Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de anciënniteitsregeling voor zijinstromers in het onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vorige week maandag besliste de Vlaamse Regering om zijinstromers die vanaf volgend schooljaar het onderwijs binnenkomen vanuit de privéarbeidsmarkt, eindelijk een andere anciënniteitsregeling te gunnen. Aan mensen die het onderwijs binnenstromen, zou via de regeling twintig jaar anciënniteit meegegeven worden.
Op zich is het geen probleem dat wordt gewerkt aan een anciënniteitsregeling. Het was een van de onderdelen van het lerarenloopbaanpact, dat er nooit is gekomen in deze legislatuur, maar de regeling komt wel rijkelijk laat.
De afgelopen dagen hebben mensen van de meerderheid ongetwijfeld net als de mensen uit mijn fractie, heel wat mails en telefoons gekregen van ongeruste mensen die de afgelopen maanden en jaren het onderwijs zijn binnengestapt vanuit de privéarbeidsmarkt. Ze vragen zich af of ze goed hebben gelezen dat de regeling alleen geldt voor toekomstige zijinstromers. Ze vragen zich af waarom zij werden vergeten, waarom het engagement dat ze de afgelopen jaren hebben opgenomen om aan het lerarentekort te verhelpen en om nieuwe ervaringen van buiten het onderwijs binnen te brengen, niet wordt gewaardeerd. Ze vragen waarom alleen wordt gekeken naar mensen die nog moeten komen, waarom er niets wordt gedaan voor hen.
Voorzitter, collega’s, vandaar mijn vraag. Waarom hebben de Vlaamse Regering en de minister van Onderwijs de optie genomen om alleen aan mensen die vanaf volgend schooljaar het onderwijs zullen binnenkomen, anciënniteit toe te kennen en niet aan de mensen die in dezelfde omstandigheden de afgelopen jaren, maanden of zelfs weken actief zijn geworden in het onderwijs?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uw besluit in verband met de zijinstromers is volop in voorbereiding. De principiële beslissing is genomen.
Wat is voor mij de essentie? Onze kinderen en onze studenten verdienen hoe dan ook de beste mensen in het onderwijs. Dat houdt voor mij twee zaken in. Enerzijds is het belangrijk dat we de jonge leerkrachten die kiezen voor het onderwijs behouden en dat er minder uitstroom is. Anderzijds is het ook van belang, dat is evident, dat er ook zijinstromers zijn.
Tot nu toe kregen zijinstromers in tso en bso voor het geven van technische of praktische vakken, tien jaar anciënniteit mee.
Minister, ik krijg heel wat mails van mensen in het onderwijs die vroeger zijinstromer waren. Eerlijk gezegd kan ik op geen enkele manier verantwoorden dat iemand die morgen instroomt twintig jaar anciënniteit zou meekrijgen en dat iemand die gisteren is ingestroomd niets zou meekrijgen. Ik begrijp dat u geen twintig jaar kunt teruggaan, dat is financieel onhaalbaar. Maar de wijze waarop dit vandaag voorligt, kan ik jammer genoeg echt niet verantwoorden, tenzij u mij er gegronde redenen voor geeft.
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, waarom hebben we dat gedaan? We willen inderdaad, zoals de heer De Meyer zegt, excellente leerkrachten aantrekken.
Uit de vele positieve reacties die er ook zijn, blijkt dat mensen die begaan zijn met de onderwijswereld maar ook met de arbeidsmarkt, vinden dat het een heel goede beslissing is. We maken mogelijk dat mensen die in de toekomst in het onderwijs zullen werken, onbeperkt anciënniteit kunnen meenemen als ze uit de publieke sector komen: tot 27 jaar, de maximumschaal. Mensen die uit de privésector komen, kunnen 20 jaar meenemen. En mensen met een gecombineerde carrière kunnen tot 27 jaar meenemen.
We hebben inderdaad beslist dat het voor het leerplichtonderwijs is en voor alle categorieën met uitzondering voor het administratief personeel. We hebben beslist dat het in werking zal treden op 1 september 2014 voor twee categorieën van mensen. De eerste categorie bevat de mensen die voor de eerste keer aan de slag gaan in het onderwijs vanaf september 2014; een tweede categorie – de terugstromers – zijn mensen die ooit al in het onderwijs hebben gewerkt, vijf jaar het onderwijs hebben verlaten en dan terugkeren. Ook zij kunnen hun anciënniteit meenemen.
Het klopt dat er ook nog een andere categorie van mensen is, namelijk zij die in het verleden uit de privésector zijn gekomen om in het onderwijs te werken en die in het verleden, onder de toen geldende voorwaarden en met kennis van het personeelsstatuut, in het onderwijs zijn ingestapt. Zij vinden de regeling vandaag niet eerlijk en rechtvaardig. Voor alle duidelijkheid: ik begrijp de reactie van die mensen.
De Vlaamse Regering heeft een keuze moeten maken. Natuurlijk hadden we iedereen kunnen meenemen, maar de budgettaire middelen om dat te doen voor de groep uit het verleden zijn er niet. De ramingen gaan van 235 miljoen euro tot meer dan 300 miljoen euro. Ofwel zegt men, zoals in de vorige legislatuur, dat men zal proberen ooit geld te vinden, maar dan neemt men geen beslissing om de zijinstromers of terugstromers naar het onderwijs te laten komen. Ofwel zegt men, zoals wij gedaan hebben, dat we een beslissing nemen omdat er een toekomstig tekort aan leerkrachten is, omdat er nood is aan goede mensen uit de privésector met ervaring en met passie. Om die mensen ervan te overtuigen om in het onderwijs te stappen, hebben we geoordeeld dat we die maatregel vanaf september 2014 moeten nemen.
Kan het juridisch? Ja, het kan. Er is een uitspraak van de Raad van State en van het Grondwettelijk Hof in gelijkaardige gevallen. Je kunt zo’n maatregel nemen, als hij ingaat vanaf een bepaalde datum, als het doel rechtmatig is en als het redelijk is. En dat gebeurt.
Betekent dat het in de toekomst volledig is uitgesloten voor de andere groep? Dat is nog iets anders. Het kan voorwerp zijn van cao-onderhandelingen en van keuzes die al dan niet moeten worden gemaakt. Maar er is dus heel duidelijk een budgettaire kostprijs aan verbonden.
We hadden dus de keuze om het wel of niet te doen. Op dat moment was het de afweging van de Vlaamse Regering dat het doel belangrijk was: excellente leerkrachten aantrekken, ook mensen met ervaring uit de privésector, en mensen met ervaring in het onderwijs, die er tijdelijk zijn uitgestapt, weer aantrekken, met behoud van hun anciënniteit. Dat is een zeer rechtmatige doelstelling, gekoppeld aan het feit dat er de komende jaren veel meer leerkrachten nodig zullen zijn en dat we dus mensen zullen moeten overtuigen om in te stappen. Juridisch is het in orde, denken wij.
Er is dus over nagedacht. Er zijn inderdaad mensen – en ik krijg die mails ook – die het er niet mee eens zijn. Voorzitter, we hebben er de afgelopen drie jaar over gepraat en de Vlaamse Regering is altijd zeer duidelijk geweest: het zou niet met terugwerkende kracht zijn. Ik heb op dat moment in de commissie zelfs instemmende knikken van de oppositie gezien.
Voorzitter, collega’s, ik heb daarstraks al gezegd – ook de heer De Meyer heeft het al gezegd – dat ik heel veel reacties heb gekregen. Op 1 september 2013 start iemand in het onderwijs in een voltijdse opdracht nadat hij zeventien jaar in een bank heeft gewerkt als economist. Hij neemt zes maanden zwangerschaps- en ouderschapsverlof op, na elkaar. Na die zes maanden is hij niet meer actief. Hij vraagt of hij ook in aanmerking komt voor die maatregel, want hij staat momenteel niet in het onderwijs. De Vlaamse Regering zegt: “Neen, u moet nog vier en een half jaar wachten want u mag vijf jaar niet in het onderwijs hebben gewerkt als u er al hebt gewerkt.” Er komt dus een systeem waarbij mensen x zullen verdienen, anderen x+twintig jaar en anderen die gedesillusioneerd zullen zijn en niet meer willen komen.
Is er in de Vlaamse Regering overwogen om – en niet iedereen twintig jaar want we weten ook dat de bomen niet tot in de hemel groeien – het in stukjes te doen? De mensen die er nu al staan, krijgen een aantal jaren anciënniteit en de nieuwe krijgen een aantal jaren. Zo zou men waardering hebben getoond voor diegenen die nog komen maar ook het engagement hebben beloond van diegenen die de stap de afgelopen weken, maanden en jaren hebben gezet en die nu zwaar zijn gedesillusioneerd.
Minister, we moeten er niet alleen voor zorgen dat we de beste mensen aantrekken, we moeten er ook voor zorgen dat we de beste mensen behouden. We moeten ervoor zorgen dat jonge leerkrachten, die bewust hebben gekozen voor het beroep, niet gedesillusioneerd geraken. Anderzijds moeten we ervoor zorgen dat we mensen, die destijds zijinstromer waren en dit aanvoelen als een enorme discriminatie, niet verliezen.
Ik heb er begrip voor dat je financieel niet hetzelfde voor hen kunt doen, want dat is onbetaalbaar. De vraag is alleen of we niet meer moeten zoeken naar een formule die evenwichtiger is ten aanzien van de nieuwe zijinstromers en de oude zijinstromers en er tegelijkertijd zorg voor moeten dragen dat we jonge mensen, die gisteren zijn begonnen, zeker en vast ook behouden.
Mevrouw Deckx heeft het woord.
Minister, ik denk dat de beslissing die door de Vlaamse Regering is genomen, absoluut een stap in de goede richting is. Het is al heel lang een heikel punt dat mensen met anciënniteit vanuit de privésector, die niet kunnen meenemen naar het onderwijs.
Ik moet hier toch vanuit mijn rechtvaardigheidsgevoel een ‘maar’ naast plaatsen. Ik hoop dat het sociaal overleg zal leiden tot een evenwichtigere oplossing. Op dit ogenblik lijkt me het voorstel dat voorligt, niet rechtvaardig voor mensen die reeds eerder de keuze hebben gemaakt om in het onderwijs te stappen. Ik ben het ermee eens dat we budgettair niet helemaal met terugwerkende kracht kunnen werken, maar wanneer ik mails ontvang van mensen die minder dan drie of vier weken in het onderwijs hebben gewerkt, dan moet er toch worden nagedacht over een bepaalde overgangsmaatregel. Maar ik wil absoluut benadrukken dat deze beslissing een zeer belangrijke stap in de goede richting is.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, u hebt een goed budgettair argument en een goed efficiëntieargument. U moet een vis uitsmijten om zijinstromers aan te trekken.
Ik weet niet of u vertrouwd bent met het verdeel 100-spel. Je zegt aan mensen dat ze binnen vijf minuten een som van honderd onder elkaar moeten verdelen. Als je er niet in slaagt om dat binnen die tijd te verdelen, verlies je de honderd. Statistisch gezien komt men in bijna alle gevallen tot een fiftyfiftyverhouding. Dat is omdat mensen een aangeboren rechtvaardigheidsgevoel hebben.
Dat rechtvaardigheidsgevoel is hier geschonden: mensen in nagenoeg gelijke omstandigheden krijgen een verschillende beloning. Ik hoop dat de volgende regering daarmee rekening zal houden. Ik sluit me dus volkomen aan bij de vraagstellers. Ik ben vooral ook blij dat mevrouw Deckx voor een keer afstand neemt van het regeringsstandpunt.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, we hadden vanmorgen een boeiend debat in de AB met de directeurs basisonderwijs. Een van de grote klachten was de ongelijkheid die er is tussen de wedden van de directeurs. Heb je 179 kinderen in een school, dan word je anders betaald dan wanneer je er 180 hebt. Dat is de eerste ongelijkheid die zij willen wegwerken.
Wat doet u nu? U creëert er een nieuwe ongelijkheid bij waar men voor hetzelfde werk een ander loon krijgt. Dat zorgt voor zeer veel wrevel bij de directeurs en voor een slechte sfeer, en het zal voor een slechte sfeer zorgen bij de zijinstromers die hetzelfde werk doen maar voor een ander loon. Dat is een extra ongelijkheid die u creëert. Ik begrijp niet goed waarom.
U zegt dat het juridisch kan. Het argument is dat u nieuwe leerkrachten moet aantrekken. Ik denk dat u op andere zaken ook kunt spelen. Een op drie leerkrachten stroomt binnen de vijf jaar uit het onderwijs. Daar kunt u ook wel wat zaken doen. Het creëren van meer gelijkheid en een betere sfeer zou daar misschien een aspect van kunnen zijn, naast vele andere. Ik denk dat u hier de verkeerde keuze hebt gemaakt. Het is goed dat u zijinstromers wilt aantrekken, maar niet op deze manier, namelijk door een extra ongelijkheid in te bouwen.
Voorzitter, ik kan alleen maar herhalen dat ik die gevoelens van die beperkte groep mensen begrijp. Als je het totaal aantal leerkrachten bekijkt in het onderwijs, gaat het over een beperkte groep mensen. Ik begrijp die gevoelens en kan ze zelfs delen. Ik begrijp dat mensen in een dergelijke situatie dergelijke gevoelens hebben. Dat is niet het issue.
Alleen heeft de Vlaamse Regering – niet alleen ik maar de hele Vlaamse Regering en bovendien ook de arbeidsmarktwereld – geoordeeld dat het absoluut noodzakelijk is dat de komende jaren mensen die een carrière in de privé hebben gehad of nog hebben, en die hun kennis en passie ten dienste van het onderwijs willen stellen, hun anciënniteit moeten kunnen meenemen. Dat is noodzakelijk voor de kwaliteit van ons lerarenkorps. Er is niets mis met iemand die zijn hele leven voor de klas staat. Maar als je een combinatie hebt van mensen die hun hele leven voor de klas staan met mensen die eerst iets anders hebben gedaan en dan in het onderwijs komen, krijg je een versterkt onderwijsteam. We hebben dat nodig voor de kwaliteit van ons onderwijs, we hebben dat ook nodig om het lerarentekort op te lossen.
Ik stel vast dat alle voorgaande regeringen hebben gezegd dat de zijinstroom moet worden opgelost, maar dat dit nooit werd beslist. Wij hebben met deze Vlaamse Regering beslist om het wel te beslissen.
Nogmaals, ik begrijp de gevoelens van de groep die zegt dat dit toch ergens niet eerlijk is. We hebben ons afgevraagd of we geen tussenoplossingen konden vinden, maar we zijn tot de conclusie gekomen dat je duidelijk moet stellen dat je je anciënniteit op een significante wijze moet kunnen meenemen. Anders doen mensen dat niet, zo simpel is dat. Uit de juridische analyse is bovendien gebleken dat je een duidelijke datum moet bepalen omdat je op dat moment een breuk maakt in je rechtspositie, in je statuut. Dan is het juridisch aanvaardbaar om dat te doen. De mensen die in het verleden zijn ingestapt, hebben dat onder de toentertijd geldende voorwaarden gedaan. Voor mensen die in de toekomst instappen, veranderen de voorwaarden.
Als het parlement mij nu zegt dat wij straks 250 of 300 miljoen euro op overschot hebben, zal ik mij uiteraard niet verzetten voor die mensen uit het verleden. Ik zou dat ook veel liever geven, voor alle duidelijkheid. Maar de Vlaamse Regering heeft dat geld niet. Ik denk ook dat een toekomstige regering het niet gemakkelijk zal hebben, gelet op de vele keuzes die er zijn om dat geld te vinden. Ik ben blij, mevrouw Meuleman, dat vanmorgen werd gezegd dat we in budgettair-economisch moeilijke tijden 1,6 miljard euro extra voor onderwijs hebben gevonden, en dat we heel wat gedaan hebben, onder andere die 1350 extra kleuteronderwijzers.
Natuurlijk zijn er in onderwijs nog heel wat dingen te veranderen en te verbeteren. Wij hebben op vijf jaar niet alles kunnen doen. Dat klopt. Ik heb ook geen probleem om dat te erkennen. Maar er zijn heel veel beslissingen genomen. Er is heel veel extra geld gegeven. Er zijn extra belangrijke stenen verlegd. Denk maar aan de schaalvergroting, welke impact dat zal hebben op de organisatie van onze scholen.
En nu zitten we in dit dossier. Dit is belangrijk. Mijnheer De Ro, u bent daar toch gevoelig voor? Als u de commentaar leest van mensen in kringen van Voka en van arbeidsmarktspecialisten, dan blijkt dat zij zeggen dat dit een van de beste beslissingen is die de Vlaamse Regering de afgelopen twintig jaar heeft genomen. U zou dus eigenlijk moeten juichen. Ik begrijp natuurlijk dat u zegt dat die groep van mensen dat niet eerlijk vindt. Nogmaals, ik kan die gevoelens begrijpen. Ik ben ze niet aan het wegwuiven of wat dan ook. Daarom denk ik dat, om juridisch in orde te zijn bij het nemen van die beslissing, de Vlaamse Regering weloverwogen die beslissing heeft genomen, maar dat men het in het toekomstige cao-overleg ten aanzien van het verleden met extra middelen, die dan op tafel worden gelegd, moet doen, al of niet in functie van prioriteiten en keuzes die gemaakt worden. Als je een beetje tactisch en strategisch denkt, denk ik dat de beslissing die we nu hebben genomen, een wijze beslissing is.
Collega’s, het eerste antwoord van de minister is dat hij de gevoelens begrijpt maar dat het over een veel te grote massa geld gaat: 300 miljoen euro. Het tweede antwoord van de minister is dat hij de gevoelens begrijpt, maar dat het toch een zeer beperkte groep is. Van twee zaken één. Ofwel gaat het over een beperkte groep, en dan snappen ik, de heer De Meyer en mevrouw Deckx niet waarom er zo’n discriminatie wordt ingebouwd. Ofwel is het een te grote groep, en dan kost het te veel geld. Dan blijft mijn vraag waarom men niet de optie heeft genomen om met het beschikbare budget, niet met een grotere enveloppe maar met dezelfde enveloppe, te proberen de twee te doen. Ik hoor dat dit niet zo is, minister, en dat u zich beroept op externe organisaties om te zeggen dat dit een topbeslissing is. Ik stel alleen maar vast dat de mensen die in het onderwijs zijn ingestroomd, zich op dit moment bekocht voelen. Ik hoop één ding: dat die mensen zich niet in die mate bekocht voelen dat ze het onderwijs zullen verlaten. Want dan is dit een nulmaatregel, dan zult u geen mensen hebben aangetrokken maar dan zult u mensen verloren hebben. Dat is, zoals in zoveel dossiers, too little too late en niet overdacht. De meerderheid zelf zegt dat vandaag ook.
Voorzitter, minister, collega’s, vijf fracties hebben het woord gevoerd. Ik heb verschillende elementen gehoord. Geen enkele fractie pleit ervoor dat er 300 miljoen euro moet worden vrijgemaakt voor de zijinstromers.
Minister, ik heb alleen appreciatie gehoord voor de aanmoediging van zijinstromers. Tegelijk zeggen de vijf fracties die tussenkwamen, dat het, zoals het vandaag voorligt, wringt met hun rechtvaardigheidsgevoel en ook dat van de vele briefschrijvers. Ik kan u en de regering alleen maar de raad geven om hierover toch nog eens na te denken, grondig overleg te plegen en uiteindelijk een beslissing te nemen. De vervaldatum is 23 mei.
De actuele vragen zijn afgehandeld.