Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het basisondersteuningsbudget voor personen met een handicap.
Het debat is geopend.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, 300 euro per maand voor een hoop mensen. Daarmee pakte u deze week uit. Groen werd gecontacteerd door verschillende mensen over wie het gaat. Om logische redenen zal ik hun naam veranderen, maar het verhaal is uiteraard echt.
Het gaat eerst om een koppel, Peter en Josiane. Zij zijn ondertussen ouder dan 70 jaar en zorgen al heel hun leven voor hun zoon van 50, die een zware mentale handicap heeft. Ze zijn 70 en het wordt te veel voor hen: “Nee, we kunnen het niet meer aan.”
Al jaren staat hun zoon op een wachtlijst voor extra hulp, maar zolang Peter en Josiane zelf – dat is het cynische aan het beleid – in leven zijn, wordt zijn status als niet-prioritair beschouwd. Minister, ze krijgen nu van u misschien 300 euro. Daarmee kunnen ze vijftien uur gezinshulp per maand inkopen. Dat is een half uur per dag. Hun zoon heeft hulp nodig bij het aankleden, wassen, eten, naar het toilet gaan. Hij is iemand die plaats nodig heeft in een gespecialiseerde instelling of ettelijke uren thuiszorg per dag.
Een andere vrouw die ons contacteerde, is Judith. Judith is dertig jaar geleden gestopt met werken om voor haar dochter te zorgen. Haar dochter heeft het syndroom van Down. Ze staat ook al jaren op een wachtlijst voor dagopvang. Als de dochter naar de dagopvang zou kunnen gaan, zou Judith opnieuw kunnen gaan werken en, zoals ze zelf zegt, terug buiten komen onder de mensen. Met 300 euro per maand kan ze welgeteld een dag per week in een dagcentrum inkopen, als er al plaats is.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kom onmiddellijk tussen omdat ik dit van bij de start ga tegenspreken. Dit is geen correcte voorstelling van zaken. Met de introductie van het decreet Persoonsvolgende Financiering worden twee sporen uitgezet. Die sporen hebben als doel te zorgen voor meer zorggarantie voor dat koppel van 70 jaar, zoals u het hebt beschreven. Dat is een reële situatie. Die twee sporen hebben als doel de beslissing over welk soort ondersteuning je wil hebben, meer in handen te leggen van de betrokkene. Het is niet correct om het basisondersteuningsbudget als een soort karikatuur te koppelen aan zeer grote zorgvragen, want voor die grote zorgvragen is er uiteraard ook het budget in trap 2.
Het is precies door een basisondersteuningsbudget in te voeren voor mensen met lichtere handicaps, die anders nooit aan bod zouden komen en die altijd zouden worden geconfronteerd met de vraag: het is alles of niets, dat we ze beter kunnen ondersteunen en in staat stellen om meer te organiseren volgens hun eigen draagkracht en voor de zaken die ze bijkomend kunnen financieren. Zo maken we meer middelen vrij in de tweede trap voor de situaties die u beschrijft. Het ene moet een systeemwijziging helpen provoceren die moet toelaten om ook het andere te kunnen doen.
Het is ook niet juist dat het systeem van de persoonsvolgende financiering er eigenlijk zou in bestaan dat zolang je zelf dingen kunt doen, je nooit in aanmerking kunt komen voor een handicapspecifieke ondersteuning in trap 2. Integendeel, in de uitbouw van dat systeem zal men rekening houden met wat we noemen ‘gebruikelijke zorg’, namelijk datgene wat je in normale omstandigheden van mensen mag verwachten dat ze aan zorg kunnen opnemen voor hun omgeving. We zijn het er allemaal over eens dat als er iets is dat het decreet met zijn wijzigingen op termijn zou moeten helpen oplossen, het juist het tegemoetkomen is aan mensen van 70 of 75 jaar, die met de schrik zitten dat als zij er niet meer zijn, er niemand voor hun kind kan zorgen. Deze systeemwijzigingen, het basisondersteuningsbudget, het groeibudget, het vraaggestuurd maken van de financiering en het zorgen dat we met een ondersteuningsplan werken, moet ertoe leiden dat we in de loop van de jaren aan die mensen een juist, correct en geruststellend antwoord kunnen geven. Dat zal niet kunnen van vandaag op morgen. Ik kan niet beloven dat dat in een handomdraai zal worden gerealiseerd. Maar de globale operatie moet dat tot gevolg hebben, mevrouw Van den Brandt.
Ik zal dus niet akkoord gaan wanneer u telkens gaat zeggen wat je maar kunt doen met die 300 euro. We weten dat men daar niet alles mee zal kunnen doen, maar het is de idee dat je probeert groepen een recht te geven op een elementaire basis die je moet toelaten het systeem te laten functioneren en de echte handicapspecifieke ondersteuning uit trap 2 zeer gericht in te zetten. Dat is het gehele verhaal. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u zegt terecht dat het niet de bedoeling is om die 300 euro in te zetten voor mensen met een zware handicap; het was oorspronkelijk bedoeld voor mensen met een lichte handicap. En toch, in de nota die voorligt, worden de eerste budgetten die er zijn – het zijn de enige die we krijgen – toegekend aan personen met de zwaarste handicap die nu op een wachtlijst staan. Dus uw voorstel voor uitwerking is wel degelijk om die mensen, om Peter en Josiane, om Judith, die al jaren op een wachtlijst staan, die een zware zorgnood hebben, eerst te helpen met 300 euro, waarvan u nu zelf zegt dat het nog niet bijna in de buurt komt van de vraag die ze hebben.
Mevrouw Van den Brandt heeft gelijk. In het document dat neergelegd wordt, stellen we voor om de eerste fase van de introductie van het basisondersteuningsbudget op een geconcentreerde manier te doen. De eerste twee stapjes zijn inderdaad tegemoetkomen aan mensen die op een wachtlijst staan en op dit moment geen enkele handicapspecifieke ondersteuning krijgen. Dat is een bewuste keuze geweest om ten minste ook aan die mensen te kunnen zeggen: we gaan proberen u in ieder geval een basis van ondersteuning te geven. De groep die daarna komt, zijn de minderjarigen en de adolescenten tot 25 jaar met een bepaalde handicap. Die handicap schatten we in aan de hand van de verhoogde kinderbijslag en de integratietegemoetkoming. Daarvan veronderstellen we – dat is de redenering die achter het systeem zit – dat als je daar op automatische piloot het recht op een forfait geeft, de ouders en het hele netwerk dat er nog is, in staat zullen zijn met dat basisondersteuningsbudget preventief de draagkracht van de omgeving beter te organiseren. Dat is het concept zoals het voorligt. Dat is heel juist. Je kunt moeilijk beginnen met het forfait in te laten lopen en ondertussen aan degenen die op de wachtlijst staan, zeggen dat het voor hen in de praktijk niets betekent. Je moet daar een eerste fase in doormaken. Vanaf dan is het een algemeen recht voor de groepen die met de scores in de integratietegemoetkoming en het verhoogd kindergeld wel degelijk een vermoeden kunnen hebben dat ze daarmee echt een meerwaarde kunnen creëren.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mag ik er de minister op wijzen dat wat hij de ‘eerste twee stapjes’ – het verkleinwoord is belangrijk – noemt, de enige twee maatregelen zijn die deze legislatuur zullen worden genomen? De anderen zullen na evaluatie wellicht door een volgende regering moeten worden beslist. Dat is wat in het document staat, en niets minder, voorzitter.
De volgende stap, in 2017 zoals u hebt kunnen zien, zal gaan over de minderjarigen en de adolescenten. Dat is de stap waarop we zitten. We zitten in het systeem.
Collega’s die in de commissie waren de voorbije weken, hoeveel keer is er door velen onder u niet de bezorgdheid geuit dat de introductie van het basisondersteuningsbudget niet ten koste mocht gaan van voldoende budget in trap 2 voor de handicapspecifieke ondersteuning? Hoeveel keer hebben we die zorg niet besproken? Welnu, in het budget en in de opbouw van het budget, is met die bezorgdheid van velen in de sector wel degelijk rekening gehouden.
Dat is de reden waarom we in de eerste plaats een inhaaloperatie uitvoeren voor de mensen die staan te wachten en geen handicapspecifieke ondersteuning ontvangen, maar toch in aanmerking komen omdat ze op de centrale registratielijst als kandidaat zijn ingeschreven. We proberen het systeem langzaam uit te rollen met betrekking tot die groep mensen waarvan we vermoeden dat ze met dit bedrag aan de slag kunnen gaan. We trachten een voldoende groot gedeelte van dat bedrag van 330 miljoen euro als budget te verzekeren voor de zorg van velen in de sector.
Om na te gaan of de introductie van een basisondersteuningsbudget een systeemwijziging tot gevolg heeft en de druk op de vragen in trap 2 kan verminderen, moeten we op een bepaald ogenblik evalueren. Dat is wat in de tekst staat.
Minister, u goochelt hier met een aantal cijfers en termen, maar ik wil even herhalen wat u zelf hebt verklaard. We beschikken momenteel over een te klein budget om het systeem uit te rollen zoals het was voorzien. Om die reden gaat het budget van 300 euro per maand in eerste instantie naar de mensen met de zwaarste noden. Dat gebeurt eigenlijk ook in enige instantie, want er is geen tweede instantie.
U weet zelf dat 300 euro per maand te weinig is voor mensen met een zware handicap. U hebt zelf toegegeven dat het basisondersteuningsbudget nooit is bedoeld voor personen met een zware handicap. Het wordt er nu voor gebruikt, maar het was er niet voor bedoeld. Dit bedrag is eigenlijk bedoeld om mensen met een lichte handicap een budget te geven waarmee ze hun zorg zelf kunnen organiseren. Ze kunnen dan zelf bepalen waar ze welke zorgen inkopen.
Op zich staan we achter de idee de mensen een budget te geven waarmee ze zelf de regie op zich kunnen nemen. Groen gelooft erin dat mensen de regie moeten krijgen en zelf moeten kunnen bepalen wat ze met dat budget doen. We mogen echter niet iedereen, ongeacht de nood, hetzelfde budget geven. Voor sommigen zal 300 euro voldoende zijn. Voor heel veel mensen is dit echter schromelijk te weinig. Groen is van mening dat we de mensen zorg op maat moeten verstrekken. We moeten hen een budget geven dat in functie van hun zorgnood staat.
We kunnen hier natuurlijk opnieuw een debat ten gronde voeren over de vraag of we al dan niet een basisondersteuningsbudget moeten invoeren. Groen heeft zich daar tijdens de vorige legislatuur tegen verzet. Het is het antwoord op een vraag. We bevinden ons in een bepaalde situatie. Wat de handicapspecifieke ondersteuning betreft, moeten we het echt beter doen. We kunnen op te veel zorgvragen niet ingaan. De logica van de opbouw houdt in dat we voor de mensen met een handicap en met een vastgestelde ondersteuningsnood een forfait organiseren. Die groep moet gradueel groeien. Die mensen moeten hun budget vrij kunnen besteden. Om die reden is het forfait en uiteraard geen bijzonder groot forfait. Tegelijkertijd kunnen we het ondernemerschap stimuleren. We voorzien in veel budgetten voor de zwaardere handicapondersteuning. We flexibiliseren dit. De mensen beschikken over cash of over vouchers en beslissen zelf. Het besluitvormingsproces betreffende de toekenning van de handicapspecifieke ondersteuning moet transparanter worden georganiseerd.
Dat is het volledige verhaal. Het is niet juist hier een klein gedeelte uit te lichten. We kennen dat forfait nu toe aan de mensen die op een handicapspecifieke ondersteuning wachten. We zijn er immers van overtuigd dat die mensen met dat bedrag een gedeelte van hun zorg kunnen inkopen. Ze zullen de rechtstreeks toegankelijke zorg en de gezinszorg beter kunnen betalen. Dit zal tot meer ondersteuning leiden.
Dit betekent niet dat alles van de ene dag op de andere zal zijn opgelost. Het is een traject dat we moeten volgen. Er moet een transitie volgen. Het is een cruciaal element van het hele concept.
Minister, u wilt het fundamenteel debat niet openen. U hebt zelf vermeld dat Groen voorstander is van een budget op maat en in functie van de mensen. Dat is niet wat in het decreet staat. Ik wil u er echter even aan herinneren waarom wij dat debat hier wel willen voeren.
Wij dachten dat er een decreetswijziging zou komen. Het gaat immers niet enkel om de mening van Groen. Ook de N-VA wil in een budget op maat voorzien. Op pagina 41 van een mooie brochure staat het volgende: “Het basisondersteuningsbudget is onvoldoende persoonsgericht, is niet flexibel. Voor de ene kan het betekenen dat hij te veel krijgt, voor de andere te weinig. Dit is geen voorbeeld van een goed en zorgvuldig beleid.” Dat is het standpunt van uw grootste meerderheidspartner. Daarnaast is er nog Open Vld. Open Vld heeft het decreet niet goedgekeurd en heeft zelfs amendementen ingediend om het forfaitair bedrag voor iedereen te schrappen en om zorg op maat van de mensen te vragen.
Dit is niet enkel het standpunt van Groen. Het is ook het standpunt van de N-VA en van Open Vld. Het kan u dan ook niet verbazen dat ik hier de vraag stel waarom u dit toch wilt voortzetten.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Wij kunnen inderdaad toegeven dat het basisondersteuningsbudget niet altijd onze grote favoriet was. Wij vinden dat het decreet nu wel moet worden uitgevoerd omdat er een wijziging is naar een systeem met zorg op maat. Dat is belangrijk en daarom gaan wij voor de volledige uitrol van dit decreet. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Het basisondersteuningsbudget is inderdaad een debat van believers en non-believers. Wij hebben tijdens de vorige legislatuur ons voorbehoud tegen het basisondersteuningsbudget geuit omdat wij beseffen dat voor veel mensen met zware zorgnoden het basisondersteuningsbudget zeker niet de oplossing is voor alle problemen en omdat ook de wachtlijst daarmee niet opgelost zal geraken.
Cruciaal blijft voor ons de bezorgdheid dat personen met een handicap die nood hebben aan meer zorg, vlot kunnen doorstromen naar trap 2, waar de zware zorgnoden worden ondersteund. Dat is de reden waarom Open Vld sterk de nadruk legt op het blijven investeren in die trap 2. Dat is de reden waarom wij blij zijn dat het grootste deel van het budget naar trap 2 gaat. De middelen voor trap 2 bedragen 50 miljoen euro meer dan de totale middelen tijdens de vorige legislatuur Wij denken dat er wel degelijk een grote stap vooruit wordt gezet. (Applaus bij Open Vld)
Matig applaus. (Applaus bij de meerderheid)
Ik ben blij dat jullie elkaar opnieuw steunen. Daarmee hebben we toch al iets bereikt.
Collega’s, u zegt zelf dat u niet achter basisondersteuningsbudget staat en dat u niet gelooft in dat forfaitair bedrag voor iedereen, maar er is een compromis gemaakt en een derde van het budget dat bedoeld is om de wachtlijsten weg te werken, om de zwaarste zorgnoden weg te werken, gaat naar dat budget. Maar u wilt het positief bekijken omdat u ook iets hebt binnengehaald.
Mensen van de N-VA, u bent de grootste partij in deze meerderheid, u hebt een standpunt dat ongelofelijk duidelijk is. Ik vind het dan ook jammer dat u niet zorgt voor de verandering waar u zelf mee naar de kiezer bent getrokken. (Applaus bij Groen!)
Ik denk dat zorg op maat toch een heel grote verandering is. Wij staan wel voor die verandering.
Ik herhaal dat zorg op maat voor iedereen exact mijn punt is en ook uw punt, maar het is een ander punt dan het punt dat de minister in zijn beleid uitrolt.
Het gaat niet enkel over trap 1 maar ook over trap 2.
Ik kom daar nog op terug.
Twee van de drie meerderheidspartijen staan er niet volledig achter maar toch gaan we ermee door.
U geeft mensen met een zware handicap nu 300 euro per maand en daarmee is het probleem opgelost. Maar dit is een schijnoplossing. Minister, uw regering heeft zelf berekend dat het 40.000 euro per jaar kost om een antwoord te bieden op de zorgvraag van deze mensen. U zegt zelf dat het in eerste en enige instantie deze mensen zijn die 300 euro per jaar krijgen, maar u geeft hen nog geen tiende van het bedrag. Dat is als zeggen dat iemand recht heeft op een volwaardige maaltijd maar hem een zoethoudertje geven.
Het is niet correct om de zaken voor te stellen zoals u dat doet. Het decreet heeft als doelstelling meer zorggarantie, uiteraard voor mensen met zware ondersteuningsnoden. Doel is ervoor te zorgen dat die mensen meer zelf het stuur in handen hebben en mogen beslissen over de inzet van de middelen. Om dat te kunnen doen, ook voor mensen met zware ondersteuningsnoden, moet een forfait worden ingevoerd dat een recht wordt voor een aantal mensen met een handicap en een ondersteuningsnood. Daardoor hopen we dat de druk op de tweede trap kan verminderen of vertragen. Wie een bepaalde handicap heeft, kan met dat geld een deel van de ondersteuning van de eerste cirkels van de thuissituatie beter organiseren.
Dat doen we om de middelen voor de zware ondersteuningsnoden zo goed mogelijk te kunnen inzetten. Dat zal gepaard moeten gaan met meer rechtstreeks toegankelijke handicapspecifieke ondersteuning, flexibilisering van de organisaties die het aanbieden en meer sociaal ondernemerschap. Wij zijn ervan overtuigd dat als we het systematisch in zijn geheel doen vooruitgaan, het wel degelijk voor mensen met zware ondersteuningsnoden een verschil zal maken.
De heer Crombez heeft het woord.
Dit is een belangrijk debat. In december hebben we het al voor een deel gevoerd. Als we dit debat voeren, moeten we ten gronde met de regering spreken. Ik heb van de minister nu al driemaal gehoord dat hij doelstellingen heeft en probeert. Het echte debat gaat echter over het volgende. Dit is een voorstel van de regering waar mensen met zeer zware handicaps en noden worden geconfronteerd met een bedrag van 300 euro, wat niet voldoende is. De minister zegt dat we in de toekomst zullen moeten evalueren. We gaan het nu proberen en de doelstellingen uitzetten. Dat is het enige wat er is.
Er is een afgesproken besparingspad. Op de vraag hoe ervoor gezorgd zal worden dat mensen met zware noden echt een oplossing krijgen, krijgen we geen antwoord en geen duidelijke budgetten. Hoe zal een zorggarantie worden gegeven als de wachtlijsten niet opgelost kunnen worden? Als het klopt dat de mensen zich geen zorgen moeten maken, geef dan die tabellen. We vragen daar al naar sinds december. Er is een besparingspad, maar geef de tabellen waarin staat dat de middelen er zijn om een antwoord te bieden aan mensen met zware zorgnoden.
U zegt niet dat het document dat is ingediend in het Vlaams Parlement een uitvoering is van een decreet dat in artikel 3 zegt dat de regering de meerjarenbegrotingstabel voor groei van middelen in de sector van personen met een handicap moet indienen. De regering doet dat. De 300 euro voor het basisondersteuningsbudget is een deel van de tabel. Bijna 200 miljoen uit die tabel gaat naar de zwaardere of meer complexe ondersteuningsnoden van trap 2. Dat is meer dan in de hele vorige legislatuur voor het hele gehandicaptenbeleid is ingezet. Dat is niet het budget waarmee de eerste trap wordt betaald. Dat komt daar bovenop. Dat is een belangrijk deel van het verhaal.
De besparingen die ook in de welzijnssector moesten worden uitgevoerd, hebben op geen enkele manier de omvang van het aanbod van handicapspecifieke ondersteuning beïnvloed. We hebben besparingen gedaan, in overleg met de sector, op organisatiekosten en niet op personeel, en er is geen plaats minder door. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Ik wil voortgaan op de budgetten en de doelen. Het doel van het decreet is een uitrol van iets wat in dit parlement is goedgekeurd, namelijk de nota Perspectief 2020. Daarin heeft het parlement aan de minister de opdracht gegeven om tegen 2020 voor alle personen met een handicap zorg op maat aan te bieden. Dat is het engagement. Nu komt de uitrol ervan. Minister, u maakt in uw nota zelf een aantal berekeningen. Ik wil die overlopen, want ik kom tot een tekort.
U zegt dat om dit waar te maken we voor 50.000 mensen die een zware handicap hebben zorg op maat moeten bieden. Dat is volgens uw berekening gemiddeld 40.000 euro per persoon. Dus 50.000 mensen krijgen gemiddeld 40.000 euro per persoon. Dat is 2 miljard euro. Een tweede groep gaat om personen met een lichte handicap, die een basisondersteuning krijgen van 300 euro per maand. 300 euro maal 12 maanden maal 70.000 mensen die in deze categorie vallen, is 252 miljoen euro. Als we dat optellen, komen we aan een bedrag om dit uit te voeren van 2,252 miljard euro per jaar tegen 2019.
Wat hebben we in de begroting? Dat is de andere oefening, ook interessant. We hebben per jaar 1,4 miljard euro voor personen met een handicap. Daar komt, zegt u terecht, 330 miljoen euro bij tegen 2019. Dat geeft een totaal van 1,733 miljard euro. Dit is wat u hebt. (Mevrouw Elke Van den Brandt toont een aantal cijfers op papier.)
Dit is wat u nodig hebt om uw engagement waar te maken. Er ontbreekt meer dan een half miljard euro. (Applaus bij Groen)
Maar, mevrouw Van den Brandt! Toen die nota naar het parlement ging, kon iedereen lezen over welke ramingen het ging. Ze zijn door het VAPH gemaakt. Iedereen die van de federale of de Vlaamse overheid een erkenning kreeg als persoon met een handicap, levert inderdaad zulke cijfers op. Ze staan trouwens in de nota.
We hebben vastgesteld dat we moeten starten met een enorme en complexe systeemwijziging. Het is een grote zorg in de sector dat door te hard te starten met het basisondersteuningsbudget het budget voor de handicapspecifieke ondersteuning van trap 2 onder druk komt te staan.
Ik heb heel goed geluisterd in de commissie, ook naar u, eerlijk gezegd. Ik heb begrepen dat het beter was en verstandiger om die start voorzichtig te nemen. Bij de evaluatie zal blijken of de systeemshift plaatsvindt, of er minder druk staat op trap 2, en wat de gevolgen zijn. We zullen die evaluatie moeten maken. Dan moeten we beslissen wat er moet gebeuren in de tweede fase van de groei van het budget die er ongetwijfeld moet komen. Ik had van u niet verwacht dat u op dat soort redenering zou doorgaan.
In de commissie en in brieven van de organisaties is ons gevraagd om niet te snel geld in te zetten in het basisondersteuningsbudget, want we willen voldoende ruimte hebben in trap 2. Mevrouw Taelman heeft ernaar verwezen. Dat is zeker een zorg geweest bij de partijen van de meerderheid. Daarom is het systeem zo opgebouwd. U moet mij niet overtuigen dat het verhaal budgettair in deze legislatuur helemaal afgerond zal zijn. Dat zal het niet zijn. Maar met de 330 miljoen euro waarover we beschikken, de systeemwijziging starten, dat doen we. We voeren het basisondersteuningsbudget uit en zoeken daarvoor de juiste groepen om het effect op de systeemwijziging zo goed mogelijk te organiseren.
We gaan in op de vraag van velen om voldoende geld te voorzien op trap 2. Dat compromis, dat evenwicht hebben we nu gehaald. Dat we aan het einde van de rit, in 2020 enzovoort, meer zullen nodig hebben dan die 330 miljoen euro, wie zal u daarin tegenspreken? Dat zullen we bekijken bij de evaluatie.
Dit parlement, ik herhaal, heeft u gevraagd om tegen 2020 voor alle personen met een handicap zorg aan te bieden. U hebt zich geëngageerd om dat waar te maken. U zegt dat mijn cijfers kloppen en dat er te weinig geld is om waar te maken wat dit parlement aan u gevraagd heeft. U komt hier toegeven dat uw nota Perspectief 2020 niet gehaald zal worden.
We hebben 330 miljoen euro die we als extra kunnen inzetten in de handicapspecifieke ondersteuning. Wij moeten daarmee de transitie in het decreet realiseren. Die transitie veronderstelt: inzetten op het inbrengen van het basisondersteuningbudget en voldoende budget in trap 2. Daarvoor moet je een evenwicht zoeken, een compromis maken. De zorg in de sector is heel duidelijk: laten we niet te vlug starten met een massale impact van dat basisondersteuningsbudget, want willen nog ruimte hebben voor de handicapspecifieke ondersteuning van trap 2. Dat evenwicht hebben we trachten te zoeken. We onderzoeken in deze legislatuur, wellicht ook in de laatste jaren ervan, of de invoering van dat basisondersteuningsbudget voor de doelgroepen het gewenste effect heeft. Dan zal inderdaad moeten worden bekeken welk budgettair extra daarvoor moet worden gemobiliseerd om in de jaren daarna het traject volledig te kunnen toepassen. Zo is het decreet ook gemaakt. Het voorziet uitdrukkelijk in een gefaseerd basisondersteuningsbudget.
Ik heb nooit beweerd dat we in deze legislatuur het verhaal van de handicapspecifieke ondersteuning en al haar noden opgelost zouden krijgen. Ik heb alleen gezegd dat wij een zeer serieuze stap zullen zetten in de richting van zorggarantie en meer vraagsturing. Dat is op zichzelf al een zeer complexe oefening. Het feit dat we daarvoor een belangrijk budget beschikbaar hebben gemaakt, stelt ons hopelijk in staat om die shift in de manier van financieren effectief te maken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik vind dit een belangrijk statement van minister Vandeurzen. U moet het zich voorstellen: dit parlement geeft aan de minister niet eens een vraag, maar een opdracht. Dit parlement heeft beslist, in de nota Perspectief 2020, waar we moeten geraken. Dit is geen vraag, dit is een opdracht voor de regering.
De minister komt hier nu vertellen dat hij aan die opdracht gaat verzaken, dat hij het niet zal halen. Ik vind dit onvoorstelbaar, minister. U schermt hier met de stelling dat er in de toekomst budget bij zal komen, vermoedelijk in de laatste jaren van de legislatuur. Eigenlijk hebben wij als parlement op dit moment nog altijd geen volledig zicht op de cijfers. Goed, er is een raming, er zal nog een controle komen, er zal een meerjarenbegroting worden ingediend, maar u vraagt ons nu eigenlijk: wacht nog even, u zult wel zien wat er komt in de laatste jaren van de legislatuur, in de laatste jaren passen we bij.
Ik heb hieruit geleerd dat u tegen het parlement komt zeggen dat u het budget niet hebt, dat u 500 miljoen euro tekortkomt. En dan hebt u een heel wollige winkel, om uiteindelijk te zeggen: heb vertrouwen, het komt er ooit wel bij. Sorry, minister, maar dat pik ik als parlementslid niet.
Ik dank de minister om de oppositie zo volmondig gelijk te geven, als je tussen de woorden door gaat zoeken. Hij heeft net bevestigd dat twee derden van deze oefening zal moeten gebeuren door een volgende regering. Dat is nogal een scheefgetrokken verhouding.
Ten tweede, en dat is essentiëler: wat staat er vast? Vast staat de 40 miljoen euro in de begroting 2015, zoals dit parlement beslist heeft. Vast staat een afgesproken besparingspad, ook voor de volgende jaren. En vast staat een begrotingscontrole die honderden miljoenen zal moeten zoeken om dat budget opnieuw recht te krijgen.
Mijn vraag is dus simpel: show me the money. Desnoods laten we mevrouw Turtelboom komen om hier het begrotingsdocument voor te leggen waar die 330 miljoen euro in is vastgelegd. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik denk dat het niet slecht is om even de chronologie van een en ander weer te geven. We hebben het hier over een decreet dat hoop en al een maand in werking is. In artikel 3 van dat decreet staat dat de minister vanuit de regering naar het parlement moet komen met een meerjarenbegroting. We zijn half februari, en de tekst ligt voor.
In de tekst wordt een budget besproken van 330 miljoen euro, opgedeeld in twee delen. Eén deel is 198 miljoen euro voor de zwaarste zorgnoden. In de vorige legislatuur is er een nooit eerder geziene uitbreiding geweest van 146 miljoen euro. Dat wordt vermeerderd met meer dan 50 miljoen euro voor enkel en alleen trap 2, in deze legislatuur. Dat is een budgetverhoging van 35 procent. Ik nodig u uit om mij in veel andere begrotingsposten verhogingen van die omvang te laten zien.
Daarbovenop komt er een budget van 130 miljoen euro, dat gaat naar het basisondersteuningsbudget. De cijfers in de nota zijn duidelijk. Het is een meerjarenplan, ingedeeld per jaar en per categorie personen met een handicap.
Mijn vraag is wat nu eigenlijk de essentiële kritiek van Groen en de oppositie is. Wij voeren het debat over personen met een handicap hier al jaren. Lang geleden, toen de basis van dit decreet werd gelegd, werd hier met de grootst mogelijke stelligheid door uw voorgangers, mevrouw Van den Brandt, beweerd dat die vernieuwing er nooit zou komen, dat we nooit in staat zouden zijn om niet langer de voorzieningen te financieren, maar de mensen. Echte zorg op maat realiseren, dat zou ons nooit lukken, dat was veel te moeilijk en veel te allesomvattend.
Toen dat wel bleek te lukken, was het volgende argument: u zult hier nooit een meerjarenplanning kunnen indienen, in deze tijden van budgettaire krapte. Wel, mevrouw Van den Brandt, vandaag liggen beide voor. Wat is nu eigenlijk de essentie van uw probleem? (Applaus bij de meerderheid)
Collega’s, er bekroop mij even een gevoel van plaatsvervangende schaamte toen ik de heer Van Malderen hoorde zeggen dat het schandalig is dat deze regering niet voldoende doet voor personen met een handicap.
Dat is erg voor een partij die in de vorige regering voluit ging voor een derde VRT-net in plaats van voor een investering in personen met een handicap. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans vraagt duidelijkheid van de oppositie. Ik zal duidelijk zijn. De minister zegt dat hij het geld heeft. Maar het parlement heeft daarvan nog geen vertaling in de begroting gezien. Mevrouw Jans zei het zelf: het staat in een nota. Wij – en velen met ons hierbuiten – willen weten of het geld er is. Minister, u zegt dat u het geld hebt. Wel, onze vraag is erg duidelijk: geef ons het document waaruit dat blijkt. U bent erg stellig. Wel, geef ons dan het bewijs. Voorzitter, u speelt deze rol graag: als dat document bestaat, geef ons dat dan. (Applaus bij sp.a)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, inmiddels zijn we meer dan een halfuur aan het debatteren. Ik sluit me volledig aan bij wat mevrouw Jans zei. De oppositie heeft geen fundamentele kritiek op het hier voorgestelde systeem. Mijnheer Crombez, u hebt wel kritiek op het feit dat deze regering zich ertoe engageert om een oplossing voor de bestaande zorgnoden aan te reiken. U hebt de kans gehad om de daad bij het woord te voeren. U hebt de kans gehad om amendementen op de begroting in te dienen. U hebt dat ook gedaan, en die amendementen zouden ertoe hebben geleid – als we ze hadden aangenomen – dat we in december voor 217 miljoen euro in het rood zouden gaan. U verwees er zelf naar.
U hebt evenwel nagelaten om ook maar één amendement in te dienen om aan het voorliggende probleem tegemoet te komen. De enige kritiek die u hier nu verwoordt, is het feit dat deze regering zich ertoe engageert om een oplossing voor de bestaande zorgnoden aan te reiken. Meer hebt u niet in huis. Ik vind dat een enorm zwaktebod van de oppositie. (Applaus bij de meerderheid)
Collega’s, de tekst van het decreet luidt als volgt: “De Vlaamse Regering stelt vervolgens jaarlijks het beschikbare budget vast dat voor de uitvoering van het decreet beschikbaar is. Dat betreft zowel het basisondersteuningsbudget als het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijk zorg en ondersteuning met inbegrip van de verschillende budgetcategorieën.” De uitvoering van het decreet vereist dat in het parlement een meerjarenraming wordt ingediend. Dat document is overhandigd. Het geeft de prognoses voor de komende jaren weer. Het decreet is duidelijk: uiteraard moet dat in de begroting worden vertaald. Dat is toch geen wereldschokkende gebeurtenis? Het staat expressis verbis in de tekst van het decreet.
Het is mijn stijl niet, maar ik heb toch eens gekeken naar wat iedereen voor de verkiezingen heeft gezegd. Het decreet is met een welbepaalde bedoeling opgesteld. We beogen een consensus of ten minste toch een draagvlak of een wettelijke basis voor de systeemwijziging die nodig is. We kunnen niet blijven doorgaan zoals we bezig zijn, want dat is onbetaalbaar en zal er ook niet voor zorgen dat we het probleem ten gronde oplossen. Het systeem moet veranderen, en het vorige parlement heeft daaraan zijn goedkeuring gehecht.
Dankzij het decreet wordt de nieuwe coalitie en de nieuwe Vlaamse Regering tot actie aangespoord door haar op te leggen om een meerjarenraming in het parlement neer te leggen. Op die manier wordt een nieuw perspectief aangeboden. Dat is ook gebeurd. De uitvoering ervan zal gefaseerd gebeuren. Collega’s van sp.a, in uw verkiezingsprogramma heb ik in dat verband 100 miljoen euro teruggevonden. In budgettair enorm moeilijke tijden proberen wij daarentegen 330 miljoen euro extra te mobiliseren voor de oplossing van een schrijnend probleem.
De sector wordt helemaal hervormd. Er komt een nieuw financieringssysteem, dat niet de instellingen als sokkel heeft maar de personen met een handicap een rugzakje geeft en voor meer sociaal ondernemerschap zorgt. Bovendien komt er een basis die voor zekerheid moet zorgen: een forfait voor mensen met ondersteuningsnood. Het zal nog jaren vergen om dat systeem te implementeren. Over elk punt en elke komma zal in de sector nog worden gediscussieerd. Als we blijven hangen in een stop-and-go-aanpak zal die systeemwijziging nooit worden gerealiseerd. Ik heb de ambitie – en op dat punt staat de meerderheid op één lijn – om in deze legislatuur aan dit schrijnend probleem remediëren.
Een forfait en een betere inzet van de extra middelen. Wij hebben daarvoor een zeer groot budget veil. Zal daarmee alles tegen het eind van de legislatuur opgelost zijn? Neen. Zal dat een fundamentele kering zijn? Ja. We hebben er alle belang bij om er nu op door te gaan en niet te aarzelen. (Applaus bij de meerderheid)
Voorzitter, dank u, en mevrouw Van den Brandt, stilaan sorry. Dit is een goed debat. We hebben het hier nog gehad: er komt een moment dat de meerderheid moet beginnen te spreken over de amendementen van sp.a op alle andere begrotingsartikels behalve deze en dat de minister teruggrijpt naar het verkiezingsprogramma van sp.a.
Minister, het is inderdaad een essentieel punt. We hebben 100 miljoen euro boven de meerjarenbegroting voorgesteld. Uw besparingsbeleid is even groot als het uitbreidingsbeleid ten opzichte van de meerjarenbegroting. Dat is een essentieel verschil. Ik heb daarnet een simpele vraag gesteld. Het is blijkbaar moeilijk om erop te antwoorden. U verklaarde daarnet dat het maar een deeltje is, dat het nu maar een opstapje is, maar dat er in de komende jaren geld bijkomt. Ik zal dus de vraag opnieuw stellen, en het is een terechte vraag van de oppositie: welke engagementen hebt u over wat er zal bijkomen? Wij kennen alleen uw besparingspad. Minister, u zegt dat het gefaseerd is. Maar welke engagementen hebt u? Wij horen van de minister van Begroting en, in de discussies, van de N-VA, dat er bijkomend zal worden bespaard. Het is dus niet abnormaal dat het middenveld – niet de oppositie maar het middenveld – zegt dat het bijna niets heeft en dat het geen antwoorden meer kan geven aan veel mensen met noden. U zegt dat het gaat over wat er nadien zal komen. Hebt u, als u geen begrotingsdocument kunt geven, enige garantie met betrekking tot wat er nadien zal komen?
Collega’s, ik moet hier toch geen les geven over het lezen van een decreet? Het decreet op de persoonsvolgende financiering is in werking getreden op 1 januari 2015. De regering heeft onmiddellijk een besluit genomen om de zorgregie beter te organiseren. We hebben trouwens in de commissie samen een aantal beschouwingen gemaakt: meer eenduidigheid in de manier waarop er geprioritiseerd wordt, en een heroverwegingscommissie. Dat besluit is klaar en is naar het Staatsblad. Artikel 3 van het decreet zegt: “Op basis van een analyse van de niet-ingevulde nood aan zorg en ondersteuning voorziet de Vlaamse Regering, binnen de beschikbare budgetten, in een groeipad voor de financiering van de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning. De Vlaamse Regering brengt daarover jaarlijks verslag uit aan het Vlaams Parlement. De Vlaamse Regering stelt vervolgens jaarlijks het beschikbare budget vast dat voor de uitvoering van het decreet beschikbaar is. Dat betreft zowel het basisondersteuningsbudget als het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning met inbegrip van de verschillende budgetcategorieën.” En dan staat in de nota die ik nu neerleg en die deze decretale bepaling herneemt: “Ziehier wat de Vlaamse Regering aan budgettair meerjarenpad daarvoor neerlegt in het parlement.” Ik zie eerlijk gezegd niet in wat een regering anders kan doen dan op deze manier letterlijk opvolging geven aan wat het decreet voorschrijft.
Collega’s, hier wordt gezegd dat we maar 300 miljoen euro hebben. Dat is natuurlijk een politieke keuze. Het is een keuze van deze regering om in 300 miljoen euro te voorzien. Nu gaat u zeggen: dat is toch veel. U haalt verkiezingsprogramma’s aan, minister. In uw eigen verkiezingsprogramma stond 900 miljoen euro. U hebt een andere belofte gedaan dan wat hier nu realiteit is. Kom hier niet zeggen dat het niet anders kan en dat u dit moet doen. Groen heeft een alternatieve begroting gemaakt in dit parlement. Daarin heeft Groen in 1,2 miljard euro extra voorzien voor Welzijn. Daarmee kunt u niet enkel de schijn opwekken dat u de wachtlijsten aanpakt, u kunt er de wachtlijsten effectief mee aanpakken. Het kan dus wel anders. Volgens Groen is het logisch dat iedere persoon met een handicap recht krijgt op zorg op maat.
Mevrouw Jans, u vraagt me wat het probleem is van Groen. Ik moet toegeven dat CD&V consequent is in haar houding. Ik wou de positieswitch van de N-VA en Open Vld duidelijk maken. Groen heeft altijd hetzelfde gezegd. Wij zeggen dat het positief is om de mensen een budget te geven, zodat ze zelf hun zorg kunnen regelen en zelf de regie in handen hebben. Het probleem met dit decreet is dat het niet goed is om iedereen of een heel grote groep eenzelfde bedrag te geven. Voor sommigen is dat te veel en voor sommigen is dat te weinig. Daarom zeggen wij dat je de mensen een budget op maat moet geven. Dat is het standpunt van de N-VA en Open Vld. Het standpunt van Groen is inderdaad niet veranderd. Dat is een eerste probleem dat we hebben.
Een tweede probleem is dat dit parlement zelf de ambitie heeft, die wordt hernomen in de nota, om 70.000 mensen een basisondersteuningsbudget en 50.000 mensen zorg op maat te geven. Dat is uw ambitie, en om die ambitie waar te maken, hebt u 0,5 miljard euro te kort. Naast dat tekort is mijn probleem vooral dat de reële nood wordt onderschat. U gaat er immers van uit dat 50.000 mensen een zware handicap hebben. Momenteel worden 45.000 mensen geholpen en staan er 20.000 mensen op de wachtlijst. Dat zijn 65.000 mensen. Ik denk dus zelfs dat uw raming een ongelooflijke onderschatting is van de reële nood, maar ik wou uitgaan van uw raming, van uw engagementen, van uw beloftes, om te bekijken of u die kunt waarmaken. De conclusie is de volgende. Er zijn cijfers die bevestigen dat er meer dan 0,5 miljard euro te kort is, volgens uw raming. Als men de berekening van Groen volgt, dan hebt u meer dan 1 miljard euro te kort. Die schuld wou ik u echter niet aanwrijven.
Wat is nu het gevolg? U zegt terecht dat er te weinig middelen zijn. We hebben brieven gekregen, brieven van personen met een handicap zelf, van hun organisaties, van de werkgevers, van de instellingen, van de mensen die dagelijks werken met die personen, dus de mensen van het terrein, de mensen om wie het gaat. Daarin zeggen ze dat het budget ontoereikend is, en daarom vragen ze u om alstublieft te kiezen voor de personen met de zwaarste handicap. Dan komen we tot de realiteit dat u concurrentie creëert tussen mensen met een zware handicap en mensen met een lichte handicap, in plaats van te doen wat een regio als Vlaanderen waardig is, namelijk zorg op maat aanbieden voor iedere persoon met een handicap. (Applaus bij Groen en sp.a)
Collega, we moeten ook eens af van het beeld dat mensen met een beperking een zeer eenvormige groep zijn. Dat is natuurlijk niet zo. Die bevat mensen met zeer zware ondersteuningsnoden. Die bevat kinderen waarvan de ouders zeggen: heel die vraaggestuurde werking, mijn grootste zorg is dat mijn kind in een goede instelling kan terechtkomen, want er is geen enkel perspectief dat het ooit nog in een thuissituatie of op een zelfstandige manier zal kunnen leven. Dat kind moet permanent worden ondersteund. Dat is één realiteit in de sector van de personen met een handicap die u zeker onderkent.
Er zijn echter inderdaad ook mensen met een handicap – minderjarigen, adolescenten, meerderjarigen – die misschien met een beperkte ondersteuning en met het netwerk waarover ze nog kunnen beschikken – ouders die zich nog willen engageren, een hele buurt enzovoort –, wel voor een deel dat perspectief op zelfredzaamheid en een eigen inrichting van het leven kunnen waarmaken. Het meest verschrikkelijke van het huidige systeem is het volgende. We moeten prioriteren, want het budget groeit, maar we kunnen niet alle noden lenigen. Daarom zitten we in een logica waarbij je ofwel winnaar ofwel verliezer bent. Ofwel heb je alles, ofwel heb je niets. Het decreet tracht net een aantal groepen mensen die een handicap, maar ook een ondersteuningsnood hebben, toch te voorzien van een basisondersteuningsforfait.
Neem het voorbeeld van een adolescent die op het punt staat eens na te denken over zelfstandig wonen. De ouders zetten zich samen en komen tot de conclusie dat ze eigenlijk wel in staat zijn om ook met betrekking tot die ondersteuning en die infrastructuur dingen te organiseren, maar dat ze wel een budget moeten hebben om ook daadwerkelijk een ondersteuningspakket te kunnen maken, met de dagelijkse opvang, de mogelijkheden die er dan zijn in de gezinszorg enzovoort. We menen dat je met dit soort basisondersteuningsbudget de mensen met dit soort vragen deels op weg helpt.
De ambitie kan niet zijn om aan alle mensen met een lichte mentale handicap die thuis zijn, te zeggen dat, zolang we prioriteren, het alles of niets is. Doordat je die groep ook een perspectief geeft, doordat je die mantelzorg ondersteunt, door er deels voor te zorgen dat de dingen daar niet escaleren, dat men ook nog zelf zo veel mogelijk dingen kan organiseren en op zich kan nemen, zorgen we ervoor dat die andere groep ook de nodige prioriteit kan krijgen binnen die tweede trap. Dat moet de bedoeling zijn. Dat is de logica erachter. Dat is een verhaal van gelijk opgaan. We zullen nog heel veel moeten leren. We zullen ook nog heel veel conclusies moeten trekken uit de evaluaties. Die stap in dat systeem moet echter worden gezet. Dat is wat er bij de start van dit decreet moet gebeuren.
U zegt: “Kijk, we zullen mensen met een zware handicap” – waarvan u zelf zegt dat ze nood hebben aan een instelling en gespecialiseerde zorg en die momenteel niets hebben, een schande! – “een zoethoudertje van 300 euro per maand geven.” U noemt dat dan een inhaalbeweging. U haalt daar nogal groot mee uit. Minister Vandeurzen: dat is geen inhaalbeweging, maar een schijnbeweging. Het is een schijnoplossing voor mensen. Dat is niet de vraag die ze hebben, dat is niet het antwoord dat ze verdienen.
Minister Vandeurzen, ik wil graag eindigen met de mensen waarmee ik begonnen ben. Ik ben begonnen met het verhaal van Peter en Josiane, een koppel, en het verhaal van Judith. Het gaat om mensen die zorgen voor een zwaar gehandicapte persoon, die op een wachtlijst staan, opvang zoeken en radeloos zijn. Mijn vraag aan u is: wat zult u aan Peter en Josiane zeggen? Wat zult u aan Judith zeggen? Want u, als minister van Welzijn, hebt deze mensen ontgoocheld. U laat duizenden mensen zoals zij in de steek, u geeft hen 300 euro in de maand en zegt: “Trek uw plan.” (Applaus bij Groen)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, “We willen dat mensen met een beperking volwaardig deel kunnen uitmaken van onze samenleving. En daartoe creëren we tegen uiterlijk 2020 de garantie op kwalitatieve zorg op maat en volgens de wens van de persoon met een handicap.” Dat en niets minder was de ambitie van het decreet Persoonsvolgende Financiering. Op basis hiervan is een draagvlak gezocht voor een heel moeilijk transitieproces. Alle andere beschouwingen, minister, doen eigenlijk niet ter zake, want op die twee zinnen is alles gestoeld.
U mag van mij artikels citeren die dat uithollen of artikels die daar een ander licht op proberen te schijnen in uw eigen exegese. Heel veel mensen hebben op basis van die twee zinnen hun geloof gehecht aan een project waarin ze zijn gestapt.
Vandaag hebben we de nota die al vaak geciteerd is en waarnaar al vaak verwezen is. Die nota moeten we houden tegen die doelstellingen van het decreet. Collega’s, dan moet het mij van het hart – dat mag al duidelijk zijn –, dat we tot de pijnlijke vaststelling komen, minister, dat u te laat komt en tekortschiet. U komt te laat, want dit decreet – en het debat nu ook – focust bijna uitsluitend op het basisondersteuningsbudget. Er is vandaag nog niets geregeld rond persoonsvolgende financiering en de impact ervan. De grote systeemwijziging die erin zit en die u blijft aankondigen, staat ter plaatse te trappelen. (Samenspraken)
Ik wens niet te worden onderbroken, voorzitter, laat dat duidelijk zijn.
Er is nog niets geregeld rond flexibilisering van sociaal ondernemen. Maar wat ondertussen wel een feit is, is dat het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) gecrasht is, dat heel wat projecten gewoon voor onbepaalde duur in de frigo gestoken zijn, zonder dat er een perspectief is op een nieuw systeem. In de nota staat heel duidelijk wat u pretendeert te zullen doen. In 2015: niets. In 2016, vanaf september: een heel klein stapje. In 2017: toegegeven, een stap. In 2018: niets. Evalueren, om dan in 2019 blijkbaar door de Vlaamse Regering de grote stap voorwaarts te laten zetten.
Had u nu hier ontmoedigd moeten toegeven dat u tegen het einde van deze legislatuur twee derde van de rit had kunnen rijden en dat een derde nadien zou moeten gebeuren? Eerlijk gezegd: ik had het u nog vergeven, want het is niet eenvoudig. Maar vandaag ligt hier een document voor waar zwart op wit staat dat twee derde van de inspanning zal moeten gebeuren door een volgende Vlaamse Regering, met een grote stap in 2019.
Minister, de verkiezingscampagne is nog nooit zo vroeg gestart, maar niemand gelooft u. Niemand.
En dus moeten we tot de vaststelling komen dat u tekortschiet. Dat zeggen wij niet alleen, dat zeggen ook zorggebruikers, dat zegt ook Onafhankelijk Leven. Ik vond het ook een zeer interessant document – u leest ook heel graag documenten van andere partijen na – waarin toenmalig federaal Kamerlid Ben Weyts in dit parlement, op een conferentie van zijn partij, aankondigde dat er 900 miljoen euro, misschien zelfs meer, nodig zou zijn om dit probleem op te lossen. Ik weet niet of Ben Weyts, bij de bespreking van dit document in de Vlaamse Regering, u daarop heeft gewezen. Misschien dacht hij wel: “Het is de laatste week van de solden, misschien komen we er ook wel met 80 procent van wat ik heb gezegd.”
Nog los van de bedenking die daarnet is gemaakt dat het enige dat vaststaat de 40 miljoen euro is die in de begroting 2015 is vastgelegd, dat er een besparingspad is vastgelegd, dat er een begrotingscontrole op zoek moet naar honderden miljoenen euro, kunnen we niet voorbij volgende vaststellingen. Mijnheer Diependaele, u vroeg daarnet naar een aantal concrete bezwaren. Wel, ik zal ze u geven. Ten eerste, uw projectie van het aantal mensen die in aanmerking komen – zo leert ons een navraag bij alle administraties –, blijkt een onderschatting te zijn. Door het feit dat de integratietegemoetkoming een inkomensgerelateerd gegeven is, zal dit op een groter getal uitkomen. U houdt bijvoorbeeld ook geen rekening met de toegenomen geboortes. En, wat belangrijk is bij de trajecten, er is geen eurocent voor het voortraject, er is geen eurocent voor de indicatiestelling. Die 120.000 mensen zullen op een gegeven moment wel door iemand moeten worden geattesteerd. Daar wordt geen eurocent voor vrijgemaakt. U creëert daarmee wellicht een wachtlijst binnen de wachtlijst.
Collega’s, we gaan de komende jaren niets doen aan extra uren voor doventolken. We gaan niets doen aan personeelsomkadering. Er zal in deze sector geen cao worden afgesloten. En we gaan blijkbaar ook niets doen rond hulpmiddelen. Als u voor al die zaken wel iets zou doen, zult u ontegensprekelijk minder plaatsen kunnen creëren.
Er is dus de vaststelling dat die wachtlijst niet zal worden weggewerkt, niet in trap 1, maar ook niet in trap 2. U claimt dat u in trap 2, handicapspecifieke hulp, vijfduizend mensen zou gaan helpen en dat daarmee de problemen zouden zijn opgelost. Alleen al op de wachtlijst voor een persoonlijkeassistentiebudget staan vijfduizend mensen. Dat zijn vijfduizend mensen met een bewezen zorgnood die dringend geholpen moeten worden. U zegt dat u er tegen 2020 vijfduizend zult helpen, ook diegenen die we nog niet kennen, ook diegenen die kiezen voor zorg in natura. Uw rekening klopt niet, minister.
Het blijft onduidelijk wat u gaat doen met het PAB voor minderjarigen. Gaan ze bij hun meerderjarigheid nog eens de revue moeten passeren en misschien hun ondersteuning verliezen?
In het document staat dat u geen rekening houdt met een jaarlijkse aangroei, meer nog, dat u ervan uitgaat dat er bij de opstart van dit systeem mensen zijn die vandaag, na soms jaren te hebben gewacht en in trap 2 zitten, bedanken en naar trap 1 zullen gaan en heel het proces nog eens zullen doorlopen. Wie gelooft dat? Wie gelooft dat, minister?
U zegt dat u een evaluatie zult doen. Ik vrees dat die evaluatie wel eens voorspelbaar zou kunnen zijn. Een pijnlijk punt van die evaluatie is dat u 300 euro per maand uittrekt, maar dat heel veel mensen zeggen dat dit niet voldoende zal zijn. En wellicht zal uw systeem dus niet de wijzigingen ondergaan die we met z’n allen willen.
Minister, waarom geeft u niet ruiterlijk toe dat u tegen 2020 geen zorggarantie zult garanderen? Wat u met dit document wel zult garanderen, is de garantie op zorgen. Zorgen op wie zal moeten blijven wachten, zorgen voor wie zware hulp nodig heeft maar er geen zal krijgen en zorgen voor wie met 300 euro in de maand zal moeten rondkomen om zijn zorg te kunnen organiseren. We kunnen niet anders dan concluderen dat dit document niets vandoen heeft met de doelstellingen en de geest van het decreet Persoonsvolgende Financiering.
Ik roep u dan ook op om u terug te trekken. Komt u met iets serieus. Er is een goede aanleiding: u hebt binnenkort een begrotingscontrole. We zullen u voluit steunen om uw collega’s te helpen overtuigen dat dit beter kan en moet. Mensen met een handicap in Vlaanderen verdienen beter dan dit document. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik zal mezelf natuurlijk niet eindeloos herhalen. U zegt dat er in 2015 niets gebeurt. In 2015 wordt er 40 miljoen euro geïnvesteerd in de uitbreiding van het aanbod. Dat is meer dan elk jaar van de vorige legislatuur. Zeggen dat er niets gebeurt, is de waarheid een beetje geweld aan doen.
Het is juist dat we niet alleen zullen moeten inzetten op meer middelen. We zullen ook verder moeten flexibiliseren. Het is niet voor niets dat deze regering er een prioriteit van heeft gemaakt. We moeten ook in de sector van personen met een handicap de regels die de werking van onze voorzieningen beheren en beheersen, op een andere manier bekijken.
We hebben al belangrijke stappen gezet: multifunctionele centra, voorzieningen mogen met de erkenningen waarover ze beschikken, veel flexibeler omgaan. We hebben dat ook georganiseerd voor degenen die met een aanbod voor volwassenen actief zijn: meer flexibel met de middelen omgaan. We zijn ervan overtuigd dat het naast het kwantitatieve van het budget, ook een impact zal hebben op het aanbod dat we kunnen realiseren.
De verwijzing naar het PAB. U weet ook dat in het systeem van de persoonsvolgende financiering de betrokkene kiest. Er wordt niet meer gesproken in termen van het aantal vrije plaatsen in een nursingtehuis of in een ander type voorziening. Je kiest als je geprioriteerd wordt, en dan wordt je budget op een objectieve manier aan de hand van het ondersteuningsplan opgesteld. En dan kies je ofwel een cashbudget ofwel een voucher. En als je daar dan een PAB’er mee in dienst wilt nemen, dan is dat perfect mogelijk. De redenering dat we het aanbod onafhankelijk moeten maken en vraaggestuurd, maar telkens het PAB dan nog als een soort aanbod dat dan met een asterisk moet gezet worden, dat is niet de logica van het systeem. U mag er zelf uw keuze in maken.
Nogmaals, de taskforce waarin alle stakeholders zitten, moet nog heel veel dingen bespreken en becijferen, en uitvoeringsbesluiten maken. Ik ben me echt wel bewust van de enorm krappe timing. Het zal zeker zo zijn dat er punten zijn waarover de meningen verschillen. Er komen zeker nog een aantal discussies. Dit is een enorme transitie. We moeten die in deze legislatuur maken. Ik ben me er heel goed van bewust dat dit het enorm kwetsbaar maakt voor het agentschap en voor de minister die in het transitieproces moet proberen de voortgang te bewaken en de consensus na te streven. Dit zal wellicht niet mogelijk zijn bij alle punten en komma’s. De reacties die er komen aan de hand van een volgende stap, namelijk het neerleggen van meerjarenraming, illustreren dat ook. Het zal nooit voor iedereen goed zijn. Het parlement heeft over een systeemwijziging beslist. Het regeerakkoord bepaalt dat er uitvoering aan wordt gegeven. Het neerleggen van de meerjarentabel is bij dezen gebeurd. We zullen de stappen gefaseerd zetten.
Minister, ik dank u voor deze repliek. Ik heb twee items van weerwoord.
Uiteraard is flexibiliseren in deze sector, die heel hard gereguleerd is, een noodzakelijke voorwaarde om systeemwijzigingen te kunnen doen. Alleen moeten we vaststellen dat er tot nu toe geen stappen gezet zijn en dat er niet in middelen voorzien is. En als er middelen voor zullen moeten worden voorzien, zullen ze interen op de plekken die de mensen nodig hebben. U probeert daarmee te bewijzen dat u de zorggarantie zult realiseren. Het feit is dat u dit niet zult doen. Mevrouw Taelman heeft het ook al gezegd: de wachtlijsten zullen niet weggewerkt worden.
Inzake PAB weet ik perfect wat er in het decreet staat. Daar gaat het niet over. Het feit is dat er vandaag 5000 mensen om vragen. Die 5000 mensen zullen wellicht degenen zijn die ook in de toekomst zeker voor een cashbudget zullen kiezen. U zegt: “We gaan 5000 mensen in het totaal helpen.” Dat is dan minstens één tak, één op twee, die niet zal worden geholpen. Dat is het punt, minister. U kunt de zorggarantie niet bieden; u biedt een garantie op zorgen voor veel mensen.
Na wat we de voorbije jaren hebben gezien en geleerd in dit dossier, durft niemand die eerlijk is met zichzelf nog te garanderen dat de wachtlijsten zullen worden weggewerkt. Dat is eerlijk zijn, en dat verwacht ik niet enkel van de meerderheid, maar ook van de oppositie.
Open Vld, mijnheer Van Malderen, heeft bij de bespreking van het decreet telkens opnieuw, samen met Groen, gevraagd hoe het zou worden gefinancierd. Dat was en is voor ons een belangrijke zorg, omdat we wisten dat het basisondersteuningsbudget veel middelen zou opslorpen. We hebben er toen geen antwoord op gekregen. Maar u, mijnheer Van Malderen, was blijkbaar wel tevreden, want u hebt het decreet goedgekeurd zonder te vragen naar de financieringsbasis. Nu vraagt uw partij telkens naar cijfers. Wel, die had u niet in de vorige legislatuur en dat was toen blijkbaar geen enkel probleem.
Mevrouw Taelman, we hebben al enkele keren lessen gekregen van de minister over het decreet. Wij zijn de oppositie. De meerderheid zegt dat er een zorggarantie komt. U zegt dat we eerlijk moeten zijn, de wachtlijsten gaan niet zomaar verdwijnen. De twee spreken elkaar tegen. Is het dan zo raar dat we vragen of die budgetten er zijn?
Die vraag leeft buiten het parlement. Ik kan enkel tot de zeer simpele vaststelling komen dat die vraag nooit wordt beantwoord. Op termijn zal alles beter worden, maar u geeft toe dat u het nu niet hebt. Toch zegt u dat er een garantie komt, u ook, u zit in de meerderheid. U kunt de oppositie toch niet verwijten dat u zelf zegt dat er een garantie komt.
Zijn er engagementen in de regering dat die middelen er komen? Dat vragen wij, dat vraagt iedereen. U vindt het zelfs gênant dat we de vraag stellen. Als u die garantie en die middelen hebt, vragen we heel vriendelijk ons te tonen waar. Het is toch niet gênant als de oppositie dat vraagt?
Mijnheer Crombez, u keurt dat decreet goed. Waarom was die financiering toen niet belangrijk? Op het moment dat een parlement een decreet goedkeurt, gaan we ervan uit dat het duidelijk is dat het kan worden gefinancierd. Toen was dat voor u niet belangrijk.
Nu garanderen wij dat er meer wordt geïnvesteerd in de mensen met de zwaarste zorg dan in de vorige legislatuur. En dan komt u ons verwijten dat wij niet consequent zijn! Dat vind ik inderdaad gênant. (Applaus bij de meerderheid)
Ik verwijt niemand iets, ik stel hier enkel vragen. U hebt mevrouw Jans zelf horen zeggen dat er in de vorige legislatuur een nooit geziene stijging was van het budget. Dat is waar. Het was belangrijk. Bovendien, het geld was er, er was een nooit geziene stijging.
Hier gaat het over de uitvoering van het decreet. De regering komt met de nota. U zegt dat u begint met een klein stapje. Wij vragen: welke engagementen zijn er binnen de regering voor de mensen buiten dat er na dat kleine stapje effectief komt wat er nodig is? Het is een derde van wat Ben Weyts had geraamd. Maar goed, dat is wat de regering nu heeft afgesproken. Het is geen verwijt, het is een simpele vraag.
Nu is er bijna niets. Het is niet op maat. Die 300 euro is weinig voor veel mensen. U zegt dat er nog geld bijkomt. De vraag is, ik ga ze blijven stellen: is er een afspraak? Zijn die middelen er? Of beperkt het zich tot engagementen? Zoals de minister zegt: “We gaan proberen.”
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zou in dit debat de nadruk willen leggen op de volledige draagwijdte van de uitvoering van het decreet Persoonsvolgende Financiering. In de pers werd immers, ten onrechte, vooral toegespitst op het basisondersteuningsbudget, de zogenaamde trap 1. Het spijtige van die vernauwing tot trap 1 is dat de uitbreiding van trap 2 met maar liefst 198 miljoen euro ondergesneeuwd raakte. Dat is niet zo erg voor ons politici. Het is vooral verwarrend voor de personen die rechtstreeks met deze problematiek geconfronteerd worden. Ik kom daar later nog op terug. Ik licht graag even toe waarom wij tevreden zijn met de verdere uitvoering van dit decreet.
Zoals gezegd bleek dit niet uit de titel van het persbericht, maar de nadruk van dit uitbreidingsbeleid ligt wel heel duidelijk op trap 2. Dat zijn de mensen met de grootste zorgzwaarte. In de vorige legislatuur bedroeg het totale uitbreidingsbeleid voor personen met een beperking 145 miljoen euro, nu is dat 330 miljoen euro. Enkel en alleen voor trap 2 is het 198 miljoen euro, dus voor de mensen met de grootste zorgzwaarte. Zeggen dat deze regering die mensen in de kou laat staan, is echt niet correct.
Met de 198 miljoen euro zullen naar schatting 5000 mensen met de hoogste zorgzwaarte kunnen worden geholpen. Door de investeringen van de vorige legislatuur zijn de wachtlijsten uiteindelijk gestagneerd. Door nu nog extra te investeren, kunnen die lijsten dalen. Dit moet het uitgangspunt zijn waar we allemaal voor moeten gaan. Dat is ook de bezorgdheid van deze regering. Als je kijkt naar de verdeling van de middelen, zien we dat zo. Er worden meer middelen ingezet om de wachtlijsten aan te pakken. Enkel de extra inzet van die budgetten volstaat niet, zo bleek uit het verleden. Daarom hebben de meerderheidspartijen van de vorige legislatuur beslist om de persoonsvolgende financiering in te voeren met onder andere het BOB.
Kan het systeem beter? Elk beleid kan beter. Is het een belangrijke stap vooruit? Jazeker is het een belangrijke stap vooruit. Het is ook goed dat het volledige decreet, inclusief het BOB, wordt ingevoerd en dat er ook meteen een evaluatie wordt ingepland in dit systeem.
Mevrouw van der Vloet, u legt de nadruk op de veronderstelde verwezenlijkingen in trap 2, waarmee u meteen ook trap 1 wat minimaliseert. Dat verrast me niet, omdat uw partij, na de goedkeuring van het decreet, zich daar in de campagne en nadien altijd bijzonder kritisch over heeft uitgelaten. U voegt er in een adem aan toe dat het goed is dat dat onmiddellijk wordt geëvalueerd. Wat zijn de doelen en de criteria van die evaluatie? Wanneer is dit geslaagd? Gesteld dat er in 2019 geld is, wat ik betwijfel, wanneer zult u groen licht geven?
Dat is een belangrijke vraag. Als u de evaluatie van bij het begin inschrijft, is het belangrijk om ook de evaluatiecriteria van bij het begin in te schrijven.
De evaluatie is belangrijk omdat, als de vraag in trap 2 daalt, de missie dan geslaagd is. Als die vraag niet daalt, dan zullen we in 2019 – de middelen zijn in trap 1 nog niet verdeeld – moeten kijken hoe die middelen verder moeten worden verdeeld. Die criteria zullen nog moeten worden vastgelegd. Daarvoor kijk ik naar de minister. Het is wel heel belangrijk dat die evaluatie er komt. Nu is het nog geen 2017. We hebben nog wel wat tijd om die criteria op punt te stellen.
Mevrouw van der Vloet heeft gelijk. Het is ook zeer logisch. Als je zo’n geweldige transitie doet, kijk je op een bepaald ogenblik of je signalen kunt capteren dat de systeemshift wel degelijk werkt. Het zal krap zijn om dat allemaal te kunnen doen in die periode. De bedoeling is duidelijk.
Velen op het terrein begrijpen de logica en de redenering van het concept zoals het in het decreet is verwerkt. Er zijn er die zeggen dat als je te snel veel middelen monopoliseert voor het BOB, je het budget voor trap 2 niet voldoende zult kunnen ontwikkelen. Dat is trouwens ook uw zorg en de zorg die in de commissie aan bod is gekomen.
De hypothese waarop het systeem is gestoeld, is er niet zomaar met de natte vinger gekomen. Er is gekeken naar Nederland, Engeland en andere landen om te zien wat het beste systeem is om op een duurzame manier een oplossing te kunnen geven aan het probleem. Wel, er zal een moment moeten zijn dat we moeten kijken of het juist is dat dit soort van systeemshift zich realiseert. Dat zal dan mee moeten bepalen hoe de rest van de middelen binnen de afgesproken categorieën kan worden ingezet.
Het is de overtuiging van vele mensen met wie wij gesproken hebben, dat het BOB wel degelijk een positieve impact zal hebben. De kosten voor deze mensen lopen immers vaak op heel veel gebieden hoog op. Daarom biedt het BOB een tussenstap voor vele mensen waardoor ze zorg zelf kunnen inkopen. Boven op de mensen die het BOB zullen krijgen, worden 5000 mensen extra via trap 2 geholpen.
Voor sommige mensen zal het BOB voldoende zijn, voor anderen niet, maar is het toch wel een verlichting in het wachten op hulp in trap 2. Het inkopen van de zorg zorgt ervoor dat de mantelzorgers gedeeltelijk worden ontlast, iets wat hoognodig is. Dat bewijzen recente cijfers over stress bij de mantelzorgers.
Deze visie zorgt ook voor een meer inclusieve samenleving: burgers hebben immers zelf de regie in handen over hoe ze het geld van het BOB zullen besteden.
Het belangrijkste wat volgens mij in de nota staat, is de evaluatie. Is de missie geslaagd, dan is er voldoende impact. Is de missie niet geslaagd, dan zullen we moeten zien hoe de middelen in 2019 worden verdeeld.
Een volgende punt dat ik wil maken, is het emancipatorische belang van vraaggestuurd werken waardoor personen met een beperking hun regie in eigen handen krijgen. Enkel dan is een inclusievere samenleving mogelijk, en dit moet zowel in trap 1 als in trap 2 naar voren komen. In trap 1 kan men gebruikmaken van rechtstreeks toegankelijke hulp, maar men kan ook inkopen onder andere vormen van zorg, bijvoorbeeld assistentie-uren, dienstencheques en noem maar op. De mensen moeten hun eigen zorg kunnen inkopen en hierbij zelf beslissingen kunnen nemen. Dat vinden wij het belangrijkste.
Ook bij trap 2 zien wij bij de voorzieningen een omschakeling naar vraaggestuurd werken. Het is belangrijk dat er een ondersteuningsplan komt met een specifieke zorgvraag van die mensen. Hierbij kan blijken dat niet elke persoon een voltijdse zorgvraag in die voorziening wenst. Zo kan men met het cashbudget ook deels een andere vorm van zorg inkopen. Door die flexibiliteit zullen er extra plaatsen vrijkomen om ook andere mensen die zorg te kunnen aanbieden, met het gevolg dat de wachtlijsten ook weer gaan krimpen.
Naast de flexibiliteit wil ik nog één punt aanhalen, namelijk de communicatie. Ik heb zelf jaren op de werkvloer gestaan in de sector van mensen met een beperking. Daar heb ik ondervonden dat mensen en hun gezin het zeer belangrijk vinden om goed geïnformeerd te worden. Het is een oud zeer dat de communicatie en de website van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) niet altijd heel duidelijk is. Zo vond ik ook de persmededeling een ongelukkige titel hebben. “Personen met een handicap ontvangen 300 euro per maand” is een titel die de lading niet dekt. De subtitel “Meer ondersteuning dan ooit tevoren” was een betere titel geweest. De communicatie zorgde voor grote verwarring bij de mensen, want velen dachten dat ze nu nog maar 300 euro per maand gingen krijgen.
Verder heb ik ook mijn bedenkingen bij de manier van communiceren van de oppositie. Ook nu weer is die er vooral op gericht om de mensen angst aan te jagen. Een kritisch debat moet mogelijk zijn, maar het kan toch niet de bedoeling zijn om mensen desinformatie te geven en zo extra verwarring en angst te zaaien? Ik kan u niet uitdrukkelijk genoeg vragen om deze mensen niet als politieke speelbal te gebruiken.
Collega’s, ten slotte wil ik erop wijzen dat de uitrol van dit decreet essentieel is voor vele mensen. Zoals ik aanhaalde, zal het de taak van de minister zijn om te zorgen voor een goede uitrol, naast de inzet van het uitbreidingsbeleid en het blijven bewaken van de flexibiliteit voor de hele sector, een taak waarin wij hem ten volle zullen ondersteunen. Ik weet dat verandering soms onrust met zich meebrengt, maar zorg er alstublieft allemaal mee voor dat deze onrust niet de bovenhand krijgt. De verandering die dit decreet meebrengt, zal immers vooruitgang voor velen met zich meebrengen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw van der Vloet, ik heb tot het einde van uw toespraak gewacht. Ik neem akte van uw kritiek op de communicatie van de minister. Eerlijk gezegd, kunt u ons echter niet aanwrijven dat wij angst zouden zaaien. Wij brengen de ongerustheid die we capteren, naar het Vlaams Parlement. Op basis van de feiten delen wij deze ongerustheid.
Ik heb daarnet opgesomd welke kosten op ons afkomen waarvoor niet in een budget is voorzien. Mijn grote vrees is dat veel mensen het effectief met 300 euro zullen moeten stellen. Er staan geen andere middelen ter beschikking.
Uit wat u net in verband met de evaluatie en de bijsturing hebt verklaard, blijkt tevens dat we veel mensen gefrustreerd zullen achterlaten. We zullen het evalueren. Er wordt gegoocheld met miljoenen euro’s die er misschien niet zijn. Ik heb nog steeds geen begrotingsdocument gekregen. We zullen de mensen eens te meer moeten vertellen dat we hen morgen, overmorgen of de dag nadien zullen helpen. Ondertussen moeten ze wachten. Het was net de bedoeling die cirkel met het decreet te doorbreken. Ik heb in uw betoog te weinig elementen gehoord om die angst en die mogelijke frustratie bij de mensen weg te nemen. Dat is de essentie van onze kritiek.
Mijnheer Van Malderen, u hebt de titel ‘Vandeurzen probeert nederlaag te verkopen als overwinning’ gebruikt. Ik vind dat jammer. Het is geen nederlaag. Het gaat om tweemaal zo veel als tijdens de vorige legislatuur, toen uw partij ook in de meerderheid zat. Volgens u is er voor 2015 en 2016 geen budget. Er is een groter budget. Wat die twee jaren betreft, gaat het gemiddeld om 29 miljoen euro. De voorbije jaren zagen we in de begroting ook gemiddeld 29 miljoen euro staan. De daaropvolgende jaren ligt het gemiddelde nog veel hoger. Kunt u dit een nederlaag noemen? Ik vind dit echt een overwinning. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Mijnheer Van Malderen, ik wil even mijn partijgenote bijtreden. Er is iets dat me stoort en dat ik hartsgrondig beu word. Ik wil dit ook opentrekken, want het gaat niet enkel om dit dossier.
We hebben hier al verschillende keren gemerkt dat de oppositie een beleid voert waarbij onrust en paniek worden gezaaid. Ik ken een paar voorbeelden uit het hoofd. Er is het fenomeen van De Lijn geweest. Het zou om 180 euro gaan, maar uiteindelijk gaat het om 50 euro. Het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs zou ver boven 1000 euro stijgen. Uiteindelijk is het iets meer dan 800 euro. We hebben het gehad over de gehandicapten en over de optelsommetjes voor de besparingen. De paniekzaaierij wordt steeds meer het beleid van de oppositie. Ik vind dat intellectueel oneerlijk en geen correct spel. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Mevrouw van der Vloet, dat klopt. Uw partij maakte toen ook deel uit van de meerderheid. We hebben elke euro voor het uitbreidingsbeleid gesteund. Vaak gingen we toen in tegen de minister van Begroting. U moet zelf die rekening maar eens maken.
Op basis hiervan hebben we de conclusie moeten trekken dat een stijging van de middelen op zich niet voldoende is. Er moet in die sector een systeemwijziging komen. Die systeemwijziging moet solide zijn en de mensen vertrouwen geven. Nu doen we bepaalde vaststellingen.
We staan op dat vlak heus niet alleen. Ik kijk naar alle reacties. U hebt verklaard dat u met veel mensen hebt gepraat. Ik vraag me af met wie u hebt gepraat. Ik zie vooral veel kritische reacties en voorwaarden van de mensen om verder te gaan.
Mijnheer Diependaele, er is een verschil tussen woord en daad. Minister Weyts heeft in de kelder van dit parlementsgebouw verkondigd dat hiervoor 1 miljard euro zou worden uitgetrokken. Nu komt u hiermee af. Eerst zou er zorggarantie worden geboden. Tijdens dit debat moet u ruiterlijk toegeven dat de wachtlijsten zullen blijven bestaan. Eerlijk gezegd, hebben we van u geen lessen te krijgen.
Mijnheer Van Malderen, daar wil ik op reageren. U bent ook geen kerstekindje.
Ook!
Op den duur wordt het Vlaams Parlement beter dan de parodie in Tegen de Sterren Op. In een campagne, tijdens de aanloop naar de verkiezingen, maakt elke partij haar visie bekend. De partij vertelt hoe ze de maatschappij wil indelen. Ditmaal is daar uitdrukkelijk een rekensommetje aan verbonden. Dat doen we allemaal.
Maar we weten ook allemaal dat niemand, geen enkele partij, de mogelijkheid krijgt om dat met een absolute meerderheid volledig door te duwen. Mijnheer Van Malderen, nu mag u mij eens zeggen wat de voorkeur geniet. Wij hebben in onze rekensom 900 miljoen euro naar voren geschoven om dat probleem aan te pakken. Wij hebben daarnet gehoord dat in uw programma 100 miljoen euro ingeschreven stond. Nu moet u mij eens zeggen wat het beste is.
Mijn simpele vraag, mijnheer Diependaele, is wie u in de onderhandelingen heeft belet om die 900 miljoen euro te besteden? De partij van de minister of Open Vld? Wie heeft u belet om 900 miljoen euro te besteden om dit probleem op te lossen?
Mijnheer Van Malderen, het plan dat we hebben uitgewerkt, dateert van toen we samen met sp.a in de coalitie zaten. De begrotingsbesprekingen zijn achter de rug en we weten allemaal welke problemen we moesten aanpakken en welke afwegingen we hebben moeten maken. We hebben met deze meerderheid zeer duidelijke keuzes gemaakt, waar we allemaal achter staan. We gaan niet in het rood en we willen Vlaanderen voorbereiden op de toekomst en op de problemen die nog zullen rijzen. Die willen we kunnen aanpakken.
Ik probeer me voor te stellen hoe de mensen die nu voor de televisie zitten, kijken naar dit debat. Ik denk dat iedereen in dit halfrond die wordt geconfronteerd met de schrijnende situatie die op het terrein helaas soms de realiteit is, ervan overtuigd is dat de Vlaamse overheid, die al jaren inspanningen doet en waarbij nagenoeg alle partijen ooit regeringsverantwoordelijkheid hebben gehad, deze inspanningen onverdroten moet voortzetten.
Ik denk persoonlijk dat het een goede tactiek was om de systeemwijziging eind vorige legislatuur in een decreet te gieten en daarin ook een timing op te nemen waardoor de regering een meerjarenraming aan het parlement moet voorleggen, wat ook gebeurd is.
Die systeemwijziging is essentieel. Men kan aan de mensen niet zeggen dat we meer zorggarantie gaan organiseren en hun meer het heft in handen willen geven als de manier waarop de sector wordt gefinancierd, niet wordt gewijzigd. We financieren tot nu toe om allerlei historische redenen eenzijdig instellingen en diensten. Wij moeten dat veranderen en een systeem zoeken waarbij niet iedereen in de logica moet komen dat zij een maximaal budget nodig hebben uit de handicapspecifieke ondersteuningspot. Iedereen die hier zit, weet dat op er op die redenering een geweldig aanzuigeffect is van iedereen die graag het etiket handicap zou willen omdat dan de deuren tot alle mogelijke vormen van zorg open gaan. Hoe zouden we zelf zijn in die situatie? We moeten een systeem organiseren waardoor het reguliere aanbod van gezinszorg en kinderopvang ook wordt opengesteld voor mensen met beperkingen. Dat is de visie van inclusieve samenleving. Dat systeem moet de inzet van de handicapspecieke middelen zo efficiënt mogelijk doseren.
Die omwenteling in de mentaliteit is gigantisch en zal voor vele mensen onzekerheid met zich meebrengen. Sommige ouders zullen zeggen dat ze dat niet gevraagd hebben en willen dat hun kind naar een instelling gaat en daar zeker kan blijven. Anderen zullen een klein budget vragen om hun kind, dat bijvoorbeeld autistisch maar relatief zelfstandig kan leven, met een beetje ondersteuning verder te helpen. Die ouders zijn in staat om voor dat kind te zorgen mits een beetje hulp om die ondersteuning te assembleren met gezinszorg, thuisverpleging en andere. Wij kennen allemaal de veelheid van dromen, verwachtingen en wensen in de sector. Dit is een concept om te proberen daar ten gronde nieuwe structurele antwoorden op te geven.
Dit zal niet voldragen zijn aan het einde van deze legislatuur, maar het zal wel een gigantische stap vooruit zijn. Het zal leiden tot meer zorggarantie en meer vraaggestuurde werking. Ik vind dat mevrouw van der Vloet hier een punt heeft. Als men in dit Vlaanderen nog ooit eens een grote verandering wil doorvoeren, zal dat dan telkens met een stop-and-goverhaal zijn? Gaan wij dan telkens drie stappen achteruit zetten omdat er geen draagvlak is?
Ik hoop dat we in Vlaanderen, voor een schrijnend probleem als dit, doorgaan met een oplossing die is goedgekeurd in het parlement en waarvoor budget is. We zullen nog heel veel discussies hebben over alle details, punten en komma’s en vele stakeholders zullen u contacteren op vele punten waar ze niet hun eigen grote gelijk zullen halen. Als we niet doorgaan, zullen we binnen vijf jaar zeggen dat het probleem hetzelfde is, dat we er een lap geld hebben in gestopt maar dat er ten gronde niets is veranderd. Voor dat scenario wil ik niet gaan. (Applaus bij de meerderheid)
De minister heeft een punt dat we bij de essentie van het debat moeten blijven. Er is een verandering. Die is tijdens de vorige legislatuur uitgetekend. Er zijn schrijnende situaties. De N-VA geeft toe dat er idealiter om dit aan te pakken meer dan 900 miljoen euro nodig is tijdens de legislatuur maar dat dat niet volledig kan. Als mensen hier thuis naar kijken omdat het over hen gaat, dan hebben ze gehoord dat er nu een stapje is en dat er de komende jaren iets bijkomt dat niet iedereen zal helpen. Mijn vraag blijft of u daarvoor de middelen hebt. Dat is de essentie van het debat.
Als minister zegt u al een paar jaar dat er schrijnende situaties zijn. Met dit kleine stapje is maar een heel klein deel van de mensen geholpen. De vraag blijft of de middelen er zijn. Er moet toch een reden zijn waarom daar geen antwoord op komt. Het is niet omdat er een raming is beloofd, dat dit een voldoende antwoord is. Er is al een paar keer door een andere minister aangegeven dat er bijkomend zal worden bespaard. Zal er dan nog in onderwijs en zorg worden bespaard? Als een partij in de regering zegt dat er bijkomend zal worden bespaard, ook in zorg, hoe zult u er dan ooit geraken? We hebben daar geen antwoord op gekregen vandaag.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wens niet onderbroken te worden en zal achteraf de vragen beantwoorden.
Minister, dames en heren, we hebben vorige week nog in de commissie gedebatteerd over de wachtlijsten voor personen met een handicap en het feit dat ze langzaamaan afnemen. We debatteren vandaag over het budget voor de komende jaren en terecht. Er staan nog altijd veel, té veel mensen met een handicap op een wachtlijst. Maar niet nu of vorige week is dit het onderwerp van debat in het parlement, ook in de vorige legislatuur is er zeer veel over gedebatteerd.
Er zijn twee cruciale zaken beslist die aan de basis liggen van het debat van vandaag. Een eerste beslissing was om 146 miljoen extra vrij te maken voor de meest zwaar zorgbehoevenden, de zogenaamde trap 2. Dat was toen een groot uitbreidingsbudget. Daarnaast was er ook het groeiende besef dat een drastische ommekeer noodzakelijk was: niet langer voorzieningen financieren, maar de mensen en zo de persoon met een handicap de regie over zijn eigen leven in handen geven. Dat deden we en dit ligt vandaag voor. Het decreet werd tijdens vorige legislatuur goedgekeurd en is sindsdien waar mogelijk bevestigd.
Het decreet voorziet in twee delen, in twee trappen. Een trap met een basisbudget van 300 euro en een tweede trap met budgetten voor de echte zorg op maat met een persoonsvolgend budget op maat van je zorg, je vraag en je noden.
Waarom beslisten we dat toen en doen we dit nu? Omdat de praktijk van elke dag ons bewees dat simpelweg investeren – steeds meer geld steken – in de uitbreiding van die handicapspecifieke zorg de zaak niet oploste. Dat is de reden waarom er een eerste trap en een budget daarvoor is toegevoegd. Ik gebruik bewust de term toegevoegd, want collega’s: deze middelen zijn bijkomend.
Deze legislatuur gaat 200 miljoen euro extra en direct naar persoonsvolgende budgetten voor PMH, naar handicapspecifieke zorg op maat. Ik zei daarnet dat we in de vorige legislatuur een grote uitbreiding deden van 146 miljoen euro, wel dat is nu verhoogd met meer dan 50 miljoen euro.
Daarnaast is er dus 132 miljoen euro voor het basisondersteuningsbudget en de uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijk hulp. Daarover is vandaag nog weinig gezegd. Dat is hulp en dienstverlening aan mensen met een handicap of hun ouders, die ze direct kunnen inkopen zonder dat er VAPH-tickets, procedures, een diagnose of inschaling nodig zijn. De dienstverlening is direct toegankelijk.
Ze krijgen 3600 euro per jaar om te besteden in functie van hun handicap. Ze hebben zelf de regie over dat budget. Ze kunnen dienstencheques aankopen, of gezins- of poetshulp. Het kan dienen om de thuisbegeleiding te betalen voor ouders met vragen over opvoeding of schoolkeuze van hun gehandicapte kind.
Hiermee helpen we mensen, hun gezin en hun netwerk. Dat is voor onze partij een belangrijk argument, want wij geloven in de vermaatschappelijking van de zorg. Niet in het theoretische concept, maar in een samenleving waar men het recht heeft om zorg te vragen, om zorg te dragen en waar zorg zichtbaar kan zijn! En ja, ook hier geven we de regie in handen van de persoon met een handicap. Hij beslist hoe hij zijn geld besteedt.
Dit is de sterkte van wat voorligt: er kan meer op maat gewerkt worden in een inclusievere samenleving en sector. Een samenleving die meer zal moeten openstaan voor mensen met een handicap dan vandaag het geval is. Het is niet langer het vroegere systeem waarin men moest wachten. Had men geluk, dan kreeg men alles; had men pech, dan had men helemaal niets.
Elke wijziging roept weerstand op. Dit is nieuw en erg vernieuwend. Maar als de voorzieningen en de sector, en de PMH en hun organisaties het een kans willen geven, dan is dat een belangrijk signaal. Je moet niet veranderen om te veranderen: je moet veranderen omdat je overtuigd bent dat je zaken kan verbeteren. Daarom gelooft CD&V in deze manier van aanpak. Omdat we méér mensen kunnen helpen en ondersteunen.
Daarom moeten we vooruit, vooruit met de uitvoering van dit decreet, vooruit met de realisaties op het terrein, een terrein dat veel vernieuwender is dan we ooit hadden kunnen denken. We moeten vooruit met trap één en trap twee: het basisbudget én de zorgbudgetten op maat. Ik zal het telkens opnieuw benadrukken: het is een en-enverhaal.
Het hele systeem is in het leven geroepen om de persoon met een handicap zorggarantie te bieden. We moeten durven toe te geven dat dé persoon met een handicap niet bestaat. Dit gaat van mensen met enkel een fysieke beperking tot mensen met een complexe, meervoudige handicap die zware zorg vereist. De één heeft elk uur van de dag en de nacht zorg nodig, maar voor de ander kan een maandelijks basisbudget van 300 euro wél het verschil maken voor hemzelf en/of zijn mantelzorger.
Ik sluit af met een voor CD&V cruciaal punt en het uitgangpunt voor dit decreet: de zorg voor de zwaarst zorgbehoevenden. Ik wil dit hier vandaag opnieuw en sterk benadrukken. Dat er onverminderd wordt geïnvesteerd in bijkomende capaciteit, rechtstreeks en niet rechtstreekse handicapspecifieke hulp is nodig! Want enkel door te investeren in beide trappen kunnen we het doel realiseren: zorggarantie voor de meest zorgbehoevenden in een inclusieve samenleving.
Dat is de ambitie die wij als christendemocraten koesteren en die wij met volle overtuiging zullen blijven verdedigen. Daarom spreken we ook openlijk onze steun uit voor de voorliggende conceptnota en de bijhorende financiering. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans, u houdt een warm pleidooi voor zorg op maat. Dat is belangrijk. Ook vraaggestuurde zorg is bijzonder belangrijk. Het is een van de basisaspecten van gelijk welke hervorming die je moet doen.
Ik heb mevrouw van der Vloet daarnet naar de evaluatiecriteria gevraagd rond het basisondersteuningsbudget. Zij heeft toen geantwoord dat dat wil zeggen dat in trap 2 de vraag moet dalen. Dat is een eenvoudig criterium. Ik ga er dan van uit, mevrouw Jans, dat mensen die gebruik maken van trap 1, nog altijd hun claim op trap 2 kunnen aanhouden. Want anders kun je dat kunstmatig laten zakken.
Essentiëler is: zal er bij die evaluatie ook aan personen met een handicap zelf gevraagd worden in hoeverre zij met het beschikbare budget die zorg op maat vraaggestuurd kunnen invullen? Je kunt dat cijfermatig benaderen, maar je kunt het ook bekijken vanuit het standpunt van een persoon met een handicap. En vanuit het VN-verdrag gezien, lijkt mij dat de hamvraag te zijn om elke systeemevaluatie in dezen te doen.
Het moet een brede evaluatie zijn, waarbij de uitgangspunten van het VN-verdrag, de basis waarop dit decreet geschreven is, ook mee aan bod zullen komen. Zijn de ervaringen van de personen met een handicap relevant en worden die meegenomen? Daar ga ik van uit.
Zowel bij de opmaak van het decreet als bij het stilaan tot stand komen van de uitvoeringsbesluiten was de betrokkenheid van de sector en van de personen met een handicap zelf zeer cruciaal. Ik ga ervan uit dat, als we dat systeem gaan evalueren, we in de grootst mogelijke mate ook de persoon met een handicap zelf mee aan het stuur van die evaluatie zullen zetten, en de tekortkomingen of pluspunten die hij aanreikt, zeker zullen meenemen in de evaluatie. Dat ligt wat mij betreft voor de hand.
Mevrouw Jans heeft gelijk, maar iedereen beseft natuurlijk ook dat het kort dag is. Het zal een eerste evaluatie zijn. Je kunt op zo’n korte termijn niet een hele, grote evaluatie opzetten. De bedoeling is inderdaad om bij de evaluatie te vertrekken vanuit het perspectief van de persoon met een handicap.
De vraag waar het decreet op is gebouwd, is: helpt het feit dat je een basisondersteuningsbudget hebt, je in je draagkracht en je mogelijkheden om je eigen leven in te richten en een stap te zetten in de participatie aan die inclusieve samenleving? Het hoeft helemaal niet te zijn omdat je in trap 1 zit, dat je geen vraag meer kunt stellen naar trap 2. De vraag is alleen: als je in trap 1 een basisondersteuningsbudget hebt, maakt dat voor jou een verschil? Heeft dat een meerwaarde?
Het kan ook perfect zijn dat, door te kiezen voor een groep van minderjarige adolescenten, we de ouders in staat stellen om het leven van die gast op een goede manier in te richten en de stap naar jongvolwassenheid te zetten. We moeten kijken of we ook stappen kunnen zetten naar ondersteuning bij het meer zelfstandig leven. Zo kun je, op een moment dat je een beroep moet doen op een meer intensieve zorg en ondersteuning, dat ook voor een stuk uitstellen. Dat is een heel gevarieerd verhaal. Maar de vraag is of het wat dat betreft een meerwaarde geeft. Respecteert het de draagkracht van mantelzorgers? Geeft het de mensen die het moeten rooien zonder de steun in trap 2, inderdaad een ondersteuning die zij ook als dusdanig positief ervaren?
Wellicht kunnen we niet alles oplossen, en dat is zeker zo voor mensen met heel zware zorgnoden. Maar zo krijgen ze tenminste wat ondersteuning, en die moet voor een verschil zorgen. Dat is wat ons bij de evaluatie voor ogen moet staan.
Minister, u zegt dat u ouders van kinderen met een zware handicap ondersteuning gaat bieden, want vandaag zorgen zij vaak nog zelf voor hun kinderen. Ik deel uw mening: veel ouders zorgen zelf voor hun kinderen, en willen dat ook met veel liefde en engagement doen. Zij vragen heel duidelijk een geruststelling. Zij willen alles geven, maar willen wel weten dat hun kind zal worden opgevangen op het moment dat zij het niet langer kunnen. Die zorggarantie biedt u niet met uw aanbod van 300 euro per maand. Ik kijk met wat schrik uit naar de evaluatie die er moet komen. U wilt beginnen met de mensen met de zwaarste zorgnoden een budget te geven. Maar dat zijn de mensen die iets anders nodig hebben: een plaats in een instelling of een dagopvang. Die 300 euro is voor hen een doekje voor het bloeden. De groep waarvoor dat geld eigenlijk is bedoeld is – de mensen met een lichte handicap –, zullen er misschien – tegen het eind van de legislatuur – gebruik van kunnen maken.
Mevrouw Jans, u gaf een duidelijke en correcte toelichting bij het decreet. Maar hoe dat decreet wordt toegepast, staat haaks op de doelstellingen ervan. Ik erken dat veel geld naar personen met een handicap gaat. Ik heb daar geen problemen mee, want die mensen zijn het waard. Maar ik zie wel dat veel mensen op een wachtlijst staan. 10.000, 15.000 of 20.000: over het juiste aantal kunnen we discussiëren. Zolang dat zo is, kunnen we niet tevreden zijn.
Vorige week discussieerden we over de wachtlijsten in de commissie. Momenteel zijn er ongeveer 14.000 geregistreerde actieve vragen.
U vergeet 6000 kinderen: dat maakt een totaal van 20.000 mensen.
U opent hier een discussie over de integrale jeugdhulp, en dat zou ons wellicht te ver leiden. In de conceptnota staat heel duidelijk dat op dit ogenblik ongeveer 40.000 mensen worden opgevangen door voorzieningen die subsidies van het VAPH ontvangen. Daarnaast zijn er ramingen – die u ook citeerde – die aangeven dat we 5000 mensen met een zeer zware zorgnood met grote budgetten trachten te helpen. Dat zijn toch uitgangspunten die we ambitieus mogen noemen. Dat staat los van het basisondersteuningsbudget.
Het klopt dat we dat gefaseerd invoeren, want het is een van de cruciale opmerkingen die in de bespreking van het decreet aan bod kwam: denk goed na aan welke groepen we het basisondersteuningsbudget geven. In het eerste jaar kiezen we ervoor om dat te geven aan de volwassenen met een actieve zorgvraag, en het tweede jaar aan de minderjarigen met een actieve zorgvraag. Ik vind dat een goede, verantwoorde keuze. Nadien zullen we evalueren. Want de ommezwaai is zo drastisch, dat een evaluatie moet helpen om te bepalen hoe we het systeem van het basisondersteuningsbudget kunnen uitbreiden. Eerst moeten we echter het systeem opstarten. Het moet een kans krijgen, om het vervolgens te evalueren. Ik vind het dus jammer dat u nu al zegt, mevrouw, dat u uw hart vasthoudt voor de evaluatie. Ik verzoek u vriendelijk om het voor een keer eens een kans te geven.
Uiteraard wordt er met de sector overlegd over de evaluatiemethode. Ik neem aan dat er een nulmeting zal gebeuren. Methodologisch moet dat goed worden aangepakt.
Mevrouw Van den Brandt, nog eens, de redenering met betrekking tot de drie groepen – de meerderjarigen, de minderjarigen en, algemener, diegenen met een verhoogde kinderbijslag met 20 punten, met 12 punten en de jongvolwassenen van categorie 3 of meer en een integratie tegemoetkomend tot 25 jaar – is dat de eerste twee groepen inderdaad moeten worden beschouwd als een inhaaloperatie. Dat zijn mensen die al een hele tijd aangeven dat er een probleem is met hun draagkracht. Daar proberen we inderdaad voor een deel met dat forfait op in te spelen, een beetje ook vanuit de idee dat we zullen proberen om daar niemand in de kou te laten staan. We gaan ervan uit dat dat ofwel hun probleem kan oplossen, gedeeltelijk kan oplossen of misschien kan voorkomen. Voor sommigen die geen geprioriteerde vraag hebben op de centrale wachtlijst kunnen wij dan preventief voorkomen dat dat snel een heel uitdrukkelijke en dringende vraag moet worden. Dat zijn de eerste twee groepen.
En dan gaan we met dat basisondersteuningsbudget op een proactievere manier werken, door in te zetten op de kinderen en jonge adolescenten. Van hen kunnen we, op basis van de schalen in de verhoogde kinderbijslag en de integratietegemoetkoming, weten dat dat toch behoorlijke beperkingen zijn. We kunnen vermoeden dat er in de thuissituatie van die kinderen een context is. En dan denken we – en de evaluatie kan dat helpen bevestigen – dat zij met dat budget preventief veel meer aan de slag zullen kunnen gaan. Dat is de redenering die in de opbouw met dat basisondersteuningsbudget is gebruikt.
Ik zal heel kort zijn, want ik denk dat we dit debat al een paar keer hebben gevoerd. U zegt dat we heel ambitieus zijn. Een vierde van de mensen met een zware zorgnood zal met dit plan worden geholpen. Een derde van de mensen met een lichte zorgnood zullen de ondersteuning krijgen die u belooft. Ik noem dat niet ambitieus: ik noem dat onvoldoende.
Dan gaat u voorbij, mevrouw Van den Brandt, aan het feit dat er op de wachtlijst momenteel 46 procent van de mensen al een bepaalde vorm van ondersteuning hebben. Ik zeg dit niet om de cijfers te minimaliseren. Ik zeg dit omdat ik graag debatteer over een juiste context en omdat u die nogal eens vergeet.
Mevrouw De Ridder, het Koffiehuis is open. Als u met al die mensen wilt spreken, kunt u dat ook in het Koffiehuis doen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Beste collega’s, minister, als spreker na zovele collega’s en na toch al bijna twee uur debat zal ik mijn best doen om niet te veel in herhaling te vallen. Maar u zult het me niet kwalijk nemen dat ik toch nog eens ga proberen te benadrukken wat voor Open Vld in de opvolging en de evaluatie van dit decreet belangrijk is.
Om te beginnen is er natuurlijk het budgettaire deel – het is er al veel over gegaan. Ik wil benadrukken, zoals de minister al een aantal keren heeft gedaan, dat we in budgettair en economisch moeilijke tijden het decreet PVF uitvoeren. Deze Vlaamse Regering zal, zoals het decreet ook bepaalt in artikel 3, binnen de beschikbare budgetten haar verantwoordelijkheid – en ik druk op dat woord – opnemen ten aanzien van personen met een handicap. 60 procent van de middelen zal naar trap 2 gaan, dit wil zeggen naar de ondersteuning van personen met de zwaarste zorgnood, met een persoonsvolgend budget.
Open Vld is tevreden met dit resultaat. In tijden van schaarse middelen en lange wachtlijsten is het volgens ons logisch dat we het gros van de middelen uittrekken voor mensen met een zware zorgnood. Deze 60 procent, die overeenstemt met de vooropgestelde 198 miljoen euro, is meer dan het totaal van de budgetten die de vorige regering heeft uitgetrokken.
Dan is er een inhoudelijk deel. Dat werd ook al uitgebreid besproken. Daar hebben we een dubbel gevoel. Enerzijds zijn we tevreden. Wat voor Open Vld essentieel is, is dat het geld in de eerste plaats naar de mensen met de zwaarste zorgnood gaat, de zogenaamde trap 2. Dat is niet alleen budgettair gerealiseerd, maar ook inhoudelijk.
Het is al eventjes aan bod gekomen maar het bleef, wat mij betreft, in dit debat nog wat onderbelicht: we maken werk van een regelluw kader voor voorzieningen. Dat moet de voorzieningen toelaten bepaalde taken uit te besteden, bijvoorbeeld de catering en het onderhoud, en zo meer financiële middelen vrij te maken voor de mensen met een handicap zelf.
Doordat er minder regels zijn, kunnen die voorzieningen meer zorg op maat mogelijk maken. Die dubbele efficiëntiewinst moet ertoe leiden dat we met dezelfde middelen meer personen met een handicap een gepast aanbod aan opvang, ondersteuning of begeleiding kunnen aanbieden.
Voor Open Vld is de investering in de zorg voor de personen met een handicap met een budget persoonsvolgende financiering essentieel, want dit biedt het meeste garantie voor zorg op maat, een principe waar wij voor staan. Het geeft ook de regie over de zorg en ondersteuning in handen van de persoon met een handicap zelf, en dat zelfbeschikkingsrecht, dat recht op emancipatie staat voor ons centraal.
We willen hiermee de structurele inspanningen leveren om de wachtlijsten in te perken. De schrijnende situaties die hier ook al aan bod zijn gekomen, de persoonlijke verhalen waarmee we regelmatig worden geconfronteerd, moeten we door deze investeringen kunnen vermijden.
Er worden ook heel wat middelen uitgetrokken voor het basisondersteuningsbudget en – niet te vergeten, en dat is misschien ook wat onderbelicht gebleven in het debat – voor de rechtstreeks toegankelijke hulp. We zullen als Open Vld inderdaad niet verhelen dat we in de vorige legislatuur veel vragen hebben gesteld over de financiering van dit BOB. Daarom is ook die evaluatie zo belangrijk. Mijnheer Van Malderen, voor u me de vraag stelt, we zullen dit waakzaam volgen. Zoals mevrouw Jans al heeft gezegd, het lijkt ons maar logisch dat die mensen met een handicap daar zelf bij worden betrokken. Wie anders zal kunnen evalueren, wie in de eerste plaats? Die personen met een handicap toch. We zullen dus moeten nagaan in welke mate het BOB zijn doel bereikt. Met andere woorden, voor ons is het dus belangrijk in welke mate dit BOB zal dienen voor die integratie van die persoon met een handicap, en niet als aanvullend inkomen. De minister heeft dat al gezegd en we zitten volledig op dezelfde golflengte. In welke mate zal dit BOB voor het leven van die personen met een handicap én hun mantelzorgers een meerwaarde betekenen?
Ten slotte hebben we de discussie over het bedrag: 300 euro per maand is inderdaad niet voldoende voor wie zwaar zorgbehoevend is, maar kan voor sommige personen met een handicap echt wel het verschil maken. Voor hen die een beroep doen op reguliere zorg, mantelzorg en zorg door vrijwilligers kan die 300 euro misschien voldoende zijn om zich te handhaven zonder een beroep te moeten doen op handicapspecifieke zorg. Ik denk dan inderdaad in het bijzonder aan gezinnen met kinderen, aan mensen die gebruikmaken van thuisbegeleiding, aan personen met een handicap die hoge vervoerskosten hebben omdat ze een beroep moeten doen op aangepast vervoer om naar hun werk te gaan. Zoals al gezegd, de evaluatie zal ons leren in welke mate het BOB deze meerwaarde voor die mensen zal betekenen.
Collega’s, ik besluit met het uitdrukken van mijn waardering voor het eindresultaat. Deze Vlaamse Regering heeft een keuze gemaakt om in de komende jaren binnen de beschikbare budgetten een zware financiële investering te doen voor personen met een handicap, waarbij het zwaartepunt zal komen te liggen op volwaardige persoonsvolgende financiering via trap 2 voor de mensen met de zwaarste zorgbehoefte. De komende maanden volgt er nog heel wat werk, met het uitwerken van de diverse componenten van dit decreet. Ik stel voor dat we daar nu op focussen. (Applaus bij de meerderheid)
Collega, mijn vraag gaat niet over de evaluatie. U betoogt dat trap 1 sommige mensen de mogelijkheid zal bieden om een aantal zaken te blijven doen. Ik denk dat die groep bestaat. Ik denk dat de discussie zal gaan over de vraag met hoeveel ze zijn, en dat het grote debat zal gaan over diegenen die eigenlijk in trap 2 horen, maar slechts tot in trap 1 geraken omdat de zorggarantie in lengte van jaren niet zal worden gerealiseerd. Dat is voor mij de belangrijkste conclusie van dit debat. Dat is met andere woorden de uitkering van trap 1, het basisondersteuningsbudget als een soort wachtgeld, zoals we dat ook hebben gekend met betrekking tot de werkloosheid, tot men eigenlijk doorstroomt naar aangepaste zorg. Dat lijkt me de grote bekommernis die men hier wil aankaarten. Uiteraard zullen daar mensen mee geholpen zijn. Die zullen bestaan. Dat zal niemand ontkennen. Het is echter onze stellige overtuiging dat heel veel mensen, op zijn minst in deze legislatuur en wellicht ook in een belangrijk deel van de volgende, verstoken zullen blijven van de hulp die ze nodig hebben, in weerwil van de zorggarantie die in het decreet was ingeschreven.
Wel, ik heb er ook de nadruk op gelegd dat voor ons die trap 2, de personen met de zwaarste zorgbehoeften, enorm belangrijk is en dat we er, ook in de budgetten, rekening mee houden dat daar het grootste deel van de noden naartoe zal gaan.
Er is natuurlijk niet alleen die 300 euro. Er is ook de rechtstreeks toegankelijke hulp. Ik denk dat dat een heel belangrijk aspect is, om bepaalde mensen meer integratie en emancipatie te bezorgen. En die evaluatie zal dat uitwijzen, mijnheer Van Malderen. Ik kan dat alleen maar herhalen.
Ik kan ook alleen maar herhalen dat, waar in de vorige legislatuur een decreet is goedgekeurd, waarbij er vragen waren over de financiering, nu binnen de beschikbare middelen in die financiering is voorzien. We moeten daar eerlijk in zijn: we zullen inderdaad waarschijnlijk niet alles kunnen oplossen, omdat de middelen nu eenmaal schaars zijn. Maar ik denk dat deze regering hiermee een enorme stap vooruit zet. Zoals de minister heeft benadrukt, moet die systeemshift ervoor zorgen dat meer mensen krijgen waar ze recht op hebben en dat vooral meer mensen in onze maatschappij, inclusief, kunnen doen wat ze willen doen, ongeacht of ze al dan niet een lichamelijke of geestelijke beperking hebben. Dat is de uitdaging. Daar moeten we allemaal aan werken.
Ik wil de aandacht vestigen op wat mevrouw Taelman heeft gezegd, want dat is inderdaad nog niet zo uitdrukkelijk aan bod gekomen. Het is een geheel. De ontwikkeling van het rechtstreeks toegankelijk aanbod – voorzieningen die zeggen waarop je een beroep kunt doen, ook al is er nog maar een vermoeden van handicap, en waarbij je de ingewikkelde procedure van de toegangspoort niet moet doorlopen – vormt een belangrijk stuk van het verhaal. Mensen in trap 1 die een forfait hebben, zullen dan ook een beroep kunnen doen op die rechtstreeks toegankelijke hulp. Dat zijn de situaties die ik op het terrein stilaan zie ontstaan.
Ik was onlangs in een voorziening waar jongvolwassenen verblijven. Daar gaan, door het feit dat de instelling nu ook een rechtstreeks toegankelijk aanbod mag ontwikkelen, in een afspraak met een sociale bouwmaatschappij, jongeren uit de volledige internaatformule in een appartement wonen. Ze kunnen ondersteuning krijgen via het rechtstreeks toegankelijk aanbod. De zware zorgsettings komen op die manier vrij voor mensen die echt nood hebben aan de ondersteuning met permanentie, toezicht enzovoort. Dit soort bewegingen willen we met dit decreet uiteraard ondersteunen.
Mijnheer Van Malderen, de vraag is niet alleen wat er zal gebeuren met het aanbod in trap 2. De redenering is dat we de instellingen ervan moeten kunnen overtuigen om een aantal van de mensen die bij hen verblijven, meer kansen te geven door gebruik te maken van het rechtstreeks toegankelijk aanbod, het basisondersteuningsbudget, de reguliere hulp en dienstverlening die toegankelijk is voor personen met een handicap, waardoor intensievere zorgsettings opnieuw kunnen vrijkomen voor anderen die daar beter een beroep op kunnen doen.
U bent goed geplaatst om te weten dat die beweging bezig is op het terrein.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u zult zich nog herinneren dat het Vlaams Belang in de vorige legislatuur bij monde van onze toenmalige collega, Marijke Dillen, die dit dossier, de bevoegdheid Welzijn, met veel passie opvolgde, een genuanceerd kritisch standpunt heeft ingenomen over het decreet Persoonsvolgende Financiering. Dat is ook vandaag nog onze zienswijze.
Na de aankondigingspolitiek van diverse legislaturen, diverse regeerakkoorden en bovenal diverse meerderheden, na veel onduidelijkheid in het welzijnsbeleid, hebt u deze week alvast wat klaarheid gegeven over het budget dat er de komende jaren extra zal worden uitgetrokken voor de uitvoering van het decreet Persoonsvolgende Financiering.
Dit decreet bevat onzes inziens een aantal goede principes waar iedereen zich in kan terugvinden.
Het decreet zal ingrijpende wijzigingen verwezenlijken binnen de sector van personen met een handicap, onder andere met een fundamenteel andere manier van denken, werken en financieren.
Minister, we blijven, ook na het bekendmaken van de concrete extra meerjarenbudgettering, toch kritisch. Vooral omdat tal van eerdere beloften inzake welzijn tijdens de voorbije legislaturen door diverse meerderheden immers niet werden nagekomen. Het wegwerken van de wachtlijsten stond reeds enkele malen tevergeefs als belofte in regeerakkoorden.
Met het decreet Persoonsvolgende Financiering hoopt de Vlaamse Regering eindelijk een einde te maken, of doet ze althans een nieuwe poging om een einde te maken, aan de wraakroepende wachtlijsten en de diverse schrijnende en vaak zelfs totaal mensonwaardige levensomstandigheden van mensen met een handicap en hun naaste familie. Bij wijze van boutade zegt men wel eens dat men de kwaliteit van een beschaving kan bepalen aan de hand van hoe deze beschaving met de zwakkeren, met de noodlijdenden omgaat. Ik denk dat wat dat betreft, Vlaanderen een beter parcours moet rijden.
Door het nieuwe systeem dat nu in werking treedt, zou Vlaanderen zich beter moeten kunnen schikken naar het in 2009 geratificeerde verdrag van de Verenigde Naties waarbij aan elke persoon met een handicap het recht op inclusie en zelfbeschikking werd gegeven. Elke persoon met een handicap heeft volgens dit VN-verdrag recht op een volwaardige plaats in de samenleving en op de regie van zijn of haar eigen leven. Het is de plicht van de overheid, in casu de Vlaamse overheid, erover te waken dat personen met een handicap volledig kunnen participeren aan de samenleving. Dit principe werd trouwens ook als dusdanig overgenomen en verankerd in de conceptnota Perspectief 2020, waarnaar al is verwezen.
Wars van allerlei politiek gekissebis tussen de huidige meerderheidspartijen en een meerderheidspartij uit de voormalige regering blijft het natuurlijk de vraag of het nu geplande budget zal volstaan om deze legislatuur echt werk te maken van die inclusieve samenleving. Enkele belangenorganisaties voor mensen met een handicap vrezen dat, ondanks de nu beloofde inspanningen, Vlaanderen geen hemel op aarde zal worden en al zeker niet voor de mensen op de wachtlijsten en hun naasten. De vzw Onafhankelijk Leven heeft bijvoorbeeld bedenkingen bij het bedrag van 300 euro per maand als basisondersteuningsbudget. Volgens Onafhankelijk Leven zou dit budget minstens 500 euro per maand moeten bedragen om echt het verschil te kunnen maken. Ook ZorgGebruikers heeft haar grieven en bedenkingen bekendgemaakt.
Voor veel personen met een handicap met een grotere nood aan ondersteuning zal het basisondersteuningsbudget niet voldoende zijn. De ondersteuning in de tweede trap zal toegankelijk zijn voor personen met een handicap voor wie het basisbudget onvoldoende is, op voorwaarde dat ze behoren tot de groep met de grootste ondersteuningsnood.
Minister, mijn partij draagt solidariteit met de zwaksten in onze samenleving, en dus zeker met die mensen die een grote ondersteuningsnood hebben, hoog in het vaandel. De komende jaren zullen helaas nog duizenden gehandicapten die nood aan zorg hebben, in de steek worden gelaten omdat er onvoldoende middelen zijn. Voor mijn partij – en ik wil dat benadrukken – heeft de zorg voor onze gehandicapten de hoogste prioriteit. Aangepaste zorg moet in een regio als Vlaanderen een recht zijn. Vandaag staan veel personen met een handicap op een wachtlijst zonder snel uitzicht op verbetering. Voor veel gezinnen wordt of blijft de toestand dus bijzonder schrijnend en ondraaglijk.
Minister, het nieuwe financieringssysteem rekent ook op de omgeving, op het persoonlijk netwerk van de persoon met een handicap. Vandaag stellen we trouwens in de praktijk al vast dat dat een realiteit is. Ook wij kennen allemaal wel mensen in onze omgeving die prachtige voorbeelden van mantelzorg zijn. Maar wat zal er in de toekomst gebeuren wanneer de situatie van de omgeving, van het gezin waarin de personen met een handicap leven, onhoudbaar is geworden?
In elk geval, minister, mag de uitvoering van het decreet Persoonsvolgende Financiering de druk op de omgeving van de personen met een handicap niet verhogen. De zorg voor gehandicapten moet voor elke regering die ook een sociale regering wil zijn, een echte prioriteit zijn. Als Vlaanderen een oplossing wil, moeten we durven erkennen dat er meer mogelijk moet zijn.
U wilt, zoals Perspectief 2020 trouwens aangeeft, doelstellingen bereiken in 2020, net na het einde van deze legislatuur dus. In de voorbije legislaturen werden aangaande het wegwerken van wachtlijsten in de gehandicaptenzorg loze beloften gedaan.
Minister, onze oproep aan u is om hier nu effectief werk van te maken zodat de gehandicapten aan het eind van deze legislatuur niet opnieuw teleurgesteld en zonder de nodige en noodzakelijke zorg achterblijven. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– De meerderheid, sp.a en Groen, en het Vlaams Belang kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 16.40 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.