Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, daarnet heb u een deel van het debat met uw collega, minister Homans, gemist. Het ging toen over het inhoudelijke gedeelte. Nu zullen we het eigenlijk hebben over wie precies wat moet doen.
Zoals u weet, is inburgering in Vlaanderen al tien jaar verplicht. Ondertussen is het 2015 en blijkt er in Brussel eigenlijk nog steeds niets te bestaan inzake een verplicht inburgeringsbeleid. Wij in Vlaanderen erkennen dat inburgering een essentieel gegeven is als we willen dat nieuwkomers volledig aan onze samenleving deelnemen. Voor ons is dat dus een verhaal van rechten en plichten.
Minister, zoals u weet, is inburgering een bevoegdheid van de gemeenschappen. Vlaanderen en de Franse Gemeenschap verschillen ter zake van visie. Op zich is daar eigenlijk geen probleem mee, ware het natuurlijk niet dat we in Brussel eigenlijk op een kruispunt zitten, en dat dat verschil in visie tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap hier in Brussel een probleem creëert. Hier zijn inderdaad de beide gemeenschappen bevoegd voor die inburgering, waarbij Vlaanderen kiest voor dat verplichte inburgeringstraject, via de Vlaamse Gemeenschap.
Aan de andere kant heeft de Franse Gemeenschap haar bevoegdheid gedelegeerd aan de Commission Communautaire Française (COCOF) en die blijft tot vandaag nog steeds in gebreke. We kennen de successen in Brussel, we kennen het verhaal van het Brussels Onthaalbureau Nieuwkomers (bon) dat is ingekanteld in het Agentschap Integratie en Inburgering. Het hoopvolle is dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) zich in haar regeerakkoord heeft geëngageerd om inburgering voor nieuwkomers verplicht te maken. Vorige week ging het er nog over in het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement. Er moet een samenwerkingsakkoord komen tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, en dan kan de GGC dat verplicht maken.
Minister, u bent lid van het college van de GGC. Wat kunt u doen om een doorstart van dit dossier te bespoedigen om zo de verplichte inburgering in Brussel mogelijk te maken?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil even het politiek-institutionele luik toelichten. Het is een goede zaak dat voor het eerst in het regeerakkoord van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de GGC inburgering wordt vermeld. Dat is een hele vooruitgang. Aan de andere kant kunnen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel zich institutioneel enkel tot instellingen en niet tot burgers richten. Wanneer we er willen toe komen dat iedereen zich engageert om tot verplichte inburgering te komen, hebben we het platform van de GGC nodig, omdat zij de verplichte inburgering ten aanzien van Brusselse burgers kan opleggen.
Wat is er tot dusver gebeurd? Er zijn een aantal politieke contacten geweest, eerst begin november, tussen de Vlaamse minister-president en minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Vervoort, tevens voorzitter van de GGC, om naast andere dossiers, afspraken te maken over inburgering. Die zijn dan voortgezet eind januari 2015 tussen minister Homans, met wie ik dit antwoord heb overlegd, en minister-president Vervoort, in zijn hoedanigheid van zowel voorzitter van de GGC als bevoegd college-lid, binnen de Franse Gemeenschapscommissie, om na te gaan hoe een en ander in elkaar zit.
Het goede nieuws is dat de Franse Gemeenschapscommissie inburgering een normale zaak vindt, en daar in haar beleid zeker werk wil van maken. Ze heeft wel nog wat tijd nodig om het te verfijnen. Op de vergadering tussen minister Homans en minister-president Vervoort is afgesproken dat dat in 2016 zou gebeuren. In die zin is het ook niet abnormaal dat niet alle engagementen in een regeerakkoord onmiddellijk worden uitgevoerd. De Franse Gemeenschapscommissie zou begin 2016 met een nota naar het overleg komen om dan de volgende stappen te kunnen zetten.
Minister, u zegt dat het een positief verhaal is als dit voor het eerst ook door de Franse Gemeenschap wordt erkend en in het akkoord van de GGC wordt opgenomen. Dat is inderdaad een positief verhaal, maar het is natuurlijk tien jaar nadat Vlaanderen al initiatieven heeft genomen.
Rekening houdend met de moeilijke, ingewikkelde, complexe structuren in Brussel, vrees ik dat we in onze hoofdstad nog steeds achterop lopen. We weten dat Brussel de toegangspoort is tot Vlaanderen. Die gevolgen dragen we ook in Vlaanderen. Het gaat er niet alleen om dat er een inburgeringstraject moet zijn, het gaat erom dat er een verplicht inburgeringstraject komt. In Brussel bestaat de unieke situatie dat een Brusselaar kan kiezen tussen een traject dat wordt aangeboden door de Franse Gemeenschap en het bestaande traject van de Vlaamse Gemeenschap. Dat moet absoluut verplichtend worden. Het is in het belang van iedereen om de werkloosheid aan te pakken, om een goed integratiebeleid te voeren en voor de economie in Brussel. (Applaus bij de N-VA)
De heer Bajart heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik besef dat het moeilijk is om u de toekomstige effecten voor te stellen, maar het Huis van het Nederlands verwacht dat dit onder andere een grote instroom van NT2-cursisten zou betekenen.
Worden hiervan vandaag inschattingen en prognoses bijgehouden of gemaakt?
Minister, in de beleidsnota stelde u dat, indien de verplichte inburgering een feit zou zijn, de Vlaamse Gemeenschap extra zou investeren. Ik vraag mij af of dit vandaag wordt voorbereid.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik vind het echt zeer opmerkelijk dat, wanneer er eindelijk in het regeerakkoord staat dat er een inburgeringstraject komt, u zo blijft schieten. Ik vind dat heel opmerkelijk. Er kan blijkbaar nooit iets positiefs uit komen.
Minister, mijn vraag is heel concreet. Het is heel complex om tot zo’n Brussels inburgeringstraject te komen. Hoe denkt u iedereen op dezelfde lijn te krijgen? Wat is daar volgens u voor nodig?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, het klopt dat het aan Franstalige kant lang – té lang – taboe is geweest om over inburgering te praten. Het taboe is nu opgeheven. We zijn het erover eens dat het een goede zaak is dat we daar nu verder in kunnen. Dat betekent dat we eindelijk voor Brussel naar een inburgeringsbeleid kunnen gaan.
Als je iets verplicht in Brussel, moet je ook weten wat je verplicht. Je moet het er eerst over eens zijn wat je wilt verplichten. Net om naar eensgezindheid te gaan over wat we willen verplichten, heeft de Franse Gemeenschap gekeken naar het Vlaamse model, het model van het bon, dat zeer positief wordt onthaald, om haar beleid verder op af te stemmen.
Daarbij heeft de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, vooral de partijen Groen, sp.a, CD&V, maar ook Open Vld, gevraagd om net daarom die regierol in Brussel te laten, om ervoor te zorgen dat de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap goed kunnen samenwerken en dat Brussel die instrumenten zelf in handen krijgt en alsjeblieft niet de Brusselse inburgeringssector te integreren in dat EVA. Uw partij, minister Gatz, is daar ook voorstander van.
Minister, mijn vraag is heel eenvoudig: als er dan toch een inkanteling is van de inburgeringssector in een Vlaamse EVA, op welke manier zult u dan garanderen dat Brussel een eigen regierol kan spelen, zodat we duidelijk zijn over wat er in Brussel wordt verplicht?
De heer Poschet heeft het woord.
Ik vind dat we de kar niet voor het paard moeten spannen. We moeten eerst een akkoord maken tussen de gemeenschappen, in dit geval de Vlaamse Gemeenschap en de COCOF over wat we willen doen, wat we willen verplichten. Anders zullen we iets verplichten waarvan we de prijs eigenlijk niet kennen en dan moeten de gemeenschappen het betalen. Ten tweede moeten we daarvoor voldoende middelen uittrekken. Pas dan kunnen we komen tot het verplichten vanuit de GGC.
Minister, hoe wordt de VGC, met een schat aan lokale expertise, hierbij betrokken?
Ik dank u voor de vragen. Ik denk dat het inderdaad nodig is om in de komende dagen en weken de VGC en het ingekantelde Brussel Onthaal Nieuwkomers de nodige ruimte te geven – daarin is ook voorzien, mevrouw Van den Brandt – om als die regierol er komt, samen met de Franse Gemeenschapscommissie en de GGC het warm water niet opnieuw uit te vinden. Die expertise zal zeker aan bod komen.
Nu, we zitten niet direct met een politiek probleem. Ik bedoel daarmee dat het overleg gunstig verloopt. Ik zit een beetje in de rol van troubleshooter of bruggenbouwer als het nodig is. Maar als het bilateraal overleg tussen bepaalde ministers, in dit geval Vlaams minister Homans en Brussels minister-president Vervoort, in andere gevallen Brussels minister Vanhengel en Vlaams minister Crevits of Vlaams minister Vandeurzen en Brussels staatssecretaris Debaets, goed loopt, ga ik daar niet als een hond in een kegelspel tussen lopen.
De middelen vormen natuurlijk het voornaamste probleem. U weet dat wij om en bij de 15.000 trajecten plannen voor nieuwkomers in het Vlaamse Gewest, of beter de Vlaamse Gemeenschap, want Brussel is erbij met zo’n 2000 trajecten. In Brussel gaat het op dit ogenblik over 40.000 tot 45.000 trajecten per jaar. Dan is de vraag wie dat zal betalen. Uiteraard moeten de Franse Gemeenschapscommissie en de GGC bekijken welke middelen zij willen vrijmaken. Maar ook wij, mijnheer Vanlouwe, zullen, wanneer wij tot die verplichting kunnen komen – en ik denk dat we daar allemaal voor te vinden zijn, omdat dat veel mensen vooruit kan helpen – zien welke middelen wij daarvoor kunnen vrijmaken.
Zoals iedereen weet, beschikken we over een Brusselnorm. We moeten de COCOF nog even tijd geven om haar inhoudelijke positionering te bepalen.
Mijnheer Vanlouwe, het contact tussen minister Homans en minister-president Vervoort verloopt goed. We zullen elkaar in 2016 ontmoeten. Dat is misschien te laat naar uw zin. Op dat ogenblik zullen we nagaan hoe we dit zeer ambitieuze verplichte inburgeringstraject voor alle Brusselse nieuwkomers op poten kunnen zetten.
Mevrouw Moerenhout, u hebt tijdens het debat daarnet verklaard dat u vreest dat het Vlaams integratiebeleid faalt. Ik stel vast dat er in Brussel nog steeds geen beleid wordt gevoerd. Ik vraag me af wie er daadwerkelijk tekortschiet en waar er daadwerkelijk sprake van een schuldig verzuim is. Blijkbaar zal de COCOF volgend jaar waarschijnlijk met een eerste nota afkomen. Waarschijnlijk zal er volgend jaar een beleid zijn. Ik kan enkel vaststellen dat dit zal gebeuren twaalf jaar nadat het Vlaams Parlement die beslissing heeft genomen.
Minister, de Vlamingen in Brussel moeten zeker het slachtoffer niet worden van een gebrek aan visie en beleid in Brussel met betrekking tot de verplichte integratie. Iedereen zal er enkel beter van worden. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.