Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik maak me wat zorgen over de evolutie op de woningmarkt. Ik zie dat het aantal hypothecaire kredieten die in 2012 zijn toegewezen, gedaald is met 34 procent ten opzichte van 2011. Dat is dus een enorme daling. Binnen de verstrekte leningen zien we echter ook een hele verschuiving. Steeds minder gaat het om jonge mensen. In bijna de helft van de gevallen zijn het 40-plussers die de lening aangaan. Een derde van de leners zijn eenpersoonsgezinnen. Het klassieke patroon was dat van jonge mensen, jonge koppels tussen 25 en 35 à 40 jaar, die zich een woning willen verschaffen. Vandaag kunnen zij dat niet meer, om twee redenen. Enerzijds worden de banken strenger. Ze vragen ook een veel groter eigen aandeel van de leners. Anderzijds is er het feit dat een modale woning bouwen erg duur wordt.
Minister, hoe ziet u deze evolutie? Wat kan de regering en wat kunt u als minister doen om dat wat bij te sturen? Immers, niet alleen is wonen erg belangrijk, het bezit van een eigen woning is ook de beste sociale zekerheid. 75 procent van de Vlamingen woont in een woning waarvan ze zelf eigenaar zijn. De bouwsector is ook de motor van onze Vlaamse economie.
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, er zijn een aantal instrumenten waar we nu al mee werken. Een belangrijk instrument dat Vlaanderen vanaf juli zou kunnen hanteren om een aantrekkelijker klimaat te maken voor jonge gezinnen die een woning willen kopen of bouwen, is de woonbonus, die overkomt. Vlaanderen zal vanzelfsprekend zijn eigen fiscale bevoegdheid ten volle kunnen benutten.
Wat kunnen we nu al? Wat doen we nu en hoe gaan we met die instrumenten om? Om te beginnen zijn er de sociale leningen. Die zijn erg belangrijk. Op basis van het inkomen komt 80 procent van de mensen in aanmerking voor een dergelijke lening. Men mag natuurlijk geen al te duur huis kopen. Dat is waar. Er is een grens voor die woning, maar zeer veel gezinnen komen dus in aanmerking. Vorig jaar zijn er 29 procent meer sociale leningen verstrekt. Ook voor 2014 is het budget daarvoor enorm verhoogd. We hebben voorzien in 100 miljoen euro extra qua ontleningscapaciteit. Dat betekent dat we heel wat meer gezinnen opnieuw zo zullen kunnen helpen. Heel vaak zijn dat jonge gezinnen, die dan ook kunnen genieten van die volledige rentevoet als ze bij ons lenen. Die sociale leningen zijn niet eens zozeer belangrijk door die rentevoet, maar omdat we, naast de door u geschetste evoluties, ook zien dat de eigen inbreng steeds groter moet worden. Die is alweer met 13 procent gestegen. Mensen moeten nu op de eerste dag 65.000 euro op tafel kunnen leggen. Heel wat jonge gezinnen kunnen dat niet. In die zin is het belangrijk dat mensen via een sociale lening 100 procent van de waarde van hun woning mogen lenen. Ze moeten natuurlijk wel zelf de kosten betalen. Dat is, zo horen we steeds meer, voor steeds meer jonge koppels dé reden om een sociale lening te zoeken. De reden is niet zozeer die rentevoet, want naarmate men wat meer verdient, komt die meer in de richting van de marktrentevoeten, maar wel het feit dat men geen groot startkapitaal moet hebben.
Daarnaast is er de verzekering gewaarborgd wonen. Die zou niet alleen voor mensen belangrijk moeten zijn, maar ook voor banken geruststellend moeten zijn. Als mensen ziek worden of hun werk verliezen, dan geeft die verzekering een aantal jaren een tegemoetkoming, wat zowel voor de bank als voor de gezinnen geruststellend is. We hebben het aantal aangeslotenen fors kunnen verhogen, nadat er een daling was van mensen die zich jaarlijks aansloten, van 8000 naar meer dan 13.000 gezinnen. Er loopt een nieuwe aanbesteding, ook voor de volgende periode. We hopen in april te kunnen toewijzen. We willen dus ook graag doorgaan met dat systeem.
Ten slotte heb ik morgen een overleg met de banken, niet enkel om hen ervan te overtuigen die verzekering gewaarborgd wonen extra te promoten, maar ik zou ook graag meer banken in het systeem willen krijgen van leningen met extra korting voor wie energiezuinig bouwt. U weet dat al twee banken die energiebeleidsovereenkomst hebben getekend. Ik probeer nu die andere banken ook zover te krijgen.
Minister, minister Smet heeft u hier vertegenwoordigd toen de heer de Kort daarover in december een vraag stelde. Hij zei onder meer dat er twee banken zijn – Belfius en Triodos, meen ik – die daaraan meedoen. Het bizarre is echter het volgende. Elk jaar worden er wat strengere normen qua energieprestatie en binnenklimaat (EPB) opgelegd. In de bouwsector zegt men dat de stap van een E70-norm naar een E60-norm een verhoging van de kostprijs voor het bouwen van een woning zal betekenen, een stijging met 7000 à 8000 euro voor een heel gewone woning. Op Bouwinnovatie, een woon- en bouwbeurs die dezer dagen in Hasselt plaatsvindt, sprak ik met een aantal mensen. Vijf à zes kandidaat-bouwers moesten uiteindelijk, na heel wat voorbereidend werk en plannen, meedelen dat dit niet kon doorgaan, omdat de lening niet in orde kwam.
De vraag is of men de banken niet kan overtuigen om de te strenge normen, die via Europa en de banken worden opgelegd, wat te versoepelen. Iemand die energiezuinig bouwt, zal maandelijks ook minder uitgaven voor energie hebben. Men moet uit de huidige situatie kunnen geraken, minister.
De heer Strackx heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we moeten toch vaststellen dat de voorbije vijf jaar de kosten voor de bouw of de aankoop van een woning alleen maar zijn gestegen, niet het minst door de strengere normen die de Vlaamse Regering heeft uitgevaardigd en die alle mogelijke kostenverhogingen voor de bouwheer veroorzaken. Ik noem bijvoorbeeld de regelingen voor energieprestatie en binnenklimaat en voor het energieprestatiecertificaat. Ik vermeld ook de btw op bouwgrond die er deze legislatuur is gekomen en waarbij de Vlaamse Regering volgens mij een grote fout heeft gemaakt door hier niet krachtiger tegen op te treden.
Ik moet er toch ook op wijzen dat het onze fractie is geweest die een aantal voorstellen van decreet heeft ingediend om hieraan te verhelpen. Ik noem de invoering van een aankooppremie en de invoering van een hypotheekpremie. Het zijn twee voorstellen van decreet die ook door uw partij, mijnheer Sauwens, niet zijn goedgekeurd.
Minister, het voorstel van decreet houdende invoering van een afbraak- en herbouwpremie is nog hangende in de commissie Woonbeleid. Ik hoop dat nog voor het einde van deze legislatuur kan worden goedgekeurd.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, het is positief dat het budget voor de sociale leningen is verhoogd, maar we staan natuurlijk voor een aantal grote uitdagingen zoals de heer Sauwens stelt. Energiezuinigheid leidt ertoe – en ik hoor dat op het terrein – dat er een tegenstrijdigheid is met betaalbaarheid. Natuurlijk bepleit u wel bij de banken dat dit kan worden opgenomen in het budget, maar het is niet zo simpel. Bij nieuwbouw leidt hernieuwbare energie tot een meerkost per woning van 15.000 tot 20.000 euro. Jonge mensen hebben het al heel moeilijk om die spaarcenten te verzamelen. Ik ben natuurlijk voor energiezuinigheid – iedereen is daar voor – en voor een duurzame samenleving, maar we moeten het gefaseerd invoeren. Zeker op een moment dat de eisen van de banken verstrengen, denk ik dat u te voortvarend bent geweest. Het ware beter geweest dat het E-peil wat rekbaarder was.
Europa vraagt ons om het pad van het energiezuinig bouwen tussen nu en 2020 te organiseren. Wat hebben we gedaan? We hebben samen met de bouwsector overlegd wanneer we naar welke norm gaan. We hebben gekozen voor een tweejaarlijkse stap die wordt gezet op het kostenoptimum. Dat wil zeggen dat de prijs voor de bouw, samengevoegd met de energiefactuur, voor u de meest optimale situatie zou moeten zijn. Als men op middellange termijn kijkt, is het het goedkoopste om het op die manier te doen. Dat neemt niet weg dat het bij de initiële investering inderdaad een meerkost betekent, een meerkost die men vanzelfsprekend gemakkelijk kan compenseren door de lagere energiefactuur, mochten de meeste banken bereid zijn om te begrijpen dat het besteedbaar inkomen aan wonen gelijk is aan de som van de afbetaling en de energiefactuur. Op dit moment zijn er twee banken die zo redeneren en dat met ons hebben afgesproken: Belfius en Triodos. De andere doen dat nog niet, maar dat is helemaal niet logisch. Iemand met een hoge energiefactuur heeft niet evenveel besteedbare capaciteit om een lening af te betalen als iemand met een lage energiefactuur. Er is een belangrijk verschil. Men moet leren om in de toekomst de woonkost te definiëren als een combinatie van de initiële kost – afbetaling of huur – plus de kost van energie. Dat is in ieder geval wat wij doen.
Dus, het moet van Europa, maar zelfs als het niet zou moeten van Europa, vind ik het een intelligente manier om het te doen. Het gebeurt gefaseerd, tweejaarlijks en telkens in overleg met de bouwsector. Ik meen enerzijds immers dat het eenzijdig opleggen niet slim zou zijn en de bouwsector geeft zelf aan dat het pad geleidelijk moet zijn zodat iedereen zich de technieken eigen kan maken. Anderzijds zijn er ook redelijk wat firma’s die graag mee aan de kar trekken, firma’s die voorloper zijn op het vlak van innovatieve bouwtechnieken, omdat ze op die manier een grotere markt, ook in het buitenland, kunnen bespelen.
Er zijn een aantal voordelen voor de bouwsector. We gaan energiezuiniger bouwen en we doen dat in goed overleg. We doen dat op het kostenoptimale niveau zodat de meerkost waarover u spreekt, er geen is. Die is namelijk initieel, we moeten gewoon zorgen voor voldoende ontleningscapaciteit, maar die is er niet op termijn, wel integendeel.
Ik hoop toch al iets te kunnen doen bewegen, morgen onder meer al, met de banken. Ik zal ze individueel opnieuw aanspreken in de hoop meer banken te kunnen overtuigen. Afsluitend voeg ik hier graag aan toe dat ik ook hoop dat het parlement werk maakt van een goede woonbonus, wanneer die overkomt naar Vlaanderen, want u zult wat dat betreft ook fiscaal wat kunnen sturen.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is niet de bedoeling om hier een zware polemiek te voeren, maar ik heb het gevoel dat het theoretisch model, waarover zelfs met de sector werd overlegd, niet werkt.
Vandaag zien we dat voor een belangrijk deel van de private huizenmarkt enkel de hogere middengroep nog in staat is om, met steun van de ouders, zelf te bouwen. We zien een enorme evolutie naar appartementen met meer vergunningen voor appartementen dan voor woningen. We zien ook een enorme evolutie naar bouwen op latere leeftijd en naar groepsbouw. We zijn niet goed bezig, want dit heeft een erg grote weerslag op zowel het totale eigendomsbestand van de woningen als op onze bouwsector, die economisch toch erg belangrijk is.
Ik zou toch willen vragen dat uw departement in de toekomst dit soort evoluties, die enorm snel gaan, goed opvolgt om tijdig te kunnen bijsturen. Het nieuwe instrument voor de fiscaliteit, dankzij de zesde staatshervorming, zal ons daar zeker bij kunnen helpen.
De actuele vraag is afgehandeld.