Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Lieten.
De heer Vereeck heeft het woord.
Ik ben blij dat ik de vraag aan minister Lieten kan stellen. Dan weet ik ten minste zeker dat ze hier in real life aanwezig is.
Minister, met het project Vlaanderen in Actie (ViA) wilden we Vlaanderen op de internationale kaart zetten en er een van de top 5-regio’s van maken. Een onderdeel daarvan waren de innovatieve investeringen. Zowel ViA als het regeerakkoord stelde duidelijk als doelstelling dat we 3 procent van ons bruto regionaal product zouden investeren in onderzoek en ontwikkeling. Ik wil daar meteen heel genuanceerd over zijn. Ik weet natuurlijk dat het over inputcijfers gaat, dat de output, namelijk wat je met die middelen doet, veel belangrijker is en dat die norm zeker geen doel op zich is maar een middel. Toch is het een noodzakelijke voorwaarde om de cruciale doelstelling een innovatieve top 5-regio te worden, te halen.
In de afgelopen legislatuur is er, zeker in het begin, zwaar bespaard op onderzoek en ontwikkeling. Uiteindelijk, nadat die besparingen in eerste instantie in 2011 zijn teruggeschroefd, is er een minimaal traject uitgestippeld van 60 en 70 en nog eens 70 miljoen euro. Maar ook die eigen doelstellingen zijn niet gehaald.
De conclusie is nu dat we heel fors uit koers zijn geslagen voor de publieke 1 procentnorm die we willen halen. Minister, heel recent heb ik van u prognoses gekregen van wat de opstap moet zijn in de komende legislatuur om uiteindelijk die doelstelling van 1 procent te halen. Dat gaat in totaal ongeveer over 950 miljoen euro. De afgelopen legislatuur is er maar 150 miljoen euro gerealiseerd. In de ViA-monitoring staat het streven naar de 1 procentnorm aangevinkt als ‘gerealiseerd’. Dat begrijp ik niet, want we zijn verder af van die doelstelling dan ooit tevoren. Hoe komt dat?
Minister Lieten heeft het woord.
Mijnheer Vereeck, ik beschouw u meestal als een lieve collega. Hoewel, vandaag staan er minder lieve dingen over u in de krant, heb ik gelezen. Ik vind deze vraag een beetje raar. U zegt net dat u mij een uitgebreide schriftelijke vraag hebt gesteld, om te berekenen waar we staan. Ik heb u daar ook op geantwoord. Nu zal ik u opnieuw hetzelfde antwoord geven, mondeling dan, op deze actuele vraag.
Deze Vlaamse Regering, collega’s, is heel wat uitdagingen aangegaan. We hebben dat moeten doen in een budgettair moeilijke periode, waarbij de economie weinig of niet groeide. Wij moesten elke keer een begroting opmaken waarbij we moesten besparen. Toch hebben wij gezegd dat we niet besparen op wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en innovatie, maar extra middelen vrijmaken. Ik ben de collega’s daar heel dankbaar voor, want het betekent natuurlijk dat we de besparingen die ik niet op mijn departement kon organiseren, elders hebben moeten goedmaken en dat we tegelijk samen collegiaal die extra budgetten voor de opstap zijn moeten gaan zoeken. Daarmee hebben we ons doel bereikt: we hebben namelijk een trendbreuk gerealiseerd ten opzichte van voorheen, om effectief een stijging in te zetten naar die 3 procent die we samen als overheid en bedrijven willen investeren in innovatie.
Mijnheer Vereeck, dit is wel degelijk een trendbreuk. Als we kijken naar de jaren waarin uw partij de verantwoordelijkheid had voor Innovatie, zien we dat we toen gelijk zaten op die 2 procent. In 2004 was het 2 procent, in 2005 2,05 procent, in 2006 1,96 procent, in 2007 1,98 procent. Nu zijn we erin geslaagd om, ondanks de budgettaire moeilijkheden, effectief te groeien. We zijn in 2009 gegroeid naar 2,12 procent, in 2010 naar 2,29 procent en in 2011 naar 2,40 procent. Deze groei kwam tot stand door het optrekken van de overheidsbestedingen. In 2006 hadden we 0,66 procent, in 2011 0,76 procent. Ook de bedrijven zijn gevolgd. Ik besef heel goed dat ook de volgende regering nog inspanningen zal moeten leveren. Ik hoop dat zij ruimer zal zitten qua financiën en budgetten. Maar we moeten realistisch zijn en beseffen dat ook dat niet gemakkelijk zal zijn. Ook voor de volgende regering wordt het een belangrijke uitdaging om extra budgetten te vinden en die nuttig om te zetten in onderzoek en innovatie, met de bedoeling om de concurrentiekracht van onze bedrijven te verhogen en op die manier duurzame jobs te realiseren.
Minister, dank u voor uw antwoord. Bij wijze van repliek geef ik u enkele opmerkingen.
Wat die benchmark betreft, gaat het natuurlijk niet om het aandeel in de begroting. Ik erken natuurlijk dat er een toename is van de middelen, die zelfs groter is dan de gemiddelde stijging van de begroting. Maar dat is onze benchmark niet. Onze benchmark zijn die top 5-regio’s. Daar moet ik u tegenspreken. Wij hebben geen trendbreuk gecreëerd. Integendeel. De laatste cijfers maken duidelijk dat in de totaliteit van onze uitgaven in O & O het publieke aandeel daalt van 0,7 naar 0,69 procent. In de legislatuur daarvoor is er een trendbreuk. U hebt de cijfers genoemd. We zijn in 2003 begonnen met 0,65 procent, in 2008 was het 0,7 procent. In de vorige legislatuur was er inderdaad een stijging. Nu krijgen we eerst een status-quo en dan een afkalving. De hele toename die je dan toch nog ziet in de totaliteit is voor rekening van de private, niet van de publieke sector. Dat is mijn punt.
Erkent u dat u een budgettaire operatie van een klein miljard euro doorschuift naar de volgende regering? Dat zou een goede zaak zijn.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, mijn fractie heeft ook regelmatig de opmerking over het budget voor O & O gemaakt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik, net zoals de heer Vereeck, verwonderd was over dat ViA-monitoringrapport. Ik heb daarin hetzelfde zien staan. Mijnheer Vereeck, het gevoel dat mij bekroop was dat het precies zoals een schooljongen was die zijn eigen rapport invult, daarmee thuiskomt en zegt: “Kijk eens, ik heb 95 procent gehaald.” Dat is natuurlijk zeer gemakkelijk, zeker als je de cijfers vergelijkt met de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) en met de metingen van Pact 2020. Deze Vlaamse Regering maakt zichzelf gewoon iets wijs.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Vereeck, ik denk dat we in alle objectiviteit kunnen zeggen dat deze Vlaamse Regering op koers is gebleven ondanks de heel moeilijke economische tijden. We zitten op bijna 0,8 procent van het bbp qua overheidsinvesteringen. In totaal is dat 2,4 procent, dus zit ook die verhouding goed: een derde overheids- en twee derden privé-investeringen. Er is de voorbije jaren een stijging van 2 naar 2,4 procent, dus is ook daar de trend duidelijk. Deze regering heeft de ambitie van 3 procent in 2020 geformuleerd. Uw liberale collega in Nederland, de heer Rutte in Nederland, durft dat niet. Ik stel dat alleen maar vast. Men spreekt altijd van ‘Nederland gidsland’. Nederland durft die doelstelling niet te formuleren. Voorzichtigheidshalve houdt Nederland het bij 2,5 procent. Dat is het tempo dat wij nu al in Vlaanderen hebben. Als we die benchmark maken, zie je dat enkel de Scandinavische landen en Duitsland beter scoren dan Vlaanderen. Voorzitter, dat heeft ook zijn rechten.
Nog een zaak: het is heel belangrijk dat cijfers geen fetisj worden. Het is absoluut noodzakelijk dat we ook voldoende absorptiecapaciteit geven. Dan weet u heel goed dat als die middelen efficiënt moeten worden ingezet, dat een geleidelijk pad de beste weg is naar succes.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik hoop dat er een verklaring is voor die ViA-norm, want dat verbaast me ook.
Mijnheer Vereeck, het verwondert me dat u verwonderd bent. Die cijfers zijn al langer gekend. In februari 2001 was er het advies 153 van de VRWI, en toen werd er gezegd dat, om die 1 procentnorm te halen, er van 2012 tot 2020, gemiddeld 173 miljoen euro nodig is. U bent professor, u weet dat dat te maken heeft met de economische groei die is uitgebleven, maar nu hebben we maar 150 tot 159 miljoen euro. Volgens het memorandum van het VRWI gaat het om 150 miljoen euro gemiddeld vanaf 2015.
Wat betekent dat? Dat betekent in de eerste plaats dat deze Vlaamse Regering er wel degelijk in is geslaagd om te blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling. We zijn er in moeilijke tijden wel degelijk in geslaagd om, meer dan in andere posten in de begroting, extra te financieren in onderzoek en ontwikkeling.
We zijn het er wel allemaal over eens dat er nog een heel grote uitdaging blijft voor de volgende regering. Mijnheer Vereeck, laat het nu net uw partij zijn die de uitdaging nog groter maakt door hier een gigantische factuur van de zesde staatshervorming in de bus te stoppen.
Laten we het gehakketak over de cijfers overstijgen, en allemaal samen zeggen dat de inspanningen die we hebben gedaan, absoluut moeten worden voortgezet, en nog liefst versterkt. Maar ik ben het eens met de opmerking van de heer Van den Heuvel: het gaat niet alleen over extra geld uittrekken. Het gaat er ook over dat we dat moeten kunnen omzetten in innovaties bij onze bedrijven en kmo’s. We hebben de voorbije jaren inspanningen geleverd om onze kmo’s te helpen in het transformatieproces, om meer productinnovatie en dienstinnovatie in hun strategieën op te nemen. Samen met het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) hebben we geprobeerd om de drempel van onze kmo’s te verlagen naar die subsidie-instrumenten. Dat zal zeker bijkomende inspanningen vergen. Daar heb ik een aantal initiatieven voor aangekondigd. We zijn samen met de werkgeversorganisaties bezig om onder de naam ‘ik innoveer’ naar de kmo’s te gaan, hun informatie aan te reiken hoe ze dit kunnen aanpakken, hoe ze kunnen verdiepen, hoe innovatie voor hun bedrijf in de eerste plaats een investering betekent, maar hoe in de tweede plaats een omzetstijging extra jobs kan genereren.
Ik ben ervan overtuigd dat de inspanningen van deze regering absoluut goed zijn. Maar ze moeten ook worden voortgezet, en indien mogelijk versterkt in de volgende legislatuur: niet alleen het zoeken naar middelen, maar ook het versterken van de samenwerking tussen onze bedrijven en onderzoeksinstellingen. Van daaruit moeten we zeker en vast de nadruk leggen op onze kmo’s omdat zij de meest duurzame tewerkstelling in Vlaanderen zullen genereren.
Wat mij betreft, geen gehakketak over cijfers, maar dit is natuurlijk wel een noodzakelijke voorwaarde om die innovatieve topregio te worden. Wat het aanhouden van het tempo betreft, mijnheer Van den Heuvel, dat hebben we volledig te danken aan de groei van de private O&O-uitgaven. 2020, dat halen we totaal niet meer. Ondertussen moet u weten dat de toplanden waar we ons aan spiegelen, Duitsland, maar ook Scandinavië, de 3 procentnorm al ver voorbij zijn. We moeten inderdaad naar een geleidelijk pact, maar dit is helemaal niet geleidelijk. Minister, u hebt een inspanning gedaan van 135 miljoen euro; de volgende regering moet er een doen van 952 miljoen euro om ook maar in de buurt te komen van die norm.
Ik concludeer dat Vlaanderen in deze bevoegdheid het verschil niet heeft gemaakt. We zijn er niet op vooruitgegaan. De begroting maskeert grote tekorten – de wachtlijsten – en u laat een enorm zware budgettaire erfenis achter voor de volgende regering, en dat heeft minder te maken met de zesde staatshervorming, maar komt doordat u in deze legislatuur, waarin u meer dan voldoende centen had, uw verantwoordelijkheid niet hebt genomen. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.