Verslag plenaire vergadering
Verslag
Beste collega’s, minister-president, geachte ministers, dames en heren, ik heet u allen van harte welkom. Ik dank de heer Herman De Croo voor de wijze waarop hij deze vergadering heeft geopend. Ik hoop dat u allen een ontspannende en verkwikkende vakantie achter de rug hebt en klaar bent voor een ongetwijfeld boeiend werkjaar.
In het bijzonder heet ik de heer John Crombez terug welkom. U bent een tijdje weggeweest, mijnheer Crombez, maar u weet toch waar het nog altijd het beste is: in het Vlaams Parlement natuurlijk. Van harte welkom.
Mede namens de andere leden dank ik de Vlaamse volksvertegenwoordigers voor het vertrouwen dat u in het Bureau van het Vlaams Parlement en uw voorzitter stelt. Ik wil hier nog eens benadrukken dat ik de voorzitter ben en zal zijn van alle 123 Vlaamse volksvertegenwoordigers, zonder een onderscheid te maken tussen de meerderheid en de oppositie.
Behalve de aanstelling van het Bureau hoort u in deze openingszitting straks de Septemberverklaring van de Vlaamse Regering. De minister-president zal daarin de algemeen maatschappelijke situatie bespreken, de beleidsvoornemens van de Vlaamse ministers bekendmaken en de krachtlijnen van de begroting 2015 aangeven.
Deze middag mochten we hier in het halfrond genieten van het erg gesmaakte concert om het seizoen 2014-2015 van Opera Vlaanderen voor te stellen. Minister-president, ik heb in de wandelgangen gehoord dat het applaus, dat zeer langdurig was, ook wordt toegewenst aan deze Vlaamse Regering. (Gelach)
Dat seizoen loopt onder het thema ‘Macht en onmacht’. Sta me toe dat ik even stilsta bij dit gegeven, omdat dit ook ons, politici, aanbelangt. Meer zelfs: omdat dit in de eerste plaats ons, politici, aanbelangt. Macht kan men definiëren als het vermogen om iets te doen of te bewerkstelligen. Macht is het uitoefenen van gezag, verkregen uit het mandaat of de functie die men bekleedt. Macht is ten slotte ook het uitoefenen van invloed, de kracht van verandering, gebaseerd op overtuigingskracht en charisma, zoals het geval is bij dat tot de verbeelding sprekende personage van Don Giovanni uit de gelijknamige opera der opera’s van Mozart.
Onmacht kan men dan eenvoudig duiden als het ontbreken van macht, als on-vermogen. Men wil iets bereiken of verwezenlijken, maar men slaagt er niet in. Deze onmacht tot verandering komt treffend tot uiting in de monumentale volksopera Chovansjtsjina van Moessorgski, waaruit we een aangrijpende koorzang hebben gehoord. In deze opera komen de machtsbeluste behoudsgezinden tegenover de hervormingsgezinden te staan.
In onze westerse, democratische traditie gaan we ervan uit dat de machtsuitoefening stoelt op verkiezingsresultaten, op een wettelijke basis gebeurt en in goed overleg verloopt met degenen over wie het gezag wordt uitgeoefend. We moeten evenwel vaststellen dat dit ook in de moderne wereld niet de algemene norm is. Meer zelfs, de meerderheid van de wereldbevolking leeft in onze 21e eeuw nog altijd onder een politiek stelsel waarbij de parlementaire instellingen elke werkelijke macht ontberen, onder het stelsel van een al dan niet militaire dictatuur of zelfs onder regelrechte terreurregimes.
Wie de krant openslaat, het journaal op televisie bekijkt of de elektronische media volgt, kan er niet omheen. Op zeer veel plaatsen ter wereld wordt de legitimiteit van de heersende klasse in vraag gesteld. Voornamelijk omdat de geloofwaardigheid van de machthebbers ernstig is aangetast, veelal door machtsmisbruik in al zijn facetten, of het nu gaat om machtshonger, nepotisme, vriendjespolitiek, corruptie, intriges, bedrog, repressie of het uitschakelen van elke oppositie. Vaak is de houding van de machthebbers die zich daaraan schuldig maken, ingegeven door hun fundamentele onvermogen en onmacht om op een democratische manier tot een maatschappelijke verbetering te komen. De confrontatie tussen de machthebbers en hun critici, die deze situatie niet langer pikken, leidt tot dramatische toestanden en een ontwrichte samenleving, zoals ons niet alleen geschetst werd in La Juive van Fromental Halévy, maar zoals we die ook vandaag nog meemaken in Oekraïne, Syrië of Irak.
In Le Nozze di Figaro, waarvan we de ouverture hebben gehoord, schildert Wolfgang Amadeus Mozart de chaotische toestanden die heersten in een turbulente wereld aan de vooravond van de Franse Revolutie. Mozart voert een wereld vol onrust op, volop in beweging en in de ban van het onbestemde. Het oude vertrouwde is niet meer. De toekomst is onzeker. Het is niet meer duidelijk wie de macht in handen heeft of wie de volgende, beslissende stappen zal zetten. Alles trilt en tolt, niet het minst de gevoelens van de protagonisten, die overhoop liggen met hun eigen angsten en verlangens, maar ook maatschappelijk het noorden kwijt zijn.
Collega’s, af en toe bekruipt mij het gevoel dat wij tijdens onze parlementaire werkzaamheden eveneens het noorden kwijtraken. Maar alle gekheid op een stokje, in Vlaanderen gebeurt de machtsuitoefening een stuk beschaafder. Toch wil ik even kort reflecteren over ‘Macht en onmacht’ in het Vlaams Parlement.
Op het eerste gezicht lijkt de macht van ons parlement groot. Het Vlaams Parlement benoemt de regering, stemt over de decreten, keurt de begroting goed en controleert de regering. In de praktijk evenwel zijn er een aantal elementen die de macht van de parlementsleden nuanceren, ja zelfs inperken. Laat ik een aantal dingen bij naam noemen.
De regeringspartijen sluiten een regeerakkoord waarin de afspraken worden vastgelegd voor de komende regeerperiode. Dat kan leiden tot ‘afspraak is afspraak’ of, voor de latinisten onder u, het bekende adagium ‘pacta sunt servanda’ – ik kijk even naar u, mijnheer Peeters, omdat u dit geregeld citeerde –, waardoor voor parlementsleden die tot de meerderheidspartijen behoren, de discussie en mogelijke wijzigingen in beleid beperkt worden of zelfs niet aan de orde zijn.
De regeringspartijen steunen vaak de voorstellen van de regering omdat zij nu eenmaal een regeringspartij zijn en zeker als het gaat om een minister uit de eigen geledingen. De partijdiscipline maakt dat het parlementslid met het beleid instemt, omdat de prijs van niet instemmen voor hem te hoog is.
Los van deze politieke beperkingen van het parlementaire werk, is er ook het feit dat we ons wijden aan wetgevend werk dat bijna letterlijk alle terreinen van de samenleving bestrijkt. De problemen die we in de maatschappij tegenkomen en de oplossingen die daaraan tegemoetkomen, zijn vaak ingewikkeld en erg complex. De minister heeft dankzij haar of zijn kabinet en het ambtenarenapparaat een flinke informatieve voorsprong. Het takenpakket van het parlementslid en zijn medewerker is daardoor erg groot, en het parlementslid kan moeilijk alle finesses van de problematiek en wetgeving kennen, zeker als het gaat over materies waarmee hij niet zo vertrouwd is. Het beoordelen hiervan is dus niet altijd goed mogelijk. Dat geldt zeker voor de kleine fracties.
Voeg daarbij dat de invloed van de politicus in het algemeen tanende is. Vroeger kon ‘mijnheer de burgemeester’ alles: de militaire dienstplicht draaglijker maken, een verkeersboete laten verdwijnen, een bouwovertreding regulariseren. Mijnheer Somers, begrijp me niet verkeerd, het gaat hier over burgemeesters van heel lang geleden. Dienstbetoon was puur cliëntelisme. De burger dacht dat het elke dag 6 december was. Dat kan nu niet meer.
Dat is trouwens geen exclusief gegeven voor de politiek. Ook andere geledingen van de maatschappij boeten aan macht in. Ik geef slechts één voorbeeld: de macht van de kerk in Vlaanderen is vandaag niet meer wat ze vijftig jaar geleden was.
Moet het parlement er zich bij neerleggen dat zijn macht getaand is? Net als in de ouverture van de opera I vespri Siciliani van Verdi zeg ik: neen, we moeten ons niet bij de situatie neerleggen. Tijdens de voorbije legislatuur heb ik een aantal maatregelen genomen om onze rol te versterken. Ik som er enkele op.
Ik ben gestart met een periodiek overleg met de minister-president. Op de agenda van dit overleg staan onder meer: afspraken over het tijdig indienen van de jaarlijkse begroting; afspraken over de indiening van ontwerpen van decreet; afspraken over de rapportages die ministers op regelmatige basis moeten opstellen over de voortgang van grote, belangrijke dossiers; de toezeggingen of beloftes die ministers doen in commissies of in de plenaire vergadering, waarvan wordt nagegaan of ze ook worden uitgevoerd. Ik weet dat minister-president Bourgeois deze traditie van oud-minister-president Kris Peeters zal voortzetten. Wij hebben trouwens binnenkort een eerste formeel overleg gepland.
Voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers heb ik de toegang tot de databank van beslissingen van de regering geopend. Ik nodig alle parlementsleden uit daarvan gebruik te maken. Idem voor de procedure die parlementsleden toestaat om vertrouwelijke dossiers in te kijken. En met het Rekenhof is een protocol afgesloten met onder meer afspraken over onderzoeken op parlementair verzoek. Het is aan u, beste parlementsleden, om de mogelijkheden die u worden aangereikt, te benutten.
De aangekondigde vernieuwing van de website van ons Vlaams Parlement zal worden afgerond. De nieuwe website wil toegankelijk zijn, wat betekent dat die begrijpelijk en vooral gebruiksvriendelijk moet zijn voor iedereen die op zoek is naar informatie over het reilen en zeilen van het Vlaams Parlement.
Al deze punten stonden in mijn beleidsplan Plenum 2009-2014. Ook de komende legislatuur wil ik een aantal zaken realiseren om het aanzien en de invloed van het Vlaams Parlement te verstevigen, in het belang van alle Vlamingen. Ik wil daarbij niet over één nacht ijs gaan. Ik neem me daarom voor de zes fracties die in dit parlement zijn vertegenwoordigd, de eerstkomende weken uit te nodigen voor een gesprek. Bedoeling van dit gesprek is te luisteren naar de bezorgdheden en wensen van de fracties. Ik heb ook aan onze administratie, via de secretaris-generaal, gevraagd dat de mensen die ons dagdagelijks bij onze parlementaire werking ondersteunen een insteek leveren voor een actualisering van mijn beleidsplan.
Nadien wil ik – rekening houdend met alle suggesties en voorstellen – onderzoeken welke punten van het beleidsplan kunnen worden aangepast en geactualiseerd, zodat het parlement sterker uit de verf komt en meer ‘macht’ kan verwerven.
Beste collega’s, gelet op al het werk dat op ons te wachten ligt, ga ik ervan uit dat u, Vlaamse volksvertegenwoordigers, ook het komend zittingsjaar gedreven aan de slag zult gaan. Daarbij is zowel voor de leden van de meerderheid als voor de leden van de oppositie een belangrijke rol weggelegd. Wij mogen ons erop verheugen dat wij daarbij op de dagelijkse inzet van de secretaris-generaal en de medewerkers van het Algemeen Secretariaat kunnen rekenen om ons professioneel te ondersteunen.
Dames en heren ministers, mijnheer de minister-president, collega’s, ik reken op uw constructieve bijdrage om tijdens deze legislatuur degelijk werk te verrichten, in een sterk Vlaams Parlement, ten voordele van de Vlaamse burger, voor een nog krachtdadiger Vlaanderen. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus)