Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister-president, maandag hebt u op een plechtig moment een hele bundel wetteksten gekregen die de bezegeling zijn van de zesde staatshervorming. U hebt dat een historisch scharniermoment genoemd. Ik neem aan dat u dat gezegd hebt namens de hele Vlaamse Regering en namens de drie coalitiepartijen, dus ook namens de N-VA. Dit even terzijde.
Er is blijkbaar een discussie ontstaan, zo lazen we maandag in Le Soir, over het aantal en het soort ambtenaren dat mee moet overkomen met de bevoegdheden. Als we Le Soir mogen geloven, zijn de deelstaten eerder ongerust en vinden ze het cijfer van 4366 voltijdse equivalenten (VTE) eigenlijk onvoldoende.
Aan federale kant antwoordt men dat die cijfers bekendgemaakt zijn in een soort interfederale werkgroep van de Inspectie van Financiën, waar ook alle vertegenwoordigers van de verschillende departementen Begroting, dus ook van de deelstaten, vertegenwoordigd waren.
Vindt u dat er een probleem is wat betreft het aantal ambtenaren, minister-president? Als het klopt wat men aan federale kant zegt, dat ook de Vlaamse administratie die cijfers gevalideerd heeft, hoe zit het dan eigenlijk?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Het is juist dat men deze week een wat officiële ceremonie heeft georganiseerd om de goedgekeurde en ondertekende documenten te overhandigen aan de ministers-presidenten. Ik heb die, als minister-president van Vlaanderen, in ontvangst genomen.
Naar aanleiding daarvan is er een belangrijke discussie gevoerd over het aantal ambtenaren dat gevat wordt door deze zesde staatshervorming. Op 7 februari 2013 heeft de federale ministerraad de opdracht gegeven aan de Inspectie van Financiën – op federaal niveau, voor alle duidelijkheid – om een aantal dingen te verzamelen en die te valideren. De Inspectie van Financiën heeft dat allemaal bekeken, en vervolgens is er op 29 november 2013 een tabel opgemaakt, waaruit kan worden afgeleid dat er 2248,5 voltijdse equivalenten worden overgedragen aan de Vlaamse overheid.
Ik geef u de concrete cijfers mee. Arbeidsmarkt: 451 voltijdse equivalenten. Gezinsbijslagen: 669. Gezondheidszorg: 105. Overige gemeenschapsbevoegdheden: 713. Overige gewestbevoegdheden: 308,7. Dat staat allemaal in die tabel.
Wat is nu de stand van zaken? Wij hebben aan onze Vlaamse administratie de opdracht gegeven om in eerste instantie te bekijken wat er allemaal in dat contingent van 2248 voltijdse equivalenten zit en hoe we dat gaan organiseren. Ik kan u verzekeren dat er een discussie aan de gang is, zeker over de verdeling en de verschillende bevoegdheden die overkomen, waar die ambtenaren moeten komen en hoeveel ambtenaren dat kunnen of moeten zijn.
Een nog belangrijker discussie betreft de kwalificaties van die ambtenaren. Ook daar moet nog heel wat werk verricht worden. Dat zal binnenkort gebeuren. Ik heb vanmorgen, in een gesprek met de administrateurs-generaal, vernomen dat op 15 januari de eerste vergadering zal plaatsgrijpen, ook in het kader van die voorhoede, om dat allemaal uit te klaren met de hoge federale ambtenaren en daar de nodige protocollen rond af te spreken.
Men heeft een tijdstabel van vergaderingen opgesteld, waarop de verschillende administraties dat verder zullen bespreken. Voor ons is de rol van het Departement Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (DAR) en van Martin Ruebens daar heel belangrijk in, om dat samen met de andere collega’s allemaal in goede banen te leiden.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord, maar een en ander is mij toch nog niet duidelijk. Wanneer men bevoegdheden overhevelt, is het nogal logisch dat er dan ook ambtenaren mee overgeheveld worden. U wijst niet alleen op de cijfers, maar ook op de kwalificatie van de ambtenaren. Ik leid uit uw verhaal af dat men op dit ogenblik één cijfer heeft, dat bovendien betwist wordt, en dat over de kwalificatie van de ambtenaren het eerste woord nog gesproken moet worden.
Het lijkt me dan toch een staatshervorming die wat dat betreft – ook van u uit –, slecht voorbereid is.
Minister-president, u verwijst ook naar de zogenaamde ‘voorhoede’. De voorhoede zijn diegenen die al moeten komen om de rest te laten volgen. Dat kunnen we toch begrijpen onder wat een voorhoede zou moeten zijn. Die voorhoede, waar zit die, minister-president?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik ben op de duur natuurlijk een beetje minder verbaasd, maar toch nog altijd verbaasd dat de mensen van het Vlaams Belang altijd angstig omgaan met die toch wel zeer belangrijke overdracht en het verschuiven van het politiek zwaartepunt van de federale overheid naar de deelstaten. Bij elke mogelijkheid pompen ze angst in bij de Vlamingen en zeggen ze dat het faliekant zal aflopen voor de Vlaming. Ik denk dat we een gezond zelfvertrouwen moeten hebben – de staatshervorming komt er – om efficiënter om te gaan met overheidsmiddelen. Het is heel belangrijk om de discussie over aantallen en overdrachten van ambtenaren te relativeren. Het is een oefening in efficiëntie: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’. Niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit van de ambtenaren die overkomen, is heel belangrijk.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de grote vraag die rijst wanneer die 2248 ambtenaren naar Vlaanderen zullen komen, is of ze een kwalitatieve dienstverlening aan de burger zullen kunnen verschaffen. Heeft de Vlaamse Regering de nodige maatregelen genomen om die overdracht organisatorisch zo goed mogelijk te realiseren?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de collega voor zijn vraag omdat hij nogmaals onderstreept hoe groot en omvangrijk de staatshervorming wel is op het gebied van bevoegdheden, op het gebied van middelen, maar ook op het gebied van mensen. Het spreekt voor zich dat die integratie vandaag zal starten, maar dat het nog heel wat voeten in de aarde zal hebben eer ze afgerond is. Mijnheer De Meulemeester, ik zou er toch echt niet van uitgaan dat er sowieso vragen te stellen zijn over het feit dat die mensen de dienstverlening die Vlaanderen in de toekomst zal gaan aanbieden, per definitie bijna niet zouden aankunnen. Ik pleit ervoor om dat te doen op basis van objectieve criteria en niet te vervallen in een koehandel. Het gaat hier over mensen, mensen over wie het grootste deel van het publiek ook vandaag al zijn tevredenheid toont.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik zou zeer voorzichtig zijn met de grootte van de staatshervorming af te meten aan het aantal ambtenaren. Het gaat over 4500 mensen op een totaal van 80.000. In die zin is dat toch maar relatief.
Het gebeurt dus efficiënt.
We zijn er allemaal van overtuigd dat de kwaliteit van een overheid voor een zeer groot deel afhangt van haar ambtenaren. Daarom is de discussie niet helemaal zonder belang. Als ik de minister-president goed heb begrepen, ben ik wel in die zin gerustgesteld dat we hier niet voor een voldongen feit worden gesteld. Er wordt wel degelijk, zowel over de aantallen als over de kwalificaties, nog verder gepraat. De indruk was eerder gewekt dat het opnieuw iets was wat de deelstaten moesten slikken, maar ik begrijp dat er nog kan worden gesproken over de aantallen en de kwalificaties. In het verleden – en als ik me niet vergis was het collega Van Mechelen die het nog heeft aangekaart in het kader van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid – was het wel het geval. Toen kwamen er 314 ambtenaren over die helemaal niet de juiste kwalificaties hadden om het werk verder te zetten en werden we pootje gelapt door de federale overheid. Als ik de minister-president goed heb begrepen, zou dat in dit geval worden vermeden,.
Voorzitter, het gaat hier over voltijdsequivalenten en niet over koppen. Als u spreekt over het aantal ambtenaren, dan moet u goed weten dat het gaat over 2248,5 voltijdsequivalenten, wat meer koppen kan betekenen. Ik wil voor alle duidelijkheid zeggen dat men met dit cijfer rekening heeft gehouden in de Bijzondere Financieringswet en dat de middelen daarvoor zijn bepaald. Dat is een niet onbelangrijk gegeven voor Vlaanderen.
Als ik zeg dat er nog discussie is over het aantal, dan gaat dat in eerste instantie over de aantallen die naar bepaalde diensten gaan. Er zijn voorstellen waarbij een bepaalde hoeveelheid mensen naar een bepaald domein gaat, terwijl vanuit andere domeinen dan mogelijkerwijze wordt opgemerkt dat hun aantal voltijdsequivalenten niet volstaat, gezien de bevoegdheden die zij krijgen. Dat is dus de discussie die verder kan worden gevoerd.
Mijnheer Van Hauthem, u hebt de vraag naar de voorhoede gesteld. Dat was een vraag die wij hebben gesteld, namelijk minister Bourgeois, toen we naar de Waalse Regering zijn gegaan. De federale overheid heeft daar een tijdje over nagedacht, want dat is op 6 december 2013 goedgekeurd. Men is daar nu mee bezig. Op 15 januari zal dat effectief in werking treden. Voor alle duidelijkheid: ook wat die voorhoede betreft, kan er sprake zijn van verschillende mogelijkheden. Dat kan gaan over federale ambtenaren die al naar hier komen om een en ander te organiseren. Dat kunnen ook Vlaamse ambtenaren zijn die naar de federale overheid gaan om meer kennis van zaken te verwerven, om de zaken te bekijken en ze dan toe te passen op Vlaams niveau. Dat kan ook in de tijd anders worden aangepakt. Heel die voorhoede is nu dus operationeel, en zal de volgende weken en maanden ook concreet moeten worden gemaakt.
Ik kan begrijpen dat de oppositie zich afvraagt of er wel voldoende tijd is om dat nu allemaal te organiseren. Nogmaals, we hebben vanmorgen met de administrateurs-generaal gesproken. Vanuit Vlaanderen wordt dat zeer goed voorbereid, en ik wil de Vlaamse administratie een pluim geven. Men is zich daar zeer zorgvuldig aan het voorbereiden. Men heeft al heel wat werk verricht. Men is klaar om die discussies te voeren. Aangezien de bevoegdheden daadwerkelijk in het midden van dit jaar worden overgedragen, met dan ook effectieve gevolgen voor het beleid in de volgende legislatuur, heb ik toch de indruk dat, indien men nu voortwerkt en die tijdstabel volgt, men dat op een efficiënte manier zal kunnen organiseren. Dat was de vraag van een aantal andere leden.
Dit is dus een niet onbelangrijke operationele opdracht als gevolg van die zesde staatshervorming. Het gaat over een aanzienlijk aantal ambtenaren. Voor ons is niet het aantal ambtenaren belangrijk, maar is het wel belangrijk dat we op een goede, efficiënte manier deze bijkomende bevoegdheden kunnen organiseren met de ambtenaren die we nodig hebben. Er zullen zeker ook efficiëntiewinsten moeten worden geboekt, en die zullen ook worden geboekt. De kwalitatieve invulling van een en ander is voor mij doorslaggevend in heel die discussie over die ambtenaren. Mijnheer Van Hauthem, u hebt gelijk: men is nog niet zo ver gevorderd op dat vlak. Men zal daar nog hard aan moeten werken.
Minister-president, na uw uitleg heb ik toch wel de indruk dat men het voorbije jaar andersom heeft gewerkt. De voorhoede is er nog niet. Die komt er, maar dat kan nu blijkbaar ook een achterhoede zijn. God ja, de karabiniers van Offenbach kwamen ook, maar ze waren te laat. Wat echter wel vaststaat, dat is uw budget. U verwijst er terecht naar. Mijnheer Diependaele, in de Financieringswet staat het budget ingeschreven dat overgaat om die ambtenaren te betalen, los van de voltijdsequivalenten, los van de kwalificatie van die ambtenaren. Wat de budgettaire overdracht voor die ambtenaren betreft, zijn we dus wel degelijk aan handen en voeten gebonden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.