Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
De werkloosheid in Vlaanderen piekt. Vorige maand waren 242.000 Vlamingen op zoek naar werk en ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). Een op vier daarvan, 24,2 procent, is van allochtone afkomst. 58.571 werkzoekenden van allochtone afkomst waren op zoek naar werk in Vlaanderen. Eerder schatte u al dat ongeveer 15 procent van de werkzoekendenpopulatie het Nederlands niet of nauwelijks machtig is. Om aan de slag te kunnen gaan op onze arbeidsmarkt is kennis van de taal een eerste vereiste. Vandaar dat de VDAB voorziet in voldoende en voldoende sterke taalopleidingen om deze mensen aan de slag te helpen. En het is daar dat zich volgens mij een probleem voordoet, in die zin dat u in het antwoord op een schriftelijke vraag aangaf dat het aantal taalopleidingen Nederlands Tweede Taal (NT2), vorig jaar met 18 procent zou zijn gedaald. Dat lijkt mij vreemd gezien de grote problematiek zoals daarnet geschetst.
Er zijn ook nog andere opleidingen, zoals Nederlands op de werkvloer en dergelijke, die mee een oplossing kunnen bieden, maar het lijkt me dat er toch een tekort is aan taalopleidingen om de werkzoekenden en dan vooral de allochtone werkzoekenden aan de slag te helpen.
Ook aan het resultaat van die opleidingen mankeert er iets. Als we de uitstroomcijfers bekijken, dan zien we dat 38,5 procent van de mensen die zo’n opleiding volgen, aan de slag gaat.
Dus, 38,5 procent vindt uiteindelijk zijn weg naar de arbeidsmarkt, maar 6 op 10 betrokken werkzoekenden die een taalopleiding bij de VDAB volgen, niet. Dat is een ernstig probleem. Dat cijfer moet en kan beter.
Vandaar mijn vraag, minister: wat zult u doen om het aantal taalopleidingen te verhogen en het resultaat ervan, de doorstroom naar de arbeidsmarkt te verbeteren?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Bothuyne, ik moet eerlijk zeggen dat ik blij ben met deze vraag. Ik heb ook gezien dat dit in de krant stond, maar de uitleg is niet helemaal juist. Ik meen dat u wel weet dat NT2 bij de VDAB pas wordt gevolgd als de betrokkene al een zeker niveau heeft bereikt. Daarvoor is het vooral het onderwijs dat instaat voor het aanleren van het Nederlands aan die mensen.
Natuurlijk zit er wel wat schommeling op het aantal mensen dat effectief in aanmerking komt om een cursus NT2 bij de VDAB te volgen. Ik kan u ook vertellen dat er zo goed als geen wachtlijsten zijn. Er moet altijd wel een paar dagen worden gewacht, maar vanaf het moment dat men te veel dagen zou moeten wachten, doet men een extra tendering, een extra uitbesteding. We kunnen dus niet spreken van echte wachtlijsten bij de VDAB. Het aantal cursussen verdrievoudigen, zoals sommigen suggereren, is dus niet zinvol.
Een tweede punt moet u wat genuanceerder bekijken. U zegt dat er te weinig uitstroom is, namelijk 38,5 procent. Dat klopt, maar NT2 heeft niet de bedoeling om uitstroom naar werk te realiseren. Het doel is vaak om Nederlands aan te leren zodat men daarna een opleiding kan volgen bij de VDAB of een sollicitatietraining. De finaliteit van de opleiding is dus niet de uitstroom naar werk. Die finaliteit is er wel bij het integraal werkplekleren, dat sinds 2012 bestaat. En daar is de uitstroom ook beter.
We kunnen het wat ruimer bekijken. Er zijn immers wisselingen in het aantal aanbiedingen. Ik moet dan toch opmerken dat in 2008 3004 unieke mensen een opleiding hebben gekregen – het gaat dus niet over het aantal opleidingen, maar over het aantal mensen. Dat aantal is gestegen tot 7172 in 2013. Op 5 jaar tijd is het aantal dus veel meer dan verdubbeld.
Het probleem is nog niet opgelost, er is zeker nog werk aan de winkel, maar we hebben wel sterk ingezet op dit probleem. Dat blijkt ook uit de werkzaamheidsgraad, want in deze tijden van crisis is die gestegen van 51,8 in 2012 naar 55,1 procent, maar het werk moet en zal worden voortgezet.
Minister, ik dank u voor het antwoord, maar we mogen dit probleem niet nuanceren. Het was minister-president Bourgeois die een aantal weken geleden de toestand van de allochtone werkloosheid in Vlaanderen dramatisch noemde. We moeten dus toch nog een tandje bijsteken: is het niet door in meer opleidingen te voorzien, dan door in betere opleidingen te voorzien. We kunnen, zoals u zegt, inzetten op werkplekleren, op het integreren van meer stages in de opleidingen en op het integreren van taalopleidingen in beroepsopleidingen. Er zijn nog veel mogelijkheden om de uitstroom effectief te verhogen en om die mensen effectief kansen te geven op onze arbeidsmarkt. We zullen hen immers hard nodig hebben de komende jaren.
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik weet dat u zich van het volgende bewust bent, maar het is goed om er ook op in te zetten in de beleidsnota. De grote steden kennen een heel specifieke eigen situatie bij bepaalde kansengroepen – met alle respect voor de formulering. Het is belangrijk om met de lokale entiteiten en actoren en met de VDAB als regisseur, het lokale arbeidsmarktbeleid grondig aan te pakken. Dat moet sterk bottom-up gebeuren en met een heel sterke lokale autonomie. Ik heb zes jaar lang, als schepen van Werk, een goede samenwerking gehad met de VDAB. Ik weet dat het werk zijn vruchten kan afwerpen, maar we moeten er nog verder in gaan. Geen enkele inspanning is te veel, maar biedt een maatschappelijke meerwaarde om die mensen kansen te geven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, het kan verkeren. Vanmorgen konden we nog lezen dat de heer Bothuyne zich zorgen maakt over de uitstroom naar ander werk voor een bepaalde doelgroep. Vanmiddag stelt hij de terechte vraag over het doorstromen naar werk van mensen die een taalopleiding volgen. Ik denk dat we dat allemaal ter harte moeten nemen.
Minister, ik heb ook gelezen dat u taal- en beroepsopleidingen structureel wilt gaan combineren. Mensen zouden dus niet meer eerst de opstap van een taalopleiding moeten doen alvorens ze naar een beroepsopleiding kunnen doorstromen. Dat lijkt me een goede zaak. U hebt zelf gezegd dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Bijna exact twee jaar geleden, op 23 oktober 2012, heeft de commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) u een advies bezorgd met een hele reeks aanbevelingen. Met die combinatie van taal- en beroepsopleidingen is ter zake een eerste stap gezet. Ik hoop dat dit advies u twee jaar na datum mag inspireren bij de beleidsnota om alsnog geïntegreerd werk te maken van een taalbeleid en die doorstroming te realiseren.
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik denk dat we allemaal de bekommernis met betrekking tot de taalachterstand delen. Taalvaardigheid is een zeer belangrijk gegeven voor de participatie op de arbeidsmarkt. Ik denk dat de heer Bothuyne toch wat onstuimig is geweest met dat cijfer dat hij ergens heeft gevonden, die daling met 18 procent van het aantal opleidingen NT2. Dat cijfer is zeer ongenuanceerd en onvolledig, zoals al terecht is gezegd. Sowieso moeten de taalopleidingen van de VDAB worden bekeken in het kader van het complete taalaanbod dat er is. Men moet dat niet geïsoleerd bekijken. Dat is een en-enverhaal. De Huizen van het Nederlands lijken me een belangrijke rol te hebben om ter zake oriënterend te werken. Sowieso lijkt het ons nuttig om dat taalaanbod, ook gericht op de instroom, toch eens even kwalitatief en kwantitatief te evalueren in de toekomst.
We steunen wel absoluut de insteek van de VDAB waarbij de klemtoon wordt gelegd op leren op de werkvloer. Dat lijkt me zeer belangrijk voor de toegankelijkheid van de opleidingen en het bereik van de kandidaten. Minister, opleiding is één zaak, maar nazorg is een andere. We kunnen taalopleidingen geven, maar we moeten ook inzetten op het vervolg daarvan. We moeten oefenmogelijkheden aanbieden. Wat is de nazorg?
Ik ben blij met de bijkomende vragen. Mijnheer Van Malderen, de combinatie van taal en opleiding, dat is dat integraal werkplekleren en dat bestaat sinds 2012. Het is dus niet zo dat dit nieuw is, dat we dat nu gaan doen. Er zijn zo nog misvattingen over wat er al gebeurt. Ik heb iemand horen zeggen dat we ervoor moeten zorgen dat wie een taalopleiding weigert, bestraft moet kunnen worden. Dit gebeurt, maar dat weet u zeker, want u en ik zaten toen nog in de raad van bestuur van de VDAB. Al op 6 december 2006 is daartoe beslist.
Mijnheer De Clerq, in mijn beleidsnota, die ik hoop vrijdag bij het parlement te kunnen indienen, zult u inderdaad absoluut terugvinden dat we uitdrukkelijk bottom-up vanuit grote steden die samenwerking met de VDAB zullen doen voor bepaalde groepen.
Mijnheer Hofkens, voor alle duidelijkheid, die 18 procent is op zich juist. Daar is geen probleem mee. De VDAB gaat pas taalopleidingen geven vanaf een bepaald niveau. Daarvoor doet Onderwijs dat, en Onderwijs heeft wachtlijsten. Bij de VDAB zijn die er niet. Het aantal mensen dat in aanmerking komt, kan sterk fluctueren. Dat kan eens 18 procent meer zijn, of 16 procent minder. Men moet dat iets ruimer zien dan over een jaar, en dan ziet men dat die stijging toch enorm is geweest.
Tot slot is er nog dat element van de nazorg en leren op de werkvloer. Dat is heel belangrijk en we zetten daar al meer op in. Ik heb daar spijtig genoeg geen cijfers over. Ik heb die gevraagd aan de VDAB, maar ze houden die niet apart bij, omdat dat vaak samen met andere opleidingen gebeurt, wat ook de bedoeling is. Het aantal mensen dat ter zake wordt ingeschakeld, is echter duidelijk gestegen, zo heeft de VDAB me verzekerd.
Ik ben het ermee eens dat we nog lang niet het resultaat hebben dat we zouden moeten hebben. Het zal een blijvende inspanning vergen, maar de weg die we met de VDAB volgen, is volgens mij de juiste weg. Ik zou het liefst niet spreken over “Het zijn de allochtonen”, maar wel over wat de afstand is tot de arbeidsmarkt. In de gesprekken die we hier in het parlement hebben gehad over de uitspraak van Geert Bourgeois, heb ik dat ook uitdrukkelijk gezegd: het is niet het allochtoon zijn dat maakt dat iemand afstand heeft van de arbeidsmarkt, maar wel een aantal factoren. We willen op die factoren inwerken en taal is daar één van. Er kunnen er ook andere zijn. Het zullen vooral die elementen zijn die u zult terugvinden in mijn beleidsnota, die u hopelijk vrijdag zult krijgen.
Mijnheer Van Malderen, de groep waar ik vanmorgen naar verwees, had last van te veel vacatures. Dat is zeker niet waar de grote en groeiende groep van mensen van allochtone origine die werkzoekend is, last van heeft. 58.000 mensen zonder job en inderdaad met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Volgens u is er 15 procent van de werkzoekenden die het Nederlands niet of nauwelijks machtig is. Het is duidelijk dat we hierop blijvend moeten inzetten. U gaat de juiste weg in, maar ik denk dat de weg nog lang is. We zullen u zeker ondersteunen om die weg volledig af te leggen en ervoor te zorgen dat iedereen effectief kansen krijgt op onze arbeidsmarkt.
De actuele vraag is afgehandeld.
Collega’s, ik breng u nog eens artikel 92, punt 10, van het reglement onder de aandacht: er wordt geen papier gebruikt, niet door de minister, niet door de vraagsteller. Alle fracties hebben mij gevraagd om geen papier toe te laten, om het debat te stimuleren. Ik snap niet wat de meerwaarde is van iets af te lezen vanaf uw stoel. Ik doe dus nogmaals een oproep: laten we het reglement gewoon toepassen en geen papier gebruiken. Mijnheer Bothuyne, u moet dat zeker weten want u bent hier al voor de tweede of de derde legislatuur. U kent het verhaal beter dan wie ook. Ik doe dus nog eens een oproep en anders komen er sancties zoals geen vragen meer mogen stellen of zoiets. (Opmerkingen)
Dat laatste was een grapje.