Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister-president, minister, voorzitter, collega’s, ik vind het belangrijk om u eens te meer te wijzen op de echte problemen van de economie. Wie denkt dat we goed bezig zijn en dat we veel werken, heeft het verkeerd voor. Het blijkt dat mannen in ons land gemiddeld 26 procent van hun carrière niet aan het werk zijn. Dat betekent dat ze een vierde van de tijd niet werken, maar wel betaald worden. Vrouwen zijn zelfs bijna een derde van hun carrière – 31 procent – niet aan het werk. De grote boosdoeners – en ik breek al vier en een half jaar een lans voor deze problematiek – zijn voornamelijk het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking. Het blijkt dat men in België effectief slechts 32 jaar werkt. We hebben de mond vol over de loopbaan van 40 jaar, we hebben de mond vol over het feit dat het pensioen moet worden opgetrokken tot 65 jaar. Misschien kunnen we eens beginnen met de mensen effectief 40 jaar te laten werken. Meer nog, als we vergelijken met Nederland en Duitsland, werkt men in België 32 jaar, in Duitsland 37,5 jaar en in Nederland werkt men zelfs 39,6 jaar.
De Federale Regering heeft een aantal maatregelen getroffen om de gelijkgestelde periodes minder aantrekkelijk te maken en het minimumrecht in plaats van het loon te gebruiken. Maar we geraken nog altijd niet verder.
Mijn voorstel is al lang om naar een 40-jarige loopbaan te gaan met een rugzak van 3 jaar. Dan zouden we al aan minstens 37 jaar komen. Die rugzak betekent dat de overheid – wij dus, de belastingbetalers – u voor 3 jaar in uw volledige carrière steunen als het nodig is, via werkloosheidsuitkering, maar niet meer of niet minder. Dat zou al 5 jaar meer zijn dan nu.
Minister, hoe rijmt u dit met de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse Regering om mensen langer aan de slag te houden? Er worden extra stimulansen gegeven om niet te werken, door middel van aanmoedigingspremies voor tijdskrediet en loopbaanonderbrekingen, wetende dat het veelvuldige gebruik van dergelijke systemen er net voor zorgt dat de gemiddelde loopbaan van de Vlaming het kortst is van heel de eurozone.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, ik begrijp uw vraag, uiteraard begrijp ik uw vraag, maar de ongerijmdheid blijkt wel niet altijd zo duidelijk. In de Scandinavische landen bestaan er enorm uitgebreide zorgverlofstelsels en toch wordt er veel langer gewerkt. Die ongerijmdheid blijkt dus in de praktijk niet altijd te kloppen.
De vraag blijft uiteraard of een loopbaanonderbreking wel moet worden ondersteund. Maar de vraag is ook of die loopbaanonderbreking geen positieve effecten heeft, voor mensen die een combinatie doen van werk en gezin en voor opleiding, wat meer inzetbaarheid en dus langer werken met zich kan meebrengen.
U hebt het al aan paar keer over de aanmoedigingspremies gehad, maar ik heb u al gezegd dat u de context mee moet bekijken. Een aantal van die aanmoedigingspremies zijn goedgekeurd in een cao, waarbij er een discussie is geweest over, bijvoorbeeld: gaan we het loon verhogen of gaan we via aanmoedigingspremies bepaalde jobs meer attractief maken in bepaalde sectoren?
Vlaanderen is vandaag strenger dan de federale overheid, dat weet u misschien niet, over het motief en de duur van loopbaanonderbreking. Je kunt in Vlaanderen dus bijvoorbeeld minder lang een premie krijgen voor loopbaanonderbreking. Bovendien, en dat heb ik u ook al gezegd, is er een verstrenging doorgevoerd in Vlaanderen. Het gevolg daarvan zal zijn dat het budget voor de aanmoedigingspremie daalt. Dat is een traag effect, de beslissing heeft pas op termijn een effect, maar ik ga ervan uit dat we in 2014 al een daling van het totale budget zullen hebben.
Tot slot ben ik het wel met u eens dat, gezien de veroudering van de bevolking en de pensioenproblematiek, we die discussie in de toekomst wel verder zullen moeten voeren.
Minister, ik heb ook niets tegen loopbaanonderbreking voor zover de totale gewerkte tijd aan de doelstelling van 37 of 40 jaar voldoet, en dat is duidelijk niet het geval. Als u zegt dat het de mensen zal stimuleren om te werken, mij niet gelaten, maar dan moet men die jaren bijtellen en niet zeggen dat het een gelijkgestelde periode is. Dat is een eerste belangrijk probleem, minister, waardoor we maar aan 32 jaar komen en ons sociaal model bedreigd is en zo niet verder kan.
Ten tweede, en ik trek er nog de thematische verloven af, heeft alleen Vlaanderen in 2013 op 11 maanden tijd 401 miljoen euro betaald voor loopbaanonderbreking en tijdskrediet. 401 miljoen euro! Als u dan als de N-VA zegt dat u uw beleid afstemt op de regelgeving die gewijzigd is op federaal niveau, vraag ik me af of u niet veel meer vernieuwend zou moeten zijn en werkelijk alternatieven voorstellen.
Last but not least wijs ik op het cijfermateriaal. U zegt dat het aan het afbouwen is. Ik zie een andere evolutie: in 2003 betaalde Vlaanderen 32 miljoen euro en in 2012 is dat 51 miljoen euro.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Sabbe en minister Muyters hebben al gezegd dat het debat ook in de toekomst gevoerd zal moeten worden. U weet dat mijn partij er voorstander van is om na een carrière van 42 jaar een volledig pensioen toe te kennen.
We denken dat daarmee de vergrijzing betaalbaar kan worden opgevangen en dat de mensen een leefbaar pensioen kan worden uitgekeerd. Maar dat veronderstelt ook wel dat je tijdens de carrière werk maakt van echt werkbare jobs.
Ik wil in dit debat aandacht vragen voor twee aspecten. Enerzijds is er het feit dat als we flexibelere loopbanen willen die bestaan uit meerdere jobs, opleiding ongelooflijk belangrijk wordt. Soms is het onderbreken van de carrière voor een opleiding uitermate nuttig en betekent dat geen kost, zoals de heer Sabbe suggereert. Daarnaast gaat het overgrote deel van wat nu wordt toegekend aan Vlaamse kant naar onderbrekingen die in het kader van zorg gebeuren. Wij zetten met zijn allen in op mantelzorg, op de vermaatschappelijking van de zorg. Wat je langs de ene kant dreigt te besparen, gaat misschien wel langs de andere kant binnenkomen als een kost, door een overbevraging van de reguliere zorg.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, we zijn het er allemaal over eens dat we naar een langere loopbaan moeten. Iedereen is het erover eens dat als we de sociale zekerheid betaalbaar willen houden, we wel degelijk de mensen langer aan het werk zullen moeten houden. Dat betekent dat u een punt hebt: we moeten voorzichtig zijn met loopbaanonderbrekingen en andere stelsels. Zeker met betrekking tot de gelijkgestelde periodes hebt u een punt. Voor een wereldreis of voor andere zaken is het zeker onterecht dat dit zou worden beschouwd als een gelijkgestelde periode. Maar dat betekent niet dat dergelijke stelsels niet als instrument zouden kunnen dienen om de loopbaan langer te maken en om ervoor te zorgen dat de mensen het langer uithouden. Daarover ben ik het eens met minister Muyters. Als we vragen aan de mensen om langer te gaan werken, zullen we er ook voor moeten zorgen dat ze werk en gezin kunnen combineren en dat ze werkbaar werk kunnen doen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil mij aansluiten bij de heren Van Malderen en Diependaele.
Mijnheer Sabbe, u doet het voor alsof iedereen die gebruikmaakt van loopbaanonderbreking of een ander stelsel, thuis in de zetel achterover ligt en niets doet. Er is natuurlijk wel een heel deel dat te maken heeft met de combinatie werk-gezin. Denk maar aan werkbaar werk en dingen waarover we het in de commissie ook al hebben gehad. Als we dat in de toekomst op de een of andere manier werkbaar zullen willen houden, om inderdaad tot een langere loopbaan te kunnen komen, zal het in mijn ogen niet anders kunnen.
Mijnheer Sabbe, als man zeg ik u dat u de vrouwen oneer aandoet door de cijfers op die manier voor te stellen. Het is nu net specifiek bij vrouwen dat de combinatie van arbeid, gezin en zorgtaken zeer manifest aanwezig is. Ik zou er toch voor opletten om een amalgaam te maken van een aantal cijfers en om daaruit verkeerde conclusies te trekken. (Applaus bij Groen)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, iedereen wil dat de mensen langer aan het werk blijven. Langere loopbanen zijn inderdaad belangrijk om ervoor te zorgen dat onze sociale zekerheid en pensioenen betaalbaar blijven. Mensen langer aan het werk houden, wil ook zeggen dat we die mensen inzetbaar moeten maken. We moeten hen opleiden en vormen. Het instrument van de aanmoedigingspremies kan daarbij helpen.
Maar we hebben straks ook de opportuniteit van de zesde staatshervorming, waarbij bijvoorbeeld het betaald educatief verlof in Vlaamse handen komt. Op basis daarvan kunnen we een beleid op maat maken. Wij moeten daarbij oog hebben voor de inzetbaarheid van de werknemers, maar vooral ook voor de arbeidsmarktgerichtheid van de opleidingen die we stimuleren. De aanmoedigingspremies zoals ze vandaag bestaan, worden maar voor één vierde gebruikt voor opleidingen in knelpuntberoepen. Er zijn nog heel wat vrijetijdsopleidingen die op die manier worden ondersteund. Daar moeten we dus vanaf. We moeten met de kans die we krijgen door de staatshervorming ervoor zorgen dat meer mensen opleiding en vorming genieten tijdens hun loopbaan, zodat ze langer kunnen werken, maar dan wel arbeidsmarktgericht.
Ik ben blij met wat ik hier heb gehoord. Blijkbaar heerst er over meerderheid en oppositie heen een vrij gelijklopende visie. Iedereen is het erover eens dat we langer zullen moeten werken. Iedereen kent ook de maatregelen die door deze regering zijn genomen. Ik denk aan de loopbaancheque.
Mijnheer Bothuyne, u sprak van de opleidingscheque, maar de loopbaancheque zal waarschijnlijk in de toekomst die koppeling nog duidelijker maken. Met de loopbaancheque krijgen de mensen de kans om eens na te denken hoe ze ook in de toekomst met goesting naar hun werk kunnen gaan. Zij kunnen zich eventueel heroriënteren op basis van opleiding. Wij hebben de hervorming gehad van de 50+-premie. Wij hebben ook de thematische verloven. Wij hebben ook meer beperkingen ingevoerd met betrekking tot de aanmoedigingspremie. Dat alles zonder de aspecten van werkbaar werk in het gedrang te brengen.
Mijnheer Rzoska, u hebt gelijk: de vrouw is meestal diegene die het zwangerschapsverlof neemt. De kans dat zij ouderschapsverlof neemt, is vandaag, gezien onze mentaliteit, nog altijd groter dan bij mannen. Het verschil in percentage dat er zou zijn in het aantal jaren werk is vooral daaraan te wijten.
Ik denk dat we tijdens deze regeerperiode op de juiste manier aan het werken zijn, maar uiteraard moeten we in de toekomst nog verdere stappen zetten.
Ik blijf vinden, collega Sabbe, dat cao-overleg en overleg met de sociale partners niet iets is dat je eenzijdig verbreekt als daar afspraken rond zijn gemaakt.
Ik wil me niet wegstoppen achter het feit dat over een aantal punten die u naar voren brengt, zoals wanneer een pensioen kan ingaan, op een ander niveau beslist wordt. Maar op het vlak van het langer kunnen blijven werken, nemen wij de nodige maatregelen. En dat zie je ook in het resultaat, want de werkzaamheidsgraad is gestegen van 39 procent in 2009 naar 42 procent nu.
Minister, uw mooie woorden ten spijt, geven de cijfers u allemaal ongelijk. Thematisch verlof bijvoorbeeld is slechts een vijfde. Van de 500 miljoen euro is er slechts 100 miljoen euro die te wijten is aan zorg. Dat betekent dat vier vijfden wel over wereldreizen en dergelijke meer gaat.
Men zegt dat loopbaanonderbreking kan leiden tot meer werkzaamheid, maar de cijfers bewijzen het tegendeel. Het tegendeel is bewezen door het feit dat we maar 32 jaar effectief werken. Uiteindelijk heeft die loopbaanonderbreking om meer gemotiveerd te zijn om langer te werken, het tegenovergestelde effect en wordt er juist minder gewerkt.
Minister, cao’s worden om de twee jaar gesloten, niet om de vier jaar. U bent hier vierenhalf jaar, dus hebt u al de mogelijkheid gehad om de cao aan te passen. (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen)
De cao’s in de privésector gelden voor twee jaar, mijnheer Van Malderen. Dat weet ik maar al te goed. U had dus de kans om daar al aanpassingen te doen, minister, maar die hebt u niet gedaan. (Applaus bij LDD)
De actuele vraag is afgehandeld.