Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van de heer Paul Delva, niet aanwezig, mevrouw Yamila Idrissi, wel aanwezig, de heer Marius Meremans, niet aanwezig, de heer Bart Caron, wel aanwezig, de heer Johan Verstreken, niet aanwezig, de heer Philippe De Coene, wel aanwezig, en de heer Wilfried Vandaele, gelukkig ook aanwezig, houdende de ondersteuning van de professionele kunsten.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Arckens, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het kunstenlandschap is de afgelopen jaren sterk geëvolueerd. Het was dan ook duidelijk dat het Kunstendecreet van 2004 diende te worden bijgestuurd. Dat werd al aangegeven in de beleidsnota 2009-2014 en werd in de commissie Cultuur meermaals behandeld. In het voorjaar van 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota goed over de vernieuwing van het Kunstendecreet.
De heer Caron had eveneens zijn conceptnota over een vernieuwd Kunstendecreet ingediend. Het leek ons, minister, dat beide nota’s enigszins gelijklopend en complementair waren. Ze zijn dan ook het uitgangspunt geweest voor het aangepaste Kunstendecreet.
Het debat in de commissie Cultuur was uitermate constructief. De commissie had een ruime bevragings- en consultatieronde met betrokken actoren, grotendeels in de vorm van hoorzittingen.
Het voorliggende voorstel van decreet, ingediend door de heer Paul Delva, mevrouw Yamila Idrissi, en de heren Marius Meremans, Bart Caron, Johan Verstreken, Philippe De Coene en Wilfried Vandaele, verdient een korte toelichting. Er zijn een aantal veranderingen en vernieuwingen ten opzichte van het decreet van 2004. Zo wordt het uitgangspunt van de artistieke disciplines vervangen door een inhoudelijke benadering op basis van vijf functies, te weten ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie. Nochtans wordt de disciplinaire benadering niet geheel achterwege gelaten.
Ook het systeem van beoordeling, dat in de laatste jaren grondige kritiek te verduren kreeg, wordt gewijzigd. Er wordt afgestapt van de disciplinegerichte commissies. Voortaan worden uit een ploeg van experts op een min of meer ad-hocbasis variërende commissies samengesteld en ook worden meerjarige projecten en beurzen mogelijk.
Voorts wordt een verhaalrecht ingesteld. Ook wordt gekozen voor een complementair beleid met andere overheden, die bij het opstellen van de visienota worden betrokken en waarmee protocollen zullen worden afgesloten, zoals de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Dat moet leiden tot meer inspraak en een meer gestroomlijnd beleid.
De continuïteit van de grote kunstinstellingen wordt gewaarborgd door een erkenning voor onbepaalde duur en vijfjarige beleidsplannen. Deze instellingen moeten vaste punten zijn en voldoen aan een aantal criteria, waaronder artistieke excellentie, internationale relevantie en een landelijke schaal. Andere duurzame instellingen zijn de ondersteunende organisaties. De bestaande steunpunten worden samengevoegd tot één kunstensteunpunt. Het Vlaams Architectuurinstituut wordt een sectorinstituut met verruimde taken. Het stimuleringsbeleid verfijnt de kunstenaarstoelage met prefinanciering en cofinanciering. De aanduiding van residentieplekken blijft behouden. En om de internationale kansen van de kunstenaars te vergroten, worden doorbraaktrajecten mogelijk.
Er is een kunstkoopregeling opgenomen in het voorstel van decreet. Het verwervingsbeleid van de overheid wordt opnieuw geactiveerd. Maatschappelijke en culturele diversiteit is als doelstelling opgenomen. Het voorstel van decreet bepaalt dat er een visienota moet komen, die het werkinstrument van de sector zal worden en die moet vertrekken van een brede omgevingsanalyse en die de beleidsprioriteiten aangeeft. De verfondsingspiste is verlaten en het zwaartepunt blijft beleidsmatig.
Ik kom tot de algemene bespreking. Open Vld, bij monde van de heren De Gucht en De Ro, vond het voorliggende voorstel van decreet ontoereikend en te weinig ambitieus en had graag een grotere stimulans ingebouwd voor de zelfredzaamheid van de kunstenorganisaties, zodat zij meer eigen middelen zouden kunnen opbouwen. Zij vinden een kunstensector die grotendeels afhankelijk is van subsidies, onvoldoende sterk, zeker in tijden van besparingen. Voorts vroegen de heren De Ro en de Gucht meer aandacht voor cultuureducatie, met name in het onderwijs, en willen zij specifiekere vormen voor beginnende kunstenaars. Beide collega’s dienden in het licht daarvan amendementen in.
Bij de indieners van het decreet leeft de mening dat het vernieuwde Kunstendecreet wellicht niet revolutionair is maar toch vernieuwend en dat het oplossingen biedt voor een aantal onvolkomenheden van het decreet van 2004 en een instrument vormt dat tegemoetkomt aan de behoeften van de sector zoals die zich ontwikkelt. De heer Delva vindt dat dit voorstel van decreet de goede dingen behoudt en verandert wat nodig is. Hij stelt tevens dat de huidige regeling aan herziening toe was, onder meer omdat de sector zelf dit wou. Het voorstel van decreet is uitgewerkt in nauwe samenwerking met die sector, die ondanks de moeilijke budgettaire situatie en de soms conflicterende belangen van de deelsectoren er toch in geslaagd is zich enigszins eensgezind op te stellen.
De heer Caron vult dit aan door onder meer te stellen dat in plaats van jaarlijkse projectsubsidies en twee- en vierjaarlijkse subsidies, het voorstel van decreet opteert voor een vijfjarige structurele subsidie en het de mogelijkheid biedt om projecten voor meerdere jaren te subsidiëren. Zo ontstaat er een continuüm van subsidievormen dat beter aansluit bij de praktijk. Hiermee wordt een pijnpunt opgelost dat de heer Caron zelf al aangaf in zijn basisnota. De heer Caron wijst op de nieuwe aanpak ten opzichte van de beeldend kunstenaar. Hun loopbaan evolueert snel en onregelmatig. Het voorstel van decreet bevat daarom tal van flexibele ondersteuningsmechanismen, zoals een kleine lening, een projectsubsidie en een beurs. Ook wijst het geacht lid op de transversale werking en de schottenloosheid als principiële uitgangsbases.
Mevrouw Idrissi brengt haar voorstel in verband met de kunstkoopregeling in herinnering dat in het voorstel van decreet is opgenomen. Mevrouw Idrissi wijst erop dat de grotere aandacht voor diversiteit als formele doelstelling is opgenomen.
De heer Meremans is verheugd dat er geen verfondsing komt en dat de politiek terecht de eindverantwoordelijkheid houdt over de besteding van het gemeenschapsgeld. Een duidelijk kader wordt geschapen voor de kunsteninstellingen, het verhaalrecht is een verbetering. De heer Meremans wijst op de ruime politieke en maatschappelijke steun voor het voorstel van decreet.
De heer De Coene wijst op het vele overleg met de sector, de administratie en de politiek, die de noodzaak tot verandering duidelijk maakten. Samen met de administratie en het kabinet zijn de indieners erin geslaagd een oplossing te vinden die de sector steunt. De belangenbehartigende organisaties zijn tevreden over het geheel en wijzen op aspecten als de planlast en de financiële middelen, waar nog eventuele moeilijkheden hangende zijn.
De heer Arckens – ik dus – stelt dat cultuur een kwetsbare sector is waarvan heel wat aspecten niet aan de markt kunnen worden overgelaten. Dit hoeft echter geen alternatieve financiering en fiscale maatregelen uit te sluiten. Deze laatste behoren echter grotendeels tot de federale bevoegdheden. Daar zal het de volgende jaren niet gemakkelijk bewegen. Vlaanderen kan en hoeft niet te wachten om zelf initiatieven te nemen.
Het advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media werd ingewonnen. Het voorstel van decreet werd globaal positief gewaardeerd, hoewel ook werd gewezen op een aantal onvolkomenheden. Op vraag van de Raad van State werden enkele verduidelijkingen en legistieke aanpassingen doorgevoerd.
Voorzitter, wat de artikelsgewijze bespreking betreft, verwijs ik naar het verslag.
Het voorstel van decreet houdende ondersteuning van de professionele kunsten werd na vele en vele commissiezittingen aangenomen met acht stemmen bij twee onthoudingen.
Voorzitter, dat was de stand van zaken. Ik denk niet dat daarmee definitief alle deuren zijn dichtgegooid. (Applaus)
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil eerst de verslaggever danken voor zijn uitmuntend verslag. We mogen hem trouwens allemaal dankbaar zijn, want daardoor zal mijn betoog merkelijk korter zijn dan gepland.
Mijn fractie en ik zijn heel tevreden dat wij hier vandaag tijdens deze plenaire vergadering dit voorstel van nieuw kunstendecreet kunnen bespreken. Het is de slotfase van een boeiend traject, dat we samen met de collega’s-indieners, de minister en haar medewerkers en vooral ook de ambtenaren van het Agentschap Kunsten en Erfgoed een halfjaar geleden zijn begonnen. De timing was zeer strikt, maar bij het begin van het traject hadden we vooropgesteld dat dit decreet op 27 november in deze plenaire vergadering zou worden besproken. We hebben, zoals u ziet, deze timing strikt gerespecteerd. Ik wil iedereen die heeft meegewerkt aan dit intensieve maar boeiende project daarom van harte bedanken.
Met dit nieuwe Kunstendecreet geven we ook uitvoering aan een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord inzake cultuur : “Om de vernieuwing in het kunstenlandschap blijvend te waarborgen, streven we naar een evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidiëring. Productie, aanbod en spreiding moeten beter op elkaar afgestemd worden. De Vlaamse Regering kiest voor een evaluatie van het Kunstendecreet waarbij – met behoud van een eigen artistieke logica – onder andere de aansluiting op het decreet lokaal cultuurbeleid, de positie van de stadstheaters en het kritisch analyseren van het beoordelingssysteem bijzondere aandacht verdienen.”
De methodiek om dit voorstel van decreet te realiseren, werd door minister Schauvliege al meerdere keren gebruikt tijdens deze legislatuur. Zij voert een bottum-upbeleid, dat wil zeggen: werken in overleg met de sector. De minister riep na de vorige beslissingsronde in het kader van het Kunstendecreet – in juni 2012 – de sector op om het Kunstendecreet te evalueren en voorstellen tot verbetering uit te werken. De sector heeft die opdracht zeer grondig uitgevoerd, met studiedagen, debatten en bijeenkomsten. Dit voorstel van decreet is trouwens grotendeels op de voorstellen van de sector gebaseerd.
In het voorjaar organiseerden we met de commissie ook een hele reeks boeiende hoorzittingen, waar we luisterden naar de reacties van de verschillende partners in de kunstensector op de conceptnota’s die door de minister maar ook door collega Bart Caron waren ingediend. En ook tijdens de redactie van dit voorstel van decreet hebben we regelmatig overlegd met de sector. Er werd ook een advies gevraagd aan de Sectorraad Kunsten en Erfgoed, en dat werd tijdens een hoorzitting met hen besproken. U las de afgelopen weken in de pers weinig over dit nieuwe, belangrijke decreet, wellicht omdat er weinig controverse over bestaat. Vanuit verschillende hoeken vernamen wij dat de kunstensector zich in het voorstel van decreet kan terugvinden.
Ik zal de belangrijkste vernieuwingen die ervoor zorgen dat dit decreet een mijlpaal is niet vermelden, want de heer Arckens deed dat al. Ik blijf nog wel even stilstaan bij de amendementen die we vandaag indienen bij de plenaire bespreking. Het gaat om legistiek-technische verbeteringen die door de commissie weren aangenomen. We hebben tijdens de commissiebespreking de oorspronkelijk ingediende tekst van het voorstel van decreet immers grondig geamendeerd. Bij nalezing van de tekst aangenomen door commissie bleek dat er nog correcties nodig waren, en die leggen we nu via amendementen voor aan de plenaire vergadering.
Zo stonden er bijvoorbeeld nog enkele delegaties aan de Vlaamse Regering in de tekst waarvan tijdens de opmaak van het ontwerp van uitvoeringsbesluit is gebleken dat ze overbodig zijn. We stellen dus voor om die te schrappen. Ten slotte worden ook enkele woorden of zinnen toegevoegd, geschrapt of vervangen om de tekst te verduidelijken, zodat misverstanden en interpretatieproblemen achteraf worden vermeden.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben bijzonder trots dat wij vandaag hier dit voorstel van decreet kunnen bespreken en straks hopelijk ook kunnen goedkeuren. Ik ben ook blij dat wij in de commissie onze tanden in het decretale werk hebben kunnen zetten. Wij zijn trots op het resultaat. Iedereen herinnert zich de discussie over de vraag of het Kunstendecreet moest worden vervangen door verfondsing. In het nieuwe Kunstendecreet is daar helemaal geen sprake van. Op Europees vlak zijn wij met dit decreet een koploper geworden.
Ik ben ook bijzonder trots omdat dit voorstel tot stand is gekomen na intens overleg met de sector. De heer Delva haalde het daarnet al aan: dit is een zeer mondige sector. Als het hun niet zint, dan zul je dat meestal wel op alle manieren hebben gehoord en gelezen, maar deze keer hebben we felicitaties ontvangen. Wat belangrijk is, is dat we hebben voortgebouwd op het vorige Kunstendecreet. We hebben aangepast waar dat noodzakelijk was. Omdat er veranderingen zijn in het kunstenlandschap, zowel organisatorisch als artistiek, was dat Kunstendecreet, zo merkten we, gebotst op zijn grenzen en was er bijsturing nodig. In dit aangepaste decreet hebben we ook een aangepast instrumentarium. Er is dus een heel deel dat helemaal nieuw is.
Net als de heer Delva zal ik niet ingaan op de inhoudelijke bespreking. De heer Arckens heeft dat uitstekend verwoord in het verslag. Ik kan alleen maar zeggen dat mijn partij zeer verheugd is met dit voorstel. We zullen dat straks ook volmondig steunen.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, de N-VA heeft vanaf het begin mee aan de kar getrokken om te komen tot dit voorstel van decreet. Het vorige decreet was duidelijk aan vernieuwing toe. Op mijn beurt wil ik de heer Arckens bedanken, die met zijn cultureel hart onze bespreking zeer goed heeft verwoord.
De N-VA was en is geen voorstander van een verfondsing. Dat is voor ons niet de juiste weg. In dit decreet blijft de politiek, die een afspiegeling moet zijn van maatschappelijke tendensen, de eindverantwoordelijkheid behouden, en daar zijn we ook blij om. Het gaat toch over meer dan 100 miljoen euro aan gemeenschapsgeld. Het besteden daarvan moet dan ook worden verantwoord. We hebben hier in Vlaanderen talent zat, maar dat talent zetten we soms wat te weinig in het internationale uitstalraam. Dit voorstel stimuleert ondernemerschap, de internationale promotie van kunstenaars en de aankoop van kunst. Het snel kunnen inspelen op kansen die zich aandienen op de internationale scène was een terechte vraag uit de sector. Dit voorstel van decreet gaat daarop in. De beleidsvisie die de regering aan het begin van de volgende legislatuur zal moeten voorleggen, zal overleg vragen met de sector, en dwingt ook dit parlement om na te denken over cultuur en hoe we daar verder mee gaan in de toekomst, welke klemtonen we zullen leggen, welke keuzes we zullen maken. De functiegerichte benadering zal zorgen voor een andere en modernere manier van evalueren, die nauwer aansluit bij het hedendaagse kunstgebeuren. Ik denk bijvoorbeeld aan het multidisciplinair werken. De meerjarige subsidie zorgt voor continuïteit en duidelijkheid. De meerjarige projecten zorgen voor een herwaardering van deze vorm van ondersteuning.
Onze kunstinstellingen zijn instellingen van nationaal belang, maar met een internationale betekenis. De overheid sluit daarmee beheersovereenkomsten en deze erkenning zal gelden voor onbepaalde duur. Ze worden wel beoordeeld door een meer internationaal georiënteerde jury. Ze zijn ons cultureel Vlaams uithangbord en hebben een belangrijke symbolische functie voor de hele Vlaamse cultuur. De ondersteunde organisaties worden samengevoegd tot één kunstensteunpunt, en dat zal leiden tot meer efficiëntie. De steden, de gemeenten, de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) worden partners. Ze zullen door de overheid worden betrokken, en niet alleen bij het ontwikkelen van het landschap: ook bij het vastleggen van beheersovereenkomsten zal er overleg zijn.
Ik sta erop de collega’s te bedanken voor de fijne samenwerking, die kort maar krachtig was. Voorzitter, ik wil ook de medewerkers en ook de diensten van dit huis bedanken omdat ze dit op korte tijd hebben klaargespeeld. Ik wil benadrukken dat dit voorstel kan rekenen op een ruime meerderheid en dat we als volksvertegenwoordigers een steen hebben verlegd. De reacties uit de sector zijn positief en sterken me in de overtuiging dat we het goede culturele pad bewandelen. Pieter-Jan Bouman zei het ooit: “Cultuur is de levensstijl van een samenleving.” Wel, dan ben ik er terecht trots op dat we onze culturele Vlaamse levensstijl aanpassen aan nieuwe inzichten en aanknopen bij deze eeuw en haar uitdagingen. Dit voorstel van decreet weerspiegelt het geloof dat de maatschappij en haar overheid vertrouwen schenken aan kunstenaars, aan de creativiteit. Die creativiteit lost misschien niet altijd de problemen op, maar plaatst ze alleszins in een ander kader, waardoor men die problemen dan toch weer anders bekijkt. Geachte leden, de N-VA zal dit voorstel van Kunstendecreet dan ook volmondig steunen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil het belang van het Kunstendecreet onderstrepen vanop het spreekgestoelte. Het gebeurt niet vaak dat het parlement rond zo’n thema een bespreking voert. Zoals de heer Meremans uitmuntend heeft verwoord: er is al veel over gediscussieerd, en dat onderstreept het belang.
Dit voorstel van decreet bouwt niet alleen voort op een vorig Kunstendecreet, maar ook op een kunstenbeleid dat een tijdspanne van bijna dertig jaar omvat. In die dertig jaar heeft de Vlaamse Regering in de eigen deelstatelijke ontwikkeling van Vlaanderen kunst en cultuur als een belangrijke factor beschouwd. Dat is niet zonder resultaat. Op de internationale kunstscène staan veel Vlaamse kunstenaars: in de beeldende kunst, in het theater, in de muziek, in oude muziek en rockmuziek, in diverse genres. Ze zijn uitmuntend aanwezig, ze excelleren. Het exportproduct dat onze identiteit het best vorm kan geven, is onze kunst. Dat is de verdienste van een langdurig beleid.
Dat is het interessante aan dit kunstenbeleid: het creëert geen breuklijn, het bouwt voort. Het is een verfijning van de ontwikkeling. Het bouwt voort op het vorige Kunstendecreet. Ik heb daaraan meegewerkt, het zou dan ook gek zijn als ik dit voorstel van decreet niet zou goedkeuren. Het is op dezelfde funderingen gezet.
We hebben eraan gewerkt, mijnheer Arckens, we hebben gezocht naar een breed draagvlak. Het zou fantastisch zijn – ongeacht de samenstelling van de volgende meerderheid – als we met ons allen de rode draad konden delen, en dat is het vormgeven van het kunstenbeleid en -decreet.
Het is misschien vreemd dat Groen dit voorstel van decreet ondersteunt. Ik zal daar eerlijk over zijn. Het bouwt voort op het vorige, het zou dus eerder vreemd zijn als ik forse oppositiepraat zou verkopen.
Ik wil de meerderheid en de minister danken voor hun openheid bij de aanpak van het voorstel van decreet. De heer Delva heeft het al gezegd: het is in grote mate op de sector gebaseerd. Minister, ik ben op heel wat sectormomenten aanwezig geweest in het voorbije jaar. We hebben goed geluisterd naar de kunstenaar. We hebben dat in decretale massa vertaald. Die openheid wordt ook door de sector heel erg gewaardeerd. We kunnen niet anders dan dit volop ondersteunen.
Ik kan de grote openheid het best illustreren met de discussie over de verfondsing. De heer Meremans en mevrouw Idrissi hebben erover gepraat. In uw initiële nota, minister, stond een opstap naar meer verfondsing. Dat werd door het veld niet geapprecieerd en bleef niet overeind in de definitieve tekst. Dit illustreert ook de inspraak van het maatschappelijk veld. We hebben dit over de partijgrenzen heen, over meerderheid en oppositie heen, kunnen behandelen. Dat kan tot een goed resultaat leiden.
Ik zal niet ingaan op de details die de heer Arckens heeft toegelicht. We hebben het beoordelingssysteem verbeterd. Er is een verhaalrichting gevoerd. We vertrekken met een visienota van de minister. We gaan een landschapstekening beoordelen en niet alleen meer dossiermatig, we gaan de context zien. Er komt een beter evenwicht tussen structurele en projectmatige subsidies. De functies van de kunsten komen sterker naar voren. Dit voorstel van decreet vertrekt eigenlijk van de noden van kunstenaars en kunstenorganisaties. Het is een bottom-updecreet in de best mogelijke geest. Niet Vlaanderen moet decreteren wat kunstenaars moeten doen en in welk stramien. Vlaanderen mogelijk moet maken dat ze kunnen doen wat ze willen doen. Dat is wat dit voorstel van decreet voor 100 procent vertelt.
De indieners hebben technische amendementen ingediend. In het voorstel van decreet is sprake van één kunstensteunpunt. Daar gaan we met zijn allen ten volle voor. Het belang van kunsteneducatie en van het sociaal-artistieke werk wordt door alle indieners gedeeld, alleen hebben we nog niet altijd de goede structuren om dat te doen.
Daarom hebben we in het amendement aangegeven dat het kunstensteunpunt daar aandacht voor moet hebben en zelfs op andere organisaties een beroep kan doen om die expertise te delen. Denk bijvoorbeeld aan Demos voor het sociaal-artistiek werk.
Het voorstel van decreet is ook belangrijk omdat in deze tijdsgeest – daar is Vlaanderen misschien een goede uitzondering op – kunst en cultuur steeds meer geëconomiseerd, zeg maar vermarkt wordt. Dat gebeurt vooral steeds meer in een Europese context, waar het kunst en cultuur uit die hoek belichaamt. Daar moeten we voorzichtig mee zijn. Kunst en cultuur hebben meer te vertellen. Ja, u kunt ze ook kwantificeren, en er zijn ook economische meerwaarden, dat betwist niemand, en laat ons daar blij om zijn. Kunsten hebben een grote intrinsieke waarde, en dat geeft vorm aan onze samenleving en voedt de kritische massa in onze samenleving. Het stelt ons aller oordelen en denkpistes elke dag opnieuw in vraag. Dat is de rol van de kunstenaar. Die openheid moet er zijn.
Ik pleit ervoor dat we in Vlaanderen heel voorzichtig omgaan met de dreigende vermarkting die via Europa binnensijpelt. Soms kan het; voor commerciële producten: geen probleem. Een goed boek mag best veel verkopen, maar we kunnen niet alles vermarkten. Er zijn heel veel kwetsbare zaken. Ik hoop dat we een heel grote meerderheid hebben. Dat zal bewijzen hoe belangrijk kunstenbeleid in Vlaanderen is, maar ook hoe sterk we het kunnen consolideren op middellange en lange termijn.
Minister, als we dit straks goedkeuren, zou ik graag hebben dat u dit overbrengt aan uw collega’s in de Vlaamse Regering. Ik begrijp het dat ze er nu niet zijn. U moet hun zeggen dat onze kunstenaars ons belangrijkste exportproduct zijn, onze belangrijkste identiteitsbepalende factor. U moet hun ook uw geloof in het belang van kunsten in onze samenleving overbrengen.
Dat is alles wat ik daarover heb te zeggen. Ik reken op uw warme steun voor de Vlaamse kunstenaars. (Applaus bij Groen)
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit was een open en fundamenteel debat, en ondanks de soms passionele pleidooien pro en contra het voorstel van decreet en de verschillende amendementen, zijn er geen bruggen opgeblazen, integendeel. De voorbije weken brachten de verschillende partijen die deelnamen aan het debat, dichter bijeen. Het warme pleidooi van de vier indienende partijen om alsnog tot een brede meerderheid te komen, viel in onze fractie niet in dovemansoren, zeker na het tonen van heel veel begrip voor ons warme pleidooi om meer aandacht te besteden aan startende kunstenaars, aan kunst en cultuureducatie en om de intentie op te nemen om in de toekomst meer middelen te plannen voor projectsubsidies ten opzichte van werkingsmiddelen, in elk geval meer dan we met het huidige Kunstendecreet hebben gezien.
De steun van de door onze fractie ingediende amendementen versterkt die bruggen en zal ertoe leiden dat onze fractie straks het voorstel van decreet alsnog zal steunen. Ik zou onze drie invalshoeken even willen toelichten.
In het debat hebben we lang stilgestaan bij de projectsubsidies. Voor ons is het niet alleen een symbolische daad om dat zo in het voorstel van decreet op te nemen; het moet ook de volgende Vlaamse Regering en de volgende minister ertoe brengen dat er via de projectsubsidies meer flexibiliteit en meer impulsen voor artistieke vernieuwing en creatieve productie kunnen worden gestimuleerd. We vinden dat die steun belangrijker is dan het ondersteunen van organisatiestructuren. Alle warme pleidooien voor de kunstensector in Vlaanderen hebben ons geleerd dat we hier heel veel talent hebben en heel veel nieuwe ideeën. Als het uitvoeren van het nieuwe Kunstendecreet ertoe kan leiden om daar meer aandacht aan te geven, dan wint iedereen daarbij.
Wat de kunst- en cultuureducatie betreft, hebben de minister van Cultuur en de minister van Onderwijs op het terrein en met betrekking tot hun administratie al effectieve stappen gezet. Dat is tijdens de debatten nadrukkelijk aanwezig geweest.
Af en toe is het goed eens buiten de landsgrenzen te kijken. Daaruit blijkt dat we niet alleen staan. Een paar weken geleden heb ik gelezen dat de Nederlandse Onderwijsraad, terugblikkend op de afgelopen periode, in de projectie voor de komende jaren tot driemaal wijst op het belang van meer kunst en op meer en betere kunsteducatie.
Indien we die stappen op het terrein van het onderwijs zetten, moet de pendant hiervan, de cultuursector, volgen. Het gaat misschien altijd om kleine zinnetjes in grote decreten, maar het zijn net deze zinnetjes die ervoor zorgen dat de mensen die hier hard aan werken zich versterkt voelen. Het gaat onder meer om de mensen die in de cellen van de cultuur- en de onderwijsadministratie werken, zoals de CANON Cultuurcel. Hierdoor kunnen zij verder doorwerken.
De startende kunstenaar vormt het derde element. Dit is voor ons veel meer dan symbolisch. In dit land stoomt vanuit het onderwijs en vanuit belendende organisaties heel wat jong talent op. De afgelopen weken hebben de heer De Gucht en ik nog gesprekken met een aantal starters gevoerd. We hebben goed kunnen zien dat die mensen in dat brede veld af en toe verloren lopen. Het is geen luxe in dit voorstel van decreet meer aandacht in te schrijven voor hen vanwege de organisaties en vanuit het beleid. Ik hoop dat de administratie en de cultuursector op dat vlak de komende jaren met een zeer ruime blik zelf aan de slag zullen gaan.
Daarnaast roep ik de administratie en de volgende minister van Cultuur opnieuw op om nog meer werk te maken van een structurele vermindering van de planlast en de administratieve rompslomp voor kunstenaars en organisaties. Tijdens diezelfde gesprekken die we de afgelopen weken met kunstenaars hebben gevoerd, hebben we een aantal voorbeelden gehoord die ons hierin versterken.
We beweren heus niet dat controle niet nodig is. Dat zal niemand van onze fractie verwachten of te horen krijgen. Indien iemand middelen van de Vlaamse overheid ontvangt, moet er ook controle zijn. Wat de groep van de startende kunstenaars en, nog breder, heel de kunstensector betreft, moeten we goed nagaan wat we echt nodig hebben en wat we uit andere databanken of uit eerder verstrekte gegevens kunnen halen. Op die manier moet het mogelijk zijn ondersteuning te bieden aan het kunstgedeelte van organisaties en niet aan het administratieve gedeelte dat heel wat organisaties ondertussen hebben opgebouwd en dat voor startende kunstenaars net drempels opwerpt. Als starters beschikken zij immers niet over administratieve hulp binnen hun organisatie – het zijn tenslotte starters.
Tot slot wil ik namens de heer De Gucht en mezelf alle betrokken collega’s, de administratie, de sector zelf, het kabinet van de minister en de minister danken voor de openheid van de procedure en voor de samenwerking. Op die manier kunnen we komen tot wat de heer Caron daarnet heeft gevraagd. Een breder draagvlak moet het mogelijk maken de kunstensector de komende jaren te versterken, wie ook in de volgende meerderheid of oppositie moge zitten. (Applaus bij Open Vld, CD&V en Groen)
De heer Arckens heeft het woord.
Voorzitter, ik heb in de commissie uiteraard mijn appreciatie laten blijken voor de revisie van het Kunstendecreet. Mijn appreciatie heeft diverse redenen, die hier ondertussen grotendeels al zijn aangehaald. Het is onnodig te stellen dat het kunstenlandschap op negen jaar tijd sterk is veranderd. Dit geldt ook voor de decretale ondersteuning van de kunsten in Vlaanderen. Gedurende de decennia sinds de start is de vorm hiervan sterk veranderd. Waar is de tijd dat we nog over een apart decreet voor de podiumkunsten beschikten? Volgens mij moeten we daarvoor terug naar de jaren 80.
Ik heb veel begrip voor de kritiek van Open Vld met betrekking tot de alternatieve financiering van kunsten en van cultuur. Daar staat tegenover dat een dergelijk instrumentarium voorlopig nog in de kinderschoenen staat.
Mijnheer De Gucht, u weet maar al te goed dat dit zich zal moeten ontwikkelen tijdens de volgende jaren. Ik hoop dat u daar de aandacht blijft op vestigen. Veel van die materies zijn echter federaal. Zolang dat zo blijft, zullen wij ons met de revisie van dit Kunstendecreet moeten behelpen.
Een heel belangrijk punt is de nieuwe samenstelling van de beoordelingscommissies en de nieuwe beoordelingsmethode. Er is voorzien in een pool van beschikbare commissieleden. Er zijn dus geen disciplinegerichte commissies meer. Het is gedaan met de zogenaamde commissie-Allegaert voor de podiumkunsten zoals we die destijds noemden. Het is gedaan met het gescheld. Uit die pool wordt per ronde telkens een beoordelingscommissie samengesteld. Er wordt in eerste instantie gekeken naar samenlopende of gelijklopende disciplines of functies. De voorzitters zullen geen leden meer zijn van de commissies maar begeleiders van het proces van beoordeling. Deze verandering lijkt me in grote mate tegemoet te komen aan de aanzwellende kritiek op het functioneren van het Kunstendecreet.
Ik denk dat we het allemaal eens zijn dat de verfondsing geen goede optie is. Wij hebben ons hart verpand aan het voorliggende voorstel van decreet. We hebben er ook lang over nagedacht en gedebatteerd. Iedereen heeft zijn inbreng gedaan vanuit zijn ideologische standpunt.
Wat de grote kunstinstellingen betreft, blijft de vraag welke in de toekomst onze grote kunstinstellingen zullen zijn en blijven. De theoretische oefening hebben we gemaakt in de commissie Cultuur. De nota van de heer Caron is wat dat betreft een bijzonder sterk model. Hij heeft het Nederlandse systeem van culturele basisinfrastructuur naar voren gebracht en wilde dat eventueel implementeren in Vlaanderen. We hebben iets anders gekregen, maar de discussie is verre van afgesloten. Zo is onder meer het criterium uitmuntendheid een van de basispunten geworden. Ik vind dit echter nogal vaag. Moet Vlaanderen niet zelf eerst zeggen welke instellingen moeten excelleren, zelfs als ze dat vandaag nog niet doen? Welke instellingen hebben eigenlijk een landelijk belang? Dat is nog een ander criterium.
Minister, ik lees een citaat voor dat u heel bekend in de oren zal klinken: “Ik wil dat Vlaanderen mij een beeld schetst van wat op cultureel vlak de horizon is.” Dit citaat is afkomstig van de heer De Baere, directeur van het M HKA. Ik kan me daar alleen bij aansluiten.
Een inhoudelijk debat daarover en over de internationale positionering van Vlaanderen zal zich blijven opdringen. Ik hoop dat het Kunstendecreet het geheel zal stimuleren. Een cultuurbeleid hebben we zeker al, dat is historisch gegroeid, maar wat nog een klein beetje ontbreekt, is cultuurpolitiek. Daarmee kunnen we ons altijd spiegelen aan de ons omringende landen, en dan zeker wat het zuiden betreft. Als we prestige willen, dan blijft ook onvermijdelijk de vraag naar de middelen.
Algemeen gezien is dit voorstel van decreet echt vernieuwend. Op historisch vlak zet het een stap vooruit. Het is een waardevol beleidsinstrument, dat zijn nut zeker zal bewijzen. (Applaus bij de N-VA en bij CD&V)
De heer de Gucht heeft het woord.
Ik wil even reageren op wat de heer Arckens heeft gezegd over de alternatieve financiering. Ik hoop dat we in de toekomst, samen met de federale en Franstalige collega’s, een kader kunnen uitwerken dat ervoor kan zorgen dat er extra middelen vloeien naar cultuur. Cultuur is ongelofelijk belangrijk. Dat wordt benadrukt in het voorliggende voorstel van decreet.
Ik hoop dat we ook in de toekomst met een grote meerderheid kunnen werken, niet enkel aan een financiering die vanuit de publieke middelen vertrekt, maar dat er daarnaast ook private middelen op een goede manier hun weg kunnen vinden naar de culturele sector.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil de collega’s van de meerderheid en de oppositie, en ook de voorzitter van de commissie Cultuur bedanken voor de fijne samenwerking. Bij de eerste gedachtewisseling in de commissie over de conceptnota heb ik het aanbod gedaan om het debat grondig aan te gaan en om te werken aan een voorstel van decreet. Ik hoopte toen dat er een ruim draagvlak zou zijn en dat iedereen zou meestappen in dit project. Dat is gelukt. Ik ben daar bijzonder tevreden over en wil jullie daarvoor van harte bedanken.
Er was de conceptnota waarop dit gebaseerd is, en er was ook de conceptnota van de heer Caron. De conceptnota die door de regering werd ingediend in dit parlement, is gebaseerd op heel veel overleg met de sector, en ook met een commissie van experten, die heel veel invloed heeft uitgeoefend. Zo is er een ruim draagvlak gegroeid in het veld. Het is juist dat men tevreden is met wat hier op tafel ligt. Ik wil ook de experten, en ook heel uitdrukkelijk het agentschap, bedanken, want men heeft daar heel hard aan gewerkt.
Als dit voorstel van decreet hier vandaag wordt goedgekeurd, moeten wij heel goed beseffen dat dit de komende jaren in Vlaanderen het kunstenlandschap mee zal bepalen. Er zal meer mogelijkheid tot maatwerk zijn; de schotten tussen de verschillende disciplines zijn weggenomen; we vertrekken vanuit de functie van wat men aanbiedt; er is veel meer aandacht voor de individuele kunstenaar; de structurele ondersteuning gaat van twee of vier naar vijf jaar, wat meer zekerheid biedt aan de organisaties zelf; we geven veel meer kansen aan ondernemerschap, de individuele kunstenaar en aan duurzame structuren in Vlaanderen.
Er is hard aan gewerkt, en natuurlijk moet er nu ook nog hard worden gewerkt aan de uitvoering. Collega’s, jullie kunnen op ons rekenen. Wij zullen daar snel werk van maken.
Als u straks, meerderheid en oppositie, dit voorstel van decreet goedkeurt, bepalen wij de toekomst van de kunst in Vlaanderen. Ik eindig met de woorden van Woody Allen: “Ik denk vaak aan de toekomst, want het is daar dat ik de rest van mijn leven zal doorbrengen.” (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/7)
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 33, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 3, wordt ingetrokken.
– Artikel 3 wordt zonder verdere opmerkingen aangenomen.
– De artikelen 4 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 8. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 9 tot en met 23 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 24. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 25 tot en met 27 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 34, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 28, wordt ingetrokken.
Er is een amendement op artikel 28. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/11)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 29 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 30. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 31 tot en met 33 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De amendementen nrs. 35, 36 en 37, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, tot invoeging, in titel 3, van een hoofdstuk 3/1, dat bestaat uit een artikel 33/1 en een artikel 33/2, worden ingetrokken.
Er zijn amendementen tot invoeging, in titel 3, van een hoofdstuk 3/1, dat bestaat uit een artikel 33/1 en een artikel 33/2. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/11)
De stemmingen over de amendementen worden aangehouden.
Er zijn amendementen op de artikelen 34 en 35. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 36. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Er zijn amendementen op de artikelen 37 en 38. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
– De artikelen 39 en 40 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 41. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Amendement nr. 38, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 42, wordt ingetrokken.
Er zijn amendementen op de artikelen 42 en 43. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
– De artikelen 44 en 45 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 46. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 47 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 48. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 49 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 39, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 50, wordt ingetrokken.
– Artikel 50 wordt zonder verdere opmerkingen aangenomen.
– De artikelen 51 tot en met 53 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 54. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 55 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 56. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 57 tot en met 62 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 63. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 64 en 65 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 40, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 66, wordt ingetrokken.
Er zijn amendementen op artikel 66. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nrs. 2157/10 en 2157/11)
De stemmingen over de amendementen en over het artikel 66 worden aangehouden.
Amendement nr. 41, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 67, wordt ingetrokken.
– Artikel 67 wordt zonder verdere opmerkingen aangenomen.
– De artikelen 68 en 69 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 42, van de heren De Gucht, De Ro, Gysbrechts, van Rouveroij en Tommelein, op artikel 70, wordt ingetrokken.
Er is een amendement op artikel 70. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 71 tot en met 93 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 94. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 95 tot en met 124 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 125. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 126 tot en met 145 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 146. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 147 tot en met 153 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 154. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 155 tot en met 164 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 165. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2157/8)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 166 tot en met 182 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.