Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hadden het daarnet over het belangrijke probleem van de werkloosheid. Het confronterende is natuurlijk dat we tegelijk ook nog altijd een krappe arbeidsmarkt hebben met heel wat knelpuntberoepen en vacatures. Dat bracht uw federale collega De Coninck tot de gevleugelde woorden dat we iedereen “met poten en oren” nodig zullen hebben om het werk toe doen op onze arbeidsmarkt. Ze heeft gelijk.
Voor die arbeidsmarkt is een diploma nog altijd een heel belangrijk toegangskaartje, maar er zijn helaas heel veel mensen zonder diploma. Spijtig genoeg is het een groeiende groep. De ongekwalificeerde uitstroom bracht deze regering tot de beslissingen over de onderwijshervormingen, maar er zijn heel wat mensen die zonder diploma op de arbeidsmarkt actief worden. Dat wil niet zeggen dat die mensen geen competenties hebben, ze hebben competenties en talenten die ze in de loop van hun carrière en leven hebben verworven.
Vorige week wees de OESO-studie ‘Skills Outlook’ uit dat de competenties van 170.000 werkende Vlamingen onvoldoende benut worden. Het is tragisch dat ze onbenut blijven. Het noopte uw administratie tot een persbericht. Het departement Werk en Sociale Economie kopte dat die 170.000 werkende Vlamingen beter benut moeten worden op onze arbeidsmarkt.
U probeert eraan te werken om die werkzoekenden en werknemers op een competentiegerichte manier naar jobs toe te leiden. U hebt Competent, het instrument bij de VDAB om de matching te doen op basis van competenties, maar er is daarnaast ook het ervaringsbewijs of ervaringsdiploma. Het werd een jaar of zeven geleden in het leven geroepen door uw voorganger, Frank Vandenbroucke. Het werkt op basis van elders verworven competenties, maar het komt niet van de grond. Elk jaar worden er een paar honderd ervaringsbewijzen uitgereikt, maar het is geen succes.
Minister, wat zult u doen om de competenties van werknemers en werkzoekenden beter te valoriseren op onze arbeidsmarkt? Hoe zult u het ervaringsbewijs daarin gebruiken?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Bothuyne, u zult de Skills Outlook wel gelezen hebben. U bent ook vrij regelmatig aanwezig in de commissie. U hebt dus wellicht moeten vaststellen dat de OESO het beleid dat we gedurende vier jaar voeren, ondersteunt. Het is een beleid dat fundamenteel anders is dan in het verleden. We gaan niet alleen voor diploma’s en cv’s, die nog altijd belangrijk zijn, maar we richten ons op competenties en talenten. Ik zie dat we de vacatures zelfs binnen de overheid maximaal op die manier proberen in te vullen bij mensen die meedoen aan examens. We hebben heel die filosofie dus al vertaald in de eigen overheid. Al vier jaar richten we de aandacht op competenties en talenten, niet alleen op diploma’s en cv’s.
De competenties van de werknemers in kaart brengen, is voor mij veel meer dan kijken naar een ervaringsbewijs. U hebt Competent aangehaald, en ik meen dat we daarmee een voorloper zijn in Europa voor wat de OESO nu aanraadt om te doen. Iedereen moet natuurlijk mee zijn, en met Competent hebben wij daar een echt instrument voor. We zijn er niets mee om de competenties van de werknemers in kaart te brengen als de competenties die nodig zijn in een job niet in kaart worden gebracht.
We brengen in Competent de competenties en talenten in kaart die nodig zijn in een job en langs de andere kant die van de werknemers. We doen dat op drie manieren. Men kan het zelf zeggen, men kan zeggen dat men Frans kent bijvoorbeeld. In de tweede plaats kan er een vorige werkgever of een derde zijn die dit bevestigt. En het derde is het ervaringsbewijs. Ik zie op de arbeidsmarkt dat het ervaringsbewijs vooral belangrijk is bij gereglementeerde beroepen, want daar heeft men het echt wel nodig. Voor de rest wordt het veel minder gebruikt en daarom schrijven veel sectoren er niet op in.
Tot slot is er heel het aspect van de loopbaancheque voor de werknemers, want Competent is vooral gericht op de werkzoekenden. Om op dezelfde manier beter in te schatten wat hun competenties zijn en welke jobs ze kunnen invullen, hebben we de loopbaancheque. Elke persoon kan om de zes jaar twee keer advies vragen om zichzelf en zijn competenties beter in te schatten.
Ik denk dus, mijnheer Bothuyne, dat wij echt het juiste pad bewandelen. Een ervaringsbewijs is belangrijk, maar niet zo belangrijk dat het al dan niet bezitten ervan bepaalt of competentiemanagement kan worden toegepast.
Het is duidelijk dat uw beleidsfilosofie goed is en dat er concrete maatregelen worden genomen. Alleen stel ik vast dat het ervaringsbewijs – toch een beetje het sluitstuk van dat beleid – de afgelopen jaren wat stiefmoederlijk wordt behandeld. Zo kondigde u aan dat er communicatiecampagnes zouden worden gevoerd, maar de zaak is nog altijd vrij onbekend, zowel bij werknemers als werkgevers. Ik stel vast dat die communicatiecampagnes er niet komen. Ongeveer een maand geleden zei u zelf, in Trends, dat het model van het ervaringsbewijs wat te stroef is en moet worden hervormd. Ik wacht op concrete initiatieven om het ervaringsbewijs een nieuwe start te laten maken. Want zo kunnen wij de competenties van de werkzoekende herkennen, waarderen en inzetten op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sluit mij aan, en wil daarbij ook even verwijzen naar een uitgave van het Vlaams Welzijnsverbond. Het is een memorandum waarin het volgende staat. Ik lees even voor, ook ten behoeve van u, minister: “De regelgeving mag niet alleen uitgaan van diplomavereisten, maar moet ook ruimte scheppen voor personeel dat de nodige beroepservaring heeft en dat kan bewijzen, bijvoorbeeld via elders verworven competenties. Ook via vrijwillige inzet in voorzieningen kan men competenties verwerven, en medewerkers kunnen vaak ook on the job worden opgeleid.” In het gesprek met die mensen vroeg ik hen of er in dat verband vandaag nog problemen rijzen. Het verbaasde mij van hen te vernemen dat de sociale partners daar moeilijk over doen en dat er op politiek vlak geen interesse zou bestaan voor een snelle aanpak hiervan. Ik kan dus samen met mensen uit de zorgsector slechts met droefheid vaststellen dat men vraagt te luisteren naar de woorden, maar niet te kijken naar de daden. Hoe zit het nu op politiek vlak? Komt er beweging in het dossier?
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil de vraag van de heer Bothuyne en de opmerkingen van mevrouw Van der Borght versterken. De heer Bothuyne bracht de cijfers zelf in de pers: in 2013 zijn er minder dan 400 het ervaringsbewijzen afgeleverd. Gecombineerd met de cijfers die de heer Laurys een tijdje geleden opdiepte, en waaruit bleek dat 80 procent van de ervaringsbewijzen worden uitgereikt aan mensen die tot kansengroepen behoren, denk ik dat wij de kans missen om mensen die deze ervaringsbewijzen nodig hebben die ook effectief te geven, zodat zij op de arbeidsmarkt een kans maken. Ik vraag u bijgevolg om het instrument van de ervaringsbewijzen actiever aan te wenden dan vandaag het geval is.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, wij kampen met een structureel probleem: de uitstroom van ongekwalificeerde schoolverlaters. Te veel jongeren verlaten de school zonder een diploma te behalen. Bovendien heeft de recente VRIND-studie aangetoond dat in 2012, in vergelijking met 2008, dubbel zoveel schoolverlaters na één jaar nog steeds geen werkervaring hebben opgedaan. Dat is problematisch. Maar dat wil niet zeggen dat die mensen geen competenties of talenten hebben. Wij zullen die competenties en talenten moeten herkennen en waarderen. In uw beleidsbrief van 2012 hebt u een aanzet gegeven door te stellen dat u het ervaringsbewijs in de loop van 2013 zou herbekijken. Wat is de stand van zaken?
Ik denk dat ik toch al het een en het ander daarstraks heb beantwoord. Mevrouw Van der Borght, u vraagt of iedereen die visie inzake competenties en talenten deelt. Ik kan slechts vaststellen dat de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) een loopbaanakkoord hebben afgesloten.
Ik ga ervan uit dat zowel vakbonden als werkgevers weten wat ze hebben getekend. Ik weet dat de Vlaamse Regering weet wat ze heeft getekend. De filosofie van het loopbaanakkoord is effectief gericht op talenten en competenties. Minister Bourgeois heeft al wijzigingen aangebracht in de examens binnen de overheid om te zien hoe er soepeler kan worden omgesprongen met de diplomavereisten. Er is een rol weggelegd voor de VDAB na overleg met de sociale partners om daaraan te verhelpen. Voor zover ik weet, is dat toch al gerealiseerd.
Het vraagt toch wel een mentaliteitswijziging. Het is niet omdat de werkgeversorganisaties en de vakbonden er op het topniveau al van overtuigd zijn dat competenties en talenten het belangrijkste zijn, dat elke werkgever en elke vakbondsafgevaardigde ervan overtuigd is dat dat de beste manier van werken is. Er is een mentaliteitswijziging nodig, ook bij personeelsdirecteurs of HR-managers. We moeten tot een filosofie komen waarbij we kunnen inschatten wat de talenten en competenties zijn. Dat kan met een diploma, want een ervaringsbewijs is eigenlijk opnieuw een diploma, maar het kan ook op andere manieren. Het vraagt natuurlijk dat de HR-manager de verantwoordelijkheid neemt om in te schatten, op basis van wat hij ziet en hoort, of een bepaalde persoon een bepaalde job aankan.
U sprak van het leren ‘on the job’. Volgens mij kun je ook ‘off the job’ leren. Zo leren jonge ouders die allebei uit werken gaan qua organisatietalent een aantal dingen bij, zodat ze hun kinderen tijdig krijgen waar ze moeten zijn. De elementen die daarin meespelen, kun je ook in je beroep gebruiken. Het vraagt een mentaliteitswijziging. De werkgevers- en werknemersorganisaties spelen daar alvast op in.
Mijnheer Bothuyne en mijnheer Rzoska, u kunt het ervaringsbewijs niet het sluitstuk noemen. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Jullie pleiten ervoor om, in plaats van het schooldiploma, een nieuw diploma – het ervaringsbewijs – te realiseren. Niet iedereen is geschikt om een ervaringsbewijs te halen. Niet elke werkgever en niet elke job vraagt een ervaringsbewijs. Geef de eer dus toch niet aan het ervaringsbewijs. Het heeft een rol, maar niet als sluitstuk van het competentiebeleid. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Het is een element in het geheel. Ik heb het al gezegd: de loopbaancheque geeft je de kans om samen met een professioneel bureau te kijken wat je kent en kunt. Resulteert dat in een ervaringsbewijs? Neen, maar misschien kan het wel iets anders met zich meebrengen.
Wat is er gebeurd met de ex-werknemers van Opel? De eerste reactie was hen onder te brengen bij Ford en Volvo. Veel mensen reageerden op die manier. Maar als je naar een loopbaanbeleid en competentiebeleid gaat, bekijk je wat die mensen kennen en kunnen en waar ze terechtkunnen buiten de automobielsector. Dat is het beleid dat we voeren. Eén onderdeel daarvan is het ervaringsbewijs. U moet niet zeggen dat dat het sluitstuk ervan is, want dan misken en ontken je de basisfilosofie dat we werken met talenten en competenties. Op dat moment ben je niet mee met de manier waarop er in de toekomst moet worden gewerkt. We zullen daar alleen toe komen als we ervoor openstaan alle talenten en competenties op andere manieren op te lijsten, door zelfinvulling, maar ook door derden die niet certificeren, maar verklaren dat je bepaalde capaciteiten hebt. Zo zou je over de heer Bothuyne kunnen zeggen dat hij redenaarstalent heeft omdat hij in het parlement heeft gezeteld. Dat kan met zich meebrengen dat je die capaciteiten kunt gebruiken in een nieuwe job.
– Mevrouw Veerle Heeren, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
– Veerle Heeren, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister, eerst en vooral hoop ik deze job verder te kunnen uitoefenen, minstens tot 25 mei, maar ook nadien.
We moeten inderdaad alle competenties benutten. Uw eigen administratie kopt ‘Competenties van 170.000 werkende Vlamingen blijven onderbenut’. Het ervaringsbewijs kan – en moet – inderdaad een belangrijk onderdeel zijn van uw beleid. We kunnen daar nog meer werk van maken dan we vandaag doen. We volgen het verder op.
De actuele vraag is afgehandeld.