Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende aanpassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 aan de Code 2015.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Poschet, verslaggever, heeft het woord voor een mondeling verslag.
Voorzitter, leden van de regering, dames en heren, ik heb het genoegen u op dit uur te verblijden met een mondeling verslag van de commissie Sport over de aanpassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. Ik sla gezien het late uur de inleiding over, maar ik zal de bespreking wel uitgebreid toelichten.
De belangrijkste krachtlijnen van het wijzigingsdecreet betreft vijf punten. Het gaat om langere en hardere straffen voor intentioneel dopinggebruik, het door de steeds stijgende kostprijs doelgerichter maken van tests, onderzoek en kennisvergaring, een toenemende aandacht voor de rol van de begeleiders, een betere taakverdeling tussen nationale antidopingagentschappen, de zogenaamde NADO’s, en de internationale federaties, en eenvoudige, toegankelijke en meer proportionele omgang met de nieuwe code.
De nieuwe WADA-code verschilt grondig van de vorige en maakt deze aanpassing noodzakelijk. Heel wat artikelen komen letterlijk uit de WADA-code, andere steunen er inhoudelijk op. De regering heeft maximaal rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State. Zo volgt ze de aanbeveling om bepaalde zaken niet in de uitvoeringsbesluiten, maar in het decreet zelf op te nemen. Het ontwerp is maximaal gericht op gebruiksvriendelijkheid, informatieverstrekking en sensibilisering van federaties en sporters. Ten slotte verwijst de minister naar het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC): het verfijnt het akkoord van 2011.
Ik behandel nu de algemene bespreking. De heer Van Campenhout vraagt hoe minder- of niet-begeleide breedtesporters kunnen weten wat doping is en wat niet. Welke informatieverstrekking plant de minister? Hij vraagt ook meer uitleg over het “niet-intentioneel dopinggebruik via besmetting”. En wat gebeurt er met sportresultaten als sporters nog tien jaar lang retroactief kunnen worden betrapt? De heer Wouters vraagt welke gevolgen zoiets voor ploegsporten heeft, bijvoorbeeld wanneer een ploeg dankzij dopinggebruik een degradatie heeft kunnen ontlopen. En komen er nu effectief controles op breedtesporters? De heer Wynants vraagt of gelijk wie – bijvoorbeeld een eeuwige tweede die de kans ziet om retroactief kampioen te worden – in die periode van tien jaar een klacht kan indienen of een staalanalyse kan vragen.
Minister Muyters plant duidelijke informatieverstrekking over verboden substanties. Ook clubs en federaties hebben in dat verband een verantwoordelijkheid. Op de vraag wie tot tien jaar na de staalname een klacht kan indienen, kan de minister vooralsnog niet antwoorden. Alleszins is de termijnverlening ingegeven door het beoogde afschrikkingseffect. Wie doping heeft gebruikt, kan zich de volgende tien jaar niet gerust voelen over een individueel of in clubverband behaalde titel. De club zelf behoudt wel haar uitslag, zelfs wanneer de doping met de technologie van vandaag niet is op te sporen. De heer Bart Caron – en in de volgende vergadering ook de heer Rob Beenders – vragen de minister een reactie op het nogal kritische advies van de Vlaamse Sportraad. Op die laatste vraag antwoordt minister Muyters dat de sportraad om een specifiek antidopingbeleid voor breedtesporters vroeg. Maar vervolging, tuchtprocedures en beroepsmogelijkheden zijn voor hen nu al anders dan die voor beroepssporters. Zo moet de breedtesporter voor een beroep niet naar het TAS in Lausanne, maar kan hij terecht bij een disciplinaire raad van de Vlaamse Gemeenschap. Het was een bewuste politieke keuze van Vlaanderen om de dopingvrije sportbeoefening ook voor de breedtesport te garanderen.
Ook amateursporters verdienen eerlijke winstkansen. Sommigen werpen het geldelijke gewin van de elitesporter als argument op. Maar de verschillen tussen de verschillende takken van de elitesport zijn groot. Waar trekken we dan de grens? Vandaar dat al in het decreet van 1991 geen differentiatie tussen de sporttakken is ingeschreven. Concreet komen er gerichte controles in breedtesporten waar zich aanwijzingen van frequent dopinggebruik voordoen. De Vlaamse Sportraad had ook opmerkingen over de vervolging en sanctionering van begeleiders. De Raad van State had evenwel kritiek op de aanpassingen die hieruit voortvloeiden. Het voorliggende ontwerp volgt uiteindelijk de Raad van State en schrapt de aanpassingen. Begeleiders van alle types van sporters kunnen dus worden vervolgd en disciplinair worden gestraft. Alleen maar de deelname aan wedstrijden ontzeggen, maak op de meeste begeleiders weinig indruk. Voorts wees de sportraad op mogelijke Europese bezwaren tegen de bewijswaarde van het biologische paspoort, maar die zijn er volgens de minister niet.
De heer Wouters vraagt naar de gevolgen als slecht geadviseerde jongeren onbewust verboden middelen hebben ingenomen. Minister Muyters gaat ervan uit dat topsporters weten waar ze aan toe zijn. Leeftijd kan geen excuus zijn voor doping, zo niet moedigen we doping bij minderjarigen aan. In de bekendmaking speelt de leeftijd wel een rol. Voor minderjarigen gebeurt dat nooit op een publieke site. De mogelijkheden in de nieuwe code om begeleiders te bestraffen, zijn gericht op het soort situaties waarover de heer Wouters het heeft. Een betrapte begeleider kan dan niet aan de slag gaan met de volgende jonge sporter. In dat verband benadrukt de minister dat de WADA-code stoelt op degelijk denkwerk en ervaring. Het WADA zelf is evenwichtig samengesteld uit mensen met sportieve kennis en mensen met bestuurlijke ervaring. De strafmaat van vier jaar was bijvoorbeeld een voorstel van de afgevaardigden van de sportwereld. De heer Van Campenhout vraagt zich af wat een federatie bijvoorbeeld kan aanvangen met de recente dopingberichten over Russische zwemmers. Minister Muyters antwoordt dat de Belgische zwemfederatie de zaak kan aankaarten bij de internationale zwemfederatie. De internationaal erkende code maakt internationaal optreden eenvoudig.
Op 11 december vraagt de heer Poschet aan minister Muyters een gecoördineerde versie van het Antidopingdecreet zoals het door het ontwerp wordt gewijzigd. Minister Muyters heeft deze tekst intussen bezorgd. De tekst is te vinden op de intranetpagina van de commissie.
Nadat de Privacycommissie haar opmerkingen had geformuleerd, vroeg de Vlaamse Regering in september het advies van de Raad van State over het tweede voorontwerp, maar niet aan de Sportraad. Waarom niet? De Sportraad heeft het over een gebrek aan voorafgaand overleg met de sportsector. Zelfs al is de Vlaamse beleidsmarge hier heel beperkt, de betrokkenheid van de sportsector is toch in ieders belang?
De CD&V-fractie roept minister Muyters op tot dialoog met de sector, en zeker met die van de recreatiesport, die internationaal niet of nauwelijks vertegenwoordigd is.
De Sportraad heeft ook gevraagd om de sporters te horen voordat ze een voorlopige schorsing krijgen en om hen te informeren over de beroepsmogelijkheden tegen die sanctie. Het stemt CD&V tevreden dat de minister dat advies heeft gevolgd, maar waarom voorziet het ontwerp niet in sancties bij schendingen van de privacy en de vertrouwelijkheid?
De heer Poschet komt terug op het gevraagde onderscheid in sanctionering tussen elite- en breedtesport, gezien de verschillende doelstellingen en begeleidingsgraad. Hij heeft begrip voor het legistieke argument dat het bestaande decreet moet worden aangepast aan de gewijzigde WADA-code. Het argument betreffende de keuze in 1991 overtuigt het commissielid echter minder. Sinds 1991 zijn zowel de sportsector als de dopingpraktijk enorm geëvolueerd. Duitsland, dat eveneens een specifiek antidopingbeleid wil ontwikkelen ten aanzien van amateursporters, hanteert wel al enige tijd een beperkt onderscheid tussen de procedures.
Bovendien verengt de nieuwe whereabouts-regeling de categorie van de elitesporters. Toch kunnen we niet om de vaststelling heen dat de WADA-code eigenlijk is geschreven met het oog op elitesporters. Vlaanderen is een van de weinigen die ze ook helemaal op recreatiesporters willen toepassen. In afwachting van een eventuele nieuwe aanpassing aan het Antidopingdecreet, wil de C&V-fractie dat dit fundamentele debat kan plaatsvinden in overleg met de sportsector.
Op zich vindt de heer Poschet het een goede zaak dat de nieuwe WADA-code een onderscheid maakt tussen intentioneel en niet-intentioneel gebruik. De Sportraad tekent echter zwaar voorbehoud aan bij de standaardsanctie van twee jaar voor onbewust gebruik. Zoiets druist in tegen het rechtvaardigheidsgevoel. Sporters kunnen in die situatie immers heel moeilijk hun onschuld bewijzen, nog afgezien van de hoge kosten hebben ze geen toegang tot de door WADA erkende laboratoria.
Sportfederaties worden voortaan bevoegd voor de bestraffing van begeleiders. De heer Poschet heeft begrip voor de juridische motivering om ondanks de bezwaren van de Vlaamse Sportraad de oorspronkelijke formulering te handhaven. Maar wat met de uitvoerbaarheid? ‘Begeleider’ krijgt hier bovendien een zo ruime definitie dat ook mensen die geen enkel zicht hebben op het gebruik van een sporter onder die reglementering zullen vallen.
Artikel 3 zadelt begeleiders zelfs met een omgekeerde bewijslast op. De heer Poschet vraag zich af wie er onder die voorwaarden nog als begeleider zal willen optreden. De heer Poschet wijst op de theoretische mogelijkheid dat het bonafide gebruik van neusdruppels met efedrine door een jong voetballertje uiteindelijk leidt tot sancties voor zijn ploegbegeleider en ouders. Dergelijke mogelijkheid tot vervolging staat haaks op het beleidsvoornemen om meer vrijwilligers aan te trekken.
De Sportraad wijst ook op een tekort aan mensen en middelen bij de Vlaamse sportfederaties voor doorgedreven onderzoek naar en berechting van malafide praktijken en sportbegeleiders. Zij beschikken in veel gevallen evenmin over de mogelijkheid om hen te verplichten zich te onderwerpen aan de antidopingregeling, laat staan aan de tuchtrechtelijke bevoegdheid van de sportfederaties. Wat vindt minister Muyters van die argumenten?
Juristen hebben er al herhaaldelijk op gewezen dat de dopingwetgeving een aantal principes uit het gewone recht met de voeten treedt. Uitzondering is de nieuwe antidopingwetgeving in Duitsland. Daar hoeven verdachten niet mee te werken aan hun eigen veroordeling en geldt nog een vermoeden van onschuld. Daarnaast opteert Duitsland wel voor strafrechtelijke sancties zoals gevangenisstraffen tegen professionele dopingzondaars, in afwijking op de WADA-code die uitgaat van tuchtrechtelijke sancties via sportfederaties. Dat hoeft voor de heer Poschet niet de weg te zijn die we kiezen, maar de praktijk is interessant om op te volgen.
De keuze voor Tribunal Arbitral du Sport (TAS) als beroepsinstantie is fundamenteel onrechtvaardig omdat het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden er niet van toepassing is. Sporters kunnen er niet in hun eigen taal procederen en de procedure is enorm duur. Zal minister Muyters dat probleem aankaarten bij het bestuur van WADA?
De minister pleit voor het respecteren van de inwerkingtreding, maar Nederland en Duitsland zullen op 1 januari 2015 de WADA-code nog niet hebben omgezet in hun nationale wetgeving. Ook de GGC zal dat duidelijk niet hebben gedaan.
Vanwaar dan de spoed van minister Muyters? Welke sanctie kan de Vlaamse Gemeenschap krijgen als ze te laat zou zijn of, zoals Duitsland, gemotiveerd afwijkt van de WADA-code? The Foundation Board van WADA keurde het plan goed om de ondertekenaars van de code bij te staan in de implementatie. Waaruit bestaat die bijstand? Krijgt Vlaanderen die ook? (Aanhoudend geroezemoes)
Dames en heren, voor mensen die niet geïnteresseerd zijn: het Koffiehuis is nog altijd open.
Het is nochtans zeer interessante materie, maar misschien een beetje complex.
Er is ook sprake van een onafhankelijk panel, dat instaat voor de objectieve beoordeling van de omzetting van de code in regels en procedures. Heeft Vlaanderen zijn wijze van implementatie van de nieuwe code laten beoordelen door een dergelijke panel? Hoe is dat samengesteld?
De heer Bart Caron deelt de onvrede van de Sportraad over onvoldoende overleg. Hij vraagt of het begrip ‘begeleider’ niet duidelijker kon worden omschreven. Zal de standaardsanctie voor niet-intentioneel gebruik echt twee jaar bedragen?
Minister Muyters antwoordt dat het advies van de Raad van State de reden is waarom hij is teruggekeerd naar de oorspronkelijke definitie van ‘begeleider’. Bovendien zijn niet de federaties gelast met het onderzoek naar dopingmisbruik bij begeleiders, maar het NADO. De minister onderstreept dat WADA zijn Code 2015 unaniem heeft goedgekeurd. De organisatie bestaat voor de helft uit bewindslieden en voor de helft uit sportfederaties. Die worden verondersteld vooraf intern te consulteren. De minister vindt dan ook dat de sector wel degelijk inspraak heeft gehad. Ook heeft de Sportraad advies kunnen uitbrengen over het eerste voorontwerp, dat vervolgens tot het maximaal haalbare aan dat advies is aangepast.
Voor de omkering van de bewijslast en de definitie van begeleider ontbrak die ruimte echter. Daarom heeft de minister geen advies meer gevraagd over het tweede voorontwerp. Hij verzekert wel dat hij overleg met de sector over de implementatie fundamenteel vindt en ook al heeft opgestart.
De minister is inderdaad bereid om in de periode voor een nieuwe aanpassing het fundamentele debat aan te gaan over een specifiek antidopingbeleid voor recreatiesport versus professionele sport. Hoe dan ook zal die grens moeilijk te trekken zijn.
De minister begrijpt de wens om lekken te bestraffen, maar die zijn gewoon niet te bewijzen. Journalisten maken hun bronnen nu eenmaal niet bekend. Bovendien is er al genoeg wetgeving tegen oneigenlijk gebruik van gegevens.
De standaardsanctie voor niet-intentioneel gebruik bedraagt inderdaad twee jaar, maar er zijn afwijkingen mogelijk. Als er helemaal geen schuld of nalatigheid in het spel is, kan bestraffing zelfs helemaal achterwege blijven. In het andere geval is de proportionaliteit van toepassing en kan de straf maximaal twee jaar bedragen, afhankelijk van de significantie van de schuld of nalatigheid. Besmette producten, de afwezigheid van vermelding op het etiket en toediening door arts of trainer zullen dan elementen in de beoordeling zijn. De minister rekent op redelijkheid.
Duitsland mag net zo min als andere landen van de WADA-code afwijken. Het vermoeden van onschuld is er dan ook alleen van toepassing voor de zaken waarin het land verder gaat dan wat WADA oplegt, dus voor de strafrechtelijke vervolging. De hoge TAS-kosten zijn zeker een issue voor WADA, dat daar ook zelf door getroffen wordt.
Door toedoen van minister Muyters start WADA niet langer automatisch een peperdure beroepsprocedure tegen elk TAS-verdict dat onder de maximumstraf blijft. Het panel dat toeziet op de implementatie zal, onder impuls van minister Muyters, meer oog hebben voor de kwaliteit van de omzetting dan voor de strikte toepassing van de deadline van 1 januari 2015. Hij verwacht in deze periode nog geen sancties voor laattijdigheid.
Anderzijds moet Vlaanderen als medebestuurder van WADA ook een voorbeeld zijn. De heer Poschet is gerustgesteld dat de federaties niet moeten instaan voor de bestraffing van begeleiders. Op zijn verzoek legt minister Muyters uit dat de NADO de focus van zijn onderzoeken laat bepalen door indicaties. Ze gaat niet uit van dopinggebruik in amateursport. Willekeurige tests worden pas herhaald als ze positieve resultaten opleveren. De beperkte middelen moeten immers efficiënt worden ingezet. De heer Poschet vraagt of de minister als bestuurslid van WADA de haalbaarheid van nieuwe aanpassingen vooraf bij de Vlaamse sportfederaties kan aftoetsen. Hij is tevreden dat de minister het debat wil aangaan over professionele en recreatieve sport, en dat hij de sector bij de uitvoering wil betrekken. De minister zal in de CD&V-fractie een partner vinden in de strijd voor een dopingvrije en faire sport.
Ik geef nog heel kort de artikelsgewijze bespreking.
Artikel 3. “Het eerste lid, 10°, is ook van toepassing op de samenwerking met begeleiders die veroordeeld zijn voor feiten die voor 1 januari 2015 strafbaar waren, en nog niet verjaard zijn”, leest de heer Joris Poschet. Kunnen ook begeleiders daardoor retroactief beoordeeld en gestraft worden? Minister Philippe Muyters verduidelijkt dat deze zin een verbod inhoudt om zich te laten begeleiden door een reeds veroordeelde begeleider wiens straf nog loopt.
Artikel 14. De heer Joris Poschet wil weten wie welke sporter van wat op de hoogte zal moeten brengen. Zal dit geen aanleiding geven tot oeverloze procedurekwesties? Minister Philippe Muyters gaat ervan uit dat de antidopingregels algemeen bekend zijn. De lijst van verboden producten wordt jaarlijks goedgekeurd en is gemakkelijk te consulteren. Informatie daarover wordt breed verspreid en komt in alle opleidingen aan bod.
Het ontwerp van decreet houdende aanpassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 aan de Code 2015 wordt eenparig aangenomen met negen stemmen. (Applaus)
Collega's, als er geen schriftelijk verslag is, is het wel de bedoeling dat er een verslag wordt gegeven aan de plenaire vergadering. U kunt dat vinden in het reglement.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil de heer Poschet en ook de commissie bedanken omdat men akkoord ging met een mondeling verslag. Ik moet eerlijk zeggen dat ik te weinig doping had gebruikt en dus in snelheid was gepakt door het parlement, waardoor ik iets te laat was. Ik excuseer mij daarvoor.
Het belang van dit decreet mag niet worden onderschat. Als we dit goedkeuren, is Vlaanderen een voorbeeld voor de rest van de wereld omdat wij tijdig de nieuwe code hebben kunnen goedkeuren. Ik ga ervan uit dat het wel zal lukken omdat het ontwerp van decreet in de commissie eenparig is goedgekeurd, maar het parlement is natuurlijk vrij. Ik wil jullie nu al danken.
Minister, in het verslag zal wel staan: “te weinig doping gebruikt”. Het is wel uw verantwoordelijkheid, maar het staat wel in het verslag. (Gelach)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 161/1)
– De artikelen 1 tot en met 57 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.