Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de conclusies uit de enquête van de Vlaamse Jeugdraad betreffende de dienstverlening van de VDAB aan werkzoekende jongeren
Actuele vraag over de conclusies uit de enquête van de Vlaamse Jeugdraad betreffende de dienstverlening van de VDAB aan werkzoekende jongeren
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, uit een bevraging van de Vlaamse Jeugdraad bij 750 jongeren tussen 16 en 30 jaar oud blijkt dat de jonge werkzoekenden niet tevreden zijn over de werking van de VDAB. Ze weten niet precies wat de VDAB doet en ze vinden ook dat ze te weinig hulp van de VDAB krijgen.
Amper 13 procent van de ondervraagden heeft aangegeven de VDAB goed te kennen en 70 procent van die groep heeft geantwoord dat de VDAB hen niet echt aan een job helpt. Ik volg de formulering zoals die in de bevraging is gebruikt. Het blijkt niet enkel om een imagoprobleem te gaan. Hoe beter ze de VDAB kennen, hoe minder tevreden ze erover zijn. De belangrijkste bezwaren zijn dat ze te weinig informatie krijgen en dat er te weinig in een aanpak op maat wordt voorzien.
Minister, er is ook goed nieuws. Zoals steeds wanneer de VDAB of uw werkgelegenheidsbeleid onder vuur komt te liggen, zijn uw coalitiepartners u meteen te hulp geschoten.
De pechverlener van dienst was deze keer niemand minder dan de heer Van Malderen, fractievoorzitter van sp.a. hij zei dat u meer ambitie moet tonen inzake de begeleiding van jonge werklozen en dat u aan het begin van deze legislatuur een sluitend maatpak had beloofd voor de begeleiding van werkzoekenden, maar op het terrein is daar onvoldoende van te merken.
Minister, als een dergelijk eminent lid van uw meerderheid dat zegt, wie ben ik dan als bescheiden oppositielid om dat tegen te spreken? Minister, wat is uw reactie op de bevraging door de Vlaamse Jeugdraad en de conclusies daarvan? Hoe reageert u op de kritiek van een meerderheidspartij ter zake?
Mevrouw Quintens heeft het woord.
De heer Janssens heeft de bal voor het doel gelegd. Ik sta hier in de plaats van de heer Van Malderen. Dat heeft geen speciale reden, het heeft gewoon te maken met onze bekommernis. We vinden dat de VDAB wat meer ambitie mag hebben. Daar is totaal niets mis mee. De minister en de heer Van Malderen zijn het over veel zaken trouwens eens.
Ik citeer uw reactie, minister, op de bevindingen van de Jeugdraad. “België geldt in Europa als een goed voorbeeld als het gaat om jeugdwerkloosheid. Dat wil toch zeggen dat onze aanpak werkt.”
Ik denk dat dat voor heel veel jongeren klopt. ook voor veel hogergeschoolde jongeren is het probleem van conjuncturele aard.
Ik neem u even mee naar Waterschei, mijn gemeente. Waterschei heeft een jongerenwerkloosheid van 25 procent, in sommige wijken loopt dat op tot 40 en 50 procent. We hebben geen precieze cijfers per wijk. Het verbaast me, als we met die jongeren praten, is onze taal niet die van de jongeren. De Jeugdraad vermeldt dat ook. De jongere wordt niet altijd als klant gezien.
Welke initiatieven kunnen we op korte termijn nemen? Gisteren hoorde ik heel goed nieuw van het wijktraject. Dat is de aanpak op maat waar de Jeugdraad naar verwijst. Er wordt aan gewerkt. Dat is een goede zaak. Hoe kunnen we op korte termijn iets doen aan de communicatie?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, het is weer zover: er is weer kritiek op uw beleid. Deze keer heeft de Vlaamse Jeugdraad de kat de bel aangebonden. De raad hield een enquête en daaruit blijkt dat de jeugd de VDAB niet kent, en onbekend is onbemind. Maar het is zelfs erger: de kleine groep die de VDAB wel kent, zegt dat de dienst faalt en dat het niet goed gaat met de informatiedoorstroming.
De VDAB reageerde natuurlijk op die kritiek. Ze gaven hun imagoprobleem toe. Uw coalitiepartner sp.a reageerde dan weer dat zowel de VDAB als de minister van Werk wat ambitieuzer zouden mogen zijn; ze hebben immers de nodige middelen om het nodige te doen.
Dan was er nog uw reactie, minister. ik las uw reactie in De Morgen. Die was mooi. U zei dat u verbaasd was over de resultaten van de enquête, maar u zei ook: België geldt in Europa als een goed voorbeeld. Dat eerste woordje is belangrijk. Het siert u dat u het opneemt voor België, alleszins. Maar de kritiek staat er. Wat gaat u eraan doen? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat jongeren beter geïnformeerd worden en dat ze effectief begeleid worden naar een duurzame job?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, laat me eerst schetsen hoe mijn reactie in De Morgen is terechtgekomen. Mijn woordvoerder en ikzelf werden op zondagochtend om 8 uur gebeld door De Morgen met de vraag om onze reactie op de enquête van de Jeugdraad en het feit dat daaruit bleek dat onze jongeren de VDAB niet kennen.
Ik heb gevraagd of ik die enquête mocht zien. Dat was niet mogelijk. Ik heb gevraagd welke jongeren waren ondervraagd. Dat wist men niet. Ik heb gevraagd naar de leeftijd, de scholingsgraad en de representativiteit. Men kon mij daar niet op antwoorden. Maar men vroeg toch dat ik zou reageren. Ik heb toen gezegd: “Als ik niet weet wat die enquête juist inhoudt, ga ik u één ding zeggen. Ik ben wat verbaasd. Om vier redenen. Ten eerste omdat uit de schoolverlatersenquête blijkt dat binnen het jaar alle schoolverlaters op 3,5 procent na ergens een job hebben gevonden of gehad. Ten tweede is het zo dat wij eind november 2013 aan een sluitend bereik zaten van 92,38 procent binnen de vier maanden. Ten derde bedraagt de tevredenheid van werklozen over cursussen 71 procent, en bij de jongeren is dat bijna 80 procent. Dat zijn heel andere cijfers dan in die enquête. Ten vierde zegt Europa dat de aanpak van de VDAB model staat op de jongerentop die in Duitsland heeft plaatsgevonden.”
Ik was dus verbaasd. Ik heb maandag die enquête laten opvragen. Ik heb ze maandagnamiddag gekregen. Ik denk niet dat jullie ze hebben gelezen. (Opmerkingen van de vraagstellers)
Neen, ik denk het niet. Nu ben ik minder verbaasd. Mijnheer Janssens, het gaat over 500 en niet over 750 jongeren. Er staat ook: “De jongeren die de enquête hebben ingevuld zijn niet representatief voor jongeren in Vlaanderen. Het zijn voornamelijk jongeren in het laatste jaar secundair onderwijs, met een oververtegenwoordiging van aso en tso, en jongeren die net de stap naar hoger onderwijs of de arbeidsmarkt maakten.” Het gaat hier dus niet over werkloze jongeren, het gaat over 500 jongeren. Weten jullie hoeveel van die 500 werkzoekend waren? Weten jullie het? (Opmerkingen van de heer Chris Janssens)
22! We zijn in november en 22 jongeren zijn werkzoekend, mevrouwen en mijnheer. Daar kun je dus geen conclusies aan koppelen over de werkzoekende jongeren. 22 werkzoekenden op 500, dat is 4,4 procent. Je kunt daar geen conclusies aan vastkoppelen ten aanzien van doelgroepen.
Ik heb begrepen dat er tussen de Jeugdraad en de VDAB al jaren een constructieve dialoog is. Er is zeker een signaal, het signaal dat studenten van het secundair onderwijs de VDAB nog niet kennen. Ik vind dat niet zo verbazingwekkend. Maar zelfs daar heeft de VDAB zijn website aangepast en gemakkelijker toegankelijk gemaakt voor jongeren die nog in het secundair onderwijs, aso of tso, zitten.
Ten slotte wil ik herhalen dat we wel maatwerk leveren aan jongere werkzoekenden. Dat maatwerk gaat uit van de al dan niet zelfredzaamheid van jongeren. Bovendien heeft de VDAB heel wat initiatieven om hen te bereiken. Er is overleg met de jongeren zelf, er is een jongerenplatform, er wordt naar festivals gegaan, er wordt jeugdwerking gedaan, er worden jobcafés georganiseerd, en al de rest.
De titel, maar ook de inhoud van het artikel ‘De VDAB helpt jongeren niet aan een job’ is volgens mij, als je de studie leest, niet representatief. De titel dekt niet de resultaten van de enquête, maar ook niet de werking van de VDAB. (Applaus bij de N-VA en van minister-president Kris Peeters)
Minister, mocht u de mimiek van de fractievoorzitter van de sp.a in de gaten hebben gehouden tijdens uw antwoord, u zou waarschijnlijk, net als ik, nog met een aantal vragen zitten.
Ja, wij hebben de peiling of bevraging gelezen. Ze stond op de website van de Vlaamse Jeugdraad. Ik heb ze integraal gelezen. U komt dan weer af met het minimaliseren van de conclusies, en u herhaalt nog eens uw ‘alles gaat wel goed’-mantra. Die mantra wordt toch tegengesproken door de cijfers. In de zomer van 2013 bedroeg de werkloosheid 10 procent meer dan in 2012. Vooral de jeugdwerkloosheid is daarbij, met 12,8 procent, een probleem. Eind november waren 50.000 jongeren onder de 25 jaar in Vlaanderen werkzoekend.
Die cijfers benadrukken, collega’s van sp.a, dat jullie federale minister van Werk en deze Vlaamse minister van Werk samen meer ambitie moeten tonen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Collega’s, jongeren die op zoek zijn naar een job en die geholpen willen worden door de VDAB, dat zijn geen statistieken of procenten, dat zijn mensen.
Ik zal u een voorbeeld geven. Gisteren nog heb ik hier in de gangen van het Vlaams Parlement gebeld met een van de jobcoaches in mijn stad, omdat een jongere van 21 jaar, de dochter van een kennis van mij, die laaggeschoold is, een jonge moeder, die twee jaar in een JoJo-project in een school heeft gewerkt, haar C4 heeft gekregen en naar de VDAB moest om te bekijken met welke opleiding voor een knelpuntberoep ze kon beginnen. Ze krijgt een bundel papieren en wordt wandelen gestuurd. Gelukkig heeft haar vader kunnen bellen en hebben we iemand van de stad Genk kunnen vragen om eens een babbel met haar te hebben.
Zolang we die verhalen horen, is er werk aan de winkel bij de VDAB. We moeten ervoor zorgen dat jongeren op maat en als echte klanten van de VDAB geholpen worden.
Minister, ook ik vind dat u de problemen andermaal minimaliseert. In 2012 hebt u duidelijk aangekondigd dat u er met de jeugdaanpak naar streefde om de jongeren via een duurzaamheidstraject te begeleiden naar een duurzame job. Vandaag blijkt dat 48.000 jongeren een job zoeken.
De Vlaamse Jeugdraad gaf al in 2009, bij de toelichting bij uw beleidsnota, het advies om duidelijk met die jongeren te communiceren, om op hun maat en samen met hen initiatieven te nemen, in jongerentaal, laagdrempelig, veelvuldig en divers vindbaar. Dat was toen al de vraag van de Vlaamse Jeugdraad, maar als diezelfde Jeugdraad vandaag naar buiten komt met een enquête, die wij allemaal gelezen hebben en die inderdaad al online stond, dan is de bedenking: het is allemaal zever in pakskes, het gaat niet op, het gaat goed met ons, ondanks die 48.000 werkloze jongeren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting. Als je de artikels hebt gelezen, en vooral de titel ‘VDAB helpt jongeren niet aan een job’, krijg je nu wel een heel andere context en een heel ander verhaal, met duiding. Titels zeggen inderdaad niet altijd alles en dekken niet altijd de lading.
We hebben het in de commissie al meermaals gehad over het maatwerk en de vele inspanningen die gedaan worden voor de jongeren. De VDAB probeert daar kort op de bal te spelen. Ook wat de communicatie betreft, en het feit dat sommigen het niet kenden, speelt de VDAB nu kort op de bal. Dat duidt erop dat ze in dialoog willen gaan en hun werking altijd willen verbeteren, wat logisch is voor een openbare dienst.
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat er op dit vlak ‘too little’ gebeurt en ‘too late’. U hebt in dezen al zoveel zaken beloofd, maar we zien dat u uw eigen doelstellingen niet realiseert. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de individuele beroepsopleiding. Ik denk dat u veel effectiever te werk moet gaan en er, samen met de VDAB, voor moet zorgen dat er ook sancties zijn wanneer de jongeren verplicht naar een job geleid worden, maar dat niet doen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ben ook gebeld voor een reactie. Dat hebt u misschien kunnen lezen in het artikel. En de collega’s hebben gelijk: het rapport stond al weken online. U had het dus al vroeger kunnen zien, of ten minste iemand op uw kabinet.
Ik heb een concrete vraag. U kunt de enquête van tafel vegen, als niet relevant, maar in het rapport staan toch enkele interessante suggesties. Ik zou het quickwins noemen, maar ik durf het woord bijna niet meer te gebruiken. Ziet u in het rapport, waarin toch suggesties worden gedaan over stages, tijdelijke contracten en dergelijke, nog quickwins die u in deze legislatuur kunt realiseren, om tegemoet te komen aan wat in het rapport staat?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, de 92 procent waarover u het hebt, zijn degenen die op de radar van de VDAB verschijnen. Degenen die hier ter sprake komen, zijn degenen die daarbuiten verschijnen. We hebben het er al vaker over gehad, het zijn degenen die geen job hebben, geen opleiding hebben gevolgd en geen begeleiding genieten. Het is heel belangrijk dat we die zo snel mogelijk kunnen bereiken, de ervaring leert dat. We moeten die groep dringend beter in kaart brengen, dat zijn de NEET-jongeren (not in education, employment, or training), en actief opvolgen.
Als het gaat over de strijd tegen de jeugdwerkloosheid in Vlaanderen, gaat het in de eerste plaats over de laaggeschoolde jongeren en de vroegtijdige schoolverlaters. Professor Sels heeft nog gezegd dat de beste manier om daar iets aan te doen, is jobs voor hen creëren. Dat kunnen we doen via een gerichte lastenverlaging. Dankzij de zesde staatshervorming krijgt Vlaanderen daarvoor een aantal belangrijke hefbomen in handen. Ik heb het concurrentiepact even bekeken. We maken daarvoor nu al middelen vrij, die we kunnen inzetten. Dat is een belangrijke stap om aan deze problematiek iets te doen.
Mijnheer Van Rompuy, wat in het competitiviteitspact staat, is voor alle jongeren, niet voor de jonge werklozen. Het doelgroepenbeleid gaat naar alle jongeren, hetzij alle ouderen, ook zij die werken. Dat is de lastenverlaging zoals ze moet worden opgesteld.
Mijnheer Rzoska, inhoudelijk zullen wij de suggesties zeker bekijken. De VDAB is in dialoog met de Jeugdraad. Natuurlijk nemen we dat mee. Wij staan altijd open voor verbetering.
Waar ik het lastig mee had – en de heer Janssens deed dat verstandiger –, was: wijk nu maar af, laat die enquête voor wat ze is, want ze is niet representatief. Als u mij wilt bevragen over de jeugdwerkloosheid, heb ik daar geen probleem mee. Dat hebben we nog al gedaan. Maar de enquête en de titel van een krantenartikel nemen als basis om dat te doen, met alle respect, is een verkeerd uitgangspunt. U hebt alle drie verwezen naar het artikel: het artikel dekt de lading van de enquête niet. De enquête geeft ons niets over jongere werklozen die de VDAB niet kennen.
Ik wil u vragen: wie van u kende in het secundair onderwijs de VDAB al? En was het nodig om de VDAB te kennen? U hebt daarna wellicht nog verder onderwijs gevolgd. Ik weet het niet, toen ik in het middelbaar zat, nu heet dat secundair onderwijs, had ik nog niet van de VDAB gehoord. Maar op het moment dat ik de arbeidsmarkt bezocht, wist ik dat ik bij de VDAB moest zijn.
Natuurlijk is en blijft er werk rond de jeugdwerkloosheid. Maar u weet toch allemaal dat wij al heel deze legislatuur, en zeker voor de laaggeschoolde jongere werklozen, mijnheer van Rompuy, fundamenteel daarop inzetten. Dat blijf ik doen. U hebt het zelf nog aangehaald. Ik heb de Vlaamse Regering gevraagd om die WIJ-projecten voort te zetten. Volgens mij is de enige manier om ongeschoolde jongeren een kans te geven op de arbeidsmarkt, ze in een bedrijf aan het werk krijgen via stages, werkinleving en dergelijke. De extra 5 miljoen euro, die we eenmalig hebben gekregen, in 2013, trekken we voort in 2014 en verder naar 2015.
Natuurlijk doen wij veel dingen voor die jongeren. Het resultaat is er ook. Het is niet toevallig dat we in een Europese top worden gekozen als voorbeeld. Elke werkloze is er een te veel, daar hebt u gelijk in. Maar het is niet toevallig dat, als je de statistieken bekijkt, wij in Vlaanderen een relatief lage werkloosheid hebben. Wij blijven de vierde laagste in heel Europa, na Oostenrijk, Nederland en een derde land, dat ik nu vergeten ben. Drie landen zijn beter dan Vlaanderen. Dat is nog altijd het bewijs dat we goed doen wat we doen.
Ik wil de heer Van den Heuvel citeren. Bij het begin van de begrotingsbespreking zei hij dat we tussendoor fier mogen zijn op wat we doen. Niet zelfgenoegzaam, en dat zal ik niet zijn, want dan zou ik geen bijkomende WIJ-projecten hebben gevraagd. U mag niet doen alsof wij in Vlaanderen achteraan bengelen als het gaat over jeugdwerkloosheid.
Enquêtes die niet representatief zijn en afgenomen zijn bij schoolgaande jongeren, gebruiken om te schieten op ons beleid, lijkt me niet de juiste basis. Ik blijf me inzetten voor jeugdwerkloosheid. (Applaus bij de N-VA)
Minister, de essentie blijft overeind: het werkgelegenheidsbeleid is de achilleshiel van deze regering. U wordt daarbij in de pers door uw coalitiepartners tot kop-van-jut gemaakt. De sp.a wil daarmee het falen van haar eigen federale minister van Werk Monica De Coninck maskeren. De CD&V wijst eveneens voor het mislukte werkgelegenheidsbeleid van de regering-Peeters II in uw richting. U ondergaat die verwijten heel gelaten. Net dat is het probleem van deze Vlaamse Regering, minister-president: te veel gelatenheid, te weinig animo, te veel gerommel in de marge en te weinig daadkracht. Minister, minister-president, voor de bestrijding van de werkloosheid kan deze Vlaamse Regering alleen maar een attest van onbekwaamheid krijgen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Janssens, het is natuurlijk gemakkelijk om de schuld te leggen bij problemen in de regering. Er is ook nog zoiets – en daarom doen we hopelijk toch allemaal aan politiek – als een oprechte bezorgdheid voor de jongeren die het heel moeilijk hebben. Minister Muyters heeft daarstraks nog gezegd dat hij er goed tegen kan dat men kritisch is.
Minister Muyters, het volgende beeld is voor u, als voormalig vertegenwoordiger van de werkgevers, misschien heel herkenbaar. Ik heb een winkel en uit een enquête blijkt dat een aantal jonge klanten niet tevreden zijn over mijn producten, over mijn dienstverlening, over mijn klantvriendelijkheid. Er is dan toch een probleem.
Ik blijf het belangrijk vinden dat we de jongeren niet als een statistiek of procenten zien, maar ook als mensen. Elke jongere die werkloos is, is er een te veel. Laten we samen onderzoeken hoe we de communicatie kunnen verbeteren en bereiken dat jongeren zich goed voelen en zich echte klanten van de VDAB voelen.
Minister, ik heb goed geluisterd naar uw antwoord en ik heb niet gehoord welke maatregelen u effectief zult nemen om de jongeren beter te informeren en beter te begeleiden. Ik heb ook niet gehoord dat u de kritiek van uw eigen coalitiepartner in deze Vlaamse Regering weerlegt, die zegt dat er duidelijk meer ambitie moet zijn.
Onze fractievoorzitter heeft daarstraks al gezegd dat u een babbelaar bent en geen doener. U hebt toen gezegd: “Ik babbel misschien niet genoeg.” Ik wil u een advies geven: babbel met die jongeren, babbel met die werklozen en probeer hun een kans en uitzicht te geven op een duurzame job. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.