Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kwaliteitsindicatoren voor ziekenhuizen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, maandag gooide Marc Justaert van de Christelijke Mutualiteit de knuppel in het hoenderhok. Hij deed de boude vaststelling dat er in 2013 slechts 2 van de 24-tal ziekenhuizen in Vlaanderen die de behandeling van slokdarmkanker aanbieden, over voldoende ervaring beschikken om een redelijke overlevingskans te bieden voor de patiënten. Het aantal behandelingen in die andere 22 ziekenhuizen zou te laag zijn om de nodige ervaring op te doen. Studies zouden uitwijzen dat de overlevingskans in de ziekenhuizen met een grotere ervaring in die behandelingen vier maal groter is dan in de andere ziekenhuizen.
Op die uitspraken kwam er heel wat reactie. Heel wat ziekenhuizen en ook de gezondheidseconoom Lieven Annemans stelden dat die uitspraken toch wat te zwart-wit waren en dat men daar toch wel een vrij zware uitspraak doet over complexe situaties. Ik wil ook niet meegaan in dat ongenuanceerde debat waarbij men een heksenjacht organiseert op de zogenaamd slechte ziekenhuizen. Ik vind dat geen goede zaak. Het zou de artsen en het medisch personeel van die ziekenhuizen oneer aandoen.
Wat voor mij wel belangrijk is, is de vraag of we in alle ziekenhuizen in Vlaanderen alle behandelingen voor elke mogelijke aandoening moeten aanbieden. De N-VA vindt het belangrijk dat er in de toekomst zeker door de artsen meer wordt samengewerkt rond behandelingen, zeker voor zeldzame aandoeningen. Ook zijn we van mening dat er een veel grotere mobiliteit moet zijn tussen ziekenhuizen. Daarvoor is er echter een politiek kader nodig en een stimulans voor de actoren op het veld.
Minister, zult u initiatieven nemen om die afstemming en samenwerking rond behandelingen vooral voor zeldzame aandoeningen te stimuleren en te faciliteren?
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de kwaliteitszorg stond deze week inderdaad in de actualiteit. De verklaring van het grootste ziekenfonds in verband met de vraag wat goede ziekenhuizen zijn voor de behandeling van slokdarmkanker vonden ook wij wat kort door de bocht. Men baseert zich namelijk op één indicator, namelijk het aantal ingrepen. Ik denk dat men kwaliteit niet kan meten aan één indicator.
Daarom vinden we het ook heel belangrijk dat het kwaliteitsindicatorenforum werkt en gewerkt heeft aan een pakket indicatoren. Het is belangrijk dat er gewerkt wordt aan een heel pakket en dat we de eerste meting in het najaar zullen kennen.
Maar ik heb er wel een paar bedenkingen bij. De ziekenhuizen zullen niet verplicht worden om mee te werken aan deze meting. Twee, minder positieve resultaten zullen niet bekendgemaakt moeten worden. Drie, de patiënten zullen verplicht zijn om de websites van verschillende ziekenhuizen te raadplegen. Er komt dus geen centraal informatiepunt. Vier, de patiënten zullen de gegevens zelf moeten interpreteren, ze zullen het zelf moeten uitzoeken.
Minister, hoe staat u tegenover deze gaten in het systeem? Hoe kunnen ze worden dichtgemaakt?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collegas, inzetten op meer transparantie en zichtbaarheid van de kwaliteit van de zorg die ziekenhuizen aanbieden, is ontzettend belangrijk. Het is voor u geen geheim dat deze Vlaamse Regering daar zeer expliciet en actief heeft op ingezet. Natuurlijk moeten niet alle ziekenhuizen alles kunnen, dat moeten ze ook niet ambiëren.
Wij hebben momenteel een viertal initiatieven inzake zichtbaarheid en transparantie van kwaliteit. Natuurlijk doen we dat allemaal vanuit de overweging dat we voor de patiënt en zijn huisarts alles veel zichtbaarder willen krijgen.
Mevrouw De Vits, u verwijst naar de kwaliteitsindicatoren. Het zichtbaar maken van kwaliteit moet zorgvuldig worden voorbereid. De patiënt moet de gegevens inderdaad juist kunnen interpreteren. Hij moet dat kunnen doen aan de hand van gevalideerde indicatoren die ook internationaal erkend worden als zijnde relevant voor de kwaliteit van bepaalde behandelingen.
Het is een illusie te verwachten dat een overheid dat imperatief kan opleggen zonder draagvlak en bereidheid in de sector. Ik denk aan de beheerders en directies, maar uiteraard in eerste instantie aan de betrokken artsen. We zijn in Vlaanderen zover. Er is een groot akkoord.
Men is op dit moment, zoals u zegt, aan het registreren wat betreft een aantal zeer relevante indicatoren. Dat gebeurt in de orthopedie, de afdelingen moeder en kind, oncologie enzovoort. Het gaat om bekende ziektebeelden en behandelingen. Dat is een goede zaak. Het is juist dat we in dat initiatief enorm geïnvesteerd hebben in het betrekken van alle stakeholders. Het is juist, mevrouw De Vits, er zal nog verder dynamiek en ontwikkeling uit moeten volgen. Het Vlaams Patiëntenplatform is daarbij betrokken. Ze kijken zeer uitdrukkelijk door de bril van de patiënt. De ziekenfondsen zijn erbij betrokken, de universiteiten, en noem maar op.
Onze strategie was eerst een groot draagvlak creëren en zeer zorgvuldig opbouwen. Zorgen dat de patiënt alles kan begrijpen en interpreteren. Zorgen dat het platform en andere vertegenwoordigers voldoende betrokken zijn om ook aan de slag te kunnen met de resultaten. Uiteraard hebben we de ziekenhuizen aangezet om zelf het initiatief te nemen, te communiceren en transparant te zijn. Ere wie ere toekomt, het zijn de ziekenhuizen zelf die getuigen van een zeer proactieve aanpak. Ze hebben dit ernstig opgenomen. Ik ben zeer benieuwd, net zoals u, naar de resultaten.
Er is één sector waar naar aanleiding van een nieuw KB nieuwe mogelijkheden zijn ontstaan voor de aanvraag van erkenningen, en dat is de interventionele cardiologie. De Vlaamse overheid heeft die gelegenheid aangegrepen om onze bevoegdheid te gebruiken om aanvullend te normeren. Het besluit van de Vlaamse Regering is vorige week in het Staatsblad verschenen. Die sector zal als eerste verplicht worden om in te staan voor registratie die publiek moet worden gemaakt, namelijk de gegevens die de cardiologen samen naar voren brengen als zijnde relevant voor de kwaliteit van de behandelingen.
Zorginspectie bereidt het proactief bekendmaken van de inspectieverslagen voor. Dat gaan we volgend jaar doen. Ik ga volgende week op bezoek in een ziekenhuis dat als eerste spontaan zelf het verslag van Zorginspectie publiek zal maken. Dat is een grote stap.
Ook zal er volgende week op de site van het Vlaams Agentschap Zorginspectie een overzicht komen van de analyses die de inspectie horizontaal doet, aan de hand van de diverse inspecties in de diverse ziekenhuizen van de voorbije periode. Dat is ook een heel interessant document. Ten slotte hebben we ook een project ondersteund om ziekenhuizen aan te sporen te gaan voor een accreditatie door een internationaal erkend accreditatiebureau. Dat is een mooie illustratie van hoe we door overleg met artsen en beheerders tot resultaten kunnen komen, want van de 64 ziekenhuizen nemen er 58 op vrijwillige basis deel aan dat kwaliteitsproces. We hebben daar geen nieuwe regel voor gemaakt. Integendeel, voor die ziekenhuizen zullen we de inspanningen van Zorginspectie wat terugschroeven, zodat er wat administratieve verlichting komt.
Natuurlijk zijn we nu niet bevoegd voor de normen. Dat is duidelijk. We kunnen aanvullend normen opleggen als er al een basisnormering is. Na de staatshervorming zal Vlaanderen op dat vlak een grotere bevoegdheid krijgen. We zijn dus niet echt als eerste aan zet wat dat centraliseren betreft. Het is echter evident dat niet iedereen zomaar alles moet kunnen aanbieden.
Men moet echter ook voorzichtig zijn als men een zeer eenduidig verband legt tussen volume aan activiteiten en kwaliteit. Een dienst kan immers meerdere artsen tellen, en dan weten we ook niet wat elke arts aan activiteiten verricht. Er vallen dus een aantal beschouwingen bij te maken. Er is één Nederlandse studie die recent is uitgebracht en die dat heeft onderzocht. Ik zal die studie ook met de sector bespreken. Daarin zien we duidelijk het antwoord op de vraag of er altijd een relatie is tussen volume aan activiteiten en kwaliteit. Die onderzoekers komen tot de bevinding dat ze eigenlijk slechts voor een beperkt aantal behandelingen die relatie eenduidig en rechtstreeks vinden. Dan gaat het inderdaad over slokdarmkanker en een viertal andere interventies. Bijvoorbeeld de aidsbehandeling is daar een van, maar ook nog een aantal chirurgische behandelingen. Er is dus wel degelijk evidentie, maar toch moet men voorzichtig zijn. Ik vind die Nederlandse studie interessant wat dat onderwerp betreft, en ik zal die ook bespreken met de sector.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Twee zaken zijn belangrijk. Er is de transparantie voor de patiënten. Het is heel belangrijk dat zij een zicht krijgen op de kwaliteit van de zorg die wordt geboden. Dat is echter zeer complex. Ik meen dat het voor een patiënt niet eenvoudig zal zijn om zich op basis van die kwaliteitsindicatoren een juist beeld te kunnen vormen van de kwaliteit van de zorg. Ik wil benadrukken dat niet mag worden vergeten dat de huisarts in heel de begeleiding van de patiënt een belangrijke rol speelt. Hij moet de patiënt mee begeleiden bij het bekijken van de diverse documenten die zullen verschijnen op de diverse websites. Mevrouw De Vits zei het ook al: het zal niet eenvoudig zijn voor de patiënt om op elke website van ieder ziekenhuis te gaan zoeken waar nu de beste zorg kan worden aangeboden.
Het ander belangrijk element is dat we de zorg ook zo goed mogelijk moeten uitbouwen in Vlaanderen. Ik heb wat dat betreft niet echt een antwoord van u gekregen. Ik ben ervan overtuigd dat er daarvoor zeker een betere afstemming en samenwerking moet zijn tussen de ziekenhuizen, tussen de artsen. Er moet een goede mobiliteit tussen ziekenhuizen zijn. Ik heb van u echter nog niet vernomen welke initiatieven u op dat vlak zult nemen om te zorgen voor een verbetering.
Met de kwaliteitsindicatoren is een goede voorzet gegeven, maar ik blijf erop aandringen dat de patiënten worden begeleid. Huisartsen en ziekenfondsen hebben op dat vlak een belangrijke rol te spelen. Ook moeten mensen duidelijke informatie krijgen via één centraal register. Volgens mij kan het niet dat dit zou worden gespreid over de diverse websites van alle ziekenfondsen.
We moeten verder gaan. Ook heel belangrijk zijn netwerkvorming, samenwerkingsverbanden en referentiecentra voor bepaalde aandoeningen, hoewel dat laatste niet voor alles kan. Minister, ik zou graag van u vernemen welke initiatieven u daartoe zult nemen, met de normering, maar vooral ook met de programmatie.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Minister, eigenlijk heb ik een heel vreemd gevoel bij de actie van de Christelijke Mutualiteit. Ik vind het een vrij ongenuanceerde aanpak.
Het zal je maar overkomen. Wat moeten mensen die in een ander ziekenhuis behandeld worden voor slokdarmkanker, daarvan denken?
Niets is zo moeilijk vast te stellen als overlevingskansen. En daar gaat het precies om in de studie waar beide vraagstellers het over hadden. Dat is een lot dat je hebt. Je overlevingskansen hangen niet alleen af van een kliniek, ook niet alleen van je behandeling. Het hangt hoofdzakelijk af van een lot dat je bestempeld is.
De keuze van de kliniek waar je behandeld wilt worden, is ook afhankelijk van zeer veel andere factoren. Niets is zo moeilijk als gewaarworden dat ziekenhuizen een soort getouwtrek voeren rond een patiënt, om die patiënt toch bij hen te mogen behandelen. Als je als patiënt voelt dat een ziekenhuis aan jou aan het trekken is, omdat het een bepaald quotum moet halen, is dat heel lastig.
Minister, de patiënten moeten weten dat klinieken sowieso aan kwaliteitsbewaking doen, maar het is van bijzonder groot belang dat er speciale verpleegkundigen kunnen worden aangesteld, om precies die patiënten op de beste wijze te begeleiden.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Minister, transparantie is een goede zaak, maar bij de gebeurtenissen van de laatste dagen heb ik toch ook heel wat vragen. Ik zie hier een beetje een opbod van mutualiteiten, die op basis van RIZIV-gegevens (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) bepaalde communicatie uitsturen over wat goede en slechte ziekenhuizen zijn, en dan onmiddellijk de reactie van u daarop, die zegt dat u de gevalideerde, juiste indicatoren hebt, die dan gebaseerd zijn op eigen registraties van de ziekenhuizen en die niet verplicht zijn.
Ik vrees dat, als er niet op een of andere manier afspraken worden gemaakt, we naar een soort veelheid van gegevens gaan die op de patiënten afkomen, gegevens die moeilijk te lezen zijn, zeker voor patiënten die minder hoog opgeleid zijn, en die niet goed zullen weten wat ze met al die gegevens aan moeten.
Minister, hebt u al contact gehad met de mutualiteiten, of bent u van plan om die contacten te leggen, om afspraken te maken, om in het belang van de patiënt een en ander te stroomlijnen en duidelijke afspraken te maken over wie gegevens naar voren brengt, wie die publiceert, via welke kanalen, en wie patiënten zal begeleiden om die gegevens goed te lezen?
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Laat het duidelijk zijn, collegas: als liberalen staan wij ook volop achter transparantie en openbaarheid, maar dat is niet hetzelfde als paniekzaaierij. Ik sluit me dan ook graag aan bij alle opmerkingen en bedenkingen die door de andere collegas gemaakt zijn, want ik voelde mij ook echt niet goed bij wat zich de laatste dagen heeft ontwikkeld. Ik ben blij dat professor Annemans ons vandaag ook een waarschuwing heeft meegegeven voor wat er de laatste dagen is gebeurd.
We mogen niet vergeten dat er toch een aantal belangrijke randvoorwaarden zijn. Kwaliteitsindicatoren, akkoord, maar die moeten wetenschappelijk gevalideerd zijn. Dat mag niet gebeuren op basis van één criterium. Dat moet internationaal vergeleken kunnen worden. Er is een genuanceerd beeld nodig. De uitkomsten zijn niet altijd afhankelijk van de kwaliteit van de chirurgie. Heel veel andere variabelen spelen daarin mee. Collega De Waele heeft ernaar verwezen.
Begrijpbare communicatie is hier ook aangehaald. U hebt dat zelf ook gezegd, minister.
Ik voel me niet gelukkig bij wat de laatste dagen is gebeurd. Mutualiteiten zijn naar mijn aanvoelen niet de instanties die daarover moeten communiceren. Als daarover gecommuniceerd moet worden, op basis van een goed kader, is het door de overheid. Mutualiteiten zijn in ons land verstrengeld met ziekenhuizen. Minister, wie vindt u dat de communicatie hierover moet verzorgen: de overheid of de mutualiteiten?
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Minister, ik heb met veel aandacht geluisterd naar uw antwoord. Ook voor ons is transparantie heel belangrijk. Ik sluit me aan bij de kritische opmerkingen die een aantal sprekers hier hebben gemaakt.
Ik heb een beetje de indruk dat we hier te maken hebben met een opbod. Minister, ik wil ook opmerken dat de Christelijke Mutualiteiten hun ranking baseren op een vrij beperkte groep. Die groep is veel te beperkt om echte conclusies uit te trekken.
Ik betreur dat u voorbijgaat aan de toch wel zeer fundamentele opmerkingen van een aantal specialisten. Ik verwijs onder andere naar gezondheidseconoom Lieven Annemans, toch niet de eerste de beste op dit gebied, die waarschuwt voor de risicos die daarmee verbonden zijn. Hij zegt dat alles veel te zwart-wit wordt geformuleerd. Hij zegt ook dat rankings gevaarlijk zijn en aanleiding kunnen geven tot vergissingen.
Tot slot mogen we ook niet vergeten dat sommige ziekenhuizen uitblinken en goed zullen scoren voor bepaalde specialisaties, terwijl dat voor andere specialisaties minder het geval zal zijn. Het is belangrijk daar rekening mee te houden.
Eigenlijk had dit debat moeten plaatsvinden in de commissie in plaats van dit snel af te haspelen tijdens de plenaire vergadering. De waarde van dit debat is veel te groot. Ik hoop dat de commissievoorzitter nog de moeite wil doen om daarover nog een gedachtewisseling in de commissie te organiseren.
De patiënt en zijn huisarts hebben recht op een grote transparantie. Dat is voor mij een evidentie. Als ons kind of onze ouders naar het ziekenhuis moeten gaan, dan informeren wij ons ook. Het is evident dat de overheid moet trachten ervoor te zorgen dat die kwaliteit zichtbaar is. Ze moet daarvoor een beroep doen op alle stakeholders die moeten samenwerken om dat mogelijk te maken. Vooral wanneer het gaat over informatie die zorgvuldig moet worden behandeld, die niet zwart-wit kan zijn en die interpreteerbaar moet zijn, moet men kunnen rekenen op een grote participatie van alle betrokkenen.
De suggestie alsof de minister weer zou hebben gereageerd op een steekvlam, een incident of een initiatief van een of ander ziekenfonds, is absoluut ongelukkig. Het indicatorenverhaal, het accreditatieverhaal, de inspanningen van onze Zorginspectie voor het proactief openbaar maken van verslagen, zijn het resultaat van maanden- en jarenlang werk dat zich momenteel eindelijk kan concretiseren.
De vraag of dat leesbaar en interpreteerbaar is, vormt natuurlijk de basis waarop die oefening moet gebeuren. Vandaar dat het Vlaams Patiëntenplatform, de ziekenfondsen, de hoofdgeneesheren, de verschillende specialisten en de beheerders daarbij betrokken zijn. Die oefening moet kunnen rekenen op een draagvlak en een consensus. Wat men brengt voor diegenen waarvoor het bedoeld is, moet nuttig en bruikbaar zijn.
Het gaat hier over een proces. Eigenlijk moeten we een pluim geven aan iedereen die daaraan meewerkt omdat dit eindelijk gebeurt zonder imperatieve regels die het succes in deze fase zeker zouden hypothekeren. Dit moet ons tevreden stemmen. We zijn die evolutie in Vlaanderen aan het doormaken, en dat is een goede zaak.
Het spreekt voor zich dat de overheid de samenwerking tussen ziekenhuizen en tussen verschillende associaties van artsen moet stimuleren waar dat mogelijk is. Dat gebeurt via de normering. Er zijn erkenningscriteria en programmatiecriteria. Daar kan een Vlaams minister momenteel relatief beperkt mee aan de slag. Dat zal na de staatshervorming beter zijn. Waar mogelijk, en ik geef het voorbeeld van de interventionele cardiologie, hebben we niet geaarzeld om daar gebruik van te maken. We hebben ook diensten via dat besluit aangezet tot meer geïntegreerde vormen van samenwerking in de vorm van ziekenhuisassociaties. We hebben ook niet getwijfeld om onze regelgeving daartoe aan te passen en onze aanvullende normering te gebruiken.
Als ziekenhuizen een beroep doen op de overheid voor VIPA-subsidies (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden), dan zijn er zeker een aantal onder u die kunnen bevestigen dat de bevoegde minister er alles aan doet om wie daarvoor aanklopt, ertoe aan te zetten om samen te werken, de schaarse middelen zo goed mogelijk te besteden en de kwaliteit van de zorg optimaal te maken.
Minister, ik ben blij te horen dat u verder initiatieven zult nemen en ondersteuning zult geven aan de samenwerking tussen artsen en ziekenhuis. Het is heel belangrijk dat zoiets van onderuit groeit. De overheid mag dat niet opleggen, maar ze moet het wel stimuleren. Ik heb begrepen dat u dat ook wilt doen.
Wij staan volledig achter de kwaliteitsindicatoren. Volgens mij heeft iedereen in het Vlaams Parlement verklaard achter dit proces te staan. De transparantie is voor de patiënt noodzakelijk. Het stuit dan ook tegen de borst dat alle inspanningen die de minister en anderen de afgelopen jaren en maanden hebben geleverd door dergelijke uitspraken worden tenietgedaan.
Dit is een complexe materie. De vraag hoe kwaliteit wordt gemeten, is niet zo gemakkelijk. Volgens mij kunnen we iets leren van de situatie in Nederland en in Zweden, waar dit reeds lang in werking is getreden.
Het debat is, zeker in het Vlaams Parlement, van start gegaan. Het is niet de laatste keer dat we het hierover zullen hebben. Voor ons bestaat het ultieme doel eruit dat de patiënt goede zorgen krijgt en weet dat hij goede zorgen zal krijgen op de plaats waar hij heen gaat.
De actuele vragen zijn afgehandeld.