Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, mijn actuele vraag gaat over een gekend probleem. We hebben hier al meerdere malen gestaan over min of meer hetzelfde probleem. De aanleiding vandaag is een studie van het Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE), die vorige week is gepubliceerd. De studie heeft een Europese vergelijking gemaakt van de arbeidsmarkten. Meer bepaald met betrekking tot de problematiek van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft ze Vlaanderen vergeleken met andere Europese landen.
Uiteraard zijn er verschillen. In de zuiderse Europese landen is bijvoorbeeld de werkloosheid heel wat hoger dan hier. Maar als we kijken naar de match tussen vraag en aanbod op onze arbeidsmarkt, zien we dat wij een groter probleem hebben dan veel andere Europese landen. Er zijn nog Europese landen die een vergelijkbare werkloosheidsgraad hebben. Die is relatief laag, als we vergelijken met bijvoorbeeld de zuiderse Europese landen.
Nederland is een goed voorbeeld. Het heeft een vergelijkbare problematiek als het over werkloosheid gaat. Het heeft een vrij krappe arbeidsmarkt. Wij hebben dat ook, getuige de zowat tweehonderd knelpuntberoepen die er in Vlaanderen genoteerd worden. Maar in tegenstelling tot Nederland, matchen onze vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet, of toch zeker niet zo goed.
Dames en heren, het Koffiehuis is open. U kunt in het Koffiehuis altijd gaan overleggen. Mijnheer Bothuyne, gaat u rustig verder.
Ik zal dat doen, voorzitter.
Wij hebben dus een mismatch op onze arbeidsmarkt. De vraag is wat u daaraan kunt doen, minister. U hebt al getracht om een en ander in kaart te brengen met het VLaams ArbeidsMarktonderzoek van de Toekomst (VLAMT). Wat kunt u doen om die mismatch op onze arbeidsmarkt in kaart te brengen en beter aan te pakken dan vandaag?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik wil toch eerst iets duidelijk maken. Het ging niet over de mismatch op de arbeidsmarkt. Het gaat over de opleidingsmismatch. Ik lees voor wat er in de studie staat: “De indicator geeft geen inzicht in de omvang van de mismatches of het disfunctioneren van de arbeidsmarkten.” En twee bladzijden verder gaat het over een goede ‘match’, met betrekking tot een opleidingsprofiel aan vraag- en aanbodzijde in zuiderse landen. “Hoewel deze index een zeker evenwicht tussen vraag en aanbod signaleert, wijst dit geenszins op een goed functionerende arbeidsmarkt.” Ik vind dit toch belangrijk. Het gaat hier niet over de mismatch op de arbeidsmarkt. De resultaten van de studie tonen dat duidelijk aan. Ik citeer opnieuw de studie: “Portugal, Italië en Griekenland kenden de beste ‘match’ tussen het opleidingsprofiel van vraag en aanbod. De hoge tot zeer hoge werkloosheidsgraad in deze landen maakt echter duidelijk dat dit evenwicht niet noodzakelijk de weerspiegeling is van een goed functionerende arbeidsmarkt.” En, zegt u nu zelf: waar zou u het liefst solliciteren? In een markt met een zeer goede match, zoals Portugal, Italië of Griekenland, of in die met een slechte match, Zweden, Finland of Vlaanderen? Ik weet zeker wat ik zou kiezen.
Ik wil nog twee bijkomende bedenkingen geven. Ten eerste wordt de opleiding hier gewoon bekeken als laag, midden, hoog. Dat geeft voor de rest geen enkele indicatie. U hebt zeker de schoolverlatersenquête bekeken. Neem een leercontract in een technisch beroep, en je hebt veel meer kans op de arbeidsmarkt dan iemand met een aso-diploma die niet verder heeft gestudeerd. En tot slot, we hebben nu al vijf jaar samengewerkt in de commissie en u weet dus dat de opleidingsmismatch volgens mij niet de essentie van de arbeidsmarktwerking is. Integendeel, we moeten gaan naar competentie en talent. Wat betreft de match, niet tussen opleiding en job maar tussen competentie en het talent dat nodig is in een job en dat iemand heeft, staan wij, zoals u weet, aan de kop in Europa.
Ik dacht al, minister, dat u een vergelijking zou maken met de zuiderse Europese landen. Uiteraard is er daar een veel groter probleem op de arbeidsmarkt. Maar we kunnen niet ontkennen dat er ook bij ons een probleem is als het gaat over de aansluiting van onderwijs op arbeidsmarkt, als het bij vele bedrijven gaat om het vinden van de juiste profielen om de jobs in te vullen.
Het probleem dat ons onderwijs niet voldoende aansluit op de arbeidsmarkt is gekend. Dat heeft een bijzonder hoge economische kost: zowel voor onze bedrijven, die niet de juiste profielen vinden, als voor de betrokken werkzoekenden, die misschien de verkeerde opleiding hebben genoten, maar ook voor de overheid, want u moet er dan straks via de VDAB heel wat middelen in pompen om mensen te herscholen en uiteindelijk aan een job te helpen. We moeten werken aan die matching tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, tussen onderwijs en arbeidsmarkt. U weet dat ook.
U hebt zelf een aantal jaar geleden het arbeidsmarktonderzoek opgestart. De vraag is of u daar al concrete resultaten van hebt. U ging per sector bekijken welke noden en vragen er zijn, om dan eventueel in overleg met het onderwijs opleidingen aan te passen. Hebt u al concrete resultaten?
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U hebt al een aantal dingen genuanceerd. Het gaat inderdaad om een opleidingsmismatch, want binnen de VDAB hebt u al ingezet op de competenties en op leren op de werkvloer, met de bijprojecten individuele beroepsopleiding (IBO) en instapstages. We kennen het allemaal. Mijnheer Bothuyne verwijst naar de juiste profielen. Maar dan hebben we meer te maken met de knelpuntberoepen. Dat is nog een ander verhaal.
Ik kom even terug op de studie. Uit de tabel daarin blijkt dat we op onze arbeidsmarkt minder laaggeschoolden nodig hebben. Er is een overaanbod van laaggeschoolden. Dat gaat over jongeren zonder diploma. Blijkbaar is het toch belangrijk dat we daarop inzetten. We hebben het daarover de voorbije legislatuur vaak gehad. We moeten het aantal jongeren zonder diploma terugdringen, en liever nog voorkomen. Minister, dat heeft te maken met een juiste oriëntering in het onderwijs. We wachten op de evaluatie van het decreet Leren en Werken. We moeten daaraan bouwen als aan een volwaardige leerweg.
Het gaat over jongeren die vaak niet schoolmoe, maar wel leermoe zijn. Ik vraag aan de volgende regering om in de volgende legislatuur onmiddellijk werk te maken van de mogelijkheid om tegelijkertijd competenties op te doen en te studeren.
Ik wil heel kort op twee elementen dieper ingaan. We hebben het net over de ongekwalificeerde jongeren gehad. U weet dat we vooral met stages proberen te werken om die jongeren een werkervaring te laten opdoen. Maar zelfs als we al die jongeren naar een job zouden leiden, zou deze studie niets veranderen want die opleiding blijft een opleiding. De stap naar een job speelt daar niet mee, ze hebben nog altijd die lage, die midden- of die hoge scholing, maar zonder dat ze werk hebben. Ik bekritiseer de studie niet, maar we moeten ze juist interpreteren.
U vraagt naar een betere studiekeuze en een betere aansluiting. Vanuit Werk hebben we daar een aantal initiatieven in genomen. De schoolverlatersstudie is zeer goed om ouders en jongeren te begeleiden naar jobs die meer kans maken op de arbeidsmarkt. VDAB en anderen werken altijd mee aan de studie-informatiedagen (SID-in) om jongeren op voorhand kennis te laten maken met bepaalde beroepen. Ook de ervaring op de werkvloer via de VDAB-sectorconvenanten, zelfs voor jongeren die nog aan het studeren zijn, is een stap vooruit die we doorheen de jaren hebben gezet.
Laten we niet de indruk wekken dat mensen die misschien minder hebben gestudeerd, het altijd moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Recent zijn twee mensen gehuldigd, namelijk Jozef Dockx met de KMO Carrièreprijs, en Daphne Aers, de vrouwelijke ondernemer van het jaar. Dat zijn twee mensen die geen studies hebben gedaan, maar duidelijk wel de talenten en competenties hadden om iets te realiseren in het leven en om met goesting hun job te doen.
Daphne Aers is inderdaad een perfect voorbeeld. Zij heeft wel degelijk een opleiding genoten, minister. Zij heeft de leertijd gevolgd, leren en werken. Het feit dat u dat ‘geen opleiding’ noemt, is natuurlijk veelbetekenend. Als u de leertijd geen opleiding noemt, zegt dat veel over de manier waarop u naar leren en werken hebt gekeken de voorbije jaren. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Met leren en werken hebben we inderdaad een probleem. Ik heb gezien dat u deze week een bezoek hebt gebracht aan SYNTRA Antwerpen. Dat is zeer goed, het is alleen vier jaar te laat, want voor leren en werken is de voorbije jaren veel te weinig gebeurd. We moeten er inderdaad op inzetten om jongeren via leren en werken een diploma te laten verwerven. Onze ongekwalificeerde uitstroom is te hoog. We hebben daar veel te veel tijd verloren, minister. (Applaus van de heer Eric Van Rompuy)
De actuele vraag is afgehandeld.