Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Vandeurzen.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister, december nadert, en dus ook de winter. De dagen worden korter, de nachten worden langer en vooral kouder. Voor sommige mensen is dat leuk – gezellig bij elkaar, lange nachten – maar voor andere mensen is dat minder leuk. Ik denk dan vooral aan de daklozen.
We hebben vorige week in Brussel een mooi schouwspel gezien van een schandalige benadering van die problematiek. Samusocial, nochtans geleid door een overbetaalde directrice, en de lokale politici slaagden er niet in om akkoorden getekend te krijgen, waardoor de opvang verzekerd zou zijn. Daardoor moesten de daklozen dagenlang wachten tot een en ander geregeld was.
Die problematiek stopt natuurlijk niet aan de Brusselse grenzen, minister. Die is ook in onze Vlaamse centrumsteden aanwezig. Ik neem aan dat u dat op een of andere manier tracht te managen. In welke mate is die problematiek in onze steden aanwezig? Hoe gaat u daarmee om?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is niet iets dat we nu plots moeten aanpakken. We proberen dat al een tijdje mee aan te pakken. Dak- en thuisloosheid is een verhaal van vele bevoegde overheden, lokale overheden, verschillende instanties zoals OCMW’s, centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en zo meer. Uiteraard is ook de Vlaamse overheid betrokken, zeker als het over thuisloosheidsproblematiek gaat, de federale overheid als het over een aantal bijzondere categorieën gaat, enzovoort. Het is dus een complex verhaal.
We zijn op dit moment in onderhandeling met de federale overheid, om te bekijken of we een samenwerkingsakkoord kunnen afsluiten om de inspanningen van eenieder goed op elkaar af te stemmen.
Ondertussen hebben wij op Vlaams niveau met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk al een hele weg afgelegd. Eerst hebben we geïnventariseerd wat er op het terrein al bestaat aan goede initiatieven, samenwerkingsverbanden, nachtopvang, extra opvang in de winterperiode, voedselbedeling enzovoort. We hebben ook gekeken wat al bestaat in aansluiting op Justitie, op jongerenwelzijn, straathoekwerk, drugshulpverlening, OCMW’s, CAW’s.
We hebben intussen ook met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten een afspraak gemaakt, die wij ook financieren voor dat onderwerp, en ook met de provincies, die wij ook financieren voor datzelfde thema, en mutatis mutandis met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). We hebben afgesproken dat we, op basis van wat er nu bestaat aan vrijwilligersinitiatieven, professionele en tijdelijke opvangmogelijkheden op het terrein, en ook naar aanleiding van vorige winters, zullen bekijken wat we kunnen omzetten in structurele aanpak. Die akkoorden zijn gemaakt. Dat loopt op dit moment dus allemaal.
De provincies hebben daarbij de vraag gekregen om mee te proberen die samenwerkingsverbanden te stimuleren en om initiatieven om nood- en winteropvang te organiseren, te ondersteunen en te operationaliseren. Dat is al een tijdje bezig. We hebben de financiële inspanning daarvoor vanuit Vlaanderen ook al een tijd geleden gedaan.
De provinciaal verantwoordelijke gedeputeerden hebben van ons ook de vraag gekregen om, zoals vorig jaar, heel nauwgezet te bekijken wat er gebeurt, of lokaal de nodige capaciteit en oplossingen aanwezig zijn, ook in uitzonderlijke omstandigheden. We monitoren dat, net zoals de vorige jaren. Dat loopt vrij goed. De evaluatie die wij van de vorige winter gemaakt hebben, was dat met alles wat gemobiliseerd is vanuit de OCMW’s, de CAW’s, de provincies en de vrijwilligersorganisaties, de situatie in Vlaanderen vrij goed beheersbaar was. We hebben nu dus dezelfde soort afspraken gemaakt met de provincies, die wij daarnaast ook financieren, en ook met de VVSG, om initiatieven op dat vlak te faciliteren en te ondersteunen.
Het wetenschappelijk steunpunt heeft intussen ook de opdracht gekregen om te gaan meten. We willen namelijk weten wat de aantallen zijn, wat de concrete situaties op het terrein zijn, wat de specifieke profielen van de dak- en thuislozen in Vlaanderen zijn, en waar ze vandaan komen.
Aan de hand van die monitoring zullen we nagaan wat we nog extra structureel kunnen organiseren.
De CAW’s hebben de laatste jaren recurrent 200 miljoen euro gekregen om aan woonbegeleiding te doen en de problematiek van thuisloosheid aan te pakken. Het gaat over 31 voltijds equivalenten die in 2011, 2012 en 2013 de CAW’s mee versterkt hebben.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is inderdaad een zeer moeilijke en complexe problematiek. Ik stel vast dat Vlaanderen die veel efficiënter en vooruitziender aanpakt. Het mag iets kosten, want het gaat over een kwetsbare groep, maar blijkbaar slagen wij erin die gelden efficiënt in te zetten, niet zozeer voor lonen voor de top van een organisatie die er blijkbaar in Brussel niet in slaagt om de problemen aan te pakken. Ik vind het bijzonder cynisch dat er in Brussel zulke spelletjes worden gespeeld. Ik prijs mij heel gelukkig dat de Vlaamse Gemeenschap hierin niet betrokken was.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden te horen dat u bezig bent met een globale aanpak. Het is inderdaad een bevoegdheid van verschillende niveaus, zowel het lokale als het provinciale – u hebt gewezen op de betrokkenheid van het provinciebestuur en de provinciegouverneur –, maar ook Vlaanderen en het federale niveau. Ik zou willen pleiten voor een globale strategie tegen thuisloosheid waarbij de focus ligt op het voorkomen en vermijden van dak- en thuisloosheid in plaats van op het remediëren. U hebt daarnet het voorbeeld gegeven van de middelen die naar de CAW’s zijn gegaan. Minister, zijn er reeds initiatieven genomen voor een globale strategie tegen thuisloosheid en dakloosheid?
Net omdat een structurele en systematische aanpak nodig is, hebben we de VVSG gefinancierd om het met de lokale besturen op te nemen en hebben we de provincies ook een financiering gegeven om het vanuit de provincies mee op te nemen. Een lokale overheid die zich engageert, moet oppassen dat ze op een bepaald moment niet het slachtoffer van haar eigen sociale keuze wordt. Daarom speelt de provincie een belangrijke rol. Zij kan intergemeentelijk en intersectoraal een aantal zaken faciliteren. Dat staat ook uitdrukkelijk in de nieuwe kernopdrachten van de provincies. Ik ben het er dus helemaal mee eens. De oefening die we nu maken en die door het steunpunt is voorbereid aan de hand van de analyse van alles wat op het terrein gebeurt, is net nagaan wat we meer preventief en systematisch kunnen doen. De middelen die de CAW’s hebben gekregen – 200 miljoen euro – is toch niet niks en moeten dienen om zoveel mogelijk preventief te kunnen optreden.
Ik ga niet vooruitlopen op de ontwikkelingen, maar het is mijn ervaring dat we met een monitoring via de aanspreekpunten in de provincies, vrij goed kunnen zien wat er voor de winteropvang allemaal gebeurt. En ik moet in alle eerlijkheid zeggen: “Chapeau voor iedereen die op dat moment een versnelling hoger gaat en extra investeringen doet.” Veel initiatieven verhogen tijdelijk hun capaciteit. Ik ben bevoorrecht om te zien hoe Vlaanderen op zulke momenten bijzonder geëngageerd is.
Ik ben ook zeer tevreden met de monitoring en de analyse van de minister. Ik sluit me graag aan bij de minister wanneer hij zijn dank uitdrukt voor de mensen op het veld. In Vlaanderen zijn het vaak vrijwilligers, onderbetaald, en dat is wel eens anders in andere gewesten.
De actuele vraag is afgehandeld.