat er internationaal een hele consistentie is dat men nooit alleenstaande ouders in aanmerking laat komen, is dan ook weer niet juist. Die landen hebben allemaal een ander inzicht en een andere benadering.
Men bevestigt me dat er op dit ogenblik een aantal kanalen zijn waar wel degelijk alleenstaanden, meestal vrouwen, in Vlaanderen in aanmerking komen om een kind te adopteren. Inda, Polen, Guinee, Uganda, Marokko en de Filippijnen, zijn allemaal landen waar we afspraken mee hebben en kanalen mee ontwikkelen en waaruit kinderen afkomstig zijn die hier wel degelijk geadopteerd worden door alleenstaanden. Er zijn ook een aantal landen waarmee we in de proeffase zitten. Ook wat dat betreft, weten we dat ook alleenstaande kandidaat-adoptieouders hiervoor in aanmerking komen.
Een inspanning doen om die herkomstlanden ervan te overtuigen om meer open te staan voor een adoptie door een Vlaamse alleenstaande is niet zo eenvoudig. De beslissing wie men aanvaardt als kandidaat-adoptant is een bevoegdheid van het herkomstland en is in de praktijk veelal ook wettelijk gereglementeerd in dat land. Daar is dus weinig onderhandelingsruimte. Maar in de ontwikkeling van die kanalen probeert Vlaanderen er uiteraard voor te zorgen dat de kandidaten die zich in Vlaanderen melden voor adoptie toch ook een perspectief kunnen krijgen, wetende dat het vaak geconditioneerd wordt door de situatie in het herkomstland.
Minister, ik weet niet of je over een trend mag spreken als men van 37 naar 47 aanmeldingen gaat, maar het is toch meer dan 20 procent erbij. Ik vind dat opvallend, in tijden waarin er minder kinderen voor adoptie worden afgestaan.
Maar dat is misschien niet eens de essentie. De essentie gaat mij ook niet om wat u zegt. Het klopt natuurlijk dat iedereen zich mag aanmelden. Op dat vlak is er geen discriminatie. Het punt is dat, ook al is een op de zes kandidaat-ouders alleenstaand, er de afgelopen drie jaar nul, één en twee kinderen bij die gezinnen terecht zijn gekomen. Ik heb het voor alle duidelijkheid over binnenlandse adopties. Dat zijn de cijfers van uw eigen rapporten. Er is dus toch wel een reden waarom er zo weinig kinderen worden toegewezen aan die gezinnen. Waarom is dat zo?
Over de buitenlandse adopties zegt u dat u dat lijdzaam moet ondergaan en dat u daar niet veel aan kunt doen. Ik vind dat u daar wel een punt van mag maken, ongeacht uw kans op slagen. Als veel mensen er een punt van maken, wordt de kans op slagen groter. Maar waarom komen ook in Vlaanderen zelf bijna geen kinderen die voor adoptie worden afgestaan, terecht in alleenstaande gezinnen, ook al zijn zij wel in groten getale kandidaat daarvoor? Wat gaat u daaraan doen, mijnheer Vandeurzen?
De heer Parys heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, ik heb uiteraard sympathie voor uw pleidooi, maar u moet toch voorzichtig zijn met wat u vraagt. U vraagt aan de minister hoe het komt. Ik zal het u vertellen. Het is heel eenvoudig: doordat de geboorteouders een heel grote zeg hebben in waar hun kind, als het binnenlands geadopteerd wordt, terechtkomt. En vandaag kiezen heel veel geboorteouders er nog altijd voor om hun kind af te staan aan een gezin met twee ouders.
Als u ervoor pleit dat de minister een ander beleid zou voeren, dan pleit u er eigenlijk voor om dat zeggenschap, dat recht dat geboorteouders hebben met betrekking tot waar hun kind terechtkomt, te limiteren of te beknotten. En daar gaan wij niet in mee.
Je kunt wel zeggen dat er een mentaliteitsverandering optreedt, ook binnenlands. Wij hebben bijvoorbeeld op een bepaald moment telefoon gekregen van een adoptieagentschap dat in paniek was en zei: “Help, de homo’s zijn op.” Er waren veel moeders die hun kind graag afstonden aan een koppel van hetzelfde geslacht.
Ik denk dat daar wel aan gewerkt wordt en dat er ook internationaal iets aan kan worden gedaan. Maar we moeten voorzichtig zijn met waar we voor pleiten. Inspraak van de geboorteouders is belangrijk. Het feit dat een interlandelijk kanaal niet wordt afgesloten voor adoptie omdat kinderen terecht zouden kunnen komen in een eenoudergezin, is evenzeer belangrijk.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Wat de binnenlandse adopties betreft, sluit ik me volledig aan bij wat collega Parys zegt. Het is mede door de wens van de geboorteouders dat er weinig kinderen worden toegewezen aan alleenstaanden.
Met betrekking tot de interlandelijke adopties wil ik nog eens benadrukken dat alle voorwaarden ter zake in België geen enkele belemmering vormen voor alleenstaanden, koppels van hetzelfde geslacht, samenwonenden of gehuwden. Maar in de praktijk zie je dat ook interlandelijk het aantal adopties heel sterk daalt en blijft dalen. In twee jaar tijd, sinds 2012, is dat gehalveerd. Op zich is dat goed nieuws, want het betekent dat het subsidiariteitsprincipe, dat naar voren wordt geschoven in het Verdrag van Den Haag, ook wordt gehonoreerd, namelijk: eerst proberen hulp te bieden in eigen land.
Minister, ik pleit ervoor dat wij bij de kandidaat-adoptant realistische verwachtingen laten bestaan en dat hun ook een aantal alternatieven worden aangereikt, zoals pleegzorg. Er is nog altijd het recht van een kind op een gezin, en niet omgekeerd. Gezien het dalende aantal adopties jaar na jaar, denk ik dat we met de voeten op de grond moeten blijven en voor iedereen een realistisch verwachtingspatroon naar voren moeten schuiven.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, collega’s, het is een feit dat het aantal adopteerbare kinderen daalt, zowel binnenlands als interlandelijk. Voor het binnenland spreken we over 25 kinderen en honderden kandidaat-adoptanten. Daar kunnen wij niets aan veranderen. Je kunt er geen bij maken. Wat betreft de interlandelijke adoptie, is dat een positief teken, want het betekent dat die kinderen een plaats krijgen in hun land van herkomst. Mijn fractie vindt het vooral belangrijk dat we zoeken naar goede adoptiegezinnen, welke vorm dat gezin ook aanneemt. De grote prioriteit blijft natuurlijk het belang van het kind. We kunnen wel iets doen voor de grote groep kandidaat-adoptanten met die andere vormen, zoals pleegzorg, zoals hier al is gezegd. Minister, ziet u daar een extra sensibiliseringsmogelijkheid?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Daarnet zei de heer Parys al lachend dat de homo’s op waren, maar de teneur is vaak ook dat de kinderen op zijn. Iedereen zegt dat het op zich positief kan zijn dat er minder kinderen voor adoptie worden afgestaan. Maar dat botst met het realiteitsgevoel van velen: dat er nog heel veel kinderen, zowel in België als in het buitenland, op zoek zijn naar een warm nest.
Minister, u zegt dat u uw best probeert te doen om buitenlandse kinderen ook in een holebi- of een alleenstaandeoudergezin een warm nest te geven, maar dat die inspanningen absoluut moeten worden opgedreven. We moeten op zoek gaan naar meer kanalen en we moeten overtuigen dat ouders van eenzelfde geslacht even warm voor een kind kunnen zorgen als ouders van een verschillend geslacht.
Wat de binnenlandse kinderen betreft: er zijn heel veel kinderen die een warm nest zoeken in België. Maar er worden in België ieder jaar minder kinderen ter adoptie afgestaan, terwijl heel veel kinderen in de pleegzorg wachten op een warm nest. De kandidaat-adoptantouders wordt veel te weinig uitgelegd wat die pleegzorg is. Zij hebben daar vaak een fout beeld van. Daardoor missen zij kansen om ervoor te zorgen dat kinderen een warm nest krijgen. Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat pleegzorg veel bekender wordt bij de kandidaat-adoptanten?
Collega’s, ik denk dat ik bij vorige gelegenheden al heb gezegd dat wij uiteraard een inspanning leveren om ervoor te zorgen dat het perspectief van pleegzorg ook in het beeld komt van de kandidaat-adoptieouders. Maar je moet respect hebben voor de keuze van de mensen. Je moet proberen duidelijk te maken dat er misschien nog andere mogelijkheden zijn om aan de kinderwens tegemoet te komen, zij het dat je benadrukt dat er pleegzorg is en dat dat toch ook een bijzondere context is. Ik denk dat die inspanningen wel degelijk gebeuren.
Ik had begrepen dat het over interlandelijke adoptie ging omdat het artikel in de krant daarover ging. Het belang van het kind is altijd het eerste waarmee in de afweging rekening moet worden gehouden. Daarin hebben de ouders of de ouder die het kind afstaan voor adoptie, ook een belangrijke inbreng.
Collega’s, ik denk in alle eerlijkheid dat we echt wel mogen zeggen dat met de manier waarop de adoptie op dit moment is geregeld, en met het perspectief dat er nog een nieuw regelgevend kader komt voor de binnenlandse adoptie, bij ons alle gezinsvormen op een correcte manier in aanmerking komen voor adoptie, zowel op het interlandelijke als op het binnenlandse niveau. Dat het interlandelijke niveau, ondanks de inspanningen die gebeuren om het aantal adoptiekinderen te matchen met het aantal kandidaat-adoptieouders hier, nog altijd niet zo eenvoudig is, heeft te maken met een aantal omstandigheden die een aantal onder jullie hebben aangegeven. Je kunt een inspanning doen om kanalen te ontwikkelen. Je kunt dat natuurlijk niet afdwingen. De herkomstlanden hebben daarop ook, zoals ik heb gezegd, een zeer belangrijke impact.
Veel heeft natuurlijk te maken met klimaat. Mijnheer Parys, ik begrijp wat u zegt. We moeten de geboorteouders zeer zeker inspraak geven. Maar mocht u die geboorteouders tien jaar geleden niet hebben uitgelegd dat een holebigezin een even warme thuis kon bezorgen aan een kind als een ander gezin, dan zouden ze daar wellicht niet zijn terechtgekomen.
Ik denk dat wij eenzelfde klimaat kunnen bijstellen naar alleenstaande ouders. Het is ook aan onze dienst om te spreken met kandidaat-ouders die een kind willen afstaan en te zeggen: “Kijk, het belangrijkste is een warme thuis. Hoe die thuis er precies uitziet, is niet zo belangrijk. Wij zorgen ervoor dat het een warme thuis is.”
Het gaat inderdaad ook over holebi-koppels. Die horde is genomen. Dat besef ik. Maar het gaat nu ook over alleenstaande ouders, want die horde – zo blijkt uit binnenlandse cijfers – is nog niet genomen. Het is dus een dubbel pleidooi van onze zijde. Pleit op internationale fora voor meer begrip bij landen van herkomst. Zwijg daar niet over. Onderga dat niet lijdzaam. Maar ook hier: laat uw diensten duidelijk maken dat een warm gezin een warm gezin is, ongeacht hoe het eruitziet.
Mevrouw Schryvers verwijst wellicht naar de oproep van professor Vandenbroeck. Hij zei dat het belangrijk was realistische verwachtingen te hebben. Dat klopt, maar dan wel voor iedereen. We moeten aan elke kandidaat-adoptieouder zeggen: “Er zijn steeds minder kinderen. De kans bestaat dat u geen kind kunt opvangen.” Het zou niet fair zijn om aan één groep ouders, bijvoorbeeld de alleenstaanden, te zeggen: “Stop maar met moeite te doen, want u komt toch niet in aanmerking.” Dat is eigenlijk mijn oproep. Behandel elk gezin gelijk en waar de uitkomst niet even gelijk is: tracht er iets aan te doen. Ik weet dat u niet alles kunt doen, maar u kunt wel proberen eraan mee te helpen. Ik dank u. (Applaus bij sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.