Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we hebben in de afgelopen legislatuur vaak van gedachten gewisseld. Ik kan u geruststellen, ik heb geen tekening bij, maar wel enkele cijfers, die vragen oproepen. Vandaag hebben we bijna 60.000 mensen van allochtone afkomst die werkloos zijn, 31.000 werkloze mensen met een handicap, en 108.000 werkzoekende laaggeschoolden.
De aanleiding voor mijn actuele vraag is het nieuws dat minister Bourgeois bekendmaakte dat de Vlaamse Regering erin was geslaagd om het aandeel personen met een handicap in zijn administraties te laten groeien van 1,3 naar 1,4 procent, minder dan de helft van de beoogde doelstelling. Ik heb eens uitgezocht hoe we het over het algemeen doen met betrekking tot die doelgroepen op de arbeidsmarkt. De overheid is een belangrijke speler, maar u bent het ongetwijfeld met me eens dat er veel meer arbeidsmarkt is buiten die overheid, en dat de participatie van die doelgroepen die veel meer in de werkloosheid zitten dan hun aandeel in de bevolking, uiterst belangrijk is. Het moet me van hart dat ik daarvan heel weinig cijfers heb gevonden de laatste tijd, tenzij dan cijfers waarover ik me zorgen maak. Ooit waren er 5000 plaatsen via Jobkanaal voorgeschreven. Daar hoor ik de laatste tijd bijzonder weinig over.
Minister, wat ik wel heb gevonden, is de afrekening van de begroting van 2013, en daar zijn in het luik opleidingscheques en loopbaanbegeleiding de geplande middelen niet helemaal uitgeput. Als ik dat rijm met de lage participatie van die doelgroepen – wat ik ook in de rapporten van de VDAB terugvind – dan vraag ik me af of u zult doen zoals minister Bourgeois, die een evaluatie maakt van zijn beleid met betrekking tot doelgroepen. Gaat u iets gelijkaardigs doen? Gaat u uw opvolger enkele instrumenten geven om ervoor te zorgen dat de doelgroepen die vandaag oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheid, alsnog aan een job geraken?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik begrijp uw conclusies niet helemaal. Uw partijgenote, Güler Turan, heeft in de commissie gezegd: we zouden uw competentiebeleid eens moeten kunnen afwegen op een moment dat er geen crisis is, maar dat kunnen we natuurlijk niet. Wat kunnen we wel? De cijfers van de doelgroepen vergelijken met de gemiddelde cijfers, of bijvoorbeeld met de cijfers van de niet-doelgroepen om na te gaan hoe die zijn geëvolueerd. Ik heb de VDAB-werkloosheidscijfers bekeken op korte termijn, een jaar, maar ook de Eurostatcijfers in de periode 2009-2013. Dan kom ik toch tot andere conclusies dan degene die u trekt.
De gemiddelde werkloosheid van maart 2013 tot nu is gestegen met 9 procent. Voor kort- of laaggeschoolden is dat plus 4,4 procent, voor de allochtonen is dat 6,7 procent, voor de arbeidsgehandicapten is dat 9,7 – vrij gelijklopend met het gemiddelde van 9 procent – voor de 50-plussers is dat plus 14,5 procent, wat te maken heeft met het optrekken van de leeftijd voor de maxivrijstelling.
Als ik kijk naar Eurostatgegevens van de periode 2009-2013, zie ik de werkzaamheidsgraad gemiddeld met 0,4 procent stijgen. Voor de 50-plussers is dat plus 5,6 procent, voor de 55-plussers plus 7,1 procent, personen met een arbeidshandicap plus 2,9 procent, en de personen geboren buiten de Europese Unie plus 1,5 procent, allemaal tegenover die 0,4 procent.
Hoort u mij hier nu zeggen dat er niets meer moet gebeuren? Neen, verre van. Maar ik ben het er niet mee eens dat we daaruit moeten concluderen dat het beleid dat we hebben gevoerd rond competenties, talenten en maatwerk, niet geslaagd zou zijn. Ik vergelijk met het gemiddelde. Stelt u zich voor dat ik van dat gemiddelde alle doelgroepen aftrek en overhoud wie niet in het doelgroepenbeleid zit. Dan zou ik waarschijnlijk tot de conclusie komen dat de resultaten naar de doelgroepen toe nog beter zijn. Ik concludeer dus dat we zeker niet rond zijn. Er is nog werk: loonkosten, doelgroepenbeleid, enzovoort. Ik denk dat elke partij daarover heel wat heeft opgenomen in zijn verklaringen voor een nieuwe Vlaamse regeerperiode. We moeten eerlijk zijn. Er is vooruitgang geboekt, die nog niet voldoende is, maar wel de juiste richting uitgaat.
Minister, ik dank u. Uiteraard zullen wij het effect van de crisis in haar geheel niet ontkennen. Uiteraard – ik heb er geen allusie op gemaakt omdat het evident is – is er ingezet op 50 plus en 55 plus en zien we daar ook de cijfers. Maar, minister, u zult het ongetwijfeld toch met mij eens zijn dat we bij een aantal instrumenten toch wel grote mattheuseffecten zien. Wie al heeft, krijgt meer, en wie niet heeft, krijgt minder.
Bij opleidingscheques vormen hooggeschoolden 38 procent van het bereik. Laaggeschoolden halen maar 13 procent. Toch is net daar de nood het grootst. Een beleid dat echt het verschil wil maken, zal proberen in te zetten op het beter bereiken van die laaggeschoolden. Er zijn meer dan 100.000 laaggeschoolde werklozen. Heel veel laaggeschoolden zijn vandaag in een precaire situatie aan de slag en zouden baat hebben bij deze maatregel. Ik wil vragen daar de nodige aandacht aan te schenken.
Op andere vlakken heeft men wel degelijk vooruitgang geboekt. Een aantal van uw cijfers zijn wat ze zijn. Ik zal die niet betwisten. Ik stel echter vast dat bijvoorbeeld op het vlak van sociale economie heel het collectieve luik is geregeld, maar dat het individuele luik ondanks aandringen nog wel wat te wensen overlaat.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Het is toch weer markant dat de heer Van Malderen vandaag andermaal kritiek heeft op het arbeidsmarktbeleid. De periode zal er wel voor iets tussen zitten dat men deze kritiek begint te uiten en dat men vragen begint te stellen rond het doelgroepenbeleid. Ik wil hier gewoon de bedenking maken die we hier al vaak hebben gemaakt en die in 2009 door het Rekenhof zelf werd gemaakt. In onze ogen is er op dit ogenblik veel te veel diversiteit en onduidelijkheid in heel het pakket aan maatregelen dat er is voor alle doelgroepen. Ik wil een pleidooi houden dat we er in de toekomst voor zorgen dat het veel eenvoudiger en simpeler zou kunnen. Ik denk dat iedereen daar bij gebaat zou zijn en dat de cijfers dan ook beter zouden zijn. Ik dank u.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de cijfers en voor het inpassen van de tewerkstellingscijfers. De voorbije jaren hebben we veel gesproken over competenties, maatwerk, 50+, jongeren, kortgeschoolden, enzovoort. De heer Van Malderen heeft dat zelf aangehaald. Voor mensen met een arbeidshandicap is er de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP).
Minister, u zegt zelf dat er nog werk aan de winkel is, maar dat het de goede richting uitgaat. Ik wil dat beamen en aanhalen dat we hier straks of morgen hopelijk het decreet houdende werk- en zorgtrajecten zullen goedkeuren, waarbij mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en medische, psychische en mentale problemen dichter bij de arbeidsmarkt worden gebracht en er een aanbod op maat kan worden gecreëerd, waardoor ook die groep verder kan worden aangesproken.
Mevrouw Peeters, ik ben het ermee eens: er zijn veel te veel maatregelen in het geheel. Uit de studie van Voka bleek dat er in Vlaanderen elf waren. Ik heb dat aantal teruggebracht tot tien. Er zijn er nog veel meer op federaal niveau. Maar zodra dat doelgroepenbeleid overkomt, ben ik uiteraard partner om daar echt in te snoeien en te focussen op enkele maatregelen. In het verleden is overigens al gebleken dat dat de weg is die we willen inslaan. We moeten natuurlijk altijd een evenwicht vinden om langs de ene kant maatwerk te bieden en dus verschillende zaken mogelijk te laten en langs de andere kant niet te veel maatregelen te hebben. Daarmee ben ik het eens.
Mijnheer Van Malderen, u haalt het voorbeeld van de loopbaancheques aan. Ik ben het daar helemaal mee eens. Misschien zijn loopbaancheques vandaag wat meer gericht op hooggeschoolden. Maar zullen we eens kijken hoeveel procent hooggeschoolden uitmaken in de werkinleving? 0 procent uiteraard, aangezien de werkinleving niet op hen is gericht.
Mijnheer Van Malderen, we proberen ook op dat vlak maatwerk te leveren. Ik kan dezelfde voorbeelden aanhalen. U hebt een maatregel aangehaald die er net op is gericht mensen die aan het werk zijn eens over hun carrière te laten nadenken.
Dat de ene maatregel wat meer in een richting en de andere maatregel wat meer in een andere richting gaat, lijkt me logisch. Indien dit niet zou kunnen, zouden we geen maatwerk meer moeten leveren. Volgens mij zitten we in de juiste richting. We beschikken over instrumenten. Ik ben het ermee eens dat we het best zo weinig mogelijk instrumenten gebruiken. Het moet echter om duidelijke en goede instrumenten gaan. Die instrumenten moeten mensen in staat stellen na te denken over hun competenties en talenten en over de vraag hoe ze dit best op de arbeidsmarkt inzetten.
Gelukkig helpen we de hooggeschoolden ook. Ook in die groep zitten mensen die eens over hun carrière moeten nadenken. De laaggeschoolden helpen we veeleer door hen ervaring te laten opdoen. Dit is de weg die we bewandelen. Als ik naar de cijfergegevens kijk, kan ik enkel stellen dat het werk niet af is. Er is echter op een positieve wijze werk verricht.
Ik wil met dat laatste punt beginnen. Het probleem met de opleidingen is niet dat er ook hooggeschoolden aan deelnemen: het probleem is dat heel wat laaggeschoolden de weg naar die opleidingen niet vinden. Blijkbaar leveren we niet voldoende inspanningen om hen daar te krijgen.
Ik herhaal dat het budget niet is uitgeput. Een bijkomende inspanning voor die mensen, die zich, ook als ze aan het werk zijn, vaak in een precaire situatie bevinden, lijkt me dan ook absoluut een streefdoel.
Minister, met betrekking tot de doelgroepmaatregelen vindt u dat we moeten vereenvoudigen. Ik ben het daarmee eens. Ik hoop enkel dat we niet dezelfde fout zullen maken en de beschikbare middelen over alles en iedereen zullen verspreiden. Dit zou het effect reduceren. We moeten onze middelen heel doelgericht blijven inzetten waar de inspanningen het meest renderen. We moeten de meest kwetsbare mensen aan de slag krijgen.
De actuele vraag is afgehandeld.