Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer D’Hulster heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, u hoeft zich geen zorgen te maken, ik zal geen vraag stellen over 30 kilometer per uur op fietsroutes of over andere snelheidsbegrenzingen voor fietsers. Die hebben de afgelopen dagen de aandacht een beetje weggekaapt van het Fietscongres, en dat wil ik bij dezen een beetje goedmaken.
Het Vlaams Fietscongres dat afgelopen maandag werd georganiseerd in Brugge, bulkte van de interessante presentaties en mensen uit binnen- en buitenland die vooruitblikten op wat het fietsbeleid zou kunnen zijn. Als er een rode lijn te trekken is doorheen al die presentaties, dan is het wel dat we op het vlak van fietsen heel wat cijfergegevens missen. Dat zorgt er ook voor dat we een minder vraaggericht beleid kunnen voeren en dat we dat beleid niet echt onderbouwd kunnen uitvoeren.
Minister, via audience based informatie en tellingen kan men heel wat te weten komen over wie er op welke fietspaden rijdt, waar er missing links zijn en waar er potentie ligt. Wat doet de Vlaamse overheid nu al om al die gegevens bij elkaar te brengen en wat gebeurt er dan met die gegevens?
Minister Crevits heeft het woord.
Sinds een aantal jaren zijn in alle Vlaamse provincies op een achttal locaties telslangen aangebracht waar systematisch wordt gemeten hoeveel fietsers een bepaalde route gebruiken. De voorbije drie jaar werden die slangen intenser gebruikt. Er is een telperiode tijdens de zomer en een telperiode in het najaar. Op basis van de resultaten wordt onder andere het investeringsprogramma aangepast of bijgestuurd. Zo is er de hst-route richting Brussel die heel frequent wordt gebruikt, daar zijn bijna 1,4 miljoen passages per jaar. We zagen echter op een bepaald moment dat in de richting van de Brusselse ring het aantal passages drastisch verminderde. Er is dan ook een investeringsbeslissing genomen om een brug over de ring te bouwen en de route een veilige overgang te geven om ervoor te zorgen dat het fietsverkeer daar toeneemt.
De provincies zitten op dezelfde lijn, zij doen heel veel tellingen. Wij leggen dat cijfermateriaal nu samen en het is de bedoeling om dat telnetwerk tijdens de volgende jaren intenser uit te breiden om de verdere investeringen daarop te enten.
De mobiele apps waar u naar verwijst, zijn bijzonder interessant. De resultaten zijn nog net niet wetenschappelijk genoeg om ze nu al te kunnen gebruiken. Wij volgen die evoluties echter op de voet, want het is inderdaad heel nuttig dat mensen die zelf fietsen, hun gegevens kunnen doorgeven. Er bestaat trouwens al een app die is ontwikkeld door de Fietsersbond maar ik denk dat die heatmaps in de toekomst ook zeker kunnen worden meegenomen.
Minister, het aanleggen van de fietsostrades zorgt ervoor dat de fiets steeds vaker een concurrent wordt van de wagen, omdat men daardoor langere afstanden kan overbruggen zonder hindernissen. Het succes van de fietsostrades heeft echter ook een keerzijde. Ik heb zelf een bakfiets, een gewone fiets, een fietskar en een koersfiets en ik begeef me met al die fietsen, weliswaar niet tegelijkertijd, wel eens op de die verschillende fietsostrades waarbij ik ook andere gebruikers ontmoet. U hebt een tijdje geleden een gedragscode afgesproken. Hoe zit het met de communicatie daarover? Hebt u er een zicht op of die al effect heeft? Het aanleggen van bijkomende fietspaden is een punt, maar het maken van een aantal elementaire afspraken zoals men die ook heeft bij het in- en uitstappen van de trein is een ander punt. Hoe staat het daarmee?
De heer Keulen heeft het woord.
Meten is weten. Er wordt ontzettend veel gemeten, maar blijkbaar zijn er dan nog altijd witte vlekken. Ik vind dit niet echt een politiek geladen vraag maar de kwaliteit en de veiligheid van het fietsverkeer zijn onderwerpen die maatschappelijk leven. Ook bij de lokale besturen is er veel kennis aanwezig, ook over wegen die niet meteen onder de lokale verantwoordelijkheid vallen. Men kan ook vaak daar de mosterd halen zonder al te veel tellingen en metingen te organiseren.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik heb wel een koersfiets en ik rijd meer dan 30 kilometer per uur, maar ik heb begrepen dat u die mensen niet viseert. Ik ben ook al dergelijke telslangen gepasseerd. Ik hoop dat mijn snelheid toen niet te hoog lag zodat ik niet ben geregistreerd.
Ik heb eigenlijk een bijkomende vraag. U hebt een communicatie verspreid naar aanleiding van het Fietscongres dat in Brugge plaatsvond. U hebt toen gezegd dat het uw ambitie is om de kloof met de toplanden, zijnde Denemarken en Nederland, te dichten. Welnu, graag had ik hier het concrete Deense voorbeeld aangehaald. In Denemarken ontkoppelt men infrastructuur en werkt men met snelle fietspaden voor snelle fietsers en bromfietsen, gescheiden van trage fietspaden voor trage fietsers en trager verkeer. Zo slaagt men er daar in die hoffelijkheid structureel te organiseren. Is dat ook uw ambitie op lange termijn? Wilt u die toplanden op dat vlak benaderen?
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Meten is inderdaad weten. Ook op het vlak van openbaar vervoer enzovoort tonen cijfergegevens aan dat investeringen correct kunnen gebeuren. Immers, niet alleen inzake fietsbeleid maar ook inzake openbaar vervoer moeten investeringen op de juiste plaats gebeuren en moet voldoende infrastructuur worden gebouwd.
Aan uw verkeersveiligheidsbeleid hebt u een E toegevoegd, de E van evaluatie. Het betreft dus de evaluatie van cijfers en meetgegevens om uw beleid bijkomend te staven. Is het uw bedoeling om dit ook in infrastructuuraangelegenheden en uw beleid dienaangaande toe te passen?
Mijnheer Rzoska, u had het over 30 kilometer per uur. U weet toch dat die regel unaniem is goedgekeurd in het federale parlement, dus ook door de Groen-fractie. Wees dus voorzichtig als u hier wat smalend komt doen over een regel die uw partij mee heeft goedgekeurd.
U wou ons natuurlijk vooral zeggen dat u sneller dan 30 kilometer per uur kunt rijden met uw koersfiets. Welnu, ik kan dat ook. Ik durf u zelfs uit te dagen voor een ‘koersje’ om te zien wie het grootste uithoudingsvermogen heeft. (Gelach)
Indien er nog kandidaten zijn om zich met mij te meten, laat maar weten.
Alle gekheid op een stokje, ik denk dat de heer Keulen nog een interessante aanvulling heeft verwoord. Helaas had ik geen tijd meer om daar nog op te antwoorden of te reageren.
Er zijn vele steden en gemeenten die fietstelpalen plaatsen die bijzonder nuttige gegevens opleveren. Het zou inderdaad interessant zijn al die gegevens te bundelen. Ik denk in dit verband ook aan het Fietsberaad dat net werd opgericht. In die schoot kunnen de telgegevens van Vlaanderen én die uit de apps, zodra die voldoende ontwikkeld zijn om als wetenschappelijk beleid te dienen, én die van de lokale besturen zeker nuttig worden gebruikt en verwerkt tot één rapport.
Het tellen en meten van fietsgebruik leidt heel zeker tot relevante informatie om te kijken waar we het best kunnen investeren. Ik wilde enkel aantonen dat ons meerjareninvesteringsplan met tellingen rekening houdt.
Wat de gedragscode op onze – gelukkig intens gebruikte – fietspaden betreft, wil ik nog wijzen op de nakende campagne ‘Fiets wijs’. Die campagne is niet gefocust op de snelheden, maar wel op het hoffelijk gedrag van alle mogelijke gebruikers onder elkaar. De heer D’Hulster wees er terecht op dat conflicten tussen gebruikers onderling kunnen ontstaan. Ik ben er echter van overtuigd dat we meer kunnen bereiken met hoffelijkheid dan met harde regels en controles. Zo kunnen ze aangenaam recreëren langs de vele jaag- en andere paden die we hebben.
Mevrouw Smaers, die toevoeging van de vijfde E inzake infrastructuur is heel zeker interessant. Dit idee kan verder worden ontwikkeld.
De heer Rzoska had het ook over ontkoppeling. Dat is een goede optie. De ruimte die we kunnen benutten, proberen we nu zo goed mogelijk te benutten om vooral gescheiden fietsroutes te maken. Vroeger was de fiets iets bijkomstigs. Men legde een gewestweg aan en aan de kant werd dan een strookje geschilderd dat als fietspad moest dienen. Nu doen we alle mogelijke inspanningen om die fietspaden zo veel als mogelijk te ontkoppelen om ervoor te zorgen dat we naast de gewestweg een apart fietspad hebben. De fietssnelwegen zijn bovendien meer dan vier meter breed. Ook daar kan een scheiding in overweging worden genomen, maar dat doen we voorlopig niet omdat we op dit ogenblik te veel werk hebben met de ontkoppeling zodat niet langer te dicht bij de auto’s gefietst hoeft te worden.
Wat het fietsbeleid betreft, moeten we niet de ambitie hebben tot het peloton te behoren, maar wel tot de kopgroep. Daartoe moeten we meer en meer vraaggericht gaan investeren, waarvoor we over meer cijfers moeten beschikken dan nu het geval is. Die cijfers moeten we halen uit smartphones, bij de gemeenten en hopelijk ook bij de Vlaamse overheid.
De actuele vraag is afgehandeld.