Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we horen nogal wat hoerageluiden in de media over de komst van het voetbalstadion voor Euro 2020. Als we de media mogen geloven zou het – om te weten in welke richting het gaat – een paasei kunnen worden. Want een van de mogelijke aanbesteders zegt dat de financiën geen probleem zijn, de vervuiling zal worden weggewerkt en voor de mobiliteit zijn de nodige contacten met de Vlaamse administratie gelegd om de problemen ter zake op te lossen. Eind maart zouden we weten wie het uiteindelijk wordt. De befaamde ‘schup’ zou dan in 2016 in de grond worden gestoken.
In de commissie hebt u al uitgelegd wat de planning voor de ring is. En de verkeersindicatoren, die we nog maar pas hebben ontvangen, zeggen dat de top 5 van de meest verzadigde wegvakken tussen Zellik, Jette, Machelen, Vilvoorde, Strombeek en Wemmel liggen. De verzadigingsgraad is er groter dan in Antwerpen. Ik heb alle begrip voor het feit dat Antwerpen signalen uitstuurt met vragen voor wegenhulp, maar ik wil nu toch ook wegenhulp voor mijn streek vragen. Als dat stadion er komt, krijgen we dan garanties dat de mobiliteit wordt verzekerd, wetende dat er nog andere projecten op stapel staan?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het betreft een project voorbestemd voor Parking C, dat op Vlaams grondgebied ligt. Het ligt in een Vlaamse gemeente. Het project baart me enigszins zorgen, zoals dat ook voor u het geval is, als ik me niet vergis. Het verbaast me ook, want ik ben daaromtrent nog nooit door de initiatiefnemers gecontacteerd – noch door de stad Brussel, noch door de Voetbalbond of een andere partner.
Aangezien het Vlaamse grond is, moeten er Vlaamse procedures worden gerespecteerd, vooral op het vlak van ruimtelijke ordening. Zo is de vraag of het ontwerp past in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP), en de afbakening van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB). Als dat niet het geval is, moet een nieuwe planningsprocedure worden opgestart. Er moet in ieder geval een bouwvergunning worden aangevraagd, wat een milieueffectrapportage impliceert. En daarin zit automatisch ook een mobiliteitseffectenrapport.
In plaats van te wachten op Godot heb ik dan maar zelf minister Smet gevraagd om te overleggen over dit dossier, maar ook over de andere dossiers die zich in en rond Brussel en Vlaams-Brabant situeren, zoals het Brabantnet, misschien ook het Gewestelijk Expresnet (GEN), en de noordelijke kant van de ring, waaraan we in 2018 willen werken. Wat was de conclusie van ons gesprek? Voor al die dossiers is een ambtelijke werkgroep opgericht die wordt voorgezeten door onze kabinetschefs. Ook de betrokkenheid van ruimtelijke ordening kwam aan bod. Want in deze – en dan zeker wanneer we het hebben over het voetbalstadion – is mijn betrokkenheid beperkt tot de vraag of de plannen passen in de ruimtelijke planning zoals Vlaanderen die nu heeft uitgetekend. Als dat niet het geval is, moet een nieuw planningsproces worden doorlopen, en dat zal noch snel, noch van een leien dakje gaan. De werkgroep moet zich dus over de plannen en de kaarten buigen.
Minister, eind maart zou de voorkeur worden aangegeven en in de zomer zou de definitieve beslissing vallen. Het is heel belangrijk dat we daar overleg over plegen. Als deze trein van het voetbalstadion zal vertrekken, als straks ook NEO vertrekt, en als wij dan ook nog met Uplace moeten starten, dan vrees ik dat we tot de conclusie zouden kunnen komen dat de sporen op een bepaald moment veel te smal worden. We moeten daar nu rekening mee houden. Nu moet de eindsom van die drie projecten samen worden gemaakt. Zo niet, zullen we ons verslikken in gesneden brood.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de heer Doomst. Ik vind het weliswaar minder interessant om te praten over mobiliteitsproblemen; ik denk dat we eerder de richting van mobiliteitsoplossingen uitgaan. Dat is een juistere en betere benaming.
Wat is de situatie vandaag op dat zeer druk bereden stuk van de ring? Dat geeft toegang tot de huidige vlakte of tienduizend parkeerplaatsen die op heden bereikbaar zijn, en ik durf het bijna niet zeggen, via een tweewegentoegang met twee slagbomen uit de tijd van Expo 58, dus meer dan vijftig jaar geleden. De drie bouwgroepen, ongeacht wie het zal halen, hebben hun project ingediend. Een van de criteria naast het architecturale aspect, het businessplan en sporttechnische elementen, is de mobiliteit in en rond de parking. De komst van dat stadion is geen bijkomend probleem, het gaat over het verkeer dat van Anderlecht naar daar komt en van het Koning Boudewijnstadion dat er sowieso al is.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Als ik het goed begrijp, zijn er drie plannen ingediend, en zal het beste plan, dat van Ghelamco, het hopelijk halen. Dat ziet er op zich niet slecht uit. Maar een dergelijk project heeft een ongelofelijk grote impact op de mobiliteit. Het gaat niet alleen over dit project; momenteel worden er meerdere projecten tegelijkertijd ontwikkeld, los van elkaar. Een algemene visie is nodig. Ik ben dan ook blij dat minister Weyts overleg pleegt met zijn Brusselse collega. De hamvraag is echter wat dit zal kosten aan de Vlaamse belastingbetaler. Onvermijdelijk zullen daar publieke middelen tegenover moeten staan voor de nieuwe op- en afritten en voor de hele mobiliteit.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik vind uw houding heel vreemd. Twee weken geleden was u dolenthousiast over de komst van Uplace en vandaag toont u zich zo bezorgd over parking C. U zegt dat uw betrokkenheid beperkt is, maar u bent minister van Mobiliteit en minister van de Vlaamse Rand. U bent dus ten zeerste betrokken. Het is uw verantwoordelijkheid om een algemene visie te ontwikkelen op mobiliteit en op de Vlaamse Rand. Als we weten dat er de laatste jaren verschillende projecten in de steigers hebben gestaan of staan – Paleis 12, dat is omgevormd tot een concertzaal met 18.000 toeschouwers per concert; drie shoppingcentra waaronder Uplace met 22.000 auto’s per dag; en dan nu op een boogscheut van al die projecten een voetbalstadion met een capaciteit van 60.000 toeschouwers en dat 80 keer per jaar –, dan is het uw verantwoordelijkheid dat de Vlaamse Rand en Brussel vandaag al stil staan en nog verder zullen stilstaan.
Hoe zult u als minister met beide bevoegdheden de leefbaarheid en de mobiliteit in deze regio waarborgen?
De heer Janssens heeft het woord.
Mijnheer Doomst, u zult van mij geen hoerageluiden horen over de komst van dat nieuwe stadion in Grimbergen. Dat is om vele redenen een spijtige zaak. Het moet me van het hart dat uw bezorgdheid twijfelachtig is. Dit dossier heeft een hele historiek op verschillende niveaus en op elk van die niveaus is CD&V betrokken partij. In Grimbergen levert u zelfs de burgemeester; in Brussel bent u betrokken partij en in de Vlaamse Regering bent u eveneens betrokken partij met het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
U draagt daar dus de volle verantwoordelijkheid voor.
Mijnheer Doomst, het is een zeer spijtige zaak dat u als iemand van de streek alsnog wilt doorgaan met dat stadion op die plaats in Grimbergen, en dat u zich nu pas zorgen maakt over de zeer voorspelbare mobiliteitsproblemen in de Vlaamse Rand. Dat maakt het alleen nog maar erger.
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, ik merk alleen maar op dat de minister van Mobiliteit blijkbaar geen orgaan zoals Brussels Metropolitan Region nodig heeft om proactief overleg te plegen met het andere gewest en samen een visie uit te werken en de problemen aan te pakken. Ik vind dat in dezen een bijzonder positief gegeven.
Ik ben nog maar zeven maanden minister en al verantwoordelijk voor alle files in de geschiedenis, in het verleden en de toekomst.
Wat ik doe, is datgene waartoe ik regelmatig werd opgeroepen maar waarvan u dacht dat ik het niet zou doen: ik heb zelf het voortouw genomen in de samenwerking, ook op het vlak van Mobiliteit, met de collega’s van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We hebben goede gesprekken. Het zal niet altijd eenvoudig zijn om de belangen te verzoenen. Ik heb daarin mijn verantwoordelijkheid genomen. Ik heb zelfs het voortouw genomen. Ik ben niet selectief. De Vlaamse procedures gelden voor iedereen. Iedereen heeft daarin zijn gelijke rechten en gelijke kansen. Ik ben daarin niet selectief. Ik zal dus samen met Brussels minister Smet hopelijk maximaal samenwerken in functie van een aanpak van de mobiliteit in Vlaams-Brabant en – wat zijn bijzondere besognes betreft – in en rond Brussel.
Minister, ik wil u aanmoedigen in uw intense contacten met minister Smet, en om dat de volgende maanden nog intenser te doen. Op de slechtste stukken van de ring is er 160 procent verzadiging. Dit is toch wel een signaal. We zijn nog verzadigder dan de Antwerpenaar – en dat is niet gemakkelijk. Maar we zijn dat wel op het vlak van de mobiliteit. Als men in Brussel zeker is van de ‘schup’ in 2016, laten wij dan toch zeker zijn van ons stuk op het vlak van mobiliteit.
De actuele vraag is afgehandeld.