Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het eindrapport van de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid (CEEO) en de reactie ter zake van de Vlaamse Regering.
Het debat is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Beste regeringsleden, collega’s, de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid heeft haar eindrapport klaar en is niet mals met haar kritiek: de Vlaamse overheid is centralistisch en geeft te weinig autonomie aan de lokale besturen. De Vlaamse Regering creëert te veel betuttelende regeltjes. Dat zorgt voor een gebrek aan transparantie en betrokkenheid, en dat leidt tot wantrouwen en ontevredenheid bij burgers, bedrijven, lokale besturen.
Het is onbegrijpelijk dat het eindrapport al in januari klaar was en dat men klaarblijkelijk niet van plan was om ermee naar het parlement te komen. De reactie van minister Bourgeois gisteren op het rapport vond ik pijnlijk arrogant. Hij bekritiseert de commissie en verwijt de commissieleden dat ze afgaan op perceptie en niet op feiten. Dat is straf. De minister zou er veel beter aan doen om de conclusies ernstig ter harte te nemen.
De belangrijkste conclusies voor Groen zijn de volgende. Ten eerste: minder overheid moet geen fetisj zijn, wel een betere en performantere overheid. Dat doe je niet door lineaire kaasschaafbesparingen, wel met doordachte beleidskeuzes. Ten tweede: het gebrek aan inspraak en participatie zorgt voor onnoemelijke vertragingen in de uitvoering van grote projecten en doet de regering keer op keer met haar hoofd tegen de muur lopen. Verwijzingen naar de Oosterweel zijn hier wellicht overbodig. Ten derde: er moet meer autonomie naar lokale besturen.
Ik licht toe. Mijn eerste punt is dus niet minder, maar betere overheid. De auteurs van het rapport gaan uit van een positieve visie op overheid. In tijden van crisis is een sterke, performante overheid essentieel voor het behoud van welzijn en welvaart van de burgers. Ze stappen dus niet mee in het race-to-the-bottomverhaal dat bepaalde partijen in dit halfrond gretig hanteren: altijd maar verder willen snijden in de overheid en het aantal ambtenaren, zodat de dienstverlening en het welzijn van burgers onvermijdelijk in het gedrang komen.
Ze willen wel een performantere overheid: niet minder, maar wel betere dienstverlening. Meer waar voor ons geld. Dat is perfect mogelijk en dat is de essentie van de oefening die we moeten maken.
Om dat te realiseren, moet er visie zijn en moeten er keuzes gemaakt worden. Juist in crisistijd moet de overheid zich bezinnen over haar toekomstige dienstverlening. Welke diensten willen we afstoten, welke diensten willen we blijven leveren, welke diensten willen we anders leveren? Een discussie ten gronde is dringend nodig. Maar wat heeft deze Vlaamse Regering gedaan? Net het omgekeerde. Ze is de discussie en een hervorming ten gronde uit de weg gegaan en heeft een blinde besparingslogica toegepast: de kaasschaaf, pure lineaire besparingen.
De auteurs van het rapport zijn nochtans snoeihard voor die lineaire besparingen, die niet gebaseerd zijn op meetbare outputindicatoren, waarbij geen maatschappelijke keuzes gemaakt worden. Ze zijn snoeihard voor besparingen waarbij de zinvolheid en de efficiëntie van een bepaalde dienstverlening niet grondig onder de loep worden genomen. Ze zijn snoeihard voor blinde besparingen of besparingen waarbij de daling van het aantal ambtenaren tot fetisj verheven wordt, alsof ambtenaren nutteloze nummers zijn. Een daling van 7 procent – hoera! – maar geen grondige denkoefening over de werkorganisatie. Ik ken genoeg supergemotiveerde ambtenaren, maar nog vijf jaar van die lineaire besparingsretoriek en ze zoeken hun heil wel elders.
Die conclusie, collega’s, klinkt als een echo van het oppositieverhaal dat wij hier in dit halfrond jaren na elkaar hebben gebracht. We hebben meermaals gewezen op de nutteloze, meer nog, de negatieve effecten van de kaasschaafmethode. Toch werd die de voorbije legislatuur jaar na jaar met gretigheid toegepast.
Ten tweede blijven betrokkenheid en participatie aandachtspunten. De Vlaamse Regering slaagt er niet in een draagvlak op te bouwen voor haar beslissingen. Zo loopt ze voortdurend tegen een muur aan, met als gevolg eindeloos veel bezwaarschriften, procedurebetwistingen, Raad van State. Dit valt niet op te lossen met nood- en reparatiedecreten en een superdecreet Complexe Projecten. Het probleem zit dieper. De keizer-kostermentaliteit van een overheid die zich steeds meer moeit, en aan de andere kant te maken heeft met een geëngageerde en steeds beter geïnformeerde burger, die van die overheidsbetutteling niks moet weten. Coproductie of cocreatie: het zijn misschien modewoorden, maar ze getuigen wel van een totaal andere ingesteldheid. De ingesteldheid die burgers en het middenveld au sérieux neemt en ze bij het begin van beleidsprocessen betrekt.
Ten derde houdt het rapport een sterk pleidooi voor decentralisatie. Wat je lokaal en dicht bij de burger doet, doe je beter. Vlaanderen wordt te centralistisch bestuurd en geeft veel te weinig middelen en vertrouwen aan zijn lokale besturen. Eén dossier als voorbeeld: het capaciteitsprobleem in het onderwijs. Er werden lokale taskforces opgericht om de noden in kaart te brengen en om naargelang die noden in extra capaciteit te voorzien. Die lokale taskforces werkten uitstekend, zelfs netoverschrijdend, samen om die extra broodnodige plaatsjes voor kinderen zo snel en efficiënt mogelijk te creëren.
De Vlaamse Regering zou dat ten volle moeten aanmoedigen en faciliteren door op lange termijn en op structurele wijze voldoende middelen te bieden zodat de lokale besturen kunnen plannen op langere termijn. Wat doet ze nu: ad hoc en druppelsgewijs middelen vrijmaken. De lokale besturen aan een infuus vastleggen, zodat ze niet kunnen plannen en bovendien nog extra regelgeving bijmaken die de opdracht weer zou kunnen bemoeilijken – een onbegrijpelijke manier van werken.
Minister Bourgeois, u staat vandaag redelijk alleen in de verdediging van uw overheidsbeleid van de voorbije legislatuur. Sp.a uitte bij monde van voorzitter Tobback zijn kritiek al langer. De Vlaamse Regering is bezig het laatste niveau dat nog werkt – de gemeenten – te verknoeien. Steden en gemeenten gaan kapot aan bemoeizucht, het gebrek aan efficiëntie en de bureaucratie van Vlaanderen.
Die andere coalitiepartner, CD&V, stuurt Hendrik Bogaert het veld in om u de les te lezen. Uw traditionele bondgenoten UNIZO en Voka zijn scherp voor de overheidsbureaucratie die ondernemen in België sterk bemoeilijkt. Vakbonden wijzen op de gestegen werkdruk als resultaat van uw lineaire besparingen, ook de trein van digitalisering hebt u gemist.
U bent de enige, minister Bourgeois, die zich nog in de ontkenningsfase bevindt en die de resultaten van het rapport nog eens in twijfel trekt ook. Word wakker, minister, want de Vlamingen verdienen een betere dienstverlening voor hun belastinggeld. Ze betalen te veel voor wat ze krijgen, en daar bent u en uw partij al vijf jaar verantwoordelijk voor. (Applaus bij Groen, Open Vld en LDD)
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, de plotse belangstelling voor de organisatie en de werking van de Vlaamse administratie contrasteert met de doorgaans minder grote interesse daarvoor in de commissie. Vandaag wordt er moord en brand geschreeuwd, maar toen de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid op 18 februari de krachtlijnen is komen toelichten, was daar heel wat minder commotie over. In elk geval is toen de commissiezaal niet volgelopen.
Het rapport stelt in zijn inleiding dat heel wat doelstellingen uit 2009 nog altijd geldig zijn, ondanks het feit: “… dat er op verschillende vlakken vooruitgang is geboekt”. Wie het rapport grondig leest, trekt conclusies die veel genuanceerder zijn dan wat ik gisteren en vandaag heb gelezen.
De Vlaamse Regering heeft deze legislatuur immers sterk ingezet op het efficiënter maken van de Vlaamse overheidsdiensten. Ik geef een overzicht: het meerjarenprogramma slagkrachtige overheid, het groenboek Interne Staatshervorming, een modern HR-beleid op maat van een moderne samenleving, een leeftijdsbewust personeelsbeleid en het retentiebeleid, het scherp stellen van de politiek-ambtelijke verhoudingen, het decreet betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector, het verminderen van het aantal ambtenaren met 7 procent en verschillende conceptnota’s over de hervorming van de strategische adviesraden en overlegfora, over deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector, over de beperking van het aantal entiteiten en over de rationalisatie van de managementondersteunende diensten.
Het eindrapport maakt geen vergelijking tussen Vlaanderen en andere landen, maar wijst wel op de Europese context. Het beperkt zich tot een verder niet uitgewerkte stelling dat er in vergelijking met andere landen, zoals de Scandinavische landen, duidelijk ruimte is voor verbetering. De lijst die deze legislatuur werd opgestart, toont aan dat ook de Vlaamse Regering zich daar terdege van bewust was en er zijn ook een aantal maatregelen in die zin genomen.
De voorbije jaren heb ik in de commissie consequent de splinterbom aangeklaagd die het Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) op de Vlaamse administratie heeft gegooid. Deze erfenis van het paars-groene tijdperk heeft ons opgezadeld met een negentigtal entiteiten en heeft de verkokering werkelijk gebetonneerd. Het is een werk van lange adem om dit recht te zetten. De manier waarop collega Somers vandaag hoog van de toren blaast, wekt verbazing: ik meen me te herinneren dat hij minister-president was in de periode dat BBB werd uitgedokterd. Hij klaagt “de verregaande versnippering van overheidsinstanties” aan, maar ik meen dat hij daarvoor een loodzware verantwoordelijkheid draagt.
Ook al zijn ze misschien nog te bescheiden, er zijn in deze legislatuur onmiskenbaar stappen gezet in de goede richting. Een aantal van de 88 verschillende entiteiten zijn samengevoegd. Zo is het intern verzelfstandigd agentschap (IVA) Centrale Accounting sedert 1 februari opgegaan in het Departement Financiën en Begroting. De opname van het IVA Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS), met slechts 29 personeelsleden, in het Departement internationaal Vlaanderen gebeurt op 1 april. Op dezelfde datum gebeurt ook de opname van het Agentschap voor Onderwijscommunicatie in andere entiteiten van Onderwijs en Vorming.
Maar de koers wijzigen van een vloot met negentig schepen, tientallen kapiteins en admiraals en tienduizenden bemanningsleden, dat doe je niet in één bruuske beweging zonder averij op te lopen. De eerste doelstelling van de Vlaamse overheid moet zijn om zich zo te organiseren dat er een kwalitatieve dienstverlening wordt geboden aan burgers, verenigingen en bedrijven. In een land met een hoge belastingdruk heeft de belastingbetaler daar alle recht op.
Ik citeer opnieuw het rapport: “Ondanks het feit dat er reeds zeer goede praktijken zijn in de Vlaamse administratie, kan dit nog optimaler.” Het tegendeel zou verbazen, maar de conclusie die sommigen trekken dat een marge voor verbetering gelijkstaat met een brevet voor onbekwaamheid, slaat natuurlijk nergens op!
De aanbevelingen van de commissie zijn terug te vinden in het commissieverslag. Ze werden ook reeds uiteengezet in de commissie op 18 februari. Dat vindt u terug in het rapport van de collega’s Durnez en Vanden Bussche. Het rapport vertrekt van vijf punten: een transparante overheid, een slagkrachtige dienstverlening, subsidiariteit, een effectieve dienstverlening en een kwalitatieve dienstverlening, gebaseerd op een doordacht personeelsbeleid.
Terwijl op het federale vlak een zesde staatshervorming werd gerealiseerd, trok Vlaanderen de kaart van de interne staatshervorming. Er werden zaken gerealiseerd zoals de planlast en de duidelijke taakafbakening voor de provincies, maar er zijn ook nog werkpunten voor de volgende regering. Zo is het nog steeds onduidelijk waar we met de regioscreening naartoe gaan. En ongetwijfeld kunnen er voor de aanhangers van het subsidiariteitsbeginsel – en dat zijn christendemocraten allemaal – nog meer bevoegdheden en middelen worden overgeheveld naar de lokale besturen. (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Het eindrapport – dat moet toch even duidelijk worden gezegd – is geen evaluatie van het gevoerde beleid, maar geeft ons, net zoals in 2009, krachtlijnen voor de volgende regering. Ik denk dan ook dat we in dit debat naar de toekomst moeten kijken, en daarvoor wil ik vijf lijnen naar voren schuiven.
Een, er is de subsidiariteit met het verder maximaal inzetten op twee bestuurslagen met een voorkeur voor de gemeenten.
Twee, we moeten de overheidsbureaucratie terugdringen om wie onderneemt en bijdraagt aan de waardecreatie, te stimuleren.
Drie, naar voorbeeld van landen zoals Finland en Australië, moeten we inzetten op de prestatiebegroting. Wat niet werkt of te weinig toegevoegde waarde heeft, moeten we durven te schrappen. Dat is een van de pleidooien in dit rapport. Het kwam ook in de commissie uitvoerig aan bod dat landen zoals Finland en Australië voor een stuk de moderne weg wijzen die we met Vlaanderen moeten volgen. We kunnen er ongetwijfeld van leren in de toekomst.
Vier, de overheid moet zich voorbereiden in een strijd om het talent. In een context van besparingen en ontgroening van de arbeidsmarkt zal het er voor de overheid op aan komen om de juiste mensen aan te trekken: goede en gemotiveerde ambtenaren. En ik wil toch even rechtzetten wat ik heb gelezen over gedemotiveerde ambtenaren. De vorige spreker verwees er ook naar. Ook ik ken, net als iedereen die hier zit, bijzonder veel heel goed gemotiveerde en toegewijde Vlaamse ambtenaren die absoluut geloven in waar ze mee bezig zijn.
Voorzitter, tot slot: de zesde staatshervorming maakt Vlaanderen sterker, maar dwingt ons natuurlijk ook tot waakzaamheid. De kracht van een performante overheid zit niet vervat in de veelheid aan regels en procedures, maar in de mate waarin ze ten dienste staat van haar bevolking. Een verregaande interactie en emancipatie van het lokale bestuursniveau ten dienste van elke Vlaming, gesteund door een sterke Vlaamse administratie, zal volgens mij iedereen ten goede komen. Dat is de uitdaging die in dit rapport vervat zit. (Applaus bij CD&V en N-VA)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb de heer Kennes hier zopas iets belangwekkends horen zeggen. Hij pleit voor twee bestuurslagen in de toekomst: het Vlaamse niveau en het gemeentelijke niveau. Houdt dit dan in dat CD&V voorstander is van het afschaffen van de provincies? Mijnheer Kennes, dat is een zeer concrete vraag.
We hebben daarover in het verleden duidelijk onze kaarten op tafel gelegd. We zijn voor twee sterke beleidsniveaus. Dat is eigenlijk ook de basis van ons congres in Kortrijk. Wij trekken de kaart van de sterke deelstaat Vlaanderen, confederaal model, en van zeer sterke, sterkere gemeenten. Daartussen zit er natuurlijk nog een heel intermediair landschap: provincies, intercommunales enzovoort. We moeten een evaluatie maken. Wat overbodig is, niet goed werkt en geen toegevoegde waarde heeft, moet worden geschrapt. Zaken die goed werken – daar zitten ook provinciale diensten bij – hebben een reden van bestaan. (Opmerkingen)
We moeten die oefening durven te maken. (Opmerkingen)
Voilà. Zeer groot nieuws.
Voorzitter, ik denk dat we hier zeer groot nieuws hebben vernomen. Ik denk dat CD&V het provinciaal bestuursniveau eigenlijk niet meer ziet zitten. De heer Kennes heeft het wel over een grondige evaluatie, maar durft eigenlijk niet te zeggen dat ze de provincies weg willen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Kennes, ik wil iets zeggen over Beter Bestuurlijk Beleid. Wij – en ikzelf persoonlijk zeker – zijn heel koele minnaars van het initiatief van BBB. Zo was de scheiding tussen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering op het moment dat het in Vlaanderen werd geïnitieerd, in Nederland eigenlijk al lang voorbijgestreefd.
Mijnheer Kennes, ik wil u maar zeggen: het is in 2004 beslist en hoofdzakelijk vanaf 2006 geïmplementeerd. Mijn memorie is blijkbaar kort, want ik weet niet meer hoe de regering was samengesteld vanaf 2004. Misschien mis ik iets.
Mijnheer Kennes, ik ben, net als u, een vrij stipte volger van de commissie Binnenlands Bestuur. Minister, de beleidsaanbevelingen van Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) die diezelfde middag aan bod gekomen zijn, gingen over BBB. De houding van VLABEST ten aanzien van de uit de hand gelopen entiteiten van de Vlaamse overheid is relatief vernietigend. Indien ik in de meerderheid zou zitten, zou ik spreken over ‘zeer kritisch’. Er stond onlangs nog dat er drie nieuwe entiteiten worden opgericht door deze Vlaamse Regering bij het einde van de legislatuur. Dat wijst in ieder geval niet op een grondige aanpak, maar op een punctuele sanering. Nochtans is er absoluut een grondige aanpak nodig.
Minister, ik wil u een voorbeeld geven, omdat u de materie van cultuur goed kent. Indertijd was er één departement cultuur en geen agentschap. Wel, vandaag is er een departement, twee agentschappen en een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid.
Niemand in de sector of de administratie was vragende partij voor die opdeling. We moeten dus dringend terug naar een rationele aanpak en een betere organisatie.
Tot slot wil ik nog kwijt dat de grootste bestuurlijke ‘verrommeling’ in het intermediaire zit, tussen het lokale en het Vlaamse niveau. Behalve de regioscreening is daar deze legislatuur geen fluit aan gedaan. (Applaus bij Groen, Open Vld en LDD)
Ik wil kort drie dingen zeggen. Ik heb al gewezen op de verantwoordelijkheid van de paars-groene regering. Ze hebben de zaken uitgedokterd. In 2004 lag het klaar om te worden uitgerold. Je kunt dat niet meteen stopzetten, want je moet verder rijden met de trein die aan het bollen is.
Wat het intermediaire niveau betreft, is het nog heel onduidelijk waar we naartoe gaan met de regioscreening. De oefening die in de CEEO zit om de toegevoegde waarde van elke instelling, elk niveau en elke dienst te zoeken, moet de uitdaging zijn.
Dus ik ben het met u eens dat er op het intermediaire niveau nog heel wat te doen valt. Ik wil ook bevestigen dat u een van de collega’s bent die deze materie ook van heel nabij mee opvolgt.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Wat BBB betreft, wil ik erop wijzen dat het gaat om een beslissing van de paars-groene regering van 2003, die is uitgerold in de vorige bestuursperiode. Bij de onderhandelingen over het regeerakkoord is daar heel lang over gediscussieerd. Bepaalde partners stonden er echter op dat de uitgetekende hervorming die het fiat had gekregen, ook zou worden uitgevoerd. Nu zult u mij niet horen zeggen dat BBB een slechte operatie was. Ik ben het niet eens met diegenen die daar een volkomen negatieve evaluatie van maken en zeker niet met diegenen die vandaag in de pers zeggen dat het allemaal baronieën zijn. Aan BBB is één zaak heel goed, namelijk de autonomie en de responsabilisering van de leidend ambtenaren. Dit is een moderne vorm van bestuur. Men maakt afspraken met de leidend ambtenaren, die vervolgens het beleid dat politiek wordt beslist, ook uitvoeren en die zelf verantwoordelijk zijn voor de manier waarop.
Wat fout is aan BBB, is een te kunstmatige opdeling tussen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Mijnheer Caron, we zijn pas aan het eind van deze bestuursperiode begonnen met dit te veranderen omdat men niet alles dooreen kan schudden zodra het is uitgevoerd.
Die te kunstmatige splitsing is niet goed, niet op alle domeinen. Ik zal er nooit voor pleiten dat de VDAB zou inkantelen in een entiteit of een administratie. Ik zal er nooit voor pleiten dat De Lijn zou inkantelen in een administratie, of dat de VRT een deel zou worden van een administratie. Niemand die daar ook maar aan denkt. Men heeft dus een aantal ‘bedrijven’ die perfect kunnen worden belast met de uitvoering van dat beleid. Zowel minister Muyters als minister Schauvliege en ikzelf hebben beslissingen genomen om die entiteiten samen te brengen. Ik heb in Erfgoed nog een entiteit. Minister Muyters heeft in Ruimtelijke Ordening nog een entiteit die beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend werkt. Dat werkt perfect. Dat werkt zelfs beter dan wanneer een kleine administratie het werk voorbereidt en een grote het werk uitvoert.
Een tweede euvel aan BBB is de verkokering. Die diagnose hebben we al heel lang gemaakt. Wie beweert dat daar tijdens deze periode niets aan is gebeurd, is ziende blind. We hebben de managementondersteunende diensten – want daar spreekt u niet over – teruggebracht van 34 naar 8. Dat waren allemaal kleine eilandjes die bezig waren met ICT, met personeelsbeleid, met logistiek, met boekhouding enzovoort. We maken daar grote entiteiten van die werken voor iedereen. Vlimpers (Vlaams intermodulair personeelssysteem) breiden we uit naar alle entiteiten. OraFin (Oracle Financials), het financiële systeem, breiden we uit naar alle entiteiten. Gemeenschappelijke dienst voor preventie breiden we uit naar alle entiteiten. Hetzelfde gebeurt met de sociale dienst.
We hebben ook al tien entiteiten afgeschaft. Er zijn er ook een aantal bij gekomen. Wie onder u zegt dat er in de toekomst nooit entiteiten bij zullen worden gemaakt? Het EVA (extern verzelfstandigd agentschap) Inburgering en Integratie vervangt enkele tientallen vzw’s. Men moet het ene en het andere noemen. Ook tijdens een volgende regering, als er nog wordt gereduceerd, zal men nog entiteiten hebben. Mijn persoonlijke mening is dat een volgende regering tot grotere domeinen, grotere entiteiten moet komen met veel meer horizontaliteit. Daartoe is alles voorbereid. Nu kon dat niet omdat men structuren die nog maar net zijn uitgerold, niet onmiddellijk vanaf de eerste dag opnieuw moet gaan veranderen.
Ik deel de diagnose die is gemaakt door de commissie. De heer Kennes deelt die evenzeer. Het zou echter niet verstandig zijn geweest om bij de start van deze regering alle BBB-structuren die nog maar net waren uitgerold, opnieuw af te schaffen. Dat zou chaos hebben veroorzaakt.
Voorzitter, heren ministers, collega’s, ik heb mijn doctoraatsthesis gemaakt over de exegetische school in het recht. Ik zal dat doctoraat nog eens herlezen om de exegese toe te passen op het standpunt van CD&V over de provincies. Ik denk dat er een heel lange studie nodig is om te begrijpen waar CD&V voor staat op het vlak van de provincies.
Het eindrapport van de CEEO, waarin mijn collega, de heer Geert Bouckaert, een belangrijke rol heeft gespeeld, is een voorzichtig rapport. Het is geen pamflet waarin het overheidsbeleid wordt afgebrand. Dat kan men van dergelijke commissies ook niet verwachten. Het houdt niettemin een duidelijk signaal in voor de Vlaamse overheid, en a fortiori voor de Vlaamse Regering die aan de stuurknuppel van de Vlaamse overheid zit. Het feit alleen al dat de commissie stelt dat de doelstellingen van het rapport van 2009 nog altijd een grote actualiteitswaarde bezitten, wil eigenlijk zeggen dat in het bereiken van deze doelstellingen weinig of geen vooruitgang werd geboekt.
Op pagina 5 staat het nog duidelijker: “In het verleden zijn er kerntakendebatten geweest over welke bestuurslaag wat moet doen. Ondanks enkele duidelijke conclusies is er weinig uitvoering of effectieve opvolging geweest.” Dat staat letterlijk in het rapport. Collega’s, een belgicistische collega, Dave Sinardet, wijst mij met kennelijk genoegen naar de klassieke Belgische overheidskwalen – partijpolitieke inmenging, politieke benoemingen, wafelijzers op provinciaal vlak, gebrek aan transparantie, pseudohervormingen – die op even grote schaal ook in het Vlaamse overheidsbeleid tot uiting komen.
Collega’s, Vlaamse autonomie moet je verdienen bij de bevolking! Als het Vlaamse beleid een doorslagje is van het Belgische beleid, dan verkwansel je elk moreel kapitaal om een grotere autonomie voor Vlaanderen op te eisen, minister Bourgeois. Om het falen van het overheidsbeleid – dat tussen de lijnen van het commissierapport is te lezen – verder te illustreren, wil ik ingaan op een aantal pijnpunten. Al zijn er nog andere.
Subsidies. Ik verwijs naar het studierapport van Libera! Het Vlaamse subsidiebeleid is volkomen intransparant. Weet u dat mijn collega, de heer Sabbe, een schriftelijke vraag heeft gesteld om een overzicht te krijgen van alle subsidies, en dat de secretaris-generaal van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), de heer Van Melkebeke, heeft gezegd dat het schandalig is dat zo’n vraag wordt gesteld, want dat men zeventig mandagen nodig heeft om te weten welke subsidies Vlaanderen uitdeelt? Dat is een voorbeeld van intransparantie! Vergelijk dat met Nederland, waar alle subsidieregelingen op het ‘Subsidie overzicht Rijk’ staan vermeld. Dat overzicht wordt één keer om de vier jaar gepresenteerd. Daar weet men heel duidelijk wie wat krijgt.
Het overheidsbeslag bedraagt nu 55 procent. Minister Vande Lanotte is daar gelukkig mee, en ik kan dat begrijpen, gezien zijn situatie. Maar de meeste specialisten publieke financiën vinden dat problematisch. Zij zijn van oordeel dat dit cijfer moet worden teruggedrongen, beneden de grens van 50 procent. Wel, Vlaanderen kan aan die besparingen bijdragen. Zo zijn er in de Vlaamse overheid 194 verschillende entiteiten: departementen, strategische adviesraden, intern verzelfstandigde agentschappen (IVA’s), extern verzelfstandigde agentschappen (EVA’s), Vlaamse openbare instellingen (VOI’s), enzovoorts. De totale kostprijs van de vergoedingen voor de raden van bestuur en de regeringscommissarissen bedraagt ongeveer 3 miljoen euro. Is dat nog redelijk? Deze kostprijs heeft dan ook geen betrekking op de werking zelf, maar enkel op het bestuur van de entiteiten. Daar kan men toch in snoeien?
Efficiëntiewinsten zijn tevens mogelijk op provinciaal niveau, wat me tot bij de heer Kennes brengt. Op dat vlak kan men heel duidelijke standpunten innemen, mijnheer Kennes: schaf die provinciale napoleontische instellingen af! Schaf dat af! En onderzoek dan hoe men het intermediaire niveau tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten kan invullen. Er zijn 13 gouverneurs in België, 60 gedeputeerden, elk met wagen, chauffeur en kabinet, 10 griffiers, 678 raadsleden en 17.000 provinciale ambtenaren. Kostprijs voor België – en Vlaanderen is daarvan het grootste stuk –: 2 miljard euro.
Er zou een grote besparing kunnen worden gerealiseerd door de afschaffing of de overheveling van die bevoegdheden naar gemeenten en gewest. Iedereen begint toch in te zien dat het gepaard moet gaan met de reductie van het aantal gemeenten van een 300-tal naar een 150-tal, met misschien beter betaalde burgemeesters en schepenen, zodat die niet hier moeten zetelen om hun wedde aan te vullen. Dat is de realiteit. (Gelach. Opmerkingen)
Glabbeek? Ja, inderdaad. De burgemeester van Glabbeek heeft mij geïnspireerd.
Gaat hij akkoord?
Absoluut, dan zal het gebied dat in Vlaanderen bevrijd is, nog wat groter worden.
Efficiëntiewinsten zijn ook mogelijk door de laattijdige betaling van facturen te vermijden. Laattijdige betalingen zijn in een vierde van de gevallen de oorzaak van het falen van bedrijven, dus ook laattijdige betalingen van de overheid. De Vlaamse overheid betaalt 20 procent van haar facturen te laat, waardoor 78,6 miljoen euro werd betaald aan verwijlintresten in de periode 2004-2012 of 8,7 miljoen euro per jaar. Dat kan toch gemakkelijk vermeden worden.
Ten slotte ga ik in op een thema waarop ik regelmatig hamer, namelijk de verbetering van de wetgevingskwaliteit. Het rapport spreekt over te veel verouderde of niet aangepaste regelgeving, vergunningsstelsels die stabiliteit doen omslaan in verlamming en niet-beslissing, tegenstrijdige beslissingen en lange doorlooptijden. De vijf voorbije jaren is er een stilstand en zelfs achteruitgang in het RIA-beleid (reguleringsimpactanalyse). In Europa, waarde collega’s, worden de RIA’s ernstig genomen. Een comité van topambtenaren stuurt slechte RIA’s terug. Hoeveel slechte RIA’s heeft minister Bourgeois al teruggestuurd? Dat instrument is destijds ontwikkeld onder het minister-presidentschap van Patrick Dewael, maar is de laatste jaren volkomen afgestompt. Wat is het resultaat? Vernietigingen bij de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en het Hof van Justitie. Ook op dat vlak stelt het overheidsbeleid in Vlaanderen teleur. (Applaus bij Open Vld en het Vlaams Belang)
Mijn standpunt over het intermediaire niveau is blijkbaar een beetje verwarrend overgekomen bij u, mijnheer Bouckaert. Ik heb gezegd dat er twee basisniveaus zijn, namelijk de gemeenten en Vlaanderen, en daartussen zijn er andere niveaus. Dat kan gaan om de intercommunales, de provincies, de stadsregio’s of andere samenwerkingsverbanden. Daarbij hebben wij als partij het standpunt ingenomen dat de provincies, die als enige van deze intermediaire niveaus democratisch gelegitimeerd zijn, een voorkeuroptie hebben. Tegelijk hebben we in de interne staatshervorming de opdrachten daarvan sterk ingeperkt. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Toch wel. Ik wil het debat nu niet overdoen, maar bijvoorbeeld qua rechtstreekse subsidies en cultuur zijn hun mogelijkheden behoorlijk ingeperkt.
Als het gaat over twee bestuurslagen, wil dat zeggen dat de vraag is om in procedures twee bestuurslagen te laten interveniëren. Dat kunnen de gemeenten en het gewest zijn, maar ook de provincies en het gewest of de provincies en de gemeenten. Twee bestuurslagen wil niet zeggen dat er geen andere bestuurslagen meer kunnen bestaan dan de gemeenten en het gewest.
Mijnheer Kennes, u moet niet alles in dezelfde pot gooien en daardoor verwarring zaaien in het debat. CD&V is daar specialist in. Het is een overlevingsstrategie die al tweeduizend jaar werkt. (Gelach)
Er is bijvoorbeeld een heel duidelijk standpunt mogelijk over de vraag of de provincie als intermediair niveau een politiek niveau moet blijven. Een ‘bestuurslaag’ is een heel breed begrip. Dat is niet noodzakelijk een politiek niveau. Nu is de provincie een volwaardig politiek niveau met miniparlementjes, een regering, kabinetten, ambtenaren en dergelijke. Indien u eens een kwalitatief standpunt zou innemen en de provincies zou schrappen als politiek niveau, waarbij we kijken waar wat dan overblijft van die provinciale structuren nog nuttig kan worden gebruikt als intermediair niveau tussen gewest of federale overheid en de gemeenten, is dat een duidelijk standpunt voor een verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Dat hoor ik u niet zeggen. Ik zeg niet dat alles wat rond de provincies hangt zomaar weg moet en dat daar een compleet vacuüm moet ontstaan. Maar neem die provincies als politiek niveau weg en herbekijk dan het niveau tussen Vlaanderen en de gemeenten. Die gemeenten moeten trouwens veel sterker worden gemaakt door fusies. Waarom is Frankrijk zo’n centralistisch land? Omdat je daar kleine minigemeenten hebt, die geen enkele macht uitoefenen. Je zult dus de decentralisatie in Vlaanderen versterken door de gemeenten slagvaardiger en bestuurskrachtiger te maken, en door het aantal gemeenten te reduceren van driehonderd naar bijvoorbeeld honderdvijftig. Dan zul je ook minder nood hebben aan al die intermediaire structuren omdat de gemeenten slagkrachtiger zijn.
Dat is een duidelijk standpunt, mijnheer Kennes. Maar ik hoor dat van u niet. Integendeel, toen minister Bourgeois destijds het onderwijs uit de provincies wou halen, was uw partij de grote stokebrand om de provinciale scholen met een petitie naar het parlement te sturen, zodat op dat vlak de complete status-quo werd gehandhaafd. U doet daarover dus zeer hypocriet.
Dat laatste wil ik tegenspreken, maar goed. Overhevelen is niet besparen. Iets wat je overhevelt, moet ergens anders worden uitgevoerd. Het is te simplistisch om te zeggen dat overhevelen automatisch besparen is.
Voorzitter, collega’s, ik begrijp iets niet goed. Als de kritiek op het intermediaire niveau is dat het niet transparant is, dat het onduidelijk is, dat het getrapt verkozen is, enzovoort, waarom ligt dan juist het ene niveau waar er politiek verantwoordelijken zijn en waar er mensen met een verkozen mandaat beleidsbeslissingen moeten nemen het meest onder vuur? Dat lijkt mij niet consequent. Men zegt dat het niet transparant is en dat er een probleem is met de democratische legitimering van het intermediaire niveau, maar dan vind ik het gek dat men juist dat ene dat er wel aan beantwoordt, het meest onder vuur neemt.
Dat lijkt mij een heel intransparante taal, mijnheer Kennes. Er bestaan toch heel veel overheidsinstellingen die niet rechtstreeks door verkiezingen gelegitimeerd zijn, maar die onrechtstreeks gelegitimeerd zijn door verkiezingen omdat ze gecreëerd zijn door organen die democratisch gelegitimeerd zijn? Zo worden bijvoorbeeld de intercommunales van een gemeente niet verkozen door de bevolking, maar daar zitten wel democratisch verkozen vertegenwoordigers in. Dat is geen argument voor het behouden van de provincies. Je moet de provincies op hun merites of gebrek aan merites beoordelen. Maar dan zie je dat de burger wordt geconfronteerd met vijf bestuurslagen. Voor mij mogen het er drie worden, mijnheer Diependaele: de gemeenten, Vlaanderen en Europa, dat zijn voor mij meer dan genoeg primaire politieke niveaus. Maar vijf politieke bestuurslagen, dat wekt inderdaad wantrouwen op bij de bevolking. Men ziet daarin een vermeerdering van postjes, die een parasitair karakter beginnen te vertonen.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik val hier van de ene verbazing in de andere, niet het minst door het pleidooi van de heer Bouckaert voor minder democratische controle. Hij pleit voor de afschaffing van het niveau van de provincies. Dat moet dan wel gaan ten goede van zwevende lichamen die wel ergens zullen belanden waar er minder democratische controle op is. Ik dacht dat het woord democratie toch in uw partijnaam stond?
Met de aanpassing van het Gemeentedecreet heeft men geprobeerd om net meer controle te krijgen op de intercommunales. Mijnheer Bouckaert, ik wil er u op wijzen dat de grootste verrommeling zich voordoet tussen de lokale besturen en het Vlaamse niveau.
Mijnheer De Loor, aan die verrommeling moet iets worden gedaan. Daar wordt ook iets gedaan. Uw eerste argument klopt echter niet. Allerlei organen worden niet rechtstreeks door de bevolking verkozen. Democratie is een beetje vergelijkbaar met geld. Hoe meer geld wordt gedrukt, hoe meer het geld aan waarde verliest. Hoe meer verkiezingen worden geaccumuleerd, hoe meer ze voor de bevolking aan waarde verliezen. We moeten spaarzaam zijn met verkiezingen. Verkiezingen moeten over iets belangrijks gaan. Om die reden moeten we zuinig zijn met de democratische niveaus in een systeem.
De heer Durnez heeft het woord.
Voorzitter, ik heb geen doctoraat over exegese geschreven. Wat het cijfermateriaal betreft, houd ik echter wel van zuivere discussies.
Mijnheer Bouckaert, wat u net hebt gesteld, is compleet onjuist. Volgens u zijn er 17.000 provinciale personeelsleden. U hebt een vergelijking gemaakt tussen Vlaanderen en Wallonië. U hebt verklaard dat die personeelsleden zich vooral in Vlaanderen bevinden. Dat is compleet onjuist. Wallonië kent een sterk provinciaal onderwijs. Dat is hier totaal niet het geval. Dit vertegenwoordigt al een gedeelte van de rekening.
U hebt ook verwezen naar de kostprijs van onze collega’s in de provincieraden. Alle provincieraadsleden in een provincie kosten samen minder dan twee schepenen van een centrumstad. Dat moeten we ook in overweging nemen.
Wat het politieke niveau op zich betreft, wil ik erop wijzen dat een van de eerste operaties die na de Wende in de voormalige Oostbloklanden zijn doorgevoerd, erin bestond de intermediaire besturen te herstellen. Die besturen waren ginds nodig.
Ik wil erop wijzen dat belangrijke delen van de provincies vanwege de provinciale kieskringen hier niet of nauwelijks meer zullen zijn vertegenwoordigd. Dat zal na de verkiezingen van 25 mei 2014 blijken. Er zijn echter ergens nog 'verkozen' vertegenwoordigers nodig.
De essentie van heel de discussie is dat we werk moeten maken van een doorlichting van het hele intermediaire gebied. Hoewel dat cruciaal is, is dit de voorbije vijf jaar niet gebeurd. We moeten hier duidelijkheid over scheppen. Indien we langs de ene zijde stellen dat de intercommunales een democratisch deficit vertonen omdat er geen rechtstreekse verkozenen zijn, moeten we niet langs de andere zijde verklaren dat we de verkozenen wegjagen. (Applaus bij CD&V en Groen)
Mijnheer Durnez, u hebt hier voor het behoud van de provincies gepleit. Ik weet niet hoe ik dat moet interpreteren na de verkapte kritiek op de provincies van de heer Kennes. Hij heeft de provincies mogelijk in vraag gesteld. Waarschijnlijk zijn hier meerdere theologische scholen aanwezig. Die scholen moeten na een lang exegetisch onderzoek worden verzoend. Ik merk alleszins dat tijdens de pleidooien verschillende accenten worden gelegd.
Wat de 17.000 ambtenaren betreft, hebt u niet goed geluisterd. Dat gaat om heel het Belgisch grondgebied. De provincie West-Vlaanderen telt een duizendtal ambtenaren. West-Vlamingen zijn zuinige mensen en doen ook dat zeer zuinig. Henegouwen heeft 3000 tot 4000 ambtenaren. Heel wat Henegouwse ambtenaren weten echt niet wat doen. Daar zijn artikelen over verschenen. Het gaat in elk geval om 17.000 ambtenaren in heel België. Ik weet niet hoeveel het er in Vlaanderen zijn. Dat zal ongeveer de helft zijn.
Uw argument dat de provincies minder dan schepenen kosten, kan kloppen. Op zich is dit echter geen argument voor het behoud. Volgens mij vervullen schepenen een veel nuttiger en veel directer functie ten aanzien van de bevolking. Mijn eigen familie telt schepenen. Ik zie welke inzet die mensen aan de dag moeten leggen. Ik wil het aanwezigheidsgehalte van schepenen wel eens vergelijken met het Vlaams Parlement. We mogen ook niet vergeten wat ze hiervoor slechts worden betaald. In elk geval lijkt het nut van de gemeentelijke instellingen me stukken hoger dan het nut van de provincies. Dat de provincies minder kosten, is op zich geen argument. (Applaus bij de heer Jan Penris)
Ik wil ook nog iets over Duitsland zeggen. Duitsland heeft 80 miljoen inwoners. Georges Clemenceau heeft ooit het volgende verklaard: “Le problème c’est qu’il y a vingt millions d’Allemands de trop.” Dat is echt van een ander niveau dan de Vlaamse bevolking.
De DDR was een socialistische gecentraliseerde staat. Mensen kunnen dromen. Na de Wende zijn de Länder in de DDR hersteld. Hierdoor is eigenlijk naar de periode van de jaren 1920 teruggekeerd.
Maar het gaat hier over een veel grotere bevolking dan hier in Vlaanderen. Ik denk dus dat dat ook geen argument is.
Ten slotte is er een interessante vaststelling wat het intermediair niveau betreft: de heer Durnez, lid van de meerderheid, geeft toe dat deze regering niet veel heeft gedaan aan de problematiek van het intermediair niveau en de verrommeling daar. Interessant om te noteren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, de krantenkoppen van gisteren waren niet van de poes. Vlaanderen werkt niet en Vlaamse ambtenaren geraken gedemotiveerd. De conclusies van de CEEO zijn zeer kritisch voor de Vlaamse overheid en het Vlaamse beleid van de afgelopen jaren. Een gebrek aan visie, tegenstrijdige beslissingen, een gedemotiveerd administratief korps: echt vrolijk word je er niet van.
De kritische conclusies van de commissie staan haaks op het gegeven om een slagkrachtige overheid te realiseren, toch een van de prioriteiten in het ViA-plan. Minister, het rapport legt een aantal zware pijnpunten bloot, maar doet tegelijkertijd veel aanbevelingen. De CEEO kreeg als opdracht om op te treden als visiegroep en als extern klankbord. De logische vraag kan dan worden gesteld of er de afgelopen regeerperiode voldoende ruggenspraak is geweest, onder andere met deze commissie maar ook met andere actoren.
Collega’s, onze samenleving onderging de voorbije jaren een grondige evolutie. Er was de financiële crisis die de bankenwereld grondig door elkaar schudde, en die werd onmiddellijk gevolgd door een economische crisis, die op haar beurt een zware impact had op gezinnen en bedrijven. Een sterke overheid met heel sterke openbare diensten, zorgde ervoor dat ons land de crisis vrij goed doorstond, hoewel de massale ontslagen de voorbije dagen en weken laten vermoeden dat de crisis nog verre van voorbij is. Daar bovenop zijn er ook de interne Vlaamse staatshervorming en de zesde staatshervorming, waarbij tal van bevoegdheden worden overgeheveld naar het Vlaamse niveau. Er is de laatste jaren heel wat gebeurd, maar er is nog heel veel ruimte voor verbetering.
De commissie stelde in 2009 een rapport op met voorstellen voor een slagkrachtige overheid in Vlaanderen. Veel van die voorstellen werden overgenomen in het regeerakkoord. Het is cruciaal dat we die doelstellingen verder realiseren. We zijn het aan de burger verplicht om als overheid op een efficiënte manier een kwaliteitsvolle dienstverlening te bieden. Het is simpel: onze openbare diensten worden gefinancierd door ons allemaal, mensen betalen belastingen en daarmee voorziet de overheid in een dienstverlening. Dat maakt van ons allemaal, zowel de burgers als de bedrijven, aandeelhouders van de overheid. Die aandeelhouders willen waar voor hun geld. Het is onze taak, en ook uw taak, minister, om ervoor te zorgen dat ze waar voor hun geld krijgen, want dat verhoogt het vertrouwen van onze burgers in de overheid.
Een sterke en efficiënte overheid is nodig. Voor sommige diensten is het cruciaal dat ze er zijn voor iedereen, maar vooral voor diegenen die ze het meest nodig hebben. Zo heeft iedereen recht op onderwijs, een waardige oude dag, een gezond leefmilieu, een snelle behandeling van een vergunningsaanvraag en verkeersveiligheid. Om ervoor te zorgen dat deze rechten voor iedereen gelden, moeten sommige diensten beschermd worden tegen de wet van vraag en aanbod. En ja, dan komt de overheid in beeld. Openbare diensten staan vaak ter discussie en worden permanent in vraag gesteld. Dat is maar goed ook. Ze moeten mee evolueren met de samenleving. In die zin moeten we de aanbevelingen van de commissie ter harte nemen.
Minister, enkele weken geleden zag ik u in het nieuws. U verkondigde niet zonder enige fierheid dat het aantal ambtenaren deze regeerperiode met 7,1 procent is gedaald. We doen het dus vandaag met meer dan 2000 ambtenaren minder.
Het was eerst de bedoeling het te laten zakken naar 5 procent – om het dus met 5 procent ambtenaren minder te doen – maar dat werd later opgetrokken naar 6,5 procent. We belanden nu uiteindelijk op 7,1 procent. Meer doen met minder middelen en mensen, dat lijkt het ultieme doel. Maar het rapport van de commissie toont duidelijk aan dat deze efficiëntieoefening zich niet heeft vertaald in een efficiëntere dienstverlening. Is het dan ook niet hoog tijd dat we afstappen van het fabeltje ‘meer met minder’, en dat we overschakelen naar ‘anders en beter’? Er is in de Vlaamse overheid een ‘race to the bottom’ bezig. Efficiëntie gaat niet over het aantal ambtenaren, het moet gaan over dienstverlening en de kwaliteit ervan.
Beste collega’s, zoals jullie weten ben ik een believer van onze overheid en van een sterke openbare dienst, en ik hoop van jullie hetzelfde. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat een sterke overheid cruciaal is. We moeten ernaar streven om van het label ‘openbare dienst’ een echt kwaliteitslabel te maken. Efficiëntie en effectiviteit moeten hierbij centraal staan. Efficiëntie mag niet worden gereduceerd tot besparingen op middelen, noch op personeel. Ik heb dat verhaal ook gehoord in het discours van de heer Bouckaert. Efficiëntie gaat over de manier waarop je middelen inzet, niet enkel over hoeveel middelen en personeelsleden je inzet.
Uit het rapport blijkt ook dat het overheidspersoneel zijn motivatie verliest en dat dit gevolgen heeft voor de dienstverlening. Als we van onze overheid een kwaliteitslabel willen maken, is sterk gemotiveerd personeel nodig. Ik was dan ook heel blij dat een aantal jonge vrouwen die bij de Vlaamse overheid werken, onlangs het boek ‘Tot uw dienst - Waarom de nieuwe ambtenaar klantvriendelijk is.’ hebben uitgegeven.
Tot slot, minister, we moeten durven te investeren in onze overheid. Dat zijn we aan onze burgers en bedrijven, onze ambtenaren en onszelf, verschuldigd. Niet investeren is geen optie. Het kan zelfs leiden tot meer ongelijkheid en nieuwe vormen van uitsluiting. Daarom is het cruciaal het debat in handen te nemen en te pleiten voor een sterke en efficiënte overheid van onberispelijke kwaliteit, die diensten levert die betaalbaar en toegankelijk zijn voor iedereen. Daarvoor is visie en lef nodig. Minister en collega’s, ik wil u vragen om lef te tonen. Ik zag deze ochtend in De Standaard dat staatssecretaris Bogaert bereid is om daartoe bijles te geven.
We moeten af van het idee ‘meer met minder’; het rapport toont aan dat dit niet werkt. De discussie voor een efficiënte en slagkrachtige overheid mag niet worden gereduceerd tot een cijferdiscussie. Enkel als de overheid zich dubbel en dik bewijst – en daarvoor zijn middelen nodig –, kan ze geloofwaardig zijn. Openbare diensten moeten immers sterk zijn of ze zullen niet zijn.
Mijnheer De Loor, ik kan uw pleidooi grotendeels volgen, maar ik heb toch twee vragen. Het aantal ambtenaren is met 7,1 procent gedaald. Vindt u dat te veel? Vindt u dat oké of niet oké?
Mijn tweede vraag sluit aan bij een kritiek in het rapport die zegt dat besparingen niet lineair mogen gebeuren, ook niet in het ambtenarenkorps, maar gebaseerd moeten zijn op de behoefte in de samenleving aan dossiervorming en dienstverlening. Welk standpunt heeft uw partij over die lineaire besparing?
Mijnheer Caron, je kunt die twee vragen samen bekijken, want ze gaan in feite over hetzelfde. Als je spreekt over percentages: ik heb gezegd dat het geen goede weg is om alles te herleiden naar cijfers. We moeten dat bekijken in het kader van efficiëntie en effectiviteit. Dan komt het erop neer hoe je een kwalitatieve dienstverlening kunt garanderen. In de ene dienst zal dat misschien 5 procent zijn, in de andere 10, en in nog een andere dienst niets. Het is ook afhankelijk van het niveau.
In het rapport wordt erop gewezen dat er wel een instroom is in het A- en B-niveau, maar bijna niet meer in de lagere niveaus. Daar moeten we alert voor zijn, want elk moet zijn eigen kwaliteit kunnen blijven verzekeren.
De heer Meremans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, wat ik u weinig hoor zeggen, is het woord ‘dienstverlening’. Als ik als gebruiker een nieuwe identiteitskaart moet halen, kan het toch niet zo belangrijk zijn of dat nu gebeurt door een, twee of drie ambtenaren.
Wat mij interesseert, is dat de identiteitskaart er ligt, met een goede service en met de glimlach. Als we erin slagen efficiëntieoefeningen te doen – en ik hoop dat u dat in uw gemeente ook doet – en dezelfde arbeid met minder mensen maar met dezelfde service te verrichten, dan heb je een goede dienstverlening. Wat we vragen van onze gemeenten, moeten we als Vlaamse overheid zelf doen.
U zegt daar iets over de heer Bogaert die les moet geven. In het verslag staan ook enkele feiten in een kadertje, de SCV-survey ‘Sociaal-culturele verschuivingen in Vlaanderen’. Het meet hoe de burger de overheid percipieert inzake vernieuwing, efficiëntie, bekwaamheid en spaarzaamheid. Het hoogst staat de lokale overheid, wat logisch is want we kennen de lokale overheid zeer goed. Net daaronder staat de Vlaamse overheid. Wat zegt het rapport van die commissie? De scores van de federale overheid liggen telkens significant lager. Ik denk dus dat we van niemand hier lessen moeten krijgen, zeker niet van de federale overheid.
Ik hoor u spreken over gedemotiveerd personeel. Ik kom uit een familie van leerkrachten en ambtenaren. Het wordt nogal gratuit gezegd en ik vind het een aanfluiting van de ambtenaren, ook van de Vlaamse ambtenaren, die vandaag op televisie naar dit schouwspel kijken. Mijnheer De Loor, ik zou graag willen weten welke cijfers u hebt, want een zin is snel geschreven. Zijn er cijfers? Is er een enquête? Is er wetenschappelijk onderzoek? Heeft de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dat gezegd? Heeft de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) dat gezegd? Heeft het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV) gezegd dat er gedemotiveerde ambtenaren zijn? Ik vind het raar dat een overheid, waarvan men zegt dat het korps gedemotiveerd is, dan toch in maart 2013 van Randstad de award krijgt van ‘meest aantrekkelijke publieke werkgever’. Dat staat er toch mee in contrast. Ik begrijp het niet. U moet me dat eens uitleggen.
Mijnheer Meremans, ik zal het u inderdaad uitleggen. Ik zal beginnen met de federale overheid, waar we het verst vanaf staan. Het is natuurlijk zo dat een niveau waar we het dichtst bij staan, het meest vertrouwen geniet. Dat klopt. Uw vergelijking gaat dus niet op. Als u de lijn doortrekt, hebt u altijd wel gelijk.
“Een zin is snel geschreven”, over gedemotiveerde ambtenaren. Mijnheer Meremans, u vraagt waar ik dat haal. Wel, ik haal dat uit het rapport dat we nu aan het bespreken zijn. Ik haal die zin daaruit. Het heeft gisteren trouwens ook in de kranten gestaan, maar het staat zwart op wit in dit rapport. Heb ik het uitgevonden? Neen, het staat hier zwart op wit.
U zegt: “U spreekt altijd over het aantal personeelsleden”. Neen, u spreekt over het aantal personeelsleden. Ik spreek over de kwaliteit van de dienstverlening. Daar gaat het mij over. Het kan me inderdaad niet schelen of er drie of vier mensen werken aan een identiteitskaart. U zegt dat. Het gaat mij over de output, over de kwaliteit van de dienstverlening. Ofwel hebt u niet goed geluisterd, ofwel hebt u het niet begrepen. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Meremans, ik wou er nog iets aan toevoegen. Ik ben namelijk zelf een ex-ambtenaar en ik ben ook zeer gevoelig voor de beeldvorming van ambtenaren. Ik denk niet dat het mensen zoals de heer De Loor of ikzelf zijn die die beeldvorming de wereld insturen, maar mensen zoals u. Als u denkt dat die identiteitskaart zo in uw mond zal vliegen, dan hebt u het mis: er werken mensen aan.
U moet mij eens uitleggen hoe u met de Moesen-norm de dienstverlening in Vlaanderen op peil zult houden. Of geldt die plotseling niet meer voor Vlaanderen? Hoe zit dat eigenlijk?
Ik vraag me af hoe Groen én meer ambtenaren én meer sociale voorzieningen zal betalen. Alleen via belastingen?
Voorzitter, ik zou twee dingen willen zeggen. Ik heb gepleit om te leren van landen als Finland en Australië en we moeten ook bereid zijn om te leren van de federale overheid als die goede dingen doet. We moeten altijd een open blik hebben om te leren daar waar het kan en waar mensen dingen realiseren en ze op het goede spoor zetten.
In de kranten is verwezen naar de gedemotiveerde administratie. Op pagina 8 in het verslag staat één zinnetje dat zegt: “Het voortdurend sleutelen aan de werksituatie” – en er wordt heel wat gesleuteld aan de werksituatie en er worden heel wat nieuwe initiatieven genomen – “leidt tot een minder performante en deels gedemotiveerde administratie”. Het wordt één keer gezegd dat een aantal zaken kunnen leiden tot een deels gedemotiveerde administratie. We moeten dat in de juiste context plaatsen. Het moet niet worden overroepen en het blijkt niet uit de contacten die ik zelf en veel anderen hebben met de administratie.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, geachte leden, hier staan we dus, met het rapport van de CEEO. Het beeld van een zeer efficiënte overheid dat de Vlaamse Regering al die jaren heeft opgehangen, heeft met dit rapport dan toch wel een serieuze deuk gekregen. Het beeld van de Vlaamse overheid als een krachtdadige, geoliede bestuursmachine krijgt op zijn minst toch wel een deuk. We kennen het beeld wel van aan de ene kant de federale overheid als de bende knoeiers, die bezig zijn met politieke benoemingen, die niet kunnen beslissen, die ruzie maken, waar de bureaucratie en het slecht beheer heerst, en aan de andere kant het Vlaamse bestuursniveau, met een uiteraard eensgezinde Vlaamse Regering, die alle zaken netjes op orde heeft, die beslist waar het moet en liefst zo vlug mogelijk, en die op die geoliede machine teert. Wat het eerste betreft, klopt dat beeld, maar wat het tweede betreft niet. Collega’s, nu al een paar jaren bent u dat beeld zelf aan diggelen aan het slaan. De discussie, de ruzie over de onderwijshervorming was niet bepaald hartverheffend. Vooraleer u over Oosterweel een beslissing hebt genomen, zijn we alweer te laat. Van een van uw eigen instellingen krijgt het beeld dat wij een goed draaiende administratie zouden hebben, en vooral ook dat de administratieve indeling van Vlaanderen zo optimaal zou zijn, nu ook toch wel een krachtige slag.
Het begin van het rapport is immers duidelijk. Het is al aangehaald. Men zegt letterlijk: “Toch heeft het CEEO-rapport van (…) 2009 ook vandaag nog een grote actualiteit als men de doelstellingen herleest (…).” Dat betekent op zijn minst, en het wordt op een zeer beleefde manier gezegd door die dames en heren, dat u die doelstellingen niet hebt gehaald. Uit uw akteneming van dit eindrapport blijkt dat het de bedoeling was dat dit inderdaad een eindrapport zou zijn. Misschien was het wel de bedoeling dat de CEEO tot de conclusie zou zijn gekomen dat de aanbevelingen van 2009 min of meer werden uitgevoerd, zodat men u een pluim had kunnen geven voor het halen van de aanbevelingen die de CEEO in 2009 opstelde. Laten we wel wezen, dit maakt wel een wezenlijk onderdeel uit van Vlaanderen in Actie. Een van die doelstellingen is immers om Vlaanderen ook op administratief vlak tegen 2020 bij de eerste vijf topregio’s te krijgen. Het ziet er niet meteen naar uit, als de commissie vandaag moet zeggen dat de doelstellingen van 2009 in 2014 nog altijd actueel zijn.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mijn collega zal daar straks uitvoerig op ingaan, maar dit is geen resultaatsrapport. Het rapport heeft als titel ‘Prioriteiten voor een volgende regeerperiode’. (Opmerkingen)
Het is een rapport dat heel belangrijke elementen bevat, maar als u er een resultaatsrapport van wil maken, dan kan ik u zeggen dat de voorzitter en de leden van deze commissie absoluut niet die intentie hadden en dit niet als een resultaatsrapport zien. Als u dat ervan maakt, dan miskent u de draagwijdte van dit rapport.
Op die manier geraakt men er natuurlijk altijd. Op die manier probeert men enigszins de vis te verdrinken. De doelstellingen zijn duidelijk. Een van de doelstellingen is het verzekeren van de afstemming van de relevante Pact 2020-doelstellingen, waaronder de positionering van de Vlaamse administratie tegen 2020 bij de vijf beste overheidsorganisaties in Europa. Ja, inderdaad, dat is tegen 2020. Men moet als klankbord dienen en dergelijke meer, maar ook adviezen geven bij een aantal processen, en u gaat me nu toch niet zeggen dat die eerste zin in dit eindrapport, dat inderdaad de titel ‘Beleidsaanbevelingen voor een volgende regering’ draagt, niet significant is. Als doelstellingen nog altijd even actueel zijn, dan betekent dit dat de doelstellingen in geen geval bereikt zijn, en dat blijkt ook uit de inhoud van het rapport. Minister Bourgeois, u schudt het hoofd. Natuurlijk. Voor u is alles rozengeur en maneschijn.
Ik haal er twee elementen uit. Dan heb ik het inderdaad over het Beter Bestuurlijk Beleid en dan heb ik het inderdaad over de interne staatshervorming.
En daar legt deze commissie de vinger op de wonde, als ze zegt dat er in het verleden kerntakendebatten geweest zijn over welke bestuurslaag wat moet doen. Iets verderop staat er letterlijk: “Een essentiële taakverdeling voor welke bestuurslaag welke bevoegdheden heeft naar de toekomst, is cruciaal.” Ik dacht dat het deze regering was die tijdens deze legislatuur die interne staatshervorming rond zou krijgen en zou beslissen welke bestuurslaag welke bevoegdheden en beslissingsmacht heeft.
Wel, wat dat betreft, staat men vandaag nergens. Als die commissie vandaag letterlijk moet zeggen dat men nu eens moet beslissen, betekent dat dat men niet beslist heeft. Ik refereer dan inderdaad aan de discussie over de intermediaire niveaus en over de provincies, waar er al van in het begin ruzie over was binnen de meerderheid.
Minister, u hebt pogingen gedaan om de bevoegdheden van de provincies te beperken en af te slanken – niet om ze af te schaffen, zoals in uw verkiezingsprogramma stond, maar goed, daar stond zoveel in. Elke keer als u een poging deed, was het CD&V die op het rempedaal ging staan.
Al wat grondgebonden is, is provinciaal, en al wat niet grondgebonden is, gaat naar de gemeenten of naar Vlaanderen. Dat was uw uitgangspunt, en zo is het ook in een eerste nota in dit parlement gekomen, tot CD&V dan met Onderwijs en Welzijn begon. Het zit er allemaal opnieuw in, en het resultaat is niet alleen dat de provincies niet zijn afgeschaft, maar dat ze er nog versterkt zijn uitgekomen. Dat zijn toch wel elementen die uit dit rapport blijken.
Minstens wat de interne staatshervorming betreft, zeggen niet alleen wij, maar nu ook de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid, dat het kerntakendebat en alles wat daarmee te maken heeft en de interne staatshervorming volledig mislukt zijn. Het zou goed zijn, indien deze Vlaamse Regering dit rapport met ietwat meer nederigheid ter hand zou nemen, in plaats van het hooghartig weg te wuiven, zoals ze bij monde van de minister tot nu toe gedaan heeft. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, na lezing van het rapport ‘Prioriteiten voor een volgende regeerperiode’ van de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid zullen de collega’s van de commissie Binnenlands Bestuur erkennen dat de inhoud van dit werkstuk van 23 pagina’s niet echt iets nieuws, schokkends of dramatisch naar voren heeft gebracht. De elementen rond personeel, die blijkbaar toch een pittige krantentitel opleverden, worden bij mijn weten nergens gestaafd door cijfers of onderzoek en staan in tegenspraak met eigen onderzoek, waarover straks meer.
We hebben in de commissie al uitvoerig gedebatteerd over deze materie. We hebben geluisterd naar adviezen van overlegorganen zoals de SERV, VLABEST en het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen. De inbreng van die organisaties is zeker waardevol en geeft voornamelijk aanbevelingen in het licht van een volgende legislatuur. Nergens in deze aanbevelingen of analyses moeten we lezen dat in de voorbije legislatuur geen inspanningen geleverd zouden zijn. Integendeel, de Vlaamse Regering heeft een slagkrachtige overheid opgenomen als onderdeel van het project ‘Vlaanderen in Actie’.
Voor u met de goednieuwsshow begint, wil ik u toch een vraag stellen. U doet dit rapport in twaalf seconden af, door te zeggen dat het niets schokkends of nieuws bevat, en niet eens gestaafd is. Vindt u dat niet een beetje heel kort door de bocht? Hebt u dan zo weinig vertrouwen in de ambtenaren als ze een rapport opstellen?
Mijnheer Caron, we lezen dat er te veel intermediaire structuren zijn. Er is de hele discussie rond fusie en niet-fusie, de hele discussie over de provincies, over de agentschappen en departementen. Die hebben wij al gevoerd in de commissie, verscheidene malen. Ik zeg dus gewoon dat ik, op een aantal zaken na, geen grote verschillen zie tussen de andere aanbevelingen en dit. We kunnen daar een aantal zaken uithalen die belangrijk zijn voor de volgende legislatuur. Daar is hier trouwens al over gesproken.
Ik heb ook gezegd dat die aanbeveling zeker waardevol is en dat we die ook gaan meenemen. U mag dus niet zeggen dat ik doe alsof dit niets is. Dat heb ik ook niet gezegd. U moet mij geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gezegd, mijnheer Caron.
De heer De Ro heeft het woord.
Bij de mensen die de commissie niet kennen, komt het nu over alsof dat zomaar een ‘commissieke’ is. Ik nodig iedereen uit om de leden eens te bekijken, dat zijn niet Janneke en Mieke. De leden zijn aangesteld door de Vlaamse Regering. Ze hebben samen tientallen jaren ervaring over bestuurszaken, in het bestuur, op academisch en op politiek vlak. U moet niet doen alsof die commissie al jaren met de duimen zit te draaien en nu even wat aanbevelingen heeft geschreven.
Heb ik dat gezegd?
Neen, maar … (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
In alles … (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
Uit alles wat u zegt, hoe u daar staat, straalt een groot dedain voor de commissie. (Opmerkingen)
Dat is ook uw rol. U zit in een meerderheid die dit rapport niet in de publieke belangstelling wou hebben. Dat is de realiteit. Daar zit u nu mee verveeld en daardoor moet u nu wat luider spreken dan u gewoonlijk doet. (Applaus bij Open Vld en LDD)
Ja, nu, u mag het vragen aan mijn naasten: mijn stem is altijd te luid, mijn excuses daarvoor. Dat komt door in het onderwijs te staan. (Rumoer)
Mijnheer Meremans, ernstig nu, u zegt dat in het rapport zaken staan die allang behoren tot de gangbare aanbevelingen en dergelijke meer. Dat klopt. Er staan geen nieuwe wereldschokkende uitvindingen in. Dat klopt. Juist dat wijst op het falen van deze regering. De commissie bestaat uit brave mensen, het zijn geen politieke actievoerders. Geert Bouckaert is een gereputeerd expert in overheidsbeleid en verre familie van mij. (Gelach)
De commissie zal geen revolutionaire zaken schrijven. Wat zeggen ze? De aanbevelingen die ze in 2009 hebben gedaan, moeten nog altijd grotendeels worden uitgevoerd! Impliciet is dit rapport een blaam voor de regering omdat al die doelstellingen die destijds geformuleerd werden – onder andere in het regeerakkoord – nog altijd niet zijn uitgevoerd en nog altijd hun actualiteitswaarde behouden.
Eigenlijk, mijnheer Meremans, geeft u impliciet een sneer aan de regering, waarin ik u steun trouwens.
Dan moet u toch eens goed kijken, op pagina 3 staat, ook de heer Kennes heeft het aangehaald, dat er reeds op verschillende vlakken vooruitgang is geboekt. (Opmerkingen. Rumoer)
Dat staaft mijn mening van daarnet. (Rumoer)
Dat staaft mijn mening van daarnet. (Rumoer)
Dat staaft mijn mening van daarnet. (Rumoer)
Dat staaft mijn mening van daarnet. (Rumoer)
We moeten nog een hele weg afleggen, maar er is reeds wat gerealiseerd. Dat hebt u zelf net gezegd. Dat heeft u op dit forum gezegd. Ofwel lacht u nu uw eigen woorden weg, ofwel bent u consequent. Het is a of b.
De heer Diependaele heeft het woord.
Hier wordt wat aan framing gedaan. (Opmerkingen)
Framing betekent dat men iemand een ingesteldheid toewijst die helemaal niet klopt. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Ik heb het net uitgelegd, mijnheer Tommelein. Ik zal het straks nog eens uitleggen.
Mijnheer De Ro, net zoals de heer Meremans zegt, hebben we heel wat zaken die in het rapport staan, al uitgevoerd. We erkennen het belang ervan. Het klopt niet dat er alleen maar zaken in staan die we nog niet wisten.
Zoals de heer Meremans zegt, hebben we nog heel wat werk. We weten allemaal dat de administratie een groot en log orgaan is. Het vraagt tijd om daarop – zonder chaos en met een verzekerde dienstverlening – in te grijpen. De basis is gelegd om dit voort te zetten, ook in de komende regering.
Mijnheer De Ro, heel wat partijen verlenen al zeer lang lippendienst aan de slanke overheid, maar er is maar één regering geweest in de afgelopen twintig jaar die daar ook effectief werk van heeft gemaakt, en dat is deze Vlaamse Regering. (Rumoer. Opmerkingen)
De heer Vereeck heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, mijnheer Meremans, laat me beginnen met te zeggen wat het belang is van dat rapport. Daar staan inderdaad zaken in die we nu al vijf jaar lang horen. Het bijzondere daarvan is dat het gaat om een expertencommissie vanuit Vlaanderen in Actie (ViA). Dit is friendly fire. Dit zijn uw medestanders die uw ViA in de praktijk willen brengen. Zij halen uw beleid onderuit.
En er is nauwelijks iets gerealiseerd. Ik heb van minister Bourgeois het overzicht gekregen van alle entiteiten die we in Vlaanderen hebben. Het zijn er geen 88, dat getal geldt enkel als u alleen de BBB-perimeter neemt, het zijn er 194, ik heb de Excel-files hier bij me. Daarvan zijn er 66 met een raad van bestuur en 45 met een bezoldigde raad van bestuur. 10 zouden er zijn verdwenen onder deze regering: dat zijn de kleintjes met geen enkele raad van bestuur. Wat is er ondertussen bij gekomen? Het Vlaams Energiebedrijf, het IVA Zorg, de Plantentuin. Netto is er nauwelijks bezuinigd!
En dan vraag ik u toch wat de meerwaarde was van het Vlaams Energiebedrijf. U bent overal taken moeten gaan sprokkelen om een nieuw instituut te kunnen creëren. Straks komen de sociale woonleningen nog ter sprake. Daarvoor zijn er twee instituten. Er hebben voorstellen gecirculeerd om ze te fuseren. Waarom is men daar niet op ingegaan?
Hier nu komen beweren dat deze regering iets heeft gedaan aan de versnippering en verkokering, dat is de waarheid geweld aandoen, het is nog nooit zo erg geweest! (Applaus bij de oppositie)
Het is bevreemdend dat van mensen die tot voor kort tot dezelfde fractie behoorden, de een zegt dat deze overheid wel iets gedaan heeft en de ander, die veranderd is van partij, zegt dat de overheid totaal niets heeft gedaan. (Rumoer)
Dat is ook maar een constatatie! ‘La fonction crée l’homme’. (Rumoer)
Ik herhaal, collega’s, dat we nergens in deze aanbeveling of analyse moeten lezen dat er de voorbije legislatuur geen inspanningen zouden zijn geleverd. Integendeel, de Vlaamse Regering heeft een slagkrachtige overheid als onderdeel opgenomen in het project Vlaanderen in Actie.
Verbetering inzake dienstverlening en werking van de Vlaamse overheid, maar ook van onze gemeenten, is een proces. Het is een proces waar stelselmatig aan wordt gesleuteld. Vergelijk het met een tanker. Een tanker verschuif je geleidelijk naar de juiste koers. Dat doe je geleidelijk, maar zeker, net omdat zijn inhoud zo waardevol is.
De commissie stelt in haar tekst dat de door haar vooropgestelde doelstellingen door de Vlaamse Regering zijn opgenomen in de regeringsverklaring en dat ze nog steeds actueel zijn ondanks het feit dat – ik citeer pagina 3 – : “er op verschillende vlakken vooruitgang is geboekt”. We onderschrijven dat ook. De commissie haalt ook de huidige economische en financiële situatie aan als bijkomende moeilijkheidsfactor. De commissie uit evenwel kritische bedenkingen – dat hoort zo, dat is haar rol – en stelt dat er een zichtbare dienstverlening moet zijn die transparant, kwalitatief en stabiel is.
Wat hebben we gedaan? Er is het decreet Deugdelijk Bestuur met duidelijke regels inzake transparantie en deontologie. Er is een modern HR-beleid (human resources) opgestart met tal van maatregelen op het vlak van mobiliteit, inzetbaarheid, loopbaan en beloningsbeleid. Efficiëntiedoelstellingen zijn gerealiseerd. Er is een verdere uitbouw van het integriteitsbeleid met het integriteitsbureau.
De commissie stelt ook dat sterke lokale besturen het eerste aanspreekpunt moeten zijn. Ook daar hebben de Vlaamse Regering en de minister resultaat geboekt. Ik verwijs naar de beleids- en beheerscyclus waarover het rapport van de commissie op pagina 19 zegt: “Voor de lokale besturen is het BBC-project zeer goed geschikt om de koppeling en de prioriteiten voor middelen en prestaties zichtbaar te maken”. Gemeenten kunnen nu veel sterker samenwerken met het OCMW door de overdracht van personeel en door een gemeenschappelijke secretaris of financieel beheerder.
Dat de burger voornamelijk nog met twee niveaus wordt geconfronteerd, namelijk lokaal en Vlaams, is een evolutie die in de interne staatshervorming is doorgevoerd. De bevoegdheden van de provincies zijn nu beperkt. Dezelfde ingeslagen weg komt ook naar voren in diverse studies en verslagen. Wij willen daarmee verdergaan.
In diverse teksten en verslagen staat, en dit werd ook door de minister zelf gesteld, dat we met te veel intermediaire niveaus zitten. Daarom juist is er de regioscreening waaruit blijkt dat er ongeveer 68 structuren per gemeente zijn. Deze samenwerkingsverbanden duiden op een nood aan een grotere schaal en meer expertise zodat gemeenten beter en structureler kunnen samenwerken op diverse terreinen. En dat houdt meteen in dat we die verbanden in aantal kunnen verminderen. Natuurlijk moeten we de gemeente aansporen tot samenwerking, alleen moeten we het landschap structureler en overzichtelijker maken.
Ik wil even ingaan op het verhaal van de BBC. U hebt gealludeerd op dat meerjarenplan van de gemeente als een bron van versterking van het bestuur. Ik wil u daarover twee dingen vragen.
Vandaag kreeg ik het memorandum van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in handen. Daarin staan twee dingen over de BBC: het zou goed zijn dat Vlaanderen zelf zijn eigen meerjarig beleidsplan en meerjarenplanning maakt en zich dan qua investeringsengagementen en fondsen aan de afspraken kan houden. Wat denkt u daarvan?
Na de eerste ervaring is het nodig dat de meerjarenplanning zoals ze nu is uitgetekend, drastisch wordt aangepakt. Ze bevat nog veel te veel planverplichtingen en een rapportageverplichting. Bent u het ermee eens dat Vlaanderen dingen oplegt aan gemeenten als een schoonmoeder die plichten oplegt aan de schoonzoon zonder die plichten zelf in te vullen?
Wel, ik denk, net zoals de heer Kennes, dat we moeten evolueren naar die prestatiebegroting. Vlaanderen heeft daarin een weg af te leggen. Maar het betekent wel degelijk een planlastvermindering voor de gemeenten. Dat wordt ook gestaafd door wat de commissie hier zegt. Met andere woorden: u kunt zeggen dat de VVSG de commissie tegenspreekt of omgekeerd.
U hebt wel een punt dat we het zullen moeten evalueren. De Vlaamse overheid zal haar huiswerk in de toekomst beter moeten maken, dat staat als een paal boven water. Daar moeten we naartoe werken. Zoals ik al zei, is het een procesmatig gegeven.
De commissie stelt dat de relatie tussen agentschappen en departementen moet worden herschreven. Ze verwijst ook naar het feit dat er sinds de invoering van BBB 2006 nogal wat entiteiten zijn bijgekomen. Ik citeer opnieuw uit het verslag van de commissie, op bladzijde 13: “De Vlaamse overheid is echter volop in beweging. De Vlaamse Regering keurde een conceptnota goed, 10 agentschappen zullen deel uitmaken van een departement of een ander agentschap en ook het aantal strategische adviesraden zal mogelijkerwijs dalen.”
Collega’s, natuurlijk is het werk niet af. We moeten overgaan tot samenvoeging van bepaalde diensten. De volgende bestuursperiode zullen we zeker die oefening tot beperking van entiteiten moeten maken met de nieuwe – maar nog steeds onvoldoende – bevoegdheden die naar ons overkomen.
De strikte opdeling tussen departement en agentschap werkt inderdaad niet altijd en kan je bijgevolg in de toekomst wel in vraag stellen.
De commissie stelt dat kwaliteitsvolle dienstverlening is gebouwd op een doordacht personeelsbeleid. Ik heb het al eerder aangehaald: ik heb geen cijfermateriaal of relevant onderzoek gevonden dat de bewering van gedemotiveerde ambtenaren zou staven. Integendeel, het toekennen van de award van Randstad voor meest aantrekkelijke werkgever in de publieke sector is een bewijs van het tegendeel. Eerder vermeldde ik al hoe de minister met een vernieuwd HR-beleid probeert een moderne personeelsvisie te implementeren.
De commissie heeft het ook over het systeem van vergunningen dat een sterk geregelde en niet-afgestemde set van procedures is waardoor stabiliteit omslaat in verlamming en niet-beslissing. Tegelijk zegt die commissie ook dat er soms te weinig regelgeving kan zijn zonder effectieve zelfregulering, waardoor een snelle verandering leidt tot instabiliteit en onzekerheid.
Mijnheer Meremans, u hebt nu al tweemaal gezegd dat u niet gelooft dat er een daling is van de motivatie. Andere collega’s zeggen dat ze veel gemotiveerde ambtenaren kennen. Gelukkig maar. Ik was zelf een zeer gemotiveerde ambtenaar voordat ik hier toekwam. Maar om nu te zeggen dat één HR-prijs counterinformatie is om te zeggen dat er geen demotivatie is, vind ik wel wat kort door de bocht. Het is alsof ik, tegen u, man uit het onderwijs, zou zeggen dat er, omdat er elk jaar een ‘leraar van het jaar’-award wordt uitgereikt, geen problemen met motivatie in het onderwijs zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang en Open Vld)
Ik spreek nu als leidend ambtenaar die hier met verlof zit.
Motivatie gaat over veel meer. Daarstraks heeft de heer De Loor – terecht, volgens mij – een boek aangehaald dat door drie ferme madammen werd geschreven. Zij geloven in een goede, efficiënte en – waarom niet – slankere overheid en hebben hun verhaal neergeschreven in een boek. Als u met deze mensen rond de tafel gaat zitten, zult u merken dat ze zeer gemotiveerd zijn. Zij zijn zeer waakzaam voor de demotivatie die de afgelopen jaren in de Vlaamse overheid is geslopen.
Motivatie heeft te maken met het zelf hebben van inbreng, van laag tot hoog, met interne communicatie die echt is en niet na de feiten komt en vooral met transparantie. Veel Vlaamse ambtenaren vragen zich af waar de rechtvaardigheid zit in een kaasschaafmethode, waar de acties tegen verkokering echt zitten, hoe het komt dat er niet geluisterd wordt naar aanbevelingen van de vloer zelf. En dan kijkt men naar de politieke overheid.
Ik zeg dat hier niet als oppositielid. Hier zijn vragen gesteld naar aanleiding van een aantal uitspraken van nieuwe ambtenaren die uit de privésector zijn ingestroomd omdat ze geloven in een overheid, in de taken die daar worden uitgevoerd en in de kracht van een goede draaiende overheid maar die na een aantal maanden zeggen geschrokken te zijn van de impact die de politiek rechtstreeks heeft op de ambtenarij. Als u hier dan komt zeggen dat er geen probleem is, dat er geen vuiltje aan de lucht is, dat we een award hebben gewonnen en dat alles goed gaat, dan staat u heel ver af van wat er echt leeft bij de ambtenaar in Vlaanderen.
Ik wil hier even reageren zonder enige vorm van dedain of misprijzen. Ik heb hier niet gezegd dat we ons straks op de borst gaan kloppen en zeggen dat alles geweldig gaat, maar u moet de waarheid ook geen geweld aandoen. Natuurlijk is er ruimte voor verbetering. Dat lijkt me evident. Een groot apparaat waarin men bepaalde zaken wil implementeren, werkt traag. We hebben dat ook meegemaakt met de steden en gemeenten. Wanneer men een bepaalde jarenoude structuur in een gemeente wil veranderen, dan kan dat niet in een-twee-drie. Wat de zaken betreft die u hebt vernomen uit informele gesprekken, is het inderdaad zo dat we daar waakzaam voor moeten zijn. Daar ben ik ook van overtuigd.
De conclusie die we hieruit trekken, is dat er ruimte moet zijn voor verbetering. Zeggen dat er hier niets is gebeurd, klopt echter ook niet. Met andere woorden, we moeten op de ingeslagen weg verdergaan. Daarbij lijkt het me nogal evident dat er op tijd een evaluatie en bijsturing moeten gebeuren.
Uit cijfers van het tevredenheidsonderzoek blijkt dat 84 procent van de werknemers zeggen blij te zijn te werken voor de overheid, en 94 procent bij het management. Als iemand tegen me zegt dat het korps gedemotiveerd is, dan vraag ik ook de cijfers. Mijnheer De Ro, u voelt ook dingen aan maar dingen aanvoelen is nog altijd geen realiteit. Dat neemt niet weg dat wij niet waakzaam moeten zijn voor een verbetering van die sfeer.
De tevredenheidscijfers waarover u spreekt, gaan over de personeelspeiling. Daarin wordt meer dan alleen de vraag gesteld: ‘Bent u tevreden?’. Daar zit een dertigtal vragen in. Het zou u of ons allemaal sieren indien we los van het eindresultaat, eens zouden kijken wat daaronder ligt. Ik leer uit diezelfde cijfers dat mensen heel graag bij de overheid werken omdat ze een nuttige taak kunnen uitvoeren, maar zich elke dag steeds meer afvragen waarom ze met bepaalde procedures bezig moeten zijn, waarom er extra bureaucratie komt en waarom bepaalde beslissingen worden genomen waar zij niet in geloven. Dat doet niets af aan het feit dat zij heel graag bezig zijn met het uitbetalen van studietoelagen, met het aanleggen van wegen in Vlaanderen, met het plannen van dingen. Maar u mag de zaak niet omdraaien.
Dat heb ik ook niet gedaan. Ik zie echt niet in welke tegenstelling er bestaat tussen wat u zegt en wat ik zeg. U zegt dat er een aantal signalen zijn waaruit blijkt dat we waakzaam moeten zijn. Ik zeg dat ook. Ik zie dan ook geen tegenstelling. Zeggen dat de Vlaamse ambtenaren gedemotiveerd zijn en niets doen, is echter niet correct.
De Vlaamse Regering – en de minister heeft hier ook stappen gezet, denken we maar aan de omgevingsvergunning, een combinatie van milieu- en bouwvergunning, de digitale bouwaanvraag en ook het feit dat het advies van de ambtenaren niet meer bindend is – geeft juist meer slagkracht aan de lokale overheid en duidelijkheid aan de burger. Op dit ogenblik werkt men ook aan de mogelijkheid om de socio-economische vergunning hierin ook onder te brengen.
Moeten we ons nu luid op de borst kloppen en zeggen dat we er zijn? Nee, natuurlijk niet. De weg is lang en er zullen nog knopen moeten worden doorgehakt, maar een ding is zeker, onze Vlaamse overheid heeft een deel van de weg afgelegd. Natuurlijk moeten sommige dingen beter. Daarom ook moeten we deze kritische bemerkingen ernstig nemen en er rekening mee houden.
De bevoegdheden die naar Vlaanderen overkomen, stellen ons ook voor nieuwe uitdagingen. Daarbij zijn er tientallen samenwerkingsverbanden met de federale overheid waarbij het beleid zich situeert op Vlaams niveau en de technische uitvoering op federaal niveau. Ook dat zal de situatie er niet op vergemakkelijken. Men kan er echter niet omheen dat er wel degelijk goed werk is afgeleverd, dat dit groot en log apparaat van overheidsdiensten in beweging is gekomen en dat we op de goede weg zitten. Ik kan alleen maar hopen dat de volgende ministers, wie het ook mogen zijn, deze koers niet wijzigen of stilleggen maar voortgaan op de ingeslagen weg. (Applaus bij de N-VA)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega's, in het kader van Vlaanderen in Actie (ViA) besliste de Vlaamse Regering dat het de ambitie moest zijn om Vlaanderen bij de vijf beste regio’s van Europa te brengen op het vlak van efficiëntie en effectiviteit van de overheid. Daarom werd een meerjarenprogramma ‘Slagkrachtige overheid’ uitgewerkt. Het is een zeer belangrijk onderdeel van het Vlaams regeerakkoord. In 2010 werd het overgemaakt aan de CEEO, voor advies. Deze commissie heeft op 22 januari een eindrapport afgeleverd. De Vlaamse Regering is blijkbaar vergeten om dit rapport, dat nochtans de titel ‘Prioriteiten voor een volgende regeerperiode’ draagt, bekend te maken. Het is een kleine vergetelheid die voor de Vlaamse Regering wellicht mocht blijven duren, want er zijn verkiezingen in aantocht. Wanneer u een rapport wegmoffelt, dan toont u toch zelf aan dat het niet bijster goed is.
Voorzitter, minister Bourgeois zal er nog op terugkomen, maar ik protesteer tegen wat de heer Tommelein hier herhaalt: wij hebben dat rapport niet weggemoffeld. Dat rapport is geagendeerd op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering van 28 februari, als mededeling. U had daar dus al lang kennis van kunnen nemen. U moet dus niet altijd geloven wat in de kranten staat: dat is in volle transparantie voor het voetlicht gebracht.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik wou in dezelfde zin een opmerking maken. Ik wil de heer Tommelein nog meegeven dat af en toe wat zelfkastijding bij de politiek hoort, en ook gunstig is. Ik heb het rapport doorgenomen, en moet zeggen dat wat daaruit naar voor komt, overeenstemt met de toon en de inhoud van de rapporten van het Rekenhof. Hier beginnen we dan steevast elke commentaar bij die rapporten met een dankwoord voor de kritische doorlichting van het Rekenhof. Hetzelfde geldt voor de rapporten van de Inspectie van Financiën. Dat zijn instellingen wier aard van nature kritisch is. Dat levert vaak zaken op die we minder graag horen, maar soms ook lof over zaken die zijn gerealiseerd. De heer De Loor zei het al: een aantal pijnpunten die we hier al hebben aangekaart, zoals het belang van een goede, kwaliteitsvolle dienstverlening, komen in het rapport aan bod. Wanneer u het hebt over een weggemoffeld rapport dat niet het daglicht mocht zien voor de verkiezingen achter de rug zijn, dan voert u een intentieproces. Ik betreur dat.
Ik ben nog maar aan mijn inleiding bezig, en het is weer niet goed. Ik weet alleszins dat u, minister-president, er als de kippen bij bent om persconferenties te organiseren. Ik heb enkel vastgesteld dat u over dit zeer belangrijke rapport over een zeer belangrijk onderdeel van het Vlaams regeerakkoord zedig hebt gezwegen. U hebt geen persconferentie georganiseerd.
Mijnheer Van Malderen, u sprak iets te vroeg. We hebben het rapport gisteren ingekeken. En het is een genuanceerd rapport. Het was geen hoeradocument waarmee de minister-president en de minister naar de pers zijn gelopen. Men probeerde het zo neutraal mogelijk te behandelen. Het was niet erg belangrijk meer. Toch is het zo dat er in het rapport een aantal goede punten staan vermeld. Zo staat er dat de inschrijvingen van de voertuigen, het Ondernemersloket en de berekening van de ouderbijdragen voor de kinderopvang als zeer goede voorbeelden van een uitmuntende dienstverlening mogen worden beschouwd. Ik kraak het beleid dus niet af als volledig fout. Ik heb het ook over de goede zaken, zoals ik dat ook vorige week heb gedaan, toen ik zei dat de Vlaamse Regering met de hakken over de sloot is geraakt. U hebt ook goede zaken gerealiseerd.
De commissie zegt er zelf wel bij dat ze geen enkele reden kan bedenken waarom de goede voorbeelden die zijn opgesomd, niet voor alle dienstverlening zouden kunnen.
We lezen ook heel wat punten van kritiek, minister. De commissie wijst op de versnippering binnen de Vlaamse overheid. In 2006 telde de overheid nog 46 entiteiten, in januari zijn er dat 100. Er komen steeds agentschappen bij. De Vlaamse overheid wordt steeds logger.
Ik krijg bijval vanuit West-Vlaanderen, minister-president, want CD&V-kopman Hendrik Bogaert wees er vandaag op dat de Vlaamse departementen te veel worden beheerd – ik citeer – “als machtige baronieën. Gevolg? Een gebrek aan samenwerking, een beleid in verdeelde slagorde, zonder toekomstproject.” Dixit de lijsttrekker voor de Kamer van CD&V in West-Vlaanderen! (Applaus bij Open Vld en het Vlaams Belang)
Als de grootste regeringspartij dat al zegt, wie ben ik dan, klein oppositiefractieleidertje in dit Vlaams Parlement?
De commissie raadt ook aan om de subsidiariteit naar de lokale besturen met meer kracht en intensiteit toe te passen, om te vermijden dat Vlaanderen een te centralistische moloch wordt. Er is te veel inefficiëntie door te veel tussenstructuren, gedeelde bevoegdheden enzovoort. Als kritiek op de groot aangekondigde staatshervorming, minister Bourgeois, kan dat tellen. Het bewijst in feite dat die interne staatshervorming compleet mislukt is, of liever: ze is niet verder geraakt dan een grote praatbarak. Dat blijkt trouwens niet enkel uit dit rapport. Het staat ook in de evaluatie die VLABEST, de adviesraad inzake bestuurszaken, zelf maakte en die op 3 maart 2014 werd bekendgemaakt.
Wat lezen we nog? Op het vlak van personeelsbeleid staan er te veel veranderingsprojecten op til, die veel te divers zijn, te vaak complex en vooral te bureaucratisch en te weinig samenhangend.
Vlaanderen is de rode lantaarn van Europa als het gaat over de prestatiedekkingsscore van de Vlaamse begrotingscijfers. We halen 20 procent, waar landen als Nederland en Finland 50 tot 60 procent bereiken. De Vlaamse overheid heeft ook geen of onvoldoende mogelijkheden om de efficiëntie en de effectiviteit van de overheid in kaart te brengen. De commissie wijst eveneens op de nood aan een echt kerntakendebat, zeker gelet op de nieuwe bevoegdheden die zullen overkomen door de zesde staatshervorming.
Voorzitter, ik kan nog verder gaan met citeren, maar de tijd is beperkt. Je zou als Vlaamse ambtenaar voor minder gedemotiveerd geraken, zoals vandaag in de krant staat.
Minister, ik vind uw eerste reactie op de onthulling van dit rapport onthutsend. U had zich beter geëxcuseerd dat u daarover niet had gecommuniceerd en dat u dat document angstvallig in uw schuif had laten zitten, in plaats van de conclusies tegen te spreken van een rapport dat op dat moment nog niet openbaar was. Had u de intentie om dat te blijven verzwijgen? Minister-president, u had er een belangrijk deel van uw regeerakkoord van gemaakt. Dan komt er een evaluatierapport en u laat dat zomaar passeren zonder erover te communiceren. Dat is de waarheid! Dat is de realiteit! (Applaus bij Open Vld, het Vlaams Belang en LDD)
U applaudisseert omdat u, ten eerste, niet erkent dat het op 18 februari 2014 in de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme aan bod is gekomen met een gedachtewisseling. Ten tweede is dit rapport een mededeling. Het is openbaar gemaakt. Het is heel spijtig dat u het dus op die manier bekijkt. Het is ten derde geen evaluatierapport. Ik kan u verzekeren dat de voorzitter van deze commissie dat uitdrukkelijk onderstreept.
Er is dus niets aan de hand. Ik was niet in de commissie, ik maak er ook geen deel van uit, maar bij mijn weten is dat rapport daar als dusdanig nooit besproken, minister-president. Het is misschien besproken door de regering, maar u hebt het zedig verwegen en in de kast laten liggen.
Ik heb hier de slides bij die zijn uitgedeeld in de commissie: de CEEO, visie, verschillende doelstellingen, slagkracht van de overheid.
En het rapport zelf?
Het rapport zelf is niet rondgedeeld, maar het is wel aangekondigd. Er is in de commissie gezegd dat het aan de Vlaamse Regering was overgemaakt. Het stond elk commissielid vrij dit op te vragen. (Opmerkingen)
Heeft er één iemand in de commissie via de voorzitter aan de regering gevraagd om inzage te krijgen? Het stond op de agenda van de Vlaamse Regering. In het kader van de openbaarheid van bestuur zijn al die stukken opvraagbaar. Het is aangekondigd. Ik heb de indruk, mijnheer Tommelein, dat u noch het verslag van de commissie hebt gelezen, noch het rapport zelf, maar wel alle krantenartikelen daarover.
Voorzitter, wij hebben in 2004 bij de start van Peeters-I een belangrijke beslissing moeten nemen: voeren wij BBB uit, zoals de vorige regering-Dewael-Somers het had opgemaakt? (Opmerkingen. Rumoer)
Wat toen was uitgetekend in BBB, heeft niet alleen de departementen en de agentschappen op hetzelfde niveau geplaatst, maar het heeft geleid tot de verkokering die we nu proberen op te lossen. Open Vld vond in 2004 heel nadrukkelijk dat BBB moest worden uitgevoerd. Wij hebben dat gedaan. Vandaar dat uw kritiek, nu, vanuit die invalshoek, een beetje hol klinkt. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Het is altijd hetzelfde. Als de minister-president geen gelijk haalt, gaat hij bijna terug naar de middeleeuwen. Dan gaat hij tien, vijftien, twintig jaar terug. Dan is het net alsof hij geen tien jaar minister-president van deze regio is geweest. Minister-president, wat hebt u dan die tien jaar gedaan? (Applaus bij Open Vld en LDD. Rumoer. Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
U zit er ook al tien jaar in, u moet zwijgen. (Rumoer)
Ik vind het onthutsend.
Voorzitter, als de heer Tommelein zo reageert, heeft men een aantal mensen uit de middeleeuwen opnieuw naar voren geschoven, die dan vrije tribunes schrijven om een aantal dingen te lanceren die zij toen, in de middeleeuwen, zwaar verdedigd hebben. Daar neem ik dan alleen maar akte van.
Voorzitter, ik kan alleen maar vaststellen dat men hier weer de zwartepiet naar elkaar aan het doorschuiven is. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Kalm, mijnheer Van den Heuvel.
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet, want de ene voert uit wat de andere heeft beslist. Hij was daartoe wel niet verplicht, maar hij heeft zich daar wel toe geëngageerd. Wij hebben dat decreet BBB niet goedgekeurd. (Opmerkingen)
Wij hebben dat onderbouwd niet goedgekeurd, u kunt er de Handelingen op nazien. Hou dus op met elkaar de zwartepiet toe te spelen, want jullie zitten allemaal in dezelfde boot. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Voorzitter, ik zal concluderen.
Minister Bourgeois, meer en meer agentschappen, geld voor een overbodig derde net of voor een duur energiebedrijf waarvan nog altijd geen kat weet wat daarmee gedaan moest worden of wat daarmee gedaan is, en tegelijkertijd ook steeds meer inefficiëntie. Elke kritiek daarop is te veel. Men spreekt over tankers die men moet omdraaien. Als het over een ander bestuursniveau gaat, kan het voor sommigen niet rap genoeg gaan. Maar als het hier over het Vlaamse niveau gaat, moet er een enorm zware tanker omgedraaid worden. Als het in de gemeenten is, of op het federale niveau, of in Europa, dan kan het allemaal in een handomdraai, dan kan dat allemaal met vijf minuten politieke moed. Maar hier duurt dat zeer lang. Ik doe alleen maar die vaststelling. (Applaus van mevrouw Irina De Knop)
Er is steeds meer inefficiëntie. Elke kritiek daarop wordt verdoezeld. Minister Bourgeois, dit lijkt verdacht veel op het zogenaamde PS-model waarop u zo zit te schieten. (Applaus bij de oppositie)
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben een beetje verwonderd over de tonaliteit die het debat hierover van bij het begin heeft gekregen. Die tonaliteit gaat vandaag nog door. Ik ben zeer verwonderd over de negatieve toonzetting met betrekking tot dit rapport. Dit is helemaal geen evaluatierapport, ik kom er straks op terug. Ik ben nog meer verwonderd over de aantijgingen dat het de bedoeling van deze regering was om dit rapport angstvallig geheim te houden. De minister-president wees er al op: dit rapport is aan de ministerraad meegedeeld, het was aangekondigd in de commissie Bestuurszaken, elk parlementslid kon dit rapport ook opvragen.
Het rapport staat pas nu op de website www.bestuurszaken.be/ceeo omdat de publicatie tot de bevoegdheden van de voorzitter van de commissie behoort. Hij heeft verklaard hiervoor de verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Dit rapport is net voor het reces op de agenda van de Vlaamse Regering geplaatst. Ik ben in het buitenland geweest. Ik heb de ontstane consternatie en de verkeerde toonzetting gezien. Ik heb het rapport onmiddellijk op de website geplaatst. Ook alle vorige rapporten zijn in alle openheid op de website geplaatst. Dit rapport kan daar nu worden gelezen.
Volgens sommigen heeft de Vlaamse Regering een einde aan de werkzaamheden van de commissie willen stellen. Dat is volkomen fout. Dit maakt deel uit van het oprichtingsbesluit van de commissie. De commissie had een opdracht voor deze legislatuur. Ook in de vorige legislatuur is een dergelijke opdracht toegekend. Het staat de volgende Vlaamse Regering vrij opnieuw een dergelijke commissie op te richten.
Sommige mensen zijn misschien achterdochtig en schrijven de Vlaamse Regering misschien allerlei bedoelingen toe. Volgens het rapport zelf gaat het echter om een eindrapport. Dit etiket is er niet door de minister-president of door mezelf op gekleefd. De commissie heeft zelf verklaard dat het gaat om een eindrapport met, net zoals in 2004 is gebeurd, insteken voor het beleid dat volgens de commissie moet worden gevoerd.
Ik heb een mail van de voorzitter van de CEEO ontvangen. Over de beëindiging van de commissie stelt hij letterlijk het volgende: “Dit is een logisch gevolg van het afleveren van ons eindrapport. Als voorzitter heb ik geen enkel probleem dat er ordentelijk met commissies wordt omgegaan en de Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid conform het oprichtingsbesluit een einde neemt.”
Het betreft een opdracht voor deze regeerperiode. Ook in de vorige regeerperiode is een dergelijke opdracht gegeven. Uiteraard kan ook tijdens de volgende regeerperiode een dergelijke beslissing worden genomen.
Niemand moet insinueren dat dit rapport absoluut onder de mat moest worden geveegd. De Vlaamse Regering heeft het rapport besproken. Het staat op de website. De voorzitter heeft verklaard de verantwoordelijkheid voor de publicatie te dragen. Enkel hij kan hiertoe de opdracht geven. Het is zijn rapport. Het is geen rapport van de Vlaamse Regering. Zijn secretaris beheert de website.
Wat het rapport zelf betreft, heb ik gisteren een aantal krantenartikelen gelezen met de toch wel zeer uitdagende kop dat de Vlaamse ambtenaren gedemotiveerd geraken. Ik vind dit een typisch voorbeeld van wat ‘flat earth news’ wordt genoemd. Dit begrip is door de bekende journalist Nick Davies van The Guardian ontwikkeld. Er werd gezegd dat de aarde plat was en iedereen heeft dat voortverteld, tot iemand dat heeft gecontroleerd. Dat gebeurt met veel nieuws. Iemand maakt het nieuws en de anderen, met inbegrip van Voka en enkele Vlaamse volksvertegenwoordigers die het rapport blijkbaar nog niet hebben gelezen, gaan verder op dat elan.
Volgens hen is dit rapport negatief voor de Vlaamse Regering. De uitspraak dat de Vlaamse ambtenaren gedemotiveerd geraken, staat echter niet in het rapport. Ik kom hier straks nog op terug. Dit is de toonzetting die ik bij verschillende sprekers heb gemerkt. Ik citeer: “De commissie spaart de kritiek niet op de ploeg van minister-president Kris Peeters.”
Ik heb ook gelezen dat het rapport “ook de afgelopen vijf jaar onder de loep neemt”. Het gaat, voor alle duidelijkheid, niet om een evaluatierapport. Dit rapport blikt vooruit, net zoals het rapport uit 2004 dat heeft gedaan.
Wat de demotivering betreft, heeft de voorzitter van de CEEO me geschreven dat de wijze waarop het rapport in de media is gekomen hem verwondert. Hij heeft op deze toonzetting gereageerd. Hij heeft hierover uitdrukkelijk het volgende geschreven: “Het advies is geen evaluatie van het verleden, maar een advies naar de toekomst. De adviezen naar de toekomst moeten niet gelezen worden als negatieve kritiek op het verleden, maar als een to do voor de volgende regering. Dit staat ook duidelijk in de inleiding. Het advies is gericht naar de Vlaamse Regering, maar heeft betrekking op alle besturen in Vlaanderen, ook de lokale.” Ik citeer verder: “Het is onjuist dat in het rapport staat dat ambtenaren gedemotiveerd zijn. Het advies zegt wel dat ambtenaren moeten worden betrokken bij veranderingen om ze verder gemotiveerd te houden.”
Vervolgens somt de voorzitter een aantal punten op die heel positief zijn voor de werking van de Vlaamse overheid. Hij refereert onder andere aan de Interne Audit van de Vlaamse Administratie (IAVA). Uit de rapportering van IAVA blijkt duidelijk dat de capaciteit van de dienstverlening gestegen is. Het advies zegt om in te zetten op bepaalde zwakke plekken die er uiteraard nog zijn, dat is zo in elke grote organisatie.
Ik citeer een aantal andere zaken. De commissie bevestigt dat er duidelijk en significant wetgevend werk is verricht en initiatieven zijn genomen, maar dat het wettelijk kader niet voldoende blijkt te zijn omdat die cultuur er onvoldoende is bij de administraties.
Ik besluit met de mail van de voorzitter: de tekst van het advies is geschreven als een positieve agenda voor de toekomst. Dit blijkt ook duidelijk uit de samenvatting van het advies op het einde, een samenvatting die ik niet zal voorlezen maar die u allemaal kent. Ik had gehoopt dat u het rapport in extenso zou lezen en dat u de tonaliteit en de bedoeling ervan ook onder ogen zou hebben genomen.
Collega’s, het is al gezegd, onder andere door collega Meremans: het rapport zegt niet dat onze ambtenaren gedemotiveerd zijn. Uit onze personeelspeilingen blijkt dat er een heel grote tevredenheid is bij de medewerkers van de Vlaamse overheid: 84 procent bij alle medewerkers en 94 procent bij het management. We hebben de Randstad Award gekregen. Na een enquête bij 14.000 werknemers werd de Vlaamse overheid als meest aantrekkelijke overheid aangeduid. We hebben de Zilveren Award Employer of the Year van Acerta en Vlerick gekregen op basis van onze 360 gradenscan van het eigen HR-beleid en het imago dat onze organisatie naar buiten heeft.
Ik betreur dus dat aan de hand van dit rapport een beeld wordt geschapen van de Vlaamse overheid dat onjuist is. Ik heb nooit gezegd dat onze Vlaamse overheid perfect is. Perfectie is niet van deze wereld. Dat zullen we niet bereiken. Alle grote organisaties kampen met bepaalde moeilijkheden. Dat is in het bedrijfsleven evenzeer het geval. Dat zal altijd zo zijn. Wel beweer ik dat wij grote vooruitgang geboekt hebben.
Het is juist dat het rapport zegt dat de doelstellingen die vorige keer zijn geformuleerd, actueel zijn. Dat is evident. Het zijn langetermijndoelstellingen, men werkt naar 2020. Degenen die op het spreekgestoelte zijn gekomen en gezegd hebben dat er niets is gerealiseerd en dat de doelstellingen niet bereikt zijn, spreken niet de waarheid. Mijnheer Tommelein, u hebt een genuanceerd oordeel geveld. Er zijn er die anders gesproken hebben.
Collega’s, ik wil erop wijzen in verband met de doelstellingen van de vorige keer, dat we een vermindering van het aantal ambtenaren hebben met 7 procent. Dat is niet met de kaasschaaf gebeurd, collega’s. We hebben van meet af aan gezegd dat we de mensen in de openbare psychiatrische ziekenhuizen van Rekem en Geel buiten beschouwing lieten omdat dit omkadering is van zieke mensen, en dat we de instellingen van het agentschap Jongerenwelzijn buiten de scope hielden omdat die er zijn om de jongeren te omkaderen, dag en nacht, weekdag en zondag, en omdat je daar een kader voor nodig hebt dat beantwoordt aan alle normen ter zake. De chauffeurs van De Lijn zijn buiten beschouwing gebleven. De Lijn moet efficiëntieoefeningen doen, maar je kunt een bus niet laten rijden zonder chauffeur. De regioverpleegkundigen van Kind en Gezin zijn buiten beschouwing gebleven. Wie dus zegt dat de kaasschaaf is gehanteerd over alle domeinen heen, spreekt tegen de waarheid in.
Collega’s, we hebben nu al 10 entiteiten afgeschaft. We hebben het aantal managementondersteunende diensten teruggebracht van 34 naar 12. We hebben recurrent bespaard op de werkingskosten in deze bestuursperiode. Het budget voor 2014 is 425 miljoen euro recurrent. Bepaalde burgemeesters, zoals die van Mechelen, om hem niet te noemen, weten blijkbaar niet dat onze ambtenaren in de buitendiensten geïntegreerde adviezen geven. We hebben een einde gemaakt aan de adviezen die niet samen verleend werden door Ruimtelijke Ordening, door Landbouw, door Leefmilieu, door Mobiliteit enzovoort. Dit wordt allemaal gecoördineerd.
We hebben het bindend advies van de ambtenaren afgeschaft, behalve natuurlijk voor die steden en gemeenten die ervoor kiezen om niet ontvoogd te zijn en nog afhankelijk zijn van de gewestelijke ambtenaar, zoals de stad Mechelen die er niet voor kiest om autonomie te krijgen op het vlak van Ruimtelijke Ordening. Daar kunnen wij niets aan doen. Je kunt een paard naar het water leiden, maar het paard moet willen drinken. Steden en gemeenten die ervoor kiezen om ontvoogd te zijn in ruimtelijke ordening, hebben geen bindende adviezen meer. Geen enkele ambtenaar in Vlaanderen geeft nog bindende adviezen, behalve in ruimtelijke ordening.
We hebben het beroep tegen beslissingen door de gedecentraliseerde diensten afgeschaft. Het is alleen nog de leidend ambtenaar die beroep mag aantekenen tegen beslissingen van gemeenten en deputaties. Aan collega’s die geen deel uitmaken van onze commissie, kan ik zeggen dat dit ertoe heeft geleid dat er nog maar 10 procent beroepen zijn van het vroegere aantal, omdat de leidend ambtenaren die beroepen centraliseren volgens een uniforme politiek in heel Vlaanderen, en omdat de ambtenaar decentraal, wiens advies misschien niet volledig is gevolgd, niet meer het recht heeft om beroep aan te tekenen.
We voeren de omgevingsvergunning in. De parlementaire debatten daarover lopen volop. In het jaar 2015 wordt die omgevingsvergunning – een vraag, een smeekbede, een eis sinds de jaren 80 – door deze regering ingevoerd.
Er is het decreet over de complexe projecten dat zal worden ingevoerd. Het leidt ertoe dat er nog drie stappen zijn in plaats van elf. Straks kom ik uitgebreid terug op de interne staatshervorming, maar het is de eerste regering die in plaats van een theoretisch debat te voeren over de taakstelling, ook beslissingen heeft genomen, sporen heeft getrokken die niet meer terug te schroeven zijn.
We hebben de gouverneur een coördinerende rol gegeven. U kent de jaarverslagen van de gouverneur. Dat werkt zeer efficiënt en effectief op het terrein bij investeringen die niet vooruitgaan, hetzij van steden en gemeenten, hetzij van privéondernemers. Dan treedt de gouverneur op als coördinator.
We hebben een modern HR-beleid ontwikkeld, veel te veel om hier in detail bij stil te staan. Het is gelauwerd door externen, geroemd als een voorbeeld. Alles wat we kunnen wegwerken aan verschillen tussen contractuelen en statutairen – we hebben niet de volheid van bevoegdheid –, hebben we ook uitgevoerd. De beleidsvoorbereidende rol van de ambtenaren zetten we meer in de verf.
We hebben met deze overheid een zeer sterk integriteitsbeleid gevoerd. We hebben de klokkenluidersregeling verbeterd. We zijn internationaal geroemd als het op één na beste model inzake klokkenluidersregeling. We hebben een decreet Deugdelijk Bestuur ingevoerd, met daarin de minister-presidentnorm voor al onze leidend ambtenaren, net zoals we op lokaal vlak de secretarisnorm hebben ingevoerd. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.
Voor degenen die beweren dat we niet transparant zijn: wel, u moet eens kijken naar het aantal schriftelijke vragen dat nu al wordt beantwoord met pure verwijzing naar de website: “Geachte collega, deze informatie staat op de website en die kunt u daar aantreffen.”
Ik durf te zeggen dat we zorgen dat we het enige bestuursniveau zijn in België voor een ongeziene en actuele bedrijfsinformatie over de Vlaamse overheid. Die is beschikbaar op één kanaal: www.bestuurszaken.be. Bedrijfsinformatie is thematisch, per entiteit raadpleegbaar. Die cijfergegevens staan bovendien niet op zich, ze zijn per thema ook nog eens ingebed in een beleidsanalyse, en waar mogelijk zijn er benchmarkgegevens aan toegevoegd. Het gaat over personeel – ik bespaar u de details van de informatie die u kunt krijgen over het Vlaamse personeel. Er zijn meer dan tien items onderverdeeld, waar u accurate en actuele informatie vindt over ons personeel. Het gaat over de overheidsopdrachten, over de wetmatiging, over de voorgenomen decreetgeving die is gevraagd door het middenveld, maar waar ik bitter weinig respons op zie verschijnen.
Iedereen heeft gevraagd dat we een reguleringsagenda zouden publiceren. Ga eens na wie daarop reageert, wie daar proactief op inspeelt. Het is een schitterend instrument, alleen wordt het weinig gehanteerd.
Voor de overheidsopdrachten staan we op dit moment bij de top in Europa. Voor de periode januari-oktober 2013 hebben we al 98 procent van onze offertes elektronisch ontvangen. We hebben de 100 procent al bijna bereikt. Meer dan 70 procent van die offertes komt van bij de kmo’s. Doordat we digitaal werken, krijgen we gemiddeld 5,66 offertes per opdracht, waar dat vroeger beduidend minder was, ook bij de federale overheid.
Wij zijn inzake ICT bij de koplopers. We zijn met de centrale ICT-dienstverlening internationaal erkend als best practice. Er is een verhoogde efficiëntie en effectiviteit met die ICT. Er is een zeer sterke beveiliging tegen cybercriminaliteit. We hebben de beste e-government-toepassingen en we hebben toepassingen voor eGov, niet alleen deze die de commissie opsomt, maar ook inzake studietoelagen, koppelingen onderwijs, Rijksdienst voor Kinderbijslag, maximale gegevensdeling tussen administraties (MAGDA) enzovoort.
In het debat hebben we al een en ander kunnen zeggen over Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). Het is juist dat BBB een beslissing is van paars-groen van 2003. Het is juist dat de regering-Leterme in 2004, na discussie, beslist heeft om door te gaan met BBB. Er is ontzettend veel voorbereidend werk aan voorafgegaan. Zoals ik al zei, was het een eis van een van de partijen om dat werk ook niet stop te zetten.
Mijnheer Bouckaert, als u naar de website van de Nationale Bank gaat, komt u bij ongeveer 190 entiteiten, evenzeer bij de federale overheid. U moet weten dat de Nationale Bank veel meer rekent dan de klassieke entiteiten. Elk vzw’tje wordt opgeteld en zo spreken we in Vlaanderen over meer dan 80 entiteiten, als we het hebben over administraties en agentschappen. Laat ons de discussie dus zuiver voeren: het gaat over meer dan 80 entiteiten. Ik heb van meet af aan gezegd – de heer Kennes zat op hetzelfde spoor, anderen evenzeer – dat het grote nadeel van BBB op het terrein een complete verkokering bleek te zijn, met agentschappen en entiteiten naast elkaar, met een veel te artificiële opsplitsing tussen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Ik heb daarstraks de voorbeelden gegeven waarvan ik het perfect normaal vind dat de uitvoering gesplitst is zoals de VDAB en De Lijn, maar in beleidsdomeinen zoals Erfgoed en Ruimtelijke Ordening, Toerisme enzovoort, stel ik me vragen over die meerwaarde. Ik ben ook diegene die daarin zeer genuanceerd te werk gaat. Ik heb gezegd dat BBB op zich niet compleet verkeerd is. BBB heeft een aantal principes ingevoerd die goed zijn: autonomie van de leidend ambtenaar, responsabilisering van de leidend ambtenaren, duidelijke afspraken met de leidend ambtenaren, primaat van de politiek uitgevoerd door de ambtenaren. Ik kan begrijpen dat bepaalde ambtenaren zeggen dat ze wat gefrustreerd zijn omdat hun visie niet gevolgd is, maar in een democratie is het nu eenmaal zo dat de politici beslissen en dat de regering en de ministers hier ter verantwoording kunnen worden geroepen en niet de ambtenaren, wat niet betekent dat we de insteek en de inspraak van die ambtenaren niet waarderen en niet naar waarde zouden schatten of niet zouden laten spelen.
Ik heb bij het begin van deze regeerperiode ook gezegd – het staat trouwens niet in het regeerakkoord – dat we BBB niet volledig zouden omkeren. Die operatie was net gebeurd, was opgestart in 2006. De structuren hadden net vorm gekregen. Alle mensen zaten op hun stoel. Er was onzekerheid mee gemoeid en het slechtste wat je kunt doen in een organisatie van 44.000 mensen, is tabula rasa maken en opnieuw naar vroegere toestanden gaan. Dat hebben we niet gezegd. We hebben wel gezegd dat we op een verstandige manier nu al alle onderliggende mechanismen met betrekking tot de verkokering zouden aanpakken. Ik heb daarstraks een onvolledige opsomming gegeven. We hebben ervoor gezorgd dat de managementondersteunende diensten, die ook verkokerd waren, samenkwamen. We zijn van 34 gedaald naar minder dan 10. We gaan naar één personeelsbeheersysteem. We zullen Oracle Financials (OraFin) uitbreiden, evenals de gemeenschappelijke dienst voor preventie. We maken ICT-toepassingen en contracten die gelden voor alle entiteiten.
In het laatste jaar van deze regering hebben we beslist dat er al tien entiteiten verdwijnen. Mijn persoonlijk standpunt is dat dit niet het eindpunt is en dat een volgende regering daarin verstandige stappen moet zetten. Wat mij betreft, kunnen zelfs bepaalde beleidsdomeinen worden samengevoegd, zeker wat een aantal entiteiten betreft. Het is een stap die een volgende regering kan zetten en die zal leiden tot meer efficiëntie en tot een beter beleid.
Ik kom tot de interne staatshervorming. Ik weet dat de oppositie daar laatdunkend over doet. Ik blijf zeggen dat dit de eerste regering is die effectief een interne staatshervorming heeft gerealiseerd. Ik heb er altijd aan toegevoegd dat dit niet het eindpunt is, dat dit een spoor is dat we trekken, met klemtonen die in de volgende jaren verder zullen worden gevolgd. Dit is een concept voor de volgende decennia. Diegenen onder u die vertrouwd zijn met interne staatshervormingen, met bestuurlijke herindelingen, weten dat in die landen waar dit gebeurt, dit een werk is van meerdere regeerperiodes. Kijk naar Denemarken, kijk naar Nederland, kijk naar andere landen: dit is niet iets dat je in één keer top-down gaat opleggen.
We hebben echter een klemtoon gelegd. Er zijn twee bestuursniveaus in Vlaanderen waarop we de klemtoon leggen: de gemeenten en de Vlaamse overheid. Ik denk dat we het er ook allemaal ongeveer over eens zijn dat we natuurlijk nog meer bevoegdheden, meer middelen, meer autonomie moeten verstrekken aan die lokale entiteiten. Eerst moest daar echter een ander grondig voorbereidend werk voor worden gedaan. De heer van Rouveroij, die er nu niet bij is, heeft dat ook gezegd in zijn blauwboek. Hij stelde dat men op dit ogenblik zelfs geen verdere stappen kan zetten. Eerst moest immers heel die regioscreening gebeuren. Eerst moest heel dat tussenniveau in kaart worden gebracht. Er moet aan die steden en gemeenten worden gevraagd hoe zij die samenwerkingsverbanden tussen de gemeenten zien. Dat werk is nu bezig, met de gouverneurs.
Elke gemeente in Vlaanderen maakt deel uit van meer dan zestig samenwerkingsverbanden. Die kenden wij niet. Daar had niemand een zicht op. Die hebben we nu in kaart gebracht. We hebben aan de provincies een gesloten taakstelling bezorgd. U kent de afspraken die er op dat vlak zijn gemaakt. Nu kan een volgende regering doorgaan op dat spoor, en kan men inderdaad die veelheid aan structuren gaan reduceren. Er zijn er veel te veel voor die 6,5 miljoen Vlamingen. Er zullen politieke keuzes moeten worden gemaakt ter zake. Die van mijn partij vindt u in ons programma. Die van andere partijen zijn hier gezegd. Ik sta hier echter als minister. Ik ben graag bereid dat debat te voeren als politicus, maar op dit moment spreek ik hier als minister.
Wat men ook moge beweren, we hebben ook de planlast voor de gemeenten sterk verminderd. We hebben meer dan tien sectorale plannen en rapporten afgeschaft die elke gemeente elk jaar moest bezorgen aan Brussel, aan de sectorale ambtenaren van de Vlaamse overheid. We hebben de gemeenten gevraagd één meerjarenplanning te maken, met veel meer vrijheidsgraden, met niet eens een betutteling door ons als overheid met betrekking tot de vraag hoe ze tot het realiseren van dat beleid komen. Neen, we laten het over aan de gemeenten om dat te doen. We hebben de gemeenten via het Gemeentefonds en het Stedenfonds een stijgingspercentage van 3,5 procent gegeven. Wie het rapport heeft gelezen, weet dat de commissie heel veel aandacht schenkt aan benchmarking, aan het vergelijken van gegevens. Dat is belangrijk. Wel, ga naar de website van elke van uw steden en gemeenten: uw gemeentelijk profiel, dat wij ter beschikking stellen, is van onschatbare waarde, niet alleen om uw beleid te voeren, maar ook om u te benchmarken ten opzichte van andere vergelijkbare steden en gemeenten, tot en met op het vlak van integratie en inburgering, waarover we een monitor hebben geplaatst.
Geachte leden, ik ben bezig met een proefproject bij een middelgrote pilootgemeente in Vlaanderen. Ik wil eens bekijken wat nu de gegevensstroom is die uit die gemeenten naar Vlaanderen moet gaan. Is dat een last die disproportioneel groot is, en hoe groot is die last? Dat onderzoek loopt nog, maar nu al leren de voorlopige resultaten ons dat minder dan 10 procent van de uitgaande briefwisseling van een middelgrote stad in Vlaanderen naar de Vlaamse overheid komt. Die 10 procent gaan we enorm vergemakkelijken. U weet dat ik klaar ben met mijn elektronisch loket. Ik meen dat een groot deel van al die stukken en documenten betrekking heeft op Binnenlands Bestuur. Dat was niet gedigitaliseerd. Daar hebben we nu een elektronisch loket voor. Met betrekking tot BBC kon men nu al alles elektronisch aan Vlaanderen bezorgen. Alle steden en gemeenten zullen heel die papierwinkel mogen afschaffen. Straks komt er ook de digitale bouwvergunning. In een aantal steden en gemeenten loopt dat nu al. Volgens mij zijn dat twee belangrijke onderdelen van die briefwisselingstroom naar Vlaanderen, maar in die middelgrote stad komen we tot nu toe aan minder dan 10 procent.
Collega’s, een ander belangrijk punt is de samenwerking tussen gemeenten en OCMW’s. 74 procent van de gemeenten, zo blijkt uit de enquête van de VVSG, opteert voor samenvoeging of herstructurering van gemeente en OCMW. Er zijn op dit ogenblik in Vlaanderen 85 gemeenten met nog 1 gemeentelijke ontvanger en 25 gemeenten met nog 1 gemeentelijke secretaris.
Voorzitter, collega’s, ik kan zo doorgaan en nog heel wat punten aanhalen die aantonen dat er in deze regeerperiode enorm veel vooruitgang geboekt is inzake efficiëntie en transparantie. En ik heb het dan nog niet over open data enzovoort gehad.
We hebben in moeilijke budgettaire tijden met een krimpend apparaat – 7 procent minder ambtenaren – en krimpende middelen – 425 miljoen euro recurrente besparingen – een performantere overheid neergezet. Heb ik ooit gezegd dat dit het beste resultaat is dat je kunt halen? Neen. Dit is een werk dat je moet voortzetten, over verschillende bestuursperiodes heen.
Kijk naar de maturiteitscijfers van onze entiteiten. Wij publiceren die. Wij onderzoeken de maturiteit van onze entiteiten en stellen streefcijfers. Er zijn er die ‘performeren’, er zijn er die nog niet ‘performeren’. Dat is inherent aan een grote organisatie. Maar dat werk moet je blijven voortzetten.
Collega’s, ik geloof ook in een sterke overheid. Je hebt een sterke overheid nodig voor de dienstverlening. Sterke overheid staat niet voor grote overheid. Een sterke overheid moet efficiënt zijn. Je moet je kerntaken omschrijven, en vervolgens moet je dat zo efficiënt mogelijk doen. Je moet zorgen dat je goede ambtenaren hebt, om dat apparaat sterk te maken, om de regels die uitgeschreven zijn, ook te kunnen laten naleven, om goede dienstverlening te verstrekken aan je klanten, de bedrijven, de gemeenten, de verenigingen, de burgers.
Op dat vlak denk ik dat wij een gemotiveerd korps hebben. Ik kom heel veel mensen tegen binnen de Vlaamse administratie die gemotiveerd zijn en ook meer en meer – want ik stimuleer hen daar ook toe – trots zijn op het feit dat ze ‘civil servant’ zijn, dat ze voor de Vlaamse overheid werken, dat ze meewerken aan het publieke belang, aan het algemeen belang dat ze mee kunnen dienen door voor de overheid te werken.
Ik weet dat ‘overheid’ in het verleden een negatieve klank gehad heeft in de media. Dat wordt gelukkig stilaan bijgesteld, maar wij tonen nog veel te weinig waar we goed in zijn. Dat staat trouwens ook in dat rapport, en dat heb ik ook bij elke ontmoeting met die commissie gezegd. Wij leveren vaak sterke prestaties met bepaalde entiteiten. Wij hebben ambtenaren die schitterend werk verrichten. Ieder onder u kent er uit zijn eigen ervaringen. Alleen tonen wij het niet.
We hebben ook een beetje het nadeel dat er in heel dit land blijkbaar maar één ambtenaar in de media komt – Van Massenhove, om hem niet te noemen. Wij hebben geen Vlaamse Van Massenhove. Wij zouden ook wel eens iemand mogen hebben die die rol kan spelen en die uitleg kan geven bij alle hervormingen die wij doorvoeren, hervormingen die soms al jaren lopen bij ons in de Vlaamse overheid, waar andere overheden nog mee moeten beginnen.
Ik concludeer, voorzitter, collega’s. Ik hoop dat ik duidelijk gemaakt heb, aan de hand van dit rapport en van de e-mail van de voorzitter van de commissie, dat dit rapport niet een evaluatie is, maar een vooruitblikken op de toekomst. Dit rapport is uiteraard geen moment van absolute glorie, alsof alles perfect zou zijn. Niemand heeft dat ooit gezegd. Dit rapport wijst wel de weg die verder gevolgd moet worden, en ik onderschrijf die weg ook. (Applaus bij de meerderheid)
Natuurlijk, minister, mogen onze Vlaamse ambtenaren ook goede punten hebben. Het zou onterecht zijn om dat niet te doen, laat ons dat ook maar zeggen. Anderzijds ben ik een beetje gefrustreerd. Ik zou graag eens net zoveel tijd hebben als u om voorbeelden te kunnen geven van dingen die niet zo goed lopen. Dat is natuurlijk het voordeel van minister te zijn. U hebt veel meer tijd om te etaleren wat u mag zeggen. Maar er zijn ook een aantal positieve dingen gebeurd. Als u dat van mij wilt horen, zeg ik ja.
Wat beter bestuurlijk beleid betreft: het is inderdaad in 2004 beslist en in 2006 echt gestart. U kon in twee jaar de tanker van richting doen veranderen, denk ik. U had die keuze wel kunnen maken, maar u hebt het niet gedaan.
Er is één punt zeer weinig aangeraakt in de discussie vandaag, ook niet door u. Dit rapport pleit namelijk ook voor sterke decentralisatie, en dus voor het versterken van de lokale besturen en de bestuurscapaciteit van die lokale besturen. Ik hoop dat u dat ook deelt. Principieel zou dat zeker moeten.
Ik wil u toch even betrappen op een realiteit die wat anders is. U hebt net gezegd dat u een EVA Inburgering en Integratie hebt opgericht en daarmee tientallen vzw’s hebt geliquideerd. Wel, dat is een sterk voorbeeld van centralisatie. U hebt tien vzw’s uit het middenveld opgezogen om een Vlaamse overheidsinstelling te creëren. Dat is centralisatie en ontkenning van het middenveld en dus ontkenning van de subsidiariteit. Als ik dat hardop mag zeggen.
Minister, ik wil u feliciteren met de analyses inzake de intermediaire structuren en de interne staatshervorming die gemaakt werden bij het begin van de legislatuur. Er is echter geen 5 procent gerealiseerd van de voorgestelde oplossingen. U gaat dezelfde weg op als veel van uw voorgangers. U hebt misschien 5 procent gerealiseerd en voorgangers van u nog veel minder.
Het is de vierde of vijfde keer dat ik meemaak dat de minister van Binnenlands Bestuur Vlaanderen bestuurlijk wil hervormen en nooit ofte nooit komen we tot effectieve resultaten op het terrein. We blijven hangen bij wat randvoorwaarden en kleine reparaties. Aan de intermediaire structuren, zoals de intercommunales en de vzw’s, die vaak ondemocratisch werken, wordt weinig of niets gedaan. Dat is onder uw bewind niet anders geweest.
Het prestatiegericht begroten en besturen, daar is Vlaanderen niet sterk in, zo merkt dit rapport terecht op. We hadden een begin van begroting gemaakt in die zin, maar dat was zo flou en onduidelijk dat het ons niet helpt. Dat is ook een boodschap aan de minister-president: transparant begroten wordt heel moeilijk in de komende jaren.
Ik sluit af met mijn begin. Ja, we hebben heel fijne ambtenaren en een sterk ambtenarenkorps in Vlaanderen. Laat ons daar veel waardering voor hebben. Ik wil die waardering nog eens uitspreken.
Minister, u spreekt van ‘flat earth news’. U vergelijkt degenen die kritiek ontwikkelen op de Vlaamse Regering op basis van dit rapport met de middeleeuwers. Dat is blijkbaar het tijdperk van deze namiddag. Ze geloofden in de platheid van de aarde. Ik vind dat nogal beledigend voor de parlementsleden die hier gesproken hebben.
We hebben het rapport heel aandachtig gelezen. Bijna alle oppositieleden hebben gezegd dat het rapport ook positieve kritiek geeft op de Vlaamse Regering. Bijna allemaal hebben ze gezegd dat het een genuanceerd rapport is. Ons beschuldigen van ‘flat earth news’ vind ik wat kort door de bocht. Ik vind dat u niet op deze manier kunt omgaan met de oppositie.
U bent niet ingegaan op de RIA en de wetgevingskwaliteit, die ook in het rapport worden besproken. Dat was volgens mij nochtans een van de grootste zwakheden van deze Vlaamse Regering. U hebt de zaak laten verwateren. De controle op de wetgevingskwaliteit is verzwakt onder deze regering, in tegenstelling tot Europa, waar die wordt versterkt. Dat leidt – en in de toekomst nog meer – tot beschamende en beledigende vernietigingen door het Grondwettelijk Hof.
De minister-president heeft al gezegd dat dit niet zo erg is. Het Grondwettelijk Hof heeft een mening en de Vlaamse Regering heeft een mening. Die bestaan gewoon naast elkaar. Dat is geen probleem. Het verschil is wel dat het Grondwettelijk Hof een juridische instelling is die kan vernietigen, waardoor we hier in het Vlaams Parlement ons huiswerk moeten herbeginnen. Daar bent u echt niet op ingegaan. Dat vind ik echt een zwak punt van deze Vlaamse Regering.
In mijn functie van hoogleraar heb ik nog meegewerkt aan het BBB onder minister-president Patrick Dewael. U moet zich goed realiseren hoe de toestand daarvóór was. Voordien was er één Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, één ministerie dus. Dat was het resultaat van het denkwerk van Luc Van den Bossche en Wivina Demeester. Dat was in de beginperiode van de Vlaamse autonomie misschien een goed idee. Maar dat Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap was een moloch geworden, een politieke macht op zichzelf. De politiek werd daarbij bijna herleid tot een randverschijnsel. Met het centraal stellen van het primaat van de politiek en de ontwikkeling van BBB werden de puntjes op de democratische i’s gezet. BBB moet men niet afbreken, het was in wezen een heel goed idee.
Wat blijkbaar wel een feit is, is de verkokering. Ik weet niet of de verkokering het directe resultaat is van BBB. De verkokering lijkt me dikwijls het gevolg te zijn van politieke benoemingen. Ik moet u er maar op wijzen dat de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL) en de administratie Ruimtelijke Ordening gedurende jaren de eenmaking van de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning hebben tegengehouden. Dat was niet wegens bestuurlijke argumenten, maar puur wegens politieke tegenstellingen. De ene administratie werd bestuurd door een rode, de andere door een blauwe. Daardoor werd dat gedurende jaren tegengehouden. Het is pas nu dat er eindelijk een inhaaloperatie wordt gedaan en dat we een beetje op het niveau van de efficiëntie van Wallonië beginnen te komen.
De politieke benoemingen zijn nog altijd niet gestopt. Ik wil maar verwijzen naar de poging tot politieke benoeming in Bloso. Een adept van N-VA werd in de running gebracht, maar ,jammer genoeg voor die persoon, werd dat gelekt en ging het feest niet door.
Minister, u somt een aantal realisaties op. Ze zijn goed, ik ga daarin mee, maar dat een ‘interne staatshervorming’ noemen… Begrippen zijn steeds heel rekbaar: ‘to define or to be defined, that’s the question’. Deze technische verbeteringen een staatshervorming noemen, dat is te kort door de bocht. Voor de grote brokken van de staatshervorming, namelijk de afschaffing van de provincies en de fusies van de gemeenten, is niets gebeurd. Het zijn nochtans essentiële dingen. U hebt die niet kunnen realiseren. Het resultaat oogt daarom maar mager.
Minister, u zei dat u een beetje verstoord was door de toon waarop het rapport in de media behandeld is. Dat kan zijn, maar dat kunt u ons moeilijk verwijten, dat moet u dan maar de journalisten verwijten.
U zegt dat het geen evaluatierapport is. Strikt genomen hebt u gelijk. Als de doelstelling onder meer is om een klankbord te zijn in verschillende domeinen en op verschillende vlakken, dan is men een klankbord of dan is men dat niet. Als men een klankbord is, is de doelstelling bereikt, zou men kunnen zeggen. Op die manier kunt u natuurlijk de doelstellingen blijven uitbreiden en blijven aanhouden.
Maar daarom heb ik toch ook het element interne staatshervorming eruit gepikt als zijnde een vorm van kritiek door de commissie. Dat kunt u toch niet ontkennen, evaluatie of niet? Het is een serieus punt van kritiek, want als de commissie nu zegt dat een essentiële taakverdeling cruciaal is voor elke bestuurslaag, dan betekent dat dat die er vandaag niet is. Dat beschouw ik als een vaststelling die ik omvorm tot een serieuze vorm van kritiek vanwege deze commissie.
Ik dacht dat het deze legislatuur voor een stuk zou gebeuren middels de interne staatshervorming. Ik dacht dat we voor een stuk af zouden zijn van die intermediaire versnippering, van die ‘verrommeling’ van het bestuurslandschap tussen het gemeentelijke en het Vlaamse niveau. Dat is niet waar. En dat is de grote ontgoocheling. Wie de debatten en de discussies daarover gedurende de voorbije vijf jaar heeft gevolgd in de commissie, weet waarover het gaat. Elementen werden naar voren geschoven en weer teruggetrokken. Het was een partijpolitiek steekspel, dat vooral binnen de meerderheid werd gevoerd om te zien hoever men vooral niet mocht gaan.
U wilt dit nu verdoezelen, minister, met de mededeling: “Kijk eens naar andere landen, daar gaat het ook over verschillende bestuursperiodes.” Daar wist men tenminste waar men naartoe wilde gaan! Wij weten nog altijd niet waar we naartoe willen. Iedereen is het er wel over eens dat de gemeenten belangrijk zijn en dat Vlaanderen belangrijk is, maar daar stopt de consensus ongeveer.
Maar wat we met dat bestuurlijke middenveld zullen doen, met die ‘verrommeling’, het intermediaire, waaronder de provincies, is helemaal niet duidelijk. Of beter: wat de provincies betreft, is het helaas wel duidelijk. Maar al de rest is helemaal niet duidelijk.
Minister, in de laatste vijf jaar is deze meerderheid daar niet in geslaagd, ze is er zelfs niet in geslaagd nog maar de richting aan te geven die we zouden moeten uitgaan, ook al zou het dan moeten worden uitgerold over verschillende bestuursperiodes. De elementen die in het rapport staan, zijn toch echt wel fundamenteel en kunnen effectief als een terechte en zeer zware en fundamentele kritiek worden aangegrepen.
Collega’s, ik stel vast dat de discussie in dit halfrond over die efficiënte en slagkrachtige overheid opnieuw gereduceerd blijft tot een cijferdiscussie, terwijl de nadruk volgens mij ook moet liggen op de output: de dienstverlening en de kwaliteit van de dienstverlening. We moeten daarin durven investeren. Alleen heb ik daar geen positief antwoord op gekregen.
Minister, het voordeel van dergelijke rapporten is dat ze aangeven dat er ruimte is voor verbetering. Ook dit rapport geeft aanbevelingen in de vorm van prioriteiten voor de volgende regeerperiode. Ik stel dan ook voor dat we die aanbevelingen ter harte nemen en de inspanningen leveren om van onze Vlaamse overheid een echte slagkrachtige overheid te maken, zodat het geen slag in het water is.
Minister, ik merk op dat u herhaaldelijk zegt dat dit geen evaluatie is van het verleden, maar dat het voornamelijk adviezen zijn voor de toekomst. Ik wil u daarin volgen. Maar ik heb vastgesteld dat de eerste spreker van de meerderheid er al meteen een lap op gaf. Ik herhaal dat ik het een genuanceerd rapport vind, want er staan ook goede dingen in. Maar de eerste spreker van de meerderheid, de heer Kennes, begon met te zeggen dat het in feite de schuld was van de vorige regeringen van het begin van deze eeuw en van de vorige eeuw. Daarmee begon het al.
Met andere woorden: als er een rapport wordt gemaakt, mag er geen evaluatie van het verleden worden gemaakt, maar men – de minister-president op kop – is er wel als de kippen bij om te verwijzen naar vorige regeringen. Dat mag dan wel. We mogen hier absoluut geen enkele evaluatie maken – want daar dient dit rapport niet toe –, maar men rekent wel af met vorige regeringen, waar CD&V en de N-VA toevallig niet in zaten. Ik vind dat in feite kleintjes, dat geef ik eerlijk toe.
Het blijft een feit dat Vlaanderen een te groot overheidsbeslag heeft. Dat zegt die nota heel duidelijk. Daarin moet verbetering komen. Het imago van de zichtbare dienstverlening in Vlaanderen is sedert 2007 gedaald. Ik denk dat de minister-president als sinds 2007 minister-president is. Er zijn geregeld tegenstrijdige adviezen binnen dezelfde beleidsdomeinen. Dat ondermijnt het efficiënte draagvlak. Die zaken staan allemaal in het rapport. De subsidiariteit moet nog meer worden toegepast. Vroeger heette dat ‘integraal federalisme’. Dat weet u vast nog, minister Bourgeois, uit uw en mijn jonge jaren. U weet vast ook nog dat ik daar een enorme voorstander van ben. Van die zesde staatshervorming moeten we een opportuniteit maken. We moeten daarvan gebruik maken om te zeggen waar we een aantal dingen grondig kunnen verbeteren en veranderen.
Het lijkt mij zeer vreemd dat het rapport tussen de mazen van het net is gevallen. Eén ding is voor mij alvast duidelijk: dit rapport toont aan dat de voorbije vijf jaar voor Vlaanderen geen kracht van de verandering waren. (Applaus bij Open Vld)
Aangezien het debat vanmorgen, vooraleer hier iemand een woord had gesproken, al werd gestart in de krant door de heer Somers, die het had over de verregaande versnippering, leek het mij correct om bij het begin even zijn rol in dat geheel van de versnippering nog eens in herinnering te brengen. Dat leek mij absoluut noodzakelijk.
Het rapport heeft een genuanceerd beeld gebracht van een korte evaluatie van wat er is gebeurd en vooral een blik geworpen op de toekomst. Dat is ook de conclusie van het debat van vandaag. Heel wat zaken die zijn gerealiseerd, zijn de revue gepasseerd. Over de grenzen van meerderheid en oppositie heen wordt gezegd dat er nog heel wat te doen is, en dat is wat we moeten onthouden. Dat was ook het opzet van de CEEO: kijken naar de toekomst en de krachtlijnen bepalen. Ik heb de indruk dat dit in dit parlement door alle fracties is gebeurd.
Ik wil het nog over een aantal punten hebben. Mijnheer De Loor, over de jaren heen heb ik in de commissie, in al mijn beleidsbrieven en beleidsnota’s en in alle debatten altijd gezegd wat u zegt, namelijk dat bij de overheid niet alleen de input moet worden gemeten maar ook de output. Sommige internationale benchmarks lijden aan een euvel omdat ze alleen kijken welke middelen erin worden gestopt maar niet kijken hoe men ‘performeert’, wat de dienstverlening is en welke kwaliteit daarbij wordt gehaald. Vlaanderen besteedt relatief veel geld aan onderwijs. Wij ‘performeren’, want wij zijn de tweede beste van Europa in de OESO-rankings (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) die daarover worden gemaakt. Men moet dus kijken naar beide. Dat ontslaat een overheid er echter niet van om datgene wat zij beslist te doen, zo goed en efficiënt mogelijk te doen. Zo organiseert Vlaanderen een kleuteronderwijs terwijl er landen zijn die dat niet doen.
De rest zijn democratische keuzes. Wat doet een overheid wel en niet? Dat kiest een meerderheid van dit parlement hier. Zodra men beslist iets te doen, moet men het efficiënt doen en met de grootst mogelijke effectiviteit. Op dat vlak zitten we op één lijn. Er is echter een belangrijk nuanceverschil. Ik vind niet dat een slagkrachtige overheid noodzakelijk gelijkstaat aan een grote overheid. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
Wat wij nu hebben doorgevoerd, een reductie van het personeel, heeft niets afgedaan aan onze slagkracht en dienstverlening.
Mijnheer Tommelein, ik ben blij dat u zegt dat het geen evaluatie is. Ik heb alleen bij het begin van mijn uiteenzetting willen zeggen dat ik de toonzetting daarover betreur. Dat heeft te maken met de kop van de krant: ‘Vlaamse ambtenaren gedemotiveerd’. Dat is geen verwijt aan u, maar dat staat niet in dit rapport. In het rapport staat een algemene beschouwing: dat een aantal maatregelen kunnen leiden tot een deels gemotiveerde administratie. Dat heeft niets te maken met de Vlaamse administratie. Ten overvloede heb ik u de mail gelezen van professor Geert Bouckaert, die zegt dat dit geen beoordeling is van de motiveringsgraad van onze Vlaamse ambtenaren. Ik wil dan ook waarschuwen voor dit soort van flat earth news, mijnheer Bouckaert.
Mijnheer Tommelein, u hebt het over te veel overheidsbeslag. Ik hoor alleen in dit parlement, ook door uw partij, zeggen dat er nog meer moet worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, in scholencapaciteit, in de wachtlijsten. Vlaanderen beslaat ook weinig. Wij heffen weinig belastingen, wij krijgen dotaties. Deze regering is blijven investeren en heeft het apparaat efficiënter gemaakt. Het is de eerste keer dat dit gebeurt. Structureel recurrent besparen wij 425 miljoen euro. Dat is, wat mij betreft, geen eindpunt. We kunnen op dat vlak nog doorgaan, maar dan moeten we er wel voor zorgen dat we niet met grote kerkhoven te maken hebben. In een volgende efficiëntieoefening zal er meer moeten worden genuanceerd: waar kan men ontvetten, waar heeft men mensen te kort? Ook dat is een debat dat moet worden gevoerd, het liefst in samenspraak met onze medewerkers.
Dat we verschillende adviezen krijgen, is van deze wereld. We hebben al onze buitendiensten ertoe gebracht dat ze een geïntegreerd advies geven. Dat betekent niet dat Landbouw automatisch hetzelfde advies geeft als Natuur. Daarbij kunnen zeven van de twaalf zus zeggen en vijf van de twaalf iets afwijkends, maar het is de politiek die beslist. Men moet ervoor zorgen dat men die adviezen snel en geïntegreerd krijgt en binnen dezelfde termijnen. Ik heb er geen probleem mee dat men uit de diverse adviesraden diverse adviezen krijgt. We hebben dat gisteren meegemaakt met de bespreking in dit parlement waarbij het advies van de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) volkomen afweek van het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Wat dan nog? Dan beslissen we. Dan maken we een afweging. Zo gaat dat in een democratie.
Mijnheer Bouckaert, wat BBB betreft, is het zo dat ik niet pleit voor een terugkeer naar één Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. U hebt mij BBB ook niet horen afbranden. Ik heb gezegd dat BBB goede elementen bevat. Wel zeg ik ook dat met BBB te veel structuren en entiteiten zijn ontstaan. En ik blijf erbij dat het geen goede zaak is om bij het ontstaan van deze regering, de regering-Peeters II, te beslissen om die structuur weer omver te gooien. Dat doet men met zo’n grote organisatie niet. We gingen voor rust op het structurele vlak. Ondertussen wilden we werk maken van een beter hrm-beleid en van een oplossingsgerichte, efficiëntere administratie. Waar we konden, zouden we entiteiten samenvoegen. Op dat vlak ligt er voor de volgende regering werk op de plank. Ik neem aan dat die aanpak zal worden voortgezet, wie er ook zal besturen.
Ik ben het niet eens met diegenen die een negatieve evaluatie maken van de interne staatshervorming. Dit is de eerste regering die verder is gegaan dan het voeren van een kerntakendebat. Dit is de eerste regering die maatregelen heeft genomen. Die de provincies welbepaalde taken heeft toebedeeld, zoals de afbouw van het Provinciefonds. Wie zegt dat dit niets voorstelt, moet maar eens de protesten van de provincies bekijken. In Limburg heeft men zelfs tegen mij betoogd, omdat ik zogezegd het provinciale niveau zou willen afbreken.
We hebben alles omgezet in maatregelen. Er zijn uitvoeringsmaatregelen getroffen. Ik heb al geschetst wat er al is gebeurd om de slagkracht en de autonomie van de gemeenten te versterken. In dit regeerakkoord stond niets over de fusies van gemeenten, behalve iets over vrijwillige fusies. Dat laatste is niet gebeurd. Iedereen die stelt dat de afgelopen vijf jaar een grote transfer van bevoegdheden, middelen en mensen naar de gemeenten had moeten gebeuren, gaat voorbij aan de realiteit, want dé Vlaamse gemeente bestaat niet. Er zijn 308 gemeenten, die allemaal grotendeels van elkaar verschillen inzake bestuurskracht. We moeten eerst werk maken van die bestuurskracht. Dat vereist een regioscreening. We vragen daarom, bottom-up, aan de gemeenten hoe ze die samenwerking zien. In de volgende bestuursperiode moet daar werk van worden gemaakt.
We realiseren democratische samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. Ik ga voor één homogeen samenwerkingsverband, in plaats van de actuele toestand, waarbij elke gemeente lid is van meer dan zestig samenwerkingsverbanden. Dat zal ook de transparantie verhogen. Dat schept de voorwaarden om aan democratische samenwerkingsverbanden of aan gefuseerde entiteiten bevoegdheden over te dragen. Toch moet ik waarschuwen. Wie zoals de heer Bart Somers verwijst naar het Scandinavische model, moet goed beseffen dat in dit land de verzuiling sterk heeft toegeslagen. In Denemarken, waaraan wordt gerefereerd, zijn onderwijs, arbeidsmarkt, kinderopvang en welzijns- en gezondheidszorg op het gemeentelijke niveau gesitueerd, en dat is samen verantwoordelijk voor meer dan 30 procent van het bnp. Dat is een totaal andere situatie. In onze bestaande, verzuilde samenleving zal men dan botsen op andere problemen dan de interne staatsvorming. Zelfs die auteur van de vrije tribune heeft zijn gemeentelijk onderwijs overgedragen aan het Gemeenschapsonderwijs, maar hij klaagt wel dat de Vlaamse overheid te weinig bevoegdheden en middelen aan de gemeenten geeft. Men moet toch consequent zijn. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Collega’s, wat wij hebben gedaan, is het creëren van alle noodzakelijke voorwaarden om daarop verder te bouwen. Het is een taak die niet in één keer kan worden afgewerkt. Geen enkele partij had in haar programma de verplichte fusies van gemeenten staan. Wij hebben nu wel het voorbereidende werk verricht. Men kan nu keuzes maken. Men kan kiezen voor democratische samenwerkingsverbanden of voor gefuseerde entiteiten. Dat moet toestaan om de veel te grote overlapping van structuren te vereenvoudigen. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Dit debat heeft 2 uur en 40 minuten geduurd. Ik stel voor het af te ronden.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, de minister heeft mij vernoemd. Heb ik dan niet het recht om te antwoorden?
We hebben 2 uur en 40 minuten gediscussieerd. Ik denk dat dat meer dan voldoende is.
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Open Vld en het Vlaams Belang kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.30 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.