Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in België zijn er voor het beroep van tandarts quota vastgelegd. Er kunnen jaarlijks 180 studenten afstuderen: 72 Franstaligen en 108 Vlamingen. Vlaanderen is hier opnieuw de beste van de klas in die zin dat Vlaanderen dit respecteert en schikkingen treft om een toelatingsproef te organiseren om de studie aan te vatten. Er zijn langs Vlaamse kant zelfs maar een 70-tal studenten die de opleiding tandheelkunde volgen. Aan Franstalige kant zijn er 700 studenten ingeschreven in de opleiding, voor 72 afstuderenden. Dat is toch een zeer groot verschil. Nu hebben zowel de beroepsopleidingen als de universiteiten die deze opleiding organiseren, zich daartegen verzet, ze hebben aan de alarmbel getrokken. Men is zeer bevreesd dat er aan het einde van de studie een overschot zal zijn van Franstalige studenten en dat men met andere woorden de quota naast zich zal neerleggen.
Minister, hebt u overleg gehad met uw federale en regionale collegas om dit probleem aan te kaarten? Kunt u erop toezien dat de quota worden gerespecteerd en dat er dus ook een toegangsproef kan worden georganiseerd aan de andere kant van de taalgrens?
Minister Smet heeft het woord.
U weet dat het bepalen van de quota een federale aangelegenheid is. De quota zijn in augustus 2011 vastgelegd tot 2020. De bevoegde federale minister van Volksgezondheid heeft gezegd dat die quota zullen worden gerespecteerd. Dat is toch een belangrijk gegeven. Dat neemt niet weg dat ik, net zoals u en de universiteiten, verontrust ben door de cijfers, maar eigenlijk nog meer door de verklaringen van mijn Franstalige collega en vooral de wijze waarop dit werd vertaald.
Mevrouw Celis, u hebt gelijk: wij hebben dit aan Vlaamse zijde rigoureus gedaan. Wij hebben ons gehouden aan de afspraken. Men heeft dit langs Franstalige zijde wat anders ingevuld. Ik heb hierover anderhalf jaar geleden voor het laatst grondig gepraat met mijn Franstalige collega. Toen was er ook bij hen sprake om dit meer te reguleren en om het voorbeeld van de Vlaamse Gemeenschap te volgen. Ik heb nu ook in de verklaringen gelezen dat het spoor, dat toen werd aangekondigd en dat men aan het bestuderen was, wordt verlaten. Ik vind dus ook dat wij moeten samen zitten. Daarom wil ik nog dit jaar samen met alle betrokkenen aan Vlaamse zijde, ook met minister Vandeurzen, die hierbij als minister van Volksgezondheid uiteraard betrokken is, een probleemschets maken. Iedereen kent het probleem, dat hoeft dus niet lang te duren. Daarna moeten we contact opnemen met mijn Franstalige collega en eventueel tegelijkertijd ook met de federale minister van Volksgezondheid. Zo kunnen we meteen met iedereen bekijken hoe we dit probleem kunnen aanpakken en wat het betekent.
Er is nog een ander gegeven in de kranten gekomen. Ik hoor dat er aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) een enorme toename is van Franstalige studenten. Het zou wel eens kunnen dat aan de Franstalige zijde heel wat Vlaamse of Nederlandstalige studenten aan het studeren zijn. Dat aspect komt minder aan bod maar moet ook verder worden uitgeklaard.
Mevrouw Celis, ik deel uw bezorgdheid. Ik ben ook bezorgd over de wijze men daarop aan Franstalige kant heeft geantwoord. We zullen de komende weken een afspraak maken om te proberen om dat uit te klaren op basis van een gedragen probleemschets in Vlaanderen.
Minister, het is inderdaad heel verstandig om die zaak opnieuw ter sprake te brengen op een interministeriële conferentie, om er overleg over te hebben. Het is natuurlijk de omgekeerde wereld als gedrag dat eigenlijk tegen de wetgeving ingaat, ook nog zou worden beloond. Bovendien weet u dat een opleiding tandheelkunde bijzonder duur is. Wat zal de kwaliteit zijn van een enorme hoop afgestudeerde studenten die weet ik waar zullen terechtkomen, want wat te doen met een diploma wanneer het eigenlijk anders geregeld is? Ik ben blij dat u de bezorgdheid deelt.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister, de problematiek is niet nieuw en doet zich bovendien niet alleen voor bij de opleiding voor tandartsen, maar ook bij de opleiding voor artsen in het algemeen. In Vlaanderen hebben we voor een bepaalde weg gekozen: we laten er niet meer beginnen dan er tot het beroep kunnen toetreden. Aan Franstalige kant heeft men ab initio, van in het begin, al een heel andere weg gevolgd. Dit kost natuurlijk heel wat geld, niet alleen aan de overheid, maar ook aan de ouders.
De problematiek is niet nieuw. Ik raad u aan om dit permanent, stelselmatig, op de agenda te zetten, want ook al behoort het natuurlijk tot de autonomie van de Franse Gemeenschap om hun hoger onderwijs en universitair onderwijs te regelen, het heeft ook repercussies op de financiering van een en ander. Het is een permanent aandachtspunt dat u ook eens op het Overlegcomité zou kunnen brengen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, ik heb altijd al de grootste moeite gehad met het systeem van restrictie tot de toegang tot het beroep van arts en tandarts, want dat is een beetje in strijd met mijn liberale intuïtie, maar in een systeem van publiek gefinancierde geneeskunde kunnen we niet anders omdat we anders een te grote plethora krijgen, een te hoog voorschrijfgedrag en omdat op die manier het systeem failliet zou kunnen gaan. Gelet op de publieke financiering van de gezondheidszorgen, moeten we dit dus wel doen.
Vlaanderen heeft zich daar altijd aan gehouden, Wallonië doet dat niet. In een systeem waarin altijd gepleit wordt voor federale loyauteit, is dit onhoudbaar. U kunt dit niet blijven dulden. Ik krijg een massa e-mails van ouders die hun kinderen bekwaam achten om af te studeren als arts, maar die net niet geslaagd zijn in onze ingangsexamens. Zij mogen dan niet studeren in die richting terwijl men daar in Wallonië zijn broek aan veegt. Dat is een onhoudbare situatie.
U moet dreigen, minister, met het opblazen van de limieten hier in Vlaanderen indien Wallonië zich niet snel aan de regels houdt!
De vraag is dan of we via het opblazen van de limieten, de Vlaamse jongens en meisjes die voor die opleidingen kiezen, een dienst bewijzen. Als ze dan hun diploma hebben, maar later geen toelating krijgen om te werken, dan ontstaan er weer problemen. Dat is aan Waalse kant trouwens ook zo: ook daar krijgen ze geen toelating om te werken. Er zijn immers twee zaken: de instroom, die wij willen regelen, en de uitstroom, wanneer de afgestudeerden al dan niet in het beroep kunnen instromen, en daar staat een federale rem op.
Wij hebben destijds in Vlaanderen geoordeeld terecht volgens mij om geen illusie, geen valse hoop te creëren. Dat is heel duidelijk. Aan Franstalige kant is het een beetje ingewikkelder. Er is ook een grote stijging van het aantal studenten dat uit Frankrijk komt. Ook daar moeten we rekening mee houden. Een aantal van de studenten kan later wellicht ook in Frankrijk aan de slag. Ze hoeven de grens maar over te steken. Dat is niet meer zo ver in het verenigd Europa. De zaak is dus een beetje genuanceerder.
Ik heb daar inderdaad twee jaar geleden of anderhalf jaar geleden met mijn collega over samengezeten. Ik had toen begrepen dat ze ook daar iets aan de instroom wilden doen. Hij heeft gevraagd om hem wat tijd te geven om dat met de universiteiten en met de publieke opinie in Wallonië voor te bereiden. We hebben die tijd gegeven. Het lijkt me ook correct om dat te doen.
Alleen stel ik vandaag hetzelfde vast als u. Ook ik heb het in de krant gelezen; ik heb het niet uit zijn mond gehoord. Het zou ook zijn kabinetschef zijn die het heeft gezegd, waarmee ik niet wil zeggen dat de kabinetschef iets anders zou zeggen dan de minister, maar we weten natuurlijk nooit. Ik wil het ook van hem zelf eens horen.
Ik zal het niet meteen op het Overlegcomité agenderen, want dan zitten we direct in een conflictmodel. Het lijkt me beter om eerst een vergadering te hebben met collega Marcourt en met mevrouw Onkelinx om te bekijken wat het probleem is, wat hun plannen zijn. Als blijkt dat daar niets uit komt, kan ik het wel formeel agenderen, maar dat is pas een volgende stap. Laat ons dus eerst het informeel overleg een kans geven. We zullen dit ook opnemen.
Minister, ik ben tevreden met het feit dat u het wilt opnemen met uw collegas. Dat zal zeker noodzakelijk zijn, maar ik denk dat we hier nog eens opnieuw moeten wijzen naar de verschillende gemeenschappen. Men is wel verantwoordelijk voor de gemaakte keuzes. Dat telt voor de beide gemeenschappen. Wat betreft de opleiding tandheelkunde, waar mijn vraag over ging, denk ik dat de Franse Gemeenschap dringend een tand bij moet steken.
De actuele vraag is afgehandeld.