Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, het boekenvak in Nederland en Vlaanderen is altijd al een onderwerp geweest van debat tussen onze beide landen. Ooit bloeiden de Nederlandse uitgeverijen terwijl die hier in Vlaanderen wegkwijnden. Een tijdje later begonnen onze Vlaamse uitgevers hun Nederlandse collega’s op te kopen. Dat is nu weer veranderd. Het is altijd een leuk onderwerp. Vlaamse auteurs lieten zich altijd al graag uitgeven bij Nederlandse uitgeverijen. Vandaag zien we dat Vlaanderen bijna 30 procent van de boeken produceert en Nederland 70 procent. Die verhouding is nog redelijk.
Minister, Carlo Van Baelen, van oudsher de onvolprezen cijferaar als het over die materie gaat, heeft nu in opdracht van de Taalunie een rapport geschreven over dat grensoverschrijdende boekenverkeer tussen Nederland en Vlaanderen. Daaruit blijkt dat boeken en misschien nog beter auteurs ook vandaag, meer dan dertig jaar na ons Taalunieverdrag, nog altijd zeer moeizaam de grens over geraken.
Minister, één cijfer viel me bijzonder op. Het aandeel van Nederlandse import in Vlaanderen is 60 procent. De import in Nederland vanuit Vlaanderen is amper 5 procent. Dat cijfer wekt verbazing. Het is niet alleen cultureel van belang, maar ook economisch.
Minister, het Taalunieverdrag heeft, zoals we weten, tot doel de samenwerking te bevorderen tussen onze beide landen op het gebied van de taal, maar ook van de letteren. Ziet u concrete mogelijkheden binnen of buiten de Taalunie om Vlaamse boeken en auteurs vlotter in Nederland aan de man te brengen dan vandaag het geval is?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Vandaele, de studie waarnaar u verwijst, is uitgevoerd in opdracht van de Taalunie. De conclusie van die studie is vooral dat mensen, wanneer zij boeken kopen, vooral boeken kopen die zij ergens gezien hebben, waar zij over gelezen hebben, kortom die gepromoot zijn: in de bibliotheek, op de televisie, in de krant of in het onderwijs. Boeken die daar worden besproken, zijn populair. Dat is de conclusie van die studie. De Taalunie had die studie ook uitgevoerd om na te gaan of ze meer initiatieven kan nemen.
Op basis van die cijfers komt er ook een vervolgtraject om te bekijken hoe we elkaar nog beter kunnen leren kennen, hoe we boeken van over de taalgrens, dus vanuit Nederland naar Vlaanderen, maar zeker ook omgekeerd, kunnen promoten. Men werkt nu aan dat vervolgtraject. Het lijkt mij nog wat te vroeg om nu al te zeggen wat er moet gebeuren. We moeten dat vervolgtraject alle kansen geven.
Op dit moment zijn er al initiatieven, zoals de Inktaap, waar jongeren boeken bespreken van zowel Nederlandse als Vlaamse auteurs. Er is ook ‘Ken je buren’, een uitwisselingsproject van auteurs, dat op dit moment al bestaat. U weet ook dat wij het initiatief hebben genomen om ons samen als gastland kandidaat te stellen voor de Frankfurter Buchmesse in 2016. Dat zal de kennis, maar ook het wederzijdse begrip, tussen beide landen versterken.
Deze opdracht wordt verder ingevuld door de Taalunie. Uiteraard zullen onze beide fondsen, vooral het Vlaams Fonds voor de Letteren, daar ook conclusies uit trekken en bekijken wat ze nog meer kunnen doen. Het blijft natuurlijk ook altijd een marktgegeven. Het is niet altijd evident om rechtstreeks in de markt in te grijpen. Toch denk ik dat er, eens het vervolgtraject is afgerond, een aantal aanbevelingen kunnen worden meegenomen die we dan concreet in de praktijk moeten omzetten.
Maar nogmaals, een beetje geduld. Het is ook wel belangrijk om de juiste conclusies te kunnen trekken uit die initiële studie.
Geduld heb ik al gehad, minister. Ik ben al redelijk lang met deze materie bezig. Ik word er al grijs van intussen. Het komt er natuurlijk op aan dat men inderdaad aandacht besteedt aan elkaars producten, dat hebt u goed gezegd, dat de bibliotheken dat doen, dat de pers dat doet en dat de boekenbijlages dat doen.
We merken dat Vlaanderen meer openstaat voor Nederlandse auteurs dan omgekeerd. Dat staat ook in het onderzoek. Voor verplichte lectuur in de scholen bijvoorbeeld kiezen zowel Vlaamse als Nederlandse leerlingen in de eerste plaats voor hun eigen auteurs. Maar toch zien we dat Vlaamse lezers makkelijker Nederlandse auteurs kiezen, in 45 procent van de gevallen, dan omgekeerd. Nederlandse jongeren kiezen maar in 9 procent van de gevallen een Vlaamse auteur.
Dat kan volgens mij misschien te maken hebben met een betere omkadering en promotie in Nederland van die Nederlandse producten, en misschien ook met een mentaliteit bij ons. Wij hebben nu eenmaal traditioneel de gewoonte om een beetje op te kijken naar de Nederlandse broer als het gaat om dingen die te maken hebben met het geschreven woord. Dat geldt voor literatuur maar ook voor de schrijvende pers.
Minister, denkt u dat er iets aan de mentaliteit kan worden gedaan, dat u misschien een mentaliteitsverandering op gang kunt trekken?
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, u stelt een terechte vraag. Het is inderdaad een probleem waar we allebei al vele jaren tegenaan kijken en dat we ook kennen, zelfs zonder de studie. Je loopt een boekhandel binnen in Nederland, en je ziet het zo. Ook omgekeerd. Ik denk dat er meer dan een eenvoudige maatregel nodig zal zijn om dat weg te werken.
Minister, ik denk dat door uw diensten maar ook de fondsen, de Nederlandse Taalunie en de belangenbehartigers, boek.be en anderen, in dezen eens gezamenlijk een soort van actieplan moet worden gemaakt met een aantal stappen om te maken dat de Vlaamse auteurs in Nederland meer voet aan de grond krijgen. Dat is de kern van het probleem. De Nederlandse uitgevers die meestal sterker zijn, nemen dan wel de Vlaamse auteurs mee die in hun portefeuille zitten en niet de andere. Het zal een zeer breed gedragen actieplan moeten zijn. Laat ons ervoor gaan in het belang van onze Vlaamse auteurs. We hebben tenslotte fantastische mensen.
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, de vraag is helemaal terecht. De cijfers tussen Vlaanderen en Nederland zijn te verschillend om toevallig te zijn. Er is meer aan de hand, sowieso. Ik sluit me aan bij wat de minister zei. Er is natuurlijk het spel van vraag en aanbod enzovoort. Daar kan de overheid zich moeilijk in mengen. Ik ga wel akkoord met het feit dat men misschien globaal de krachten moet bundelen, namelijk én de Vlaamse uitgeverijen, én de belangenbehartigers, én de fondsen, én de Taalunie en eventueel een aantal andere spelers, om te werken aan een actie- en promotieplan. Ik denk dat dat de richting moet zijn in de komende jaren.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, straks staat het ontwerp van decreet betreffende de Cultuurprijzen van de Vlaamse Gemeenschap op de agenda. Bij de bespreking daarvan in de commissie heb ik een pleidooi gehouden om de prijs voor Vlaams-Nederlandse Culturele Samenwerking nieuw leven in te blazen. U hebt die prijs in 2010 na één editie afgeschaft. Ik vind dat jammer, want die prijs kan fungeren als een culturele en dus ook als een literaire bruggenbouwer tussen Vlaanderen en Nederland. We moeten vaststellen dat er geen taalkloof is maar wel een interessekloof. Ik wil net als de collega’s oproepen om initiatieven te nemen om die kloof te dichten. Onder andere kan de prijs voor Vlaams-Nederlandse Culturele Samenwerking daartoe een stimulans zijn.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het niet zozeer gaat over een mentaliteitskloof maar eerder over het feit dat er promotie ontbreekt. Een actieplan in dezen binnen de Taalunie zou goed zijn. Je hebt natuurlijk de basisafzetmarkt die groter is in Nederland, waardoor de uitgevers sneller geneigd zijn om de Nederlandse schrijvers meer te promoten. Het zou interessant zijn, als je dat actieplan maakt, om met de uitgevers aan tafel te gaan zitten en te kijken waar we elkaar kunnen vinden.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Moeten we het grensoverschrijdend boekenverkeer met Nederland stimuleren? Als ik kijk naar mijn eigen levensloop, dan is het bij mij mis beginnen te gaan toen ik ‘Ik, Jan Cremer’ ben beginnen te lezen, ‘Turks fruit’ van Jan Wolkers enzovoort. (Gelach)
Ik heb daar dus toch mijn twijfels over.
Alle gekheid op een stokje, in de leescultuur bij jongeren speelt het onderwijs een cruciale rol. Ik herinner me nog dat in het middelbaar onderwijs bepaalde boeken werden gepromoot, zoals ‘Wierook en tranen’ van Jos Vandeloo. Ik durf te wedden dat de helft van dit parlement dat heeft moeten lezen. In scholen worden er enorme afspraken gemaakt over welke boeken er eigenlijk worden gelezen. (Opmerkingen van de heer Pieter Huybrechts)
Het was Ward Ruyslinck, sorry. Jos Vandeloo was echter ook een van de gepromote auteurs. Men heeft gelijk als men zegt dat dit meer moet worden gestimuleerd, maar dan moet men bij het onderwijs aankloppen. Ik wil wel eens de vraag stellen in de commissie Onderwijs of minister Smet, zolang hij er nog is, dat misschien eens kan aankaarten bij zijn Nederlandse collega.
Ik wil nogmaals herhalen dat de hoofdconclusie van die studie is dat, als iemand een boek kent, als hij heeft gehoord of gezien dat het bestaat, dan ook de kans groot is dat hij dat aankoopt en leest. Het onderwijs is inderdaad belangrijk daarin, net als de bibliotheek en de media. Het is goed dat we pas echt concreet actie nemen als we goed weten wat daar nu precies toe zal bijdragen, wat kan helpen. Dat is nu het vervolgtraject van de Taalunie. Dat zal zeker en vast dan aanleiding geven tot concrete acties, bij het Vlaams Fonds voor de Letteren, maar naar ik veronderstel ook aan de overkant van de taalgrens, bij het Nederlandse Fonds voor de Letteren. We zijn dat dus concreet gestalte aan het geven. Uiteraard zal dat samen met het boekenvak en het BoekenOverleg gebeuren. U weet dat we in deze legislatuur officieel alle partners rond de tafel verzamelen, dus zowel de uitgevers als de auteurs en iedereen die daarbij betrokken is, zodat we ook heel de keten mee hebben bij de beslissingen die wij nemen. Het gaat ook over de boekhandels, niet te vergeten. Zij zullen ook worden betrokken bij die conclusies en de concrete acties die we moeten nemen.
Collega, u verwees naar de prijs voor Vlaams-Nederlandse Culturele Samenwerking. Ik heb u in de commissie ook al uitgelegd dat ik die niet heb afgeschaft. Die prijs was een initiatief van zowel Nederland als Vlaanderen, en als de Nederlanders op een bepaald moment beslissen dat die prijs voor hen niet meer hoeft, dan kan men natuurlijk geen prijs meer uitreiken. Dat is dan logisch. Dat was een samenwerkingsproject. Het was niet mijn keuze om daarmee te stoppen. Dat is een heel andere discussie waarin we nu zijn terechtgekomen.
Ik vind die studie dus zeer interessant. Op basis daarvan komen we tot concrete acties. Iedereen is hier vandaag een beetje expert met betrekking tot de vraag hoe we dit nu precies moeten oplossen, maar ik meen dat we de experts hun juiste conclusies moeten laten trekken, en op basis daarvan naar een heel concreet actieplan gaan, zodat we onze Vlaamse auteurs nog meer kunnen promoten in Nederland.
Voorzitter, de heer Bouckaert zegt dat het met hem helemaal mis is beginnen te lopen toen hij het boek ‘Turks fruit’ heeft gelezen. Bij mij is het omgekeerd: het is helemaal goed gekomen toen ik de film heb gezien. (Gelach)
Minister, ik ben een groot voorstander van een verregaande samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen, niet alleen op het gebied van cultuur en taal, maar ook ruimer maatschappelijk. Voor mij betekent dat niet dat we met een apothekersweegschaaltje moeten afwegen of de ene niet een boekje meer koopt van de andere dan omgekeerd, maar we moeten er inderdaad toch voor zorgen dat de grote kloof die we nu vaststellen, wordt gedicht, ook omdat dat belangrijk is als we elkaar over de grens heen willen begrijpen en leren kennen. Dan moeten we kennis nemen van elkaars culturele producten. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.