Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland rond een gezamenlijk R&D-programma en R&D-innovatiecentrum
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, “Vlaanderen en Nederland delen een geschiedenis. Het is meer dan ooit onze overtuiging dat zij ook een toekomst delen.” Minister-president, dat is een mooie volzin. Het is ook mijn persoonlijke overtuiging en die van nogal wat collega’s in dit halfrond.
Het is ook de eerste zin van een brief die aan u is geschreven door de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) en de Nederlandse tegenhanger, de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). In de brief wordt gepleit voor meer Vlaams-Nederlandse samenwerking op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. In die brief wordt ook gevraagd om geen nieuwe structuren, commissies of rapporten te maken, maar gewoon een kader waarin ze pragmatisch kunnen samenwerken. Die samenwerking is overigens nodig, minister-president, want als we het recente rapport van de denkgroep Toekomstverkenningen bekijken, zien we dat zowel Vlaanderen als Nederland in het beste geval zowat in het midden van de groep van Europese landen zit, wat onderzoek en ontwikkeling betreft.
Nu, het treft dat er op 8 oktober 2013 een top was van de Nederlandse en de Vlaamse Regering in Maastricht. Over het algemene kader van die top heb ik een vraag om uitleg klaar voor u, in de commissie Buitenland. Over het element onderzoek en ontwikkeling had ik graag nu al van u gehoord welke concrete en heel specifieke maatregelen daar genomen zijn en welke afspraken er zijn gemaakt, ook en vooral met het oog op Vlaams-Nederlandse samenwerking in het kader van Horizon 2020.
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ik was ook blij dat u, minister-president, met uw Nederlandse collega tot een akkoord en tot afspraken bent gekomen in het kader van samenwerking, om nog meer Vlaanderen en Nederland samen op de kaart te zetten, op het vlak van logistiek, innovatie en duurzame chemie. U hebt, voor zover ik kon vernemen, een aantal afspraken gemaakt voor een R&D-innovatiecentrum (Research and Development) in Eindhoven en voor een gezamenlijk R&D-programma in verband met duurzame chemie. Ik lees ook dat er samenwerkingspotentieel zou zijn voor zorg en innovatie voor die regio’s. Ik geloof daar ook echt in. We liggen niet ver van elkaar. We zijn twee dezelfde regio’s op heel wat vlakken.
Vorige week vernam ik ook, en dat nieuws kwam ongeveer tegelijk met uw demarche in Nederland, dat er naar aanleiding van een symposium deze maand in Turnhout op de Open Manufacturing Campus, u bekend, werd gepleit voor meer grensoverschrijdende samenwerking. Ook op het vlak van industriële innovatie zouden er heel wat win-wins kunnen zijn. Dan gaat het niet enkel om Turnhout en Eindhoven, maar kan heel Vlaanderen de vruchten plukken.
Minister-president, wat zijn uw precieze afspraken naar aanleiding van het akkoord met uw Nederlandse collega vorige week? In welke zin wilt u verder werken aan dat R&D-innovatiecentrum in Eindhoven en welke aard zou dat krijgen?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, op 8 oktober 2013 vond in Maastricht een top Vlaanderen-Nederland plaats, met meerdere ministers langs zowel Nederlandse als Vlaamse kant. De minister van Openbare Werken en Mobiliteit Crevits was er, net als haar collega Melanie Schultz langs Nederlandse kant. Ook minister Kamp langs Nederlandse kant en minister Lieten waren bij dat onderhoud. In de commissie kunt u ingaan op beide domeinen van de ministers, denk ik.
Op 4 juli 2011 was er een eerste belangrijk contact tussen beide ministers-presidenten. Er zijn een aantal afspraken gemaakt. Vriend en vijand moeten onderkennen dat de afspraken die toen zijn gemaakt, zijn uitgevoerd. We hebben een toekomstvisie opgesteld, de problematiek aangepakt om samen naar Texas te gaan. Nu was de vraag wat we verder nog samen kunnen doen.
De eerste discussie die we hebben gevoerd, ging over chemie en specifiek over onderzoek en ontwikkeling. Er is verwezen naar de goede samenwerking die al bestaat in het open innovatiecentrum in Eindhoven. U hebt gelijk, mevrouw Smaers, dat het een voorbeeld is van hoe we kunnen samenwerken. IMEC, Philips, ASML en andere bedrijven ondersteunen dat ook. Dat wordt onverkort voortgezet.
Ook is er onderstreept dat de Vlaamse en Nederlandse Regering streven naar een intensifiëring van de samenwerking voor wat betreft de Europese programma’s. Er zal een gezamenlijke strategie worden uitgewerkt om bijvoorbeeld in het kader van Horizon 2020 voor hightechprogramma’s in de Deltaregio meer gelden van Europa te krijgen.
Er is ook gesproken over de samenwerking met Nederland en over de aanvraag van EU-financiering ten behoeve van een nieuw op te zetten technologiecampus in Waterschei. Er is ook gesproken over een verdere versterking van duurzame technologie en van verschillende onderdelen en onderzoeken in de hightechsector. Wij bundelen meer dan ooit de krachten inzake onderzoek en ontwikkeling. En dan heb ik het niet alleen over dat Holst Centre voor open innovatie, maar ook over Europa. Ten aanzien van Europa willen wij meer gezamenlijk optreden, zodat wij daar meer uithalen dan nu al het geval is.
– De heer Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Voor wat betreft chemie is er gesproken over de Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry (FISCH). Dat zit bij ons. Voor wat betreft de topsector chemie is de afspraak dat wij de hele problematiek van het schaliegas hebben uitgebreid. Voor de chemie zal er een gezamenlijke strategie worden ontwikkeld op drie pijlers: klimaat, energie en concurrentie. Er wordt aan gewerkt om dat tegen het eind van deze maand te concretiseren.
In de gezondheidscluster willen wij de proefprojecten grensoverschrijdend maken. We zullen daarover in de commissie nog kunnen spreken. Er zal ook een startconferentie worden gehouden over de gezondheidsproblematiek.
Onderwijs is ook aan bod gekomen met het Interregprogramma. Er komt meer innovatie. En ook moet er voor de gebieden de nodige frisse aanpak zijn.
Ten slotte hebben beide collega’s bevoegd voor logistiek afspraken gemaakt.
Voorzitter, collega’s, de conclusie is dat de samenwerking met Nederland zeer behoorlijk is. De ambities zijn langs beide kanten vrij hoog. Het blijft niet alleen bij woorden maar ook bij daden: er moeten effectief stappen worden gezet. Die zijn al in het verleden gezet, na de vergadering van 4 juli 2011. Ze zullen nu opnieuw worden gezet, gezien de afspraken die zijn gemaakt. Dat gebeurt altijd vanuit een win-winsituatie. Elke partner moet daarbij winnen op een gelijkwaardige manier. Zowel minister Crevits als minister Lieten werken daaraan, elk in hun eigen vakgebied.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Wat we horen, is bijzonder positief. De samenwerking met Nederland zit op het goede spoor. In de persmededeling die na de top in Maastricht werd verspreid, merk ik niets dan positieve geluiden en heel veel enthousiasme. Dat is allemaal goed.
Ik heb een bijkomende vraag over de methodologie. Hoe gaat u dat praktisch, dag na dag opvolgen? Ik stel die vraag omdat daar toch een aantal partners bij moeten worden betrokken die niet rechtstreeks vanuit de overheid kunnen worden aangestuurd. De volgende top is pas binnen twee jaar. Hoe gaat u er dag na dag, week na week, maand na maand voor zorgen dat de hoge doelstellingen concreet gerealiseerd worden?
Ook ik denk dat dit goed zit. Er zitten heel wat opportuniteiten in. Dit sluit aan bij heel wat noden en vragen van heel wat bedrijven en kennisinstellingen. Het zou slecht zijn om zomaar iets te doen als daar geen concrete vraag of aanleiding voor bestaat. Die is er wel degelijk.
Mijn bijkomende vraag ligt in dezelfde lijn als die van de heer Van Overmeire. Kunt u binnenkort al iets concreets van die innovatiecentra verwachten?
De heer Vereeck heeft het woord.
Minister-president, ik ben ook heel tevreden over deze samenwerking. Ik heb zelf twaalf jaar aan de universiteit van Maastricht mogen werken. Zij zijn inderdaad natuurlijke partners voor onze Vlaamse universiteiten en kenniscentra.
Ten tweede, de minister-president heeft eigenlijk gesuggereerd dat ik me met mijn meer technische vragen in de commissie tot minister Lieten moet richten. Ik ben eigenlijk, net als de vorige sprekers, geïnteresseerd wat de concrete afspraken zullen zijn. Wie in een context van open innovatie samenwerkt, krijgt al vaak conflicten over het eigendomsrecht. We zien dat ook bij bedrijven. Ik wil weten hoe dit precies te werk zal gaan. Dit punt hoort misschien meer thuis in de Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie.
Ten derde, ik blijf eigenlijk nog met een vraag zitten. Het moet natuurlijk concreet worden. Op dit moment voorziet de begroting voor 2014 in een budgettaire opstap voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) van 0 euro. Voor het relanceplan is 160 miljoen euro aangekondigd, waarvan 83 miljoen euro cash. Voor O&O gaat het voorlopig om 0 euro. Indien hij met Nederland wil samenwerken, neem ik aan dat de minister-president op dit vlak binnenkort een aankondiging zal doen. De Nederlanders zullen natuurlijk ook een beetje cash willen zien.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Voorzitter, natuurlijk zijn ook wij een samenwerking met Nederland genegen. Daar zijn in verleden al mooie resultaten uit voortgekomen. Ik denk onder meer aan de vestiging Interuniversitair Micro-elektronica-Centrum Noord (IMEC Noord) en aan de Waterstofregio Vlaanderen - Zuid-Nederland, een van de betere clusters met betrekking tot waterstof in Europa. Mevrouw Smaers kent ongetwijfeld het Health for Growth programme, wat inhoudt dat Leuven en Turnhout samen met Nederland en een aantal andere regio’s de gezondheid en de verwitting van de economie op de kaart hebben gezet.
Wie met Nederlanders samenwerkt, moet echter steeds een zaak in de gaten houden. Wij hebben het graag over research and development (R&D) en over O&O. Eerlijk gezegd, denken de Nederlanders vooral aan kennis, kunde en kassa. Indien wij met hen willen samenwerken, moeten we er ook voor zorgen dat de kassa na al die inspanningen op het vlak van R&D ook ergens in Vlaanderen zal rinkelen. Dat is een concrete opdracht waar nog aan moet worden gewerkt.
Ik heb zelf al gesuggereerd dat de bevoegde vakministers dieper zouden ingaan op wat tot hun beleidsdomeinen behoort. Zij zouden dat volgens mij ook appreciëren.
De opvolging is uiteraard zeer belangrijk. In eerste instantie zullen de ministers de afspraken met betrekking tot hun respectieve beleidsdomeinen opvolgen. Ook het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) en de Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in Nederland volgen dit op. Er zijn nauwe contacten. Ik stel vast dat het niet enkel tussen de betrokken ministers goed verloopt. Ook de administratieve en diplomatieke contacten lopen zeer goed. Wij volgen dit op. Indien we op dat vlak wat zouden verzwakken, is er nog steeds het Vlaams Parlement om ons hier attent op te maken. Aangezien de vorige afspraken zijn nageleefd en geconcretiseerd, heb ik er een goed gevoel bij dat dit ook nu zal gebeuren.
Mijnheer Vereeck, ik stel voor dat u minister Lieten een aantal bijkomende vragen hierover stelt. Een samenwerking op het vlak van open innovatie en van O&O heeft gevolgen. Dat zullen we in de gaten moeten houden. Er is al een samenwerking met het onafhankelijk onderzoekscentrum voor open innovatie Holst Centre in Eindhoven. We zijn, met andere woorden, niet aan ons proefstuk toe. We beschikken ook over het IMEC. Dat zijn geen gewone jongens. Ik ben er gerust in dat we ons steentje zullen bijdragen. Als er niet voldoende evenwichten zouden zijn, zou een conflict kunnen ontstaan. Dit lijkt me een interessant punt om verder te bespreken.
Uw laatste vraag was in feite geen vraag. U hebt gesteld dat u de aankondiging zou horen zodra een beslissing is genomen. Dat klopt. U krijgt de beslissing te horen wanneer ze wordt aangekondigd. Een aankondiging na de beslissing is nog beter.
De cijfergegevens met betrekking tot het concurrentie- en werkgelegenheidspact hebt u correct weergegeven. U hebt allicht vastgesteld dat 6 november 2013 en 4 november 2013 belangrijke data zijn. Begin november is, met andere woorden, de periode om alert te zijn. Aangezien u doorheen heel het jaar alert bent, hoef ik u dat eigenlijk niet te zeggen. Het spreekt voor zich dat u dit zult opvolgen.
Mevrouw Ceysens, de Nederlanders staan bekend om heel wat goede eigenschappen. We kunnen er misschien nog iets uit leren. Een benchmark is altijd aangewezen. Indien uit de samenwerking zou blijken dat we iets moeten bijsturen of anders moeten aanpakken, moeten we de openheid aan de dag leggen om dat ook te doen en op die manier de efficiëntie van onze middelen te verhogen.
We houden alle goede raadgevingen, ook die van mevrouw Ceysens, in het achterhoofd natuurlijk. Nederland is zowat de enige natie waaraan men nog eigenschappen mag toekennen, goede en slechte. Met al de rest moet men bijzonder voorzichtig zijn. Minister-president, we zullen onze rol van waakhond ook op dit terrein blijven vervullen. We geven elkaar afspraak in de commissie wat betreft de andere aspecten van wat in Maastricht is afgesproken.
De actuele vragen zijn afgehandeld.