Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister-president, we hebben het al vernoemd daarnet, Vlaanderen heeft nog wat zaken op de plank liggen. We hebben geen fiscale bevoegdheden en daarom moeten we het doen met subsidies. Daar kunnen we niet onderuit.
De laatste tijd komt er kritiek op die subsidies. We moeten die kritiek vroeg genoeg detecteren om er eventueel iets aan te doen. Ik zal niet verwijzen naar het voorbeeld van vorige week, want dat was zeer ongelukkig, maar de Industrieraad heeft er al naar verwezen. We hebben in de commissie Innovatie met minister Lieten al verschillende keren gesproken over de beide rapporten-Soete. Diezelfde kritiek komt daarin naar voren en die gaat over de versnippering van de subsidies.
De versnippering op zich is een zeer complexe toestand. Sommige bedrijven hebben subsidiologen nodig om te achterhalen op welke subsidies ze een beroep kunnen doen en hoe ze die kunnen verkrijgen. Verder zijn de steunmaatregelen onvoldoende bekend. In de eerste maanden dat ik hier in het parlement zat, hebben we daar al een debat over gehouden naar aanleiding van een congres dat was georganiseerd door de Nationale Bank, u was daar ook aanwezig. Diezelfde opmerking werd toen gelanceerd door Voka.
Complex en te weinig bekend, dat leidt ertoe dat vooral grote bedrijven aanspraak kunnen maken op de subsidies. Welke initiatieven zult u nog nemen om dit te verhelpen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat het landschap vereenvoudigt? Zo kunnen de subsidies terechtkomen waar ze moeten terechtkomen.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, we hebben daar in de commissie al verschillende keren over gediscussieerd. U weet dat ik uw stelling onderschrijf, de beste oplossing om een economisch beleid uit te werken en te ondersteunen is via de fiscaliteit. Voorlopig hebben we nog altijd geen instrumenten inzake vennootschaps- of personenbelasting. Ik ben er nog altijd van overtuigd, en zal dat blijven, zolang dat niet gerealiseerd is, moeten we daarvoor blijven pleiten.
In afwachting moeten we zeer zorgvuldig omspringen met het subsidiëren van bedrijven. Ik heb daarnet gezegd dat ik elke dag vragen krijg van bedrijven over opleidingssteun, strategische steun enzovoort. Dat zijn zowel kleine als grote bedrijven. Al zijn ze onvoldoende geïnformeerd, ze weten wel dat Vlaanderen hen kan steunen.
We mogen niet alles op een hoop gooien, niet dat u dat doet, maar sommigen doen dat wel een beetje. Er is een verschil tussen directe steun aan bedrijven en steun aan intermediairen die flankerende acties kunnen ondernemen. De steun aan bedrijven wordt uitgesplitst in innovatiesteun, ecologische investeringen, en investerings-, opleidings- en exportsteun. We kunnen dat niet allemaal in één zak steken. Dat is niet aangewezen en zelfs contraproductief.
Ook al zouden wij de eerste de beste oplossing, de fiscaliteit, kunnen toepassen, dan ben ik er nog van overtuigd dat u investeringen moet stimuleren, zeker wanneer het gaat over innovatie, met subsidies. Voor startende ondernemingen staat de vennootschapsbelasting bij wijze van spreken op nul, de eerste jaren betalen ze geen belastingen. Ik denk ook aan export. In de toekomst zijn er nog altijd, weliswaar in beperkte mate, subsidies nodig.
Maar, zoals we hebben gezegd in de commissie, is er evaluatie nodig, op het juiste moment. Je kunt geen stop-and-gopolitiek voeren. Iets invoeren en dat het volgende jaar afvoeren is ook niet goed. Het moet de tijd krijgen om zich te zetten. Zeker in heel de problematiek van innovatie kunnen stappen worden gezet. U hebt verwezen naar rapporten. Dat moeten we meenemen in de transitie van ViA. Wat nog tijdens deze legislatuur kan gebeuren, zal ook gebeuren.
Voorzitter, collegas, mijn grootste zorg nu is om bedrijven verder te stimuleren om te ondernemen en om buitenlandse bedrijven die zeer waardevol zijn voor onze Vlaamse economie aan te trekken. Ik verwijs naar Barcelona gisteren. Japanse bedrijven, Spaanse bedrijven, de biotechnologie: er zijn mogelijkheden, maar ik zal het pas kunnen als ik ook een financiële ondersteuning via subsidies kan toekennen.
Dank u wel voor uw antwoord, minister-president. We zijn het er inderdaad over eens dat fiscaliteit de beste mogelijkheid is. Daarnaast zijn er subsidies en daar kunnen we ook nog waarborgen aan toevoegen.
U zegt dat er altijd verschillende soorten subsidies zullen zijn. Dat is natuurlijk omdat we met die subsidies, wat we anders met de fiscaliteit zouden hebben gedaan, ook beleidssturend willen zijn, in de eerste plaats om de doelstellingen te behalen die we met ViA vooropgesteld hebben. Ik hoop dat we inderdaad werk kunnen maken van enkele zaken zoals onder andere meegegeven in het rapport-Soete, om daar duidelijkheid in te scheppen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank om te beginnen de heer Diependaele, voor een zeer terechte vraag en bedenking. U hebt zelf gezegd dat we het daarover al enkele keren in de commissie hebben gehad. U weet ook dat het een van de bedenkingen is die ik al sinds het begin heb. We geven als Vlaanderen heel veel ondersteuning aan bedrijven, maar je hebt daarvoor bijna gespecialiseerde consulenten nodig, net als de financiële middelen en de knowhow, om tot bij het beleid te kunnen geraken.
U zegt dat u elke dag bedrijven ontvangt. Ik neem aan dat we meer dan 365 bedrijven hebben en u er elke dag maximaal één kunt ontvangen. Ik vrees dat ze niet allemaal rechtstreeks bij u terechtkunnen. Het is een blijvend pijnpunt dat het succes van de middelen die wij hebben, enkel terechtkomt bij een kleine minderheid van grote bedrijven enerzijds en anderzijds een kleine minderheid van kleine bedrijven die heel goed georganiseerd zijn. Ik wil toch weten hoe u die kleine bedrijven echt kunt ondersteunen, want de faillissementen blijven toenemen. U hebt de middelen, maar ze geraken niet op de juiste plaats.
De heer Vereeck heeft het woord.
Ik kan de vraag van de twee vorige sprekers samenvatten: ook mijn fractie zou liever via de fiscaliteit werken dan via subsidies, maar we hebben geen probleem met subsidies voor innovatie. Het risico dat een onderzoeksproject mislukt is zo groot dat een kleine onderneming dat vaak niet kan dragen, in tegenstelling tot een grote.
Ik heb in uw toelichting niets gehoord dat me tegenstak, integendeel, ik kan dat helemaal onderschrijven. Maar u hebt eigenlijk niet geantwoord op de vraag van de heer Diependaele: gaat u extra inspanningen doen tegen die versnippering? Met dat probleem wordt de jonge ondernemer geconfronteerd, die ziet door de bomen het bos niet meer en moet een beroep doen op consulenten.
Nu komt er weer een nieuw fonds bij. Inhoudelijk is dit een goed initiatief. Het Health & Care Fonds komt echter bovenop de bestaande initiatieven van de Vlaamse Participatiemaatschappij (VPM) en de Gewestelijke Investeringsmaatschappij Vlaanderen (GIMV). Ook binnen de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) bestaat een dergelijk fonds. Waar kan een startende onderneming terecht? Het blijft ingewikkeld in Vlaanderen. In feite herhaal ik dus de vraag die de heer Diependaele daarnet heeft gesteld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, de heer Diependaele heeft zeer terecht verwezen naar een artikel dat afgelopen weekend in De Standaard is verschenen. Uit dat artikel blijkt dat ondernemers, en dan vooral de kleine ondernemers, niet eens weten welke subsidies allemaal beschikbaar zijn.
Ik onderschrijf grotendeels het discours dat we die subsidies nodig zullen hebben. Dit is vooral het geval op het vlak van innovatie. We hebben daarnet evenwel een debat over Vlaanderen in Actie (ViA) gevoerd. De minister-president heeft toen zelf verklaard dat we meer moeten focussen. Er zit veel in, maar we moeten zelf meer focussen.
De heer Diependaele en de heer Vereeck hebben terecht de vraag gesteld wat de minister-president gedurende dat laatste jaar nog zal doen om die focus tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat de subsidies bij de kmos terechtkomen. Voor de tewerkstelling zijn deze hier gelegen beslissingscentra, die voor veel arbeidsplaatsen zorgen, zeer essentieel. Ik wil de vraag van de heer Diependaele dan ook versterken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, met betrekking tot dit debat lijkt het me heel belangrijk het kind niet met het badwater weg te gooien. In het licht van onze huidige bevoegdheden is een gericht subsidiebeleid wel degelijk nuttig. De heer Vereeck heeft al naar Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) verwezen. Een pleidooi tegen versnippering mag dan ook geen pleidooi voor een standstill in het beleid zijn.
Het door de heer Vereeck aangehaalde fonds is binnen de bestaande structuren tot stand gekomen. Het volgt de wegen die onze bedrijven al kunnen volgen. Er zijn goede voorbeelden van de bundeling van ondersteuningsinstrumenten te vinden. Vorig jaar hebben 33.000 kmos gebruik van de kmo-portefeuille gemaakt. Ik stel vast dat we met ons subsidiebeleid wel degelijk kleine bedrijven kunnen bereiken. Volgens mij moeten we met het Vlaams economisch beleid die weg blijven volgen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, deze discussie is niet nieuw. We hebben die discussie al verschillende keren gevoerd. Aangezien we geen fiscale bevoegdheden hebben, moet de Vlaamse Regering op dit vlak haar toevlucht nemen tot subsidiemaatregelen. Ik onderschrijf de vragen die de meeste andere sprekers hebben gesteld. Wat kunnen we verder doen om dit te vereenvoudigen?
Het gaat niet enkel om een kluwen van subsidiemogelijkheden in Vlaanderen. Dit kluwen wordt door de niet-homogene bevoegdheidspakketten nog eens versterkt. Het federaal beleid doorkruist het Vlaams beleid.
Ik heb twee weken geleden een vraag om uitleg over dit onderwerp ingediend. Federaal minister Laruelle heeft een zeer onvolledige lijst met subsidiemaatregelen uitgevaardigd. Jammer genoeg is mijn vraag om uitleg onontvankelijk verklaard. De vraag blijft echter onbeantwoord. Doorkruisen dergelijke initiatieven van de federale minister en andere initiatieven ter zake het beleid van de Vlaamse Regering niet?
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Voorzitter, ook voor ons blijft de fiscaliteit op de eerste plaats staan. We zijn echter nog een tijdje gedoemd met subsidies te werken.
Ik ben blij dat de kmo-portefeuille volgens de heer Bothuyne een succes is. We hebben tijdens de vorige legislatuur getracht verschillende subsidies in een groter pakket te bundelen. Binnen het Agentschap Ondernemen (AO) en het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) is de focus op kmos komen te liggen. We hebben alles sterk vereenvoudigd om hun toe te laten hun weg te vinden.
We hebben tijdens de vorige legislatuur aan een vereenvoudiging van de subsidies en aan een fusie van agentschappen gewerkt. Die oefening is in de loop van deze legislatuur stilgevallen. We zouden graag opnieuw een oefening met betrekking tot de vereenvoudiging van de maatregelen zien. Daarnaast zouden we ook graag opnieuw een discussie over het samenbrengen van agentschappen voeren.
Eerlijk gezegd, denk ik steeds meer aan de mogelijkheid het AO en het IWT samen te voegen. Politiek gaat het om twee verschillende toezichthoudende ministers. Het zou dan ook moeilijker zijn dan tijdens de vorige legislatuur. Toen had ik beide agentschappen in de hand. Ik kon ze toen samenvoegen. De minister-president heeft me daar toen in gesteund. Aan het einde van deze periode van vijf jaar zullen we jammer genoeg geen nieuwe stappen in die richting hebben gezien.
Voor veel kmos zou de samenvoeging van beide agentschappen een grote verduidelijking vormen. Ze zouden nog maar aan één agentschap moeten denken. Binnen dat agentschap zou dan iets gemakkelijker kunnen worden nagegaan waar de kmos nood aan hebben en welke maatregelen het best zouden passen in de fase waarin de kmos zich op dat ogenblik bevinden.
Minister-president, deze operatie lijkt me steeds zinvoller. Ik hoop dat u dit alsnog met minister Lieten wilt bespreken. Een fusie van agentschappen lijkt me opnieuw aan de orde.
Voorzitter, collegas, ik denk dat we ervoor moeten opletten dat we niet een aantal verhalen en terechte bezorgdheden uit het verleden blijven herhalen zoals bijvoorbeeld, dat de kmos onvoldoende of niet in aanmerking komen voor subsidies. Mevrouw Turan, ik denk dat er godzijdank al een hele weg is afgelegd. Ik wil niet zeggen dat het perfect is, maar heel veel kleine en middelgrote ondernemingen zeggen dat F.I.T. de nodige ondersteuning heeft gegeven. Er is de kmo-portefeuille, waar de heer Bothuyne en mevrouw Ceysens ook naar verwezen hebben. Er is dus al een hele weg afgelegd. Zijn er nog kmos die niet of onvoldoende weten welke subsidies ze kunnen krijgen? Ja. Moeten we nog bijkomende inspanningen doen? Ja, maar er is in al die jaren al een serieuze vooruitgang geboekt.
Versnippering is een negatief woord, maar je kunt ook niet zeggen dat door de fusie van agentschappen het probleem wordt opgelost. Er zijn ook stappen gezet in de frontoffice en de backoffice. In heel wat dossiers met enige omvang gebeurt het werken in de frontoffice met een accountmanager die zelf met F.I.T. en al die instellingen werkt. Het fusioneren op zich is dus geen doelstelling, maar het is vooral belangrijk dat de informatie en de beslissingen gestroomlijnd lopen.
Mijnheer Diependaele, wat kunnen we nog doen? Innovatie is een bevoegdheid van minister Lieten. Ik denk dat we allemaal bereid zijn om verdere stappen te zetten, ook tijdens deze legislatuur. Het is een constante zorg om te stroomlijnen.
Mijnheer Rzoska, er is een debat geweest over strategische steun. Er zijn stappen gezet, ook in het uitbreiden van bepaalde maatregelen die nu ruimer zijn dan in het verleden. Dat geldt ook voor de kmo-portefeuille, die nu zeer succesvol is.
We zetten dus stappen, maar als we grotere stappen moeten zetten, dan ben ik daar in ieder geval voorstander van en zullen we die in de schoot van de Vlaamse Regering bespreken.
Minister-president, ik dank u. Ik denk dat we het over veel eens zijn, in de eerste plaats over de bezorgdheid an sich. Ik ben daarnet nog vergeten te zeggen dat het Agentschap Ondernemen zelf ook die bezorgdheid deelt en dat zo heeft meegedeeld in de media. Het is natuurlijk bij uitstek iets waarvoor de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid moet nemen. Mijnheer Deckmyn, het is inderdaad waar dat er een eerder kleine component van de federale subsidies ook meespeelt.
We mogen het kind niet met het badwater weggooien. We hebben al een lange weg afgelegd, maar we moeten heel zorgvuldig kiezen. Er zijn twee sporen waarop je kunt werken: enerzijds is er de complexiteit en anderzijds het uitleggen van de complexiteit. Je moet heel voorzichtig zijn want als je enkel de complexiteit gaat uitleggen en meer begeleiding aan de bedrijven gaat geven, dan doe je aan symptoombehandeling maar raak je de wortel van het probleem niet. Er moeten dus twee sporen worden bewandeld, maar laat ons vooral beginnen met de complexiteit en een vereenvoudiging doorvoeren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.