Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, ik kan u garanderen dat ik zeer aandachtig naar het antwoord van de minister zal luisteren.
We weten allemaal dat er in januari 2014 461.785 Belgische werklozen waren. De media hebben echter eens te meer geen juist beeld geschetst. In feite genieten 1,3 miljoen mensen van een uitkering van de RVA. Het is jammer dat dit in de media niet meer wordt verduidelijkt. Het gaat eigenlijk niet om 461.000 mensen, maar om 1,3 miljoen mensen.
Veel erger is dat uit de cijfers blijkt dat het probleem in Vlaanderen erger wordt. De VDAB heeft dit bevestigd. Er zijn in Vlaanderen 11,8 procent of 24.782 werklozen bijgekomen. Onze Waalse broeders hebben dit tot een stijging met 2,2 procent weten te beperken. Hierdoor telt Vlaanderen ook in absolute cijfers meer werklozen dan Wallonië. Ook in Brussel, toch een oord van verderf en dat zeker op het vlak van de tewerkstelling, bedraagt de groei van de werkloosheid 2,7 procent en niet 11,8 procent.
Minister, we zien nochtans dat de VDAB over 22.422 nieuwe vacatures beschikt. Ik citeer enkel cijfergegevens van uw eigen diensten. Dat is 12 procent meer dan in dezelfde maand vorig jaar. Blijkbaar is er gelukkig toch een positieve trend aan de gang. We zien echter dat die vacatures uiteindelijk maar niet ingevuld geraken. Enerzijds stellen we dus een stijging van de werkloosheid vast, terwijl we anderzijds vaststellen dat er meer banen beschikbaar zijn.
Ik hoor dan de minister van Brugpensioenen De Coninck zeggen dat we naar een zwart jaar gaan. Ja, dat is niet moeilijk, als je zelf dat systeem in stand houdt. Ze vernoemt een aantal grote bedrijven die het brugpensioen hebben ingeroepen. Ik zeg al minstens vierenhalf jaar dat dit al lang had moeten worden stopgezet of dat men het had moeten laten uitdoven.
Minister, hoe verklaart u dat, we ondanks deze ontkiemende economische groei, ondanks de stijgende vraag, worden geconfronteerd met een stijging van het aantal werklozen in Vlaanderen?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Sabbe, ik ben het met u eens: we hebben voor het eerst een paar positieve cijfers met betrekking tot het aantal vacatures. Bekijk ik dit over twaalf maanden, dan moet ik de euforie toch nog temperen. (Opmerkingen van de heer Ivan Sabbe)
Dan is het aantal vacatures nog met 1,4 procent gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. U weet dat 2011 ook geen goed jaar was. We bevinden ons toch nog in een dalende trend. Als ik dan die nieuwe vacatures bekijk, dan stel ik vast dat dit heel vaak korte opdrachten zijn, uitzendwerk. Het is goed dat die er zijn, maar u weet dat die mensen in de werkloosheidscijfers blijven als ze geen tien dagen per maand werken. Verder worden er mensen gevraagd met minstens twee jaar ervaring, wat natuurlijk niet meteen overeenkomt met jongeren die schoolverlater zijn, of met langdurig werklozen. Ik wil zeker niet dat de indruk er is dat die nieuwe vacatures allemaal niet worden ingevuld. Dat hangt enigszins af van de vacature. Dat is een dynamisch gegeven. Er zijn nieuwe vacatures die meteen worden ingevuld en andere waarbij dat wat moeilijker is.
Ik meen echter dat het beleid dat ik ondertussen al meer dan vier jaar voer, vrij duidelijk is. We gaan uit van de schoolverlaters. Met mijn collega’s heb ik onder meer voor het STEM-project (Science, Technology, Engineering and Mathematics) gezorgd. We hebben ook de schoolverlatersenquête, om betere informatie te geven. Er is competentiemanagement. Er is competentiematching, wat nieuw is in Europa. Daarin hebben we het voortouw genomen. We hebben de werkervaringsprojecten en de individuele beroepsopleidingen (IBO). Steeds meer mensen volgen opleidingen voor knelpuntberoepen en gaan naar die knelpuntberoepen.
Waar het nog enigszins aan schort, is het volgende: soms kent men de instrumenten waarop wij inzetten niet altijd op de markt. Ter zake nemen we nu een aantal initiatieven. Er was de IBO-dag. Dat was een groot succes, met heel wat extra stageplaatsen voor individuele beroepsopleidingen. Daarnaast is er de Jobbar. U hebt dat wellicht gelezen in de krant deze week. Vanaf 28 februari tot 8 maart zullen we ook een actie hebben met MNM, onder de noemer Het Grootste Arbeidsbureau van de Wereld. Mijn conclusie is dat we proberen tot oplossingen te komen voor de mismatch, die altijd zal blijven bestaan, door maximaal innovatief te werken en telkens opnieuw te zoeken naar nieuwe instrumenten. Die mismatch echt oplossen, zullen we echter nooit doen.
Minister, ik meen dat er bij uw activeringsaanpak toch nog altijd sprake is van te veel wortel en te weinig stok. Toen men u bij een event van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) vroeg om onder meer toch ook te werken aan meer betaalbare arbeidskosten, hebt u daar geen concreet antwoord op gegeven. Men vroeg u welke milieu- en consumptietaksen u zag om die loonkosten te verlagen. Het verrast me dat u daar dan als N-VA’er geen pasklaar antwoord op hebt. Wat me immers zo frustreert, is het volgende. De voorbije weken hoor ik Baby Tobback, gouverneur Coene en anderen steeds maar zeggen dat een loonlastenverlaging in feite slechts mogelijk is als we lastenverhogend werken. Geen van hen stelt dat we op de overheid kunnen besparen, dat we daar een heel belangrijk deel van die lastenverlaging op arbeid kunnen halen, door een meer efficiënt en een veel minder zwaar overheidsapparaat, ook stedelijk. Dat is wat fundamenteel ontbreekt in dit debat: waarom durft niemand het aan te zeggen dat we moeten besparen op ons overheidsapparaat om de sociale lasten op arbeid te kunnen verminderen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik mag hopen dat er opnieuw sprake is van economische groei en positieve vacaturecijfers, maar natuurlijk is de grote uitdaging dat men ervoor moet zorgen dat die vacatures ook ingevuld geraken.
Ik wil daarbij toch bijzondere aandacht vragen voor die jongeren die vandaag in de inschakelingsperiode zitten of een inschakelingsuitkering ontvangen. Gisteren had ik de kans om met een partijgenoot van u, Peter Dedecker, in debat te gaan. Hij vond het beperken in de tijd van de inschakelingsperiode een halfslachtige, te softe maatregel. Dat neemt niet weg dat men wel uitgerekend heeft dat, als we niets doen, 55.000 jongeren mogelijk een sanctie zouden oplopen. Als we een accent leggen op het invullen van die vacatures, moet dat net naar die mensen gaan en de profielen die u hebt geschetst. Met name kortlopende interimcontracten lijken me perfect overeen te komen met deze groep.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt al aangegeven dat de arbeidsmarkt een dynamisch gegeven is, dat voortdurend in beweging is. Wij moeten roeien met de riemen die we hebben. U hebt het zelf aangehaald: de voorbije drie tot vier jaar hebt u voornamelijk ingezet op competentieverwerving en versterking van de competenties, wat heel belangrijk is voor het toeleiden naar die arbeidsmarkt. De IBO-projecten en de WIJ!-projecten (WerkInleving voor Jongeren!) werpen stilaan hun vruchten af. Wat de dynamiek ook illustreert is de Jobbar voor hooggeschoolden die blijkbaar moeilijker aan een job geraken en voor wie nu wordt ingezet op de competenties. Je hebt dan wel een diploma en je bent dan wel geschoold, maar je bent niet geschoold in hoe te solliciteren en hoe je competenties in de verf te zetten. Dat is ook belangrijk. Dat zijn de riemen die we hebben en waar we mee moeten blijven roeien. We moeten ook inzetten op de zichtbaarheid van de dingen die nu gebeuren.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Het is een ijzeren wet in de economie dat er een decalage is van zes maanden tot een jaar tussen het aantrekken van de economie en het aantrekken van de werkgelegenheid. Dat geldt zeker voor Vlaanderen, meer nog dan voor Wallonië en Brussel. We zien de laatste maanden duidelijk dat de economie aantrekt. Er is het producentenvertrouwen, er is het consumentenvertrouwen, er is de uitzendarbeid die ook altijd wordt gebruikt als een goede indicator voor de toekomstige werkgelegenheid. Wel zijn een hoop jobs vernietigd in de secundaire sector en zijn er nieuwe jobs gekomen in de dienstensector. Wat dat betreft, hebt u zeker een punt.
Om daaraan te werken, moeten we werken aan de knelpuntvacatures, bijvoorbeeld via STEM, dat hier al is genoemd. We moeten ook werken aan het doelgroepenbeleid. Ik ga ze niet allemaal opsommen, maar wat dat betreft moeten we blijven focussen op werkplekleren en op IBO. Ook de volgende staatshervorming bevat een aantal instrumenten waarmee we nog meer op maat van Vlaanderen kunnen werken op de arbeidsmarkt en ook jobs kunnen creëren in de sectoren waar het nu heel moeilijk is, met lage lonen, laaggeschoolden en dergelijke meer.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ga uitzonderlijk eens geen bijkomende vraag stellen, maar een vaststelling poneren. We voeren nu al meer dan vier jaar lang een debat over de werkloosheidscijfers. Vandaag zijn er in Turnhout bij Heinz al weer tweehonderd jobs verloren gegaan. U weet dat, u hebt er zelfs al over getweet. Dus niet alleen die stijgende werkloosheidscijfers spreken uw immer uitvoerige en relativerende antwoorden tegen, maar ook en vooral uw coalitiepartner sp·a doet dat. Zo zei de fractieleider van de socialisten gisteren in een debat waar hij zojuist zelf al naar verwezen heeft – hij was toen wel wat scherper, buiten het parlement is hij blijkbaar scherper dan erbinnen – dat u niet de minister van Werk bent maar de minister van werkloosheid. Wel, als de fractievoorzitter van een coalitiepartner dat over u zegt, wie zijn wij dan als oppositiepartij om dat tegen te spreken? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het fenomeen van de mismatch is niet nieuw, het is al een paar keer aangehaald in de plenaire vergadering. Het staat in de sterren geschreven dat, als straks de economie weer aanzwengelt, we sowieso afstevenen op een knelpunteconomie. Minister, u neemt een aantal maatregelen voor de jeugdwerkloosheid en de knelpuntopleidingen, maar uit uw antwoord op een recente schriftelijke vraag van mij blijkt toch maar weer dat de wachttijd om een knelpuntopleiding te gaan volgen, almaar stijgt. Als de mensen dan een knelpuntopleiding hebben gevolgd, is er maar een op twee personen die effectief een knelpuntvacature invult.
Ik heb een tweede bedenking. Er is het verhaal van de Jobbars, wat de voorbije dagen in de pers kwam, een nieuw project waar de VDAB mee naar buiten komt. Minister, ik denk nog altijd dat het een kerntaak is van de VDAB om te zorgen voor bemiddeling en activering.
Dat hele verhaal van die Jobbars waarin men werkzoekenden hun frustraties wil laten uiten, is voor mij een brug te ver. Zorg voor activering. Zorg voor bemiddeling. Maar gewoon een praatbarak openen lijkt mij echt een brug te ver.
Ik weet niet welke cijfers u aanhaalt, maar die van de knelpuntopleidingen die naar een job leiden, zijn alvast gestegen en veel verbeterd tegenover het verleden. We zitten ondertussen ruim over de 60 procent, voor zover ik dat uit het hoofd ken.
Minister van Werkloosheid? Ik zou zeggen: minister van Activering. Een minister van Werk zou moeten kunnen beschikken over alle bevoegdheden op het vlak van werk. Dat is vandaag niet het geval. Ik kan de heer Van Malderen volgen dat dit maar een deeltje is en dat mijn deel niet binnen bedrijven zit. U weet dat. Ik ben niet bevoegd voor de loonkost of de arbeidswetgeving. Die elementen heb ik als minister van Werk niet. Dat is effectief een rare zaak.
Mijnheer Van Rompuy, ik ben het helemaal met u eens dat er een vertraging is. Er wordt gezegd dat bij een vergelijking tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel, Vlaanderen het veel slechter zou doen. Ook de heer Sabbe verwees daarnaar in zijn inleiding. Ons werkloosheidscijfer is 6,1 procent, dat van Wallonië 13,3 procent en dat van Brussel 17,7 procent. Ik vind dus niet dat we het slechter doen. Als we kijken naar de crisis, scoren Wallonië en Brussel beter. Mijnheer Sabbe, ik denk dat u de eerste bent om te zien waarover het gaat. Laat ons eens kijken hoeveel procent van die mensen in de publieke sector werkt? Hebt u enig idee wat op dat vlak het verschil is tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel? In Vlaanderen: 17,3 procent, Wallonië 24,4 procent en Brussel 27,7 procent. Dan weet u ook dat ingeval van crisis die overheidstewerkstelling niet datgene is waarop automatisch het meest wordt bespaard. Dat geeft volgens mij zeker een stuk van de verklaring van het verschil tussen de verschillende regio’s.
Mijnheer Van Malderen, u weet dat ik al jaren inzet op de jongeren die ongeschoold en ongekwalificeerd uit de schoolbanken komen. We zetten sterk in op de stages en werkinleving. Momenteel zitten we weer in de periode van de instapstages. We zijn daarmee bezig. U weet dat. We doen dat samen en in overleg met de sociale partners. Er zijn akkoorden tussen de regering en de sociale partners. Ook dat is niet overal het geval.
We mogen niet vergeten dat we met het geven van een passend aanbod aan elke jongere binnen de vier maanden, een percentage van bijna 93 procent kunnen excelleren binnen Europa.
Mijnheer Sabbe, het gaat niet echt over mijn bevoegdheid, maar u was duidelijk niet aanwezig op het debat met het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Want wat heb ik daar gezegd? Voor alle duidelijkheid: ik heb gezegd dat de arbeidskost absoluut moest verminderen en dat we dat zouden doen vanuit de N-VA – dus niet vanuit de Vlaamse Regering – door de toepassing van de Moesen-norm, de bevriezing van de uitgaven op alle niveaus. Dat heb ik daar gezegd. Als er een verschuiving zou zijn, zou die richting consumptie kunnen gaan. In eerste instantie gaat het over de bevriezing van de overheidsuitgaven. Dat staat los van wat hier wordt gedaan.
Ik heb mij helemaal niet willen verschuilen – wat u was opgevallen – achter het niet hebben van alle bevoegdheden. Ik denk dat we in Vlaanderen steeds opnieuw zoeken naar de beste instrumenten, de beste communicatie. Ik ben het er helemaal niet mee eens dat die Jobbar niet goed zou zijn. Als je actie onderneemt, kan er iets bij zijn dat goed is en iets dat minder goed is. Die IBO-actie (individuele beroepsopleiding) vond u misschien ook niet goed. Maar als er op één dag 2000 IBO-plaatsen zijn bijgekomen, lijkt het mij een geslaagde actie.
Laat ons niet denigrerend doen over de doelstellingen van die Jobbar. Ik hoor daarnet zeggen dat we de jongeren moeten activeren en een aantal talenten en competenties meegeven die ze misschien niet in hun opleiding krijgen. Wel, door te babbelen met collega’s in zo’n Jobbar kunnen ze misschien ook iets vinden en bereiken.
We moeten op de ingeslagen weg verdergaan. Het werk is niet af en zal nooit af zijn, want elke dag opnieuw zijn er nieuwe uitdagingen.
Minister, wat de vergelijking tussen de cijfers van Vlaanderen en Wallonië betreft: als u het brugpensioen, het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking erbij telt, komen we tot hetzelfde werklozenpercentage in Vlaanderen als in Wallonië. Dat is boerenbedrog. Ik weet dat men die cijfers manipuleert. Als u die cijfers erbij telt – en daarvan zijn er in Wallonië minder –, komt u tot evenveel werklozen.
De verschuiving van de lasten naar consumptiebelastingen is zuiver boerenbedrog, als we dat zouden doen. Ik zeg het al maar voor de volgende regering.
Er is loonconcurrentie binnen Europa en daar scoren we zeer slecht. Het nieuws over Heinz is nog ‘hot’ en we horen al dat Heinz naar Groot-Brittannië gaat. Het blijft binnen de Europese Unie.
Zolang we niet aanvaarden dat de enige manier voor een fundamentele loonkostenverlaging, besparen op het overheidsapparaat is en de bosmaaier zetten in de regulitis, zullen we jobs in de productieve sectoren verliezen. Dat is bij Heinz eens temeer het geval en daar moeten we aan werken.
De N-VA, met minister van Binnenlandse Zaken Bourgeois, had de kans om de provincies te hervormen. Het 1,5 miljard euro dat dient als garage voor gebuisde politici, hadden we kunnen besparen en dan hadden we op Vlaams niveau een inspanning kunnen doen. Het bevriezen is een druppel op een hete plaat en daarmee gaan we het niet redden.
De actuele vraag is afgehandeld.