Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de plannen voor nieuwe culturele infrastructuur in de zuidwestrand rond Brussel
Actuele vraag over nieuwe cultuurinfrastructuur in de Vlaamse Rand rond Brussel
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Gatz.
De heer Caron heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, het zal u misschien verbazen, maar ik zal proberen in mijn korte spreektijd het thema met enige nuance aan te brengen.
Niemand die de cultuur in zijn hart draagt, zal er een probleem mee hebben dat er overal in Vlaanderen een goede culturele infrastructuur is, en hoewel we erg veel hebben – laat ons dat ook eerlijk zeggen –, zijn er nog altijd witte plekken waar zaken ontbreken. Anderzijds beseffen wij ook dat cultuur vaak een motor voor ontwikkeling kan zijn, voor buurt- en streekontwikkeling, en dus is het op zich te verdedigen dat er in de zone Ruisbroek, ten zuiden van Brussel, een culturele infrastructuur kan komen. Dat kan worden overwogen. Ik heb ook nog eens het rapport van de studie nagelezen. Ik ken die studie trouwens al lang: het is op zich geen nieuw verhaal. Al op 1 april werd aan de inwoners van Sint-Pieters-Leeuw en Lennik toelichting gegeven bij het concept.
Natuurlijk komt dit dossier in de publieke opinie op een moment dat er in de cultuursector heel erg diep in het vel wordt gesneden. Dat is een pijnlijke zaak. Als je aan de ene kant moet inleveren en als aan de andere kant de regering de indruk wekt dat er een prestigeproject wordt gebouwd in de zuidrand, houd je daar een wrang gevoel aan over. Ik heb er alle begrip voor dat mensen daarop reageren.
We kunnen ook een boom opzetten over de schaal. Laat mij eerlijk zijn: de gedachte om in de zuidrand van Brussel een nieuwe Singel of een nieuw Concertgebouw te bouwen, getuigt van een lichte megalomanie. In gouden tijden kan zoiets, denk ik, maar in deze tijden is het moeilijk verdedigbaar. We hebben Westrand en Strombeek, dat zijn misschien goede voorbeelden, meer dan een Singel in Antwerpen. Maar vergeet niet, minister, dat finaal, bij de werking, het geld uit uw budget zal komen.
Minister, is dat ook, binnen het geheel van het cultuurbeleid, maar ook gezien de infrastructurele inspanningen die u wilt doen, een prioriteit?
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik had deze vraag eigenlijk aan minister Weyts willen stellen, maar ik weet dat u onze streek goed kent. We hebben beter bier dan in Brussel. Daarom ben ik ervan overtuigd dat u de Vlaamse Rand goed hebt geproefd. Doe in elk geval de groeten aan uw collega.
In tegenstelling tot Antwerpen, waar men het met bruggen en tunnels wat moeilijker heeft, zelfs wanneer die er liggen, blijkt het bij ons in Vlaams-Brabant snel te gaan, want de Vuurtoren leek er al te staan nog voor de plannen gemaakt waren. Het was zoals in het sinterklaasliedje: ‘Ik zie hem al staan!’, nog voor het gebeurd was. Het krantenartikel stelde het als een iets te snel feit voor. Maar wij vragen ons daarbij af of wij de haalbaarheid daarvan niet moeten verfijnen. En moeten wij de betaalbaarheid niet onderzoeken van dat project, dat wordt vergeleken met het cultuurproject in Brugge? Wij willen ons daarmee niet vergelijken. En is dit voor de Vlaamse Rand, gezien de budgettaire beperkingen, echt wel de goede keuze?
Minister, is het financieel aspect van dit project voldoende doorgelicht? Is dit de beste prioriteit in functie van de keuzes die we zullen moeten maken om het beleid inzake de Vlaamse Rand een steuntje te geven tijdens de volgende maanden en jaren?
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collega’s, wij hebben de laatste dagen inderdaad in de media verschillende berichtgevingen kunnen terugvinden over de zuidwestrand rond Brussel, over de bouw van een nieuw cultureel centrum annex congrescentrum. Wij vinden die haalbaarheidsstudie een goede zaak. Eigenlijk is dit geen nieuw nieuws, het is oud nieuws. In het vorige regeerakkoord was al sprake van die haalbaarheidsstudie. Vandaag wordt dat opnieuw opgehaald omdat vandaag in het regeerakkoord ook staat dat er ideeën zijn om dat cultureel centrum en congrescentrum te bouwen in Ruisbroek, in een verouderde stationsbuurt die wel wat opwaardering kan gebruiken.
Minister, wat gaat u nu doen met die haalbaarheidsstudie? Welke elementen zult u eruit meenemen om naar de toekomst dit project voort te zetten? Wij geloven er dus wel in dat daarin goede zaken staan, zoals de opwaardering van die buurt. Het gaat niet alleen over de cultuursector, er zal ook een sociaal-economisch luik in terug te vinden zijn. Ook de lokale economie zal er wel bij varen. Ik ken die buurt, zij kan wel een boost gebruiken.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het spreekt voor zich dat het antwoord dat ik u nu zal geven, overlegd werd met minister Weyts.
Sommigen hebben het al aangegeven: het dossier is niet nieuw en het is ook niet door toedoen van de Vlaamse Regering in de belangstelling gekomen. Het gaat terug op het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel en 63 initiatieven en acties die daarin terug te vinden zijn, goedgekeurd door de vorige Vlaamse Regering.
Het voortraject is een aantal onder u ook bekend. Het is inderdaad op gemeentelijk niveau ontstaan: Sint-Pieters-Leeuw en Lennik hadden een voorstudie besteld bij Hugo De Greef, toch niet de minste in ons Vlaams cultureel landschap.
Hij kwam tot drie bevindingen. Zo is er volgens hem in de zuidwestrand rond Brussel eigenlijk wel ruimte voor een nieuw culturele poort. U mag ook niet vergeten dat, als u daar met de passer een cirkel rond trekt, u tot een gebied komt waarin een heel groot cultureel potentieel is. Als we dat vergelijken met Brugge – niet met het Concertgebouw, maar met de stad Brugge – en met Antwerpen, dan overstijgt dat het mogelijk potentieel, zeker omdat de demografische groei in stad en Rand de volgende jaren wellicht nog zal toenemen. Er is, met andere woorden, een cultureel potentieel.
De heer De Greef zei wel dat dat het best niet in het centrum van bijvoorbeeld de gemeente Sint-Pieters-Leeuw zou komen, maar eerder in – ik zeg dit zonder bijbedoelingen – de verpauperde stationsbuurt van Ruisbroek. Dat kan dus ook lokaal enig belang hebben.
Er is ook aangegeven dat het nuttig zou zijn om het culturele verhaal op een economische en toeristische leest te schoeien. Om die reden zal er ook worden bekeken wat er mogelijk is aan congresinfrastructuur.
Dat is wat we nu weten. We weten ook dat het een complex dossier zal worden. Het zal complex worden om dit alles te realiseren, ook met publiek-private samenwerking. Ik wil mij niet uitspreken over de grootte van de middelen. In de pers zijn hierover een aantal dingen verschenen die volgens mij zeer met de natte vinger zijn gebeurd, bijvoorbeeld ook, mijnheer Caron, over wie daarvoor uiteindelijk zal betalen en hoe. Wanneer wij middelen vanuit de private markt, eerder voor de congresfunctie, naar dat project willen halen, zullen we nog wel even ons huiswerk moeten maken.
Dat is wat we nu gaan doen. Ik ben mij er ook van bewust dat we overleg zullen moeten plegen, bijvoorbeeld met de huizen in de Vlaamse Rand rond Brussel. U noemt daar de Westrand in Dilbeek. Op het eerste gezicht zou het niet meteen het beste idee zijn om daar een even groot centrum met exact dezelfde functie als de Dilbeekse Westrand neer te poten. Er moet naar een bepaalde culturele complementariteit worden gezocht.
Evengoed moeten we overleggen met het Brusselse werkveld. Voor de mensen die Ruisbroek geografisch niet zo goed kunnen situeren: in feite zit men bijna nog dichter tegen Brussel aan dan tegen de kern van Sint-Pieters-Leeuw. Men zit dus in een heel bijzonder randstedelijk gebied, dat een aantal moeilijkheden met zich meebrengt, maar ook zeer veel mogelijkheden. De haalbaarheidsstudie zal in de komende periode van start gaan. Dat zal wel nog wat voeten in de aarde hebben. Ik kan u zeker nog niet zeggen wanneer die studie ten einde zal zijn en wat daarvan de uitkomst is. Anders is het natuurlijk geen haalbaarheidsstudie.
Mijnheer Caron, ik ga even in op uw vraag over de besparingen. Wij hebben niet gekozen voor de communicatie over dit project. Sommige media vonden het nuttig om dat in de defensieve logica van de jaren 60 en 70, de ‘Gordel van Smaragd’ rond Brussel, te plaatsen. Wij doen dat uitdrukkelijk niet. Het gaat over de complementariteit van Rand en stad, in een gebied waar bijkomende culturele investeringen mogelijk zijn. Wij houden woord. Met andere woorden, wanneer wij nu besparen, niet met plezier, maar uit noodzaak om de begroting in evenwicht te brengen, doen we dat om nadien terug te kunnen bouwen. Een van de mogelijke investeringen zou dan dit cultuur- en congrescentrum in Ruisbroek kunnen zijn.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil even meegeven dat de schaal waarover het gaat, ook aanwezig is in de studie van de heer De Greef. Hij verwijst zelf rechtstreeks naar die twee complexen. Hij noemt bijvoorbeeld ook die 44 miljoen euro omdat dat ook effectief het bedrag is dat naar het Concertgebouw in Brugge is gegaan.
Ik wil graag de complementariteit steunen, maar ik denk dat we ook even financieel moeten nadenken, zoals over de toekomstige werkingskost.
Wat het verzorgingsgebied en Brussel betreft, hebt u volgens mij gelijk. Ik denk dat het waar is. Het biedt kansen. Maar het moet wel erg afgestemd zijn.
Laat ons daar wijs mee omgaan: in deze tijd is er bijna geen maatschappelijk draagvlak voor grote culture infrastructuur.
Ten slotte wil ik u een beetje ontmoedigen door te zeggen en het is niet slecht bedoeld: indertijd hebben wij in Brugge – wij want ik was betrokken partij – voor het Concertgebouw ook het verhaal van de congresfunctie opgedist, maar dat is niet echt gelukt.
Minister, we hebben in de Vlaamse Rand nood aan strategische projecten en we moeten daar over blijven nadenken, maar ik heb het gevoel – ik leer dat uit de haalbaarheidsstudie – dat het een beetje een Euromillionsproject dreigt te worden. Dat kunnen we ons niet permitteren. We moeten het dus breder bekijken voor de hele Vlaamse Rand en ook in het kader van andere noden zoals voor jeugd, sport, recreatie, toerisme. Ik zou graag hebben dat het in dat kader wordt geëvalueerd. U zegt dat er nog een verfijnde evaluatie van het dossier komt. Toch is het heel belangrijk dat het geen bodemloze put wordt. Er is al een hellend vlak in Ronquières, laat ons geen hellend vlak van Ruisbroek maken.
Voorzitter, minister, collega’s, het verheugt me te horen dat er vandaag een studie is die heel waardevolle elementen bevat. Ik ben ook verheugd om te horen dat die elementen, zoals de opwaardering van de buurt, een breed draagvlak voor de lokale verenigingen maar ook het bovenlokaal aspect, worden opgenomen in een verder onderzoek. Ik ben er natuurlijk ook van overtuigd dat we de nodige financiën moeten zoeken. Het zou eventueel met private investeerders kunnen. Laat ons dat onderzoek voeren en laat ons terugkoppelen naar de commissie, want de Vlaamse Rand is zeker vragende partij. De lokale verenigingen zijn bereid om hun schouders te zetten onder dit mooie project. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik ben blij met uw antwoord omdat het heel wat duidelijkheid brengt over dit dossier. Ik heb begrepen dat een voorstudie is afgerond, dat de haalbaarheidsstudie nog moet gebeuren. Ik kan alleen maar vaststellen dat in de media toch heel wat drukte werd gemaakt, enkel en alleen over een voorstudie.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb alle begrip voor die drukte in de media. Minister, vorige week hadden we een gedachtewisseling met u. U hebt heel duidelijk aangegeven dat alle cultuurorganisaties voor 5 tot 7 procent besparingen staan. Diezelfde week stelt u een nieuw project voor, dat weliswaar met privégeld zal worden gefinancierd, maar dat toch ook moet worden geëxploiteerd en dat een rechtstreekse concurrentie betekent voor de twintig cultuurorganisaties die daar nu reeds in de omgeving zijn. Dat wekt natuurlijk onrust.
Minister, in de eerste studie is al duidelijk aangegeven wat de exploitatie gaat kosten. Ze gaat 3,6 miljoen euro kosten. Het gaat om 1,1 miljoen euro onderhoudskosten en 5 miljoen euro werkingskosten, waarvan de helft uit subsidies moet worden gehaald. Hoe gaat u dat bedrag in de begroting kunnen opnemen als u de andere organisaties vraagt om te besparen?
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister, ik heb ook mijn vragen bij het project. In de buurt van Ruisbroek is er al voldoende infrastructuur voor cultuur. Er zijn allerlei cultuurhuizen en gemeenschapscentra in de Rand en er is de nabijheid van Brussel, waar het goed mogelijk is om veel cultuur te vinden zoals de BOZAR, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg en andere grote zalen. Is het dus wel noodzakelijk om in de Rand nog eens een groot project neer te poten? Het geeft me een beetje de indruk dat men een culturele Uplace in de zuidwestrand wil zetten.
Is er wel nood aan een dergelijk cultureel gebouw als er al zoveel bestaan? Wat zullen de werkingskosten zijn van zo’n project?
Ik herhaal dat er een voorstudie is die de mogelijkheden van het project aangeeft. Er is nog geen haalbaarheidsstudie die de levensvatbaarheid van het project concreet heeft bewezen. Ik wil geen conclusies trekken voor die haalbaarheidsstudie er komt.
De vraag of er een sterke private partner rond de congresfaciliteiten zal worden gevonden, is zeer belangrijk. Mijnheer Caron, toen u en anderen destijds met het concertgebouw begonnen zijn, waren we nog niet zover als we nu zijn. We zijn nog niet heel veel verder maar toch verder in het concept van publiek-private samenwerking. Ik veronderstel dan ook dat we hier iets meer mogelijkheden hebben dan destijds. De tijd zal een van ons daarin gelijk geven.
Mijnheer Doomst, wat de complementariteit betreft met de noodzaak aan andere initiatieven in de Vlaamse Rand, stel ik voor dat u minister Weyts in de commissie ten aanzien van zijn beleidsnota verder ondervraagt. Ik ben ervan overtuigd dat dit verre van het enige project zal zijn dat in dit Vlaamse-Randbeleid aan bod zal komen. Daar zal minister Weyts u meer details over verstrekken.
Mevrouw Segers, ik kan natuurlijk nu nog niet zeggen wanneer ik middelen zal moeten inschrijven in een begroting, binnen 4 of misschien zelfs 5 jaar, dat is ook onderwerp van de haalbaarheidsstudie. Zover kijken we ook niet vooruit. We wachten af wat de haalbaarheidsstudie brengt en dan zien we verder. Het zal een aantal jaren duren voor we een conclusie hebben over de studie en het partnerschap dat we zullen moeten zoeken, om dan in een volgende fase te komen tot lastenboeken en aanbestedingen.
Ik vind dit een vreemde manier van oppositie voeren. Als we besparen, is het niet goed. Als we investeren, is het ook niet goed.
Natuurlijk mag u investeren maar we gaan ervan uit dat er dan keuzes worden gemaakt die rationeel worden beargumenteerd.
De mantra van publiek-private samenwerking begint eerlijk gezegd stilaan mijn oren uit te komen. Ik ken niet veel projecten die op dat vlak geslaagd zijn. In de cultuursector zou u echt een revolutie ontketenen indien dat daar zou gebeuren. Het spijt me, misschien hebt u gelijk maar ik geloof niet of toch niet meer in sprookjes, en zeker niet in Roodkapje.
Minister, er zijn ook heel veel infrastructurele noden in cultuurhuizen in Vlaanderen, vooral op het vlak van renovatie, verduurzaming enzovoort. Ik denk dan aan de grote operagebouwen maar ook aan de kleine cultuurcentra in dit land die 30 à 40 jaar oud zijn en die op de rand van de verkommering staan. Ik hoop dat u daar in uw infrastructuurplan van het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) ook aandacht voor hebt. (Applaus bij Groen)
Ik ben heel blij met de Vlaamse cultuurgoesting van de heer Van Eyken. Als men die vanuit de faciliteitengemeenten nog wat versterkt, is dat heel goed.
Het is goed dat de ruis op het Ruisbroekdossier wat weg is maar het is belangrijk dat dit de volgende maanden breed wordt bekeken. We zullen dat zeker doen met minister Weyts. Ik vind dat zo’n project inhoudelijk en geografisch past in een benadering voor heel de Vlaamse Rand. Het lijkt me heel belangrijk om alle andere aspecten die daarmee te maken hebben, mee in ogenschouw te nemen. We zullen dit dossier consequent opvolgen in de commissie.
Ik stel voor dat we de goede elementen uit die voorstudie meenemen en het traject verderzetten. De toekomst zal uitwijzen wat het beste is voor Ruisbroek en omgeving. Investeren in een laagdrempelige culturele sociaaleconomische omgeving kan alleen maar beter zijn voor Ruisbroek en de bovenlokale omgeving.
Dit was meteen ook het eerste optreden van de heer Nevens in dit parlement. (Applaus)
Dat geldt ook voor de heer Doomst maar hij was hier vroeger al, is weggegaan en teruggekomen. (Opmerkingen van de heer Michel Doomst)
De actuele vragen zijn afgehandeld.