Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van de dames Sonja Claes, Vera Van der Borght, Mia De Vits, Lies Jans en Mieke Vogels, de heer Lode Vereeck en mevrouw Katrien Schryvers betreffende de infrastructuursubsidiëring van woonzorgvoorzieningen.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Collegas, vandaag ligt een zeer belangrijk voorstel van resolutie voor ter stemming. Het gaat namelijk om de hervorming van de financiering van de ouderensector, na de staatshervorming.
Mevrouw Van der Borght stelde al jaren vragen aan minister Vandeurzen in verband met de toelage van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), specifiek voor de infrastructuur in de ouderensector. Ook bij diegenen die bouwden met de toelage was er heel veel kritiek op de werking van het VIPA en de manier waarop dat bouwen moest gebeuren. De kritiek had te maken met de lange duurtijd, de extra normen die werden opgelegd en de uiteindelijke kostprijs van het VIPA.
Minister Vandeurzen heeft dan een vergelijkende studie laten uitvoeren door professor Pacolet, een vergelijkende studie tussen rusthuizen die bouwen met en rusthuizen die bouwen zonder het VIPA. In het tweede deel van de studie werd gekeken naar de invloed op de dagprijs die ouderen moeten betalen. Professor Pacolet stelde vast dat bouwen met het VIPA 31 procent duurder is. Dat was ontstellend. Er zijn goede redenen voor: 11 procent van de duurdere kostprijs had te maken met de procedure bij het VIPA door de wet op de openbare aanbestedingen. De administratieve tijd die men nodig heeft om te bouwen met het VIPA neemt al snel zeven, acht, tot tien jaar in beslag. Dat kost veel geld. De voorwaarden die opgelegd werden rond duurzaamheid bepaalden mee die duurdere kostprijs. Bouwen met het VIPA betekent ook meer gemeenschappelijke ruimtes. De kamers van de twee soorten rusthuizen zijn echter van dezelfde grootte.
De commissie heeft dan beslist om hoorzittingen te houden. Daar bleek al heel snel dat de sector VIPA en niet-VIPA akkoord ging met een hervorming van het VIPA. Door de vraagstelling in de commissie kwam ik tot de conclusie dat we samen, meerderheid en oppositie, tot die hervorming konden overgaan. De besprekingen daaromtrent zijn aangevat.
Ik ben heel erg blij met het voorstel van resolutie als resultaat. De indieners hebben allemaal hun eigen beweegredenen en dat zit allemaal verwerkt in de tekst. Voor CD&V is de belangrijkste beweegreden het verbeteren van de kwaliteit van de niet-VIPA rusthuizen. Door een hervorming van de ouderensector krijgen we meer impact op de commerciële sector. De vertegenwoordigers van de commerciële sector hebben aangegeven dat ze aan een aantal voorwaarden willen voldoen. Het orgelpunt wordt de staatshervorming.
In het voorstel van resolutie stellen we voor om in een eindpunt te voorzien voor het bouwen met het VIPA. De voorzieningen met een goedgekeurd zorgstrategisch plan die een financieel-technisch plan indienen voor eind 2014, kunnen nog bouwen met het VIPA.
In 2016 worden de middelen van de zesde staatshervorming overgeheveld. Tegen dan moeten we een nieuw financieringssysteem voor de ouderensector hebben waarin de betoelaging van de infrastructuur beter vervat zit.
Ik ben heel erg blij dat dit voorstel van resolutie hier vandaag ter stemming voorligt.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik kom naar het spreekgestoelte omdat dit voorstel van resolutie zo belangrijk is. Enkele dagen geleden las ik de blog van de heer Van Rompuy. Hij is er nu even niet. Ik las daar het volgende citaat: Wie vandaag in de politiek een compromis durft te maken, wordt aan de toog beschreven als iemand die zijn broek doet zakken. Nochtans wat is er mooier dan elkaar iets te gunnen omdat je er samen beter van wordt. Hoe verschillend je ook bent.
Collegas, voor u staat een tevreden vrouw.
In het verleden hebben we meermaals gezien dat zinvolle voorstellen van resolutie van de oppositie werden vervangen door gelijkluidende voorstellen van resolutie van de meerderheid, en dat zou niet mogen. Immers, een dergelijke manier van werken is eigenlijk noch politiek, noch menselijk correct. Ik ben dan ook blij te mogen vaststellen dat we in de commissie Welzijn nu wel in staat zijn geweest om, wars van de grenzen tussen meerderheid en oppositie, te werken aan een voorstel van resolutie, en dat we dat dan ook unaniem kunnen goedkeuren. Ik wil hier dan ook uitdrukkelijk mevrouw Claes danken voor de inspanningen die ze in dezen heeft geleverd.
Dit zou meer moeten zijn dan een spel van meerderheid tegen oppositie. Politici zouden na een discussie, na vragen te hebben gesteld en de antwoorden daarop te hebben gelezen, na studies te hebben bestudeerd, de juiste conclusies moeten trekken, zodat we de middelen efficiënt kunnen inzetten ten dienste van de mensen. Men zou dan ook mogen verwachten dat, als de overheid subsidies, dus belastinggeld, geeft om een gebouw mee te financieren, dit zich dan vertaalt in de prijs voor de bewoners in die voorziening. Welnu, dat blijkt niet zo te zijn. Reeds vele jaren heb ik geprobeerd om aan te tonen dat er op dat vlak een serieus probleem rijst met het huidige systeem van de VIPA-infrastructuursubsidiëring. De verplichte aanbestedingsprocedure en de regelgeving die moest worden gevolgd, maar ook het feit dat het jaren duurt om een project te kunnen realiseren, dreven de kosten zo hoog op dat daardoor het doel van de subsidie compleet werd tenietgedaan. Uiteindelijk beval de minister een vergelijkende studie naar de bouwkosten en de dagprijs in de gesubsidieerde en de niet-gesubsidieerde voorzieningen. De conclusie was duidelijk: de gemiddelde kostprijs per vierkante meter lag voor een gesubsidieerde ouderenvoorziening 31 procent hoger dan voor een niet-gesubsidieerde voorziening. Er werden veel verklaringen gegeven, maar veel blijft ook nog niet opgehelderd.
Uit de hoorzittingen die we naar aanleiding van de studie hebben gehouden, bleek al vlug duidelijk dat zowat alle sprekers uit de sector voorstander zijn van een wijziging aan het subsidiëringsmechanisme met betrekking tot infrastructuur voor ouderenvoorzieningen. Het is dan ook op basis van deze hoorzittingen dat we tot het voorliggende voorstel van resolutie zijn gekomen. We vragen daarin in eerste instantie zekerheid voor de bestaande dossiers die de VIPA-procedure volgen in de ouderenzorg. Voor zij die al een zorgstrategisch plan hebben en uiterlijk tegen eind 2014 een technisch-financieel plan hebben ingediend of al over een goedgekeurd technisch-financieel plan beschikken, zal de huidige procedure gewoon verder zijn gang kunnen gaan. Dit geeft dus de nodige rechtszekerheid aan de initiatiefnemers die vandaag al ver gevorderd zijn in de VIPA-procedure, maar het zet de overheid ook aan om na te denken over een goed alternatief, hierover overleg te plegen met de sector en de financiële haalbaarheid ervan goed te onderzoeken.
Ik wil twee elementen van het voorstel van resolutie in de verf zetten. Dit voorstel is de veruitwendiging van een belangrijke evolutie in het denken van meerderheid en oppositie over de wijze waarop infrastructuursubsidies moeten worden verleend. Tot nu toe werd angstvallig vastgehouden aan het huidig subsidiesysteem, ondanks het feit dat het werkveld ook het gesubsidieerde al geruime tijd aangaf dat er heel wat nadelen aan waren verbonden, en dat er bij hen een openheid was voor alternatieven. De studie van de professoren Pacolet en De Troyer, samen met de getuigenissen van het werkveld tijdens de hoorzitting, hebben blijkbaar de doorslag gegeven. Ik kan me daarover enkel verheugen: zoals mijn collegas in de commissie Welzijn weten, heb ik immers altijd gewezen op de problemen van dit subsidiëringssysteem en het discriminerende effect ervan. We hebben dus nood aan een andere werkwijze. Ik verheel u niet dat wij van Open Vld vooral denken aan het toekennen van een forfaitair bedrag aan de rustoordbewoner als alternatief. De toekomst zal uitwijzen hoe dit debat verder zal evolueren.
Het voorstel van resolutie realiseert ook op een ander niveau een trendbreuk. Terwijl we vandaag in ons subsidiebeleid nog altijd uitgaan van een tweedeling tussen non-profit en de profitsector, geeft dit voorstel van resolutie aan dat voor infrastructuursubsidies dat onderscheid niet langer ter zake doet. Dat vloeit volgens mij voort uit het uiteindelijke besef dat, als we klaar willen zijn voor de vergrijzing, we nood hebben aan alle actoren op het veld. Niet hun juridische structuur is daarbij belangrijk, wel de kwaliteit van zorg die ze leveren en de financiële toegankelijkheid van hun hulp. Die twee zaken vinden wij kerntaken voor de Vlaamse overheid.
Collegas, ik besef dat de voorliggende tekst slechts een voorstel van resolutie is. Toch kan het belang ervan niet onderschat worden. Het is unaniem goedgekeurd in de commissie en hopelijk straks ook in de plenaire vergadering. Dat impliceert dat alle partijen die deel zullen uitmaken van een volgende Vlaamse Regering, zich ertoe geëngageerd hebben om infrastructuursubsidies efficiënter, effectiever en transparanter te laten verlopen.
Bovendien komt het voorstel van resolutie op een belangrijk moment. We staan aan de vooravond van de zesde staatshervorming, waarbij belangrijke bevoegdheden worden overgedragen. Vlaanderen zal bijna exclusief bevoegd worden voor het ouderenzorgbeleid. Dat betekent ook dat we een historische opportuniteit krijgen om werk te maken van een nieuw financieringssysteem, dat eenvoudiger, eenduidiger, transparanter en efficiënter is en dat alle componenten inzake zorg, infrastructuur en kwaliteit bevat.
Deze historische opportuniteit moeten we ook gebruiken om ervoor te zorgen dat de financiële ondersteuning meer terechtkomt bij de persoon die zorg nodig heeft zelf dan bij voorzieningen. Dit voorstel van resolutie geeft alvast een eerste aanzet. Dank aan allen die dit mee bewerkstelligd hebben. ( Applaus)
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Ook de sp.a-fractie zal dit gemeenschappelijke voorstel van resolutie goedkeuren. Elke fractie heeft natuurlijk haar eigen invalshoek, en ik wil met dit korte betoog de invalshoek van de sp.a weergeven.
Het klopt dat het duurder is om met het VIPA te werken dan zonder VIPA-subsidies. Wij hebben tijdens de hoorzittingen en in de studie van professor Pacolet een reeks antwoorden gekregen, hoewel niet volledig, op de vraag waar de oorzaak daarvan ligt. Het kan niet ontkend worden dat er in de voorzieningen die met VIPA werken, meer personeel tewerkgesteld is. Dat is belangrijk in functie van de kwaliteit. Er is in die voorzieningen ook meer aandacht voor gemeenschappelijke ruimten, en ook dat is een belangrijk aspect. Er is ook meer aandacht voor energiezuinigheid. Dat kost meer bij de investering, maar wordt nadien uitgespaard.
Wij zijn inderdaad bereid om voor wat de infrastructuursubsidies betreft, het onderscheid tussen profit en non-profit op te heffen, maar daar zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Ja, wij willen de bouwkost binnen de perken houden, maar voor ons is het ook een belangrijke voorwaarde dat er transparantie komt in de boekhouding van profit- en non-profitsector, dat wij zicht krijgen op de financiële stromen van de profitsector.
Voor ons is het belangrijk dat de kwaliteit binnen de woonzorgcentra gegarandeerd wordt. Uit de laatste plenaire vergaderingen is gebleken dat dat zeker geen overbodige zaak is, gezien ook een aantal wantoestanden die in een paar centra aan het licht zijn gekomen. Wij willen ook inzetten ook dat is een voorwaarde op de betaalbaarheid voor de gebruiker.
Wij gaan dus akkoord met dit voorstel van resolutie, maar vragen dat vooraleer men het VIPA afschaft, er eerst een degelijk onderzoek gebeurt naar welk model we willen en hoe we dat kunnen realiseren.
Vlaanderen zal binnenkort over nagenoeg alle bevoegdheden op het vlak van het ouderenbeleid beschikken. Dan zal het erop aankomen een totaalvisie te ontwikkelen. Met het voorliggend voorstel van resolutie geven we hiertoe alleszins een voorzet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie stellen dat we zeer tevreden zijn hier over de grenzen van meerderheid en oppositie heen een belangrijk thema te kunnen aankaarten. Ere wie ere toekomt: dankzij de aanhoudende inspanningen van mevrouw Van der Borght, die oorspronkelijk het voorstel van resolutie heeft geformuleerd, hebben we hoorzittingen gehouden en hebben we van de sector duidelijke signalen ontvangen.
Volgens de sector moet aan heel de subsidiëring door het VIPA een en ander worden veranderd. Zorgnet Vlaanderen, de Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg en de afdeling OCMW van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) hebben steeds dezelfde boodschap gebracht. Voor de meerderheidspartijen was dit een duidelijk signaal dat we op die knelpunten moesten ingaan en samen een oplossing moesten zoeken.
De N-VA vindt het belangrijk onze bezorgdheden, waarop het voorstel van resolutie een antwoord biedt, nog even op te sommen. Het is zeer belangrijk dat we de Vlaamse Regering door middel van dit voorstel van resolutie vragen het onderscheid tussen de profitsector en de non-profitsector met betrekking tot de subsidiëring weg te werken en een grondig onderzoek naar de invoering van een nieuw infrastructuursubsidiëringssysteem te voeren.
Het is onze grote doelstelling het aantal bedden en woonzorgcentra in Vlaanderen uit te breiden. Het fundamenteel probleem is immers dat er nood is aan meer plaatsen. We kunnen dit enkel aanpakken door alle spelers op het veld gelijk te behandelen. Dit is voor ons zeer belangrijk.
Het is ook belangrijk dat in een redelijke overgangsperiode wordt voorzien. We willen niet dat een aantal instellingen van vandaag op morgen in de problemen komen. Om die reden moet de overgangsperiode lang genoeg zijn. Daarnaast willen we naar aanleiding van de zesde staatshervorming dat tegen 2016 een nieuw systeem kan worden voorgelegd.
Volgens ons moet de infrastructuursubsidiëring van de profit- en de non-profitsector aan belangrijke criteria worden onderworpen. We hebben de afgelopen weken over de wantoestanden in de woonzorgcentra gediscussieerd. Dit punt is hier meermaals aan bod gekomen. De kwaliteit in de woonzorgcentra is voor ons dan ook prioritair. De infrastructuursubsidiëring moet absoluut aan duidelijke kwaliteitseisen worden gekoppeld.
Een ander voor de sector belangrijk element is de hervorming van het VIPA tot een kenniscentrum. De vorige sprekers hebben dit punt niet benadrukt. Voor ons is het echter essentieel dat de geïnteresseerde initiatiefnemers vanuit een mix aan expertise uit de profit- en de non-profitsector met raad en daad kunnen worden bijgestaan om vergunningen en infrastructuursubsidies te krijgen. We weten immers dat de knowhow in de woonzorgcentra vaak niet aanwezig is. Een goede ondersteuning is dan ook essentieel.
Tot slot wil ik mijn bezorgdheid uiten met betrekking tot de communicatie. Ik heb vandaag gemerkt dat in de communicatie te vaak wordt gesteld dat dit voorstel van resolutie het einde van het VIPA betekent. Ik heb van de vertegenwoordigers van een aantal woonzorgcentra al de vraag gekregen of de infrastructuursubsidiëring wordt stopgezet. Het lijkt me zeer belangrijk dat het Vlaams Parlement en de minister in de toekomstige communicatie benadrukken dat we de infrastructuursubsidiëring niet stopzetten. We moeten in onze communicatie ondubbelzinnig duidelijk maken dat het principe van de infrastructuursubsidiëring niet ter discussie staat. We willen het instrument herbekijken. Op dat vlak moeten we ondubbelzinnig zijn.
We weten allemaal dat de infrastructuursubsidiëring voor veel initiatiefnemers de enige mogelijke hefboom is om infrastructuurwerken te kunnen uitvoeren. We zijn dan ook zeer bezorgd om de communicatie. Het moet duidelijk zijn dat we het systeem willen hervormen, maar niet afschaffen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.