Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet ruimtelijke economie.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Fournier, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in eerste instantie werd het ontwerp van decreet toegelicht door minister-president Peeters. Bij de voorstelling beperkte hij zich tot de hoofdlijnen.
Het ontwerp van decreet werd opgebouwd op basis van een eenvoudige tweedeling, die steunt op een ruimtebehoevende aanpak voor economische activiteiten en een aanbod voor bedrijfshuisvesting. De minister-president stipuleerde dat met het ontwerp van decreet verschillende steunmogelijkheden worden gecreëerd die grotendeels verbeterde versies zijn van bestaande mogelijkheden. Het belangrijkste nieuwe instrument echter is het recht van terugkoop en het recht van wederovername, wat volgens de minister-president een cruciaal instrument is.
De algemene bespreking van het ontwerp van decreet werd geopend door de heer Deckmyn, die wees op het belang van dit decreet voor de noodzakelijke economische groei van Vlaanderen. Hij wou toch benadrukken dat het om een kaderdecreet gaat dat met heel wat uitvoeringsbesluiten moet worden aangevuld. Hij gaf ook uiting aan zijn verbazing over het feit dat bedrijventerreinen in afgebakende havengebieden niet onder dit decreet vallen en stelde ook dat er nauwelijks aandacht is voor bedrijventerreinen in het stedelijk gebied.
Volgens de heer Watteeuw bevatten de adviezen van de diverse adviesraden heel fundamentele opmerkingen, maar zijns inziens is er nauwelijks rekening mee gehouden. Hij wees ook op de vele uitvoeringsbesluiten die onvermijdelijk zullen moeten volgen, wat hij veel te verregaand vond. Voorts was de heer Watteeuw van oordeel dat bepalingen inzake duurzame bedrijventerreinen in dit ontwerp helemaal ontbreken. De heer Watteeuw verklaarde zich akkoord met de stelling van de eerste spreker dat stedelijke gebieden en woongebieden net als havengebieden in voorliggend ontwerp volledig ontbreken. Hij verwees ook naar het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) dat het verwezenlijken van de doelstelling om een accuraat beeld van de behoefte aan bedrijventerreinen te krijgen, onzeker acht. Ten slotte laakte hij de onduidelijkheid over de manier waarop de steunmaatregelen worden opgevat.
De heer Bothuyne reageerde met de stelling dat een kaderdecreet net de nodige soepelheid garandeert om vlot te kunnen inspelen op de behoeften op het terrein. Hij benadrukte het grote belang van dit ontwerp van decreet.
Volgens de heer Diependaele ligt dit ontwerp van decreet in het verlengde van de kerntaken van de Vlaamse overheid. Hij vroeg meer toelichting over de hervorming van de steunmaatregelen en ook of rekening is gehouden met de nakende overheveling van de onteigeningswetgeving.
De heer Van Malderen vond het commentaar over de vele uitvoeringsbesluiten een klassieke opmerking van de oppositie. Hij stelde dat er veel voorafgaand overleg is geweest.
Mevrouw Ceysens stelde in haar uiteenzetting dat er blijkbaar geen rekening werd gehouden met de opmerkingen van de Raad van State over de delegatiebepalingen in het ontwerp van decreet. Zij had vooral problemen met het gebrek aan steun bij gedwongen herlokalisatie.
In zijn antwoord bevestigde minister-president Peeters de betrokkenheid van de adviesraden in een heel vroeg stadium en het feit dat op deze adviezen en op de opmerkingen van de Raad van State uitvoerig en met argumenten werd geantwoord. Hij stelde ook dat de uitvoerende macht heel zorgvuldig moet omspringen met de bevoegdheid die hij van de decreetgever krijgt en dat hij daarover verantwoording aan het parlement zal moeten afleggen.
Over de steun bij gedwongen herlokalisatie citeerde de minister-president uit de BISnota aan de Vlaamse Regering over het voorontwerp. Vervolgens stelde hij dat ervoor werd gekozen de theoretische steunmogelijkheid niet te operationaliseren via een expliciete decreetsbepaling en een eventueel uitvoeringsbesluit omdat uit het verleden blijkt dat dit in de praktijk moeilijk werkt. Hij benadrukt wel dat een bedrijfsondersteuning op een ad-hocbasis niet zal worden uitgesloten.
Wat betreft de omissie van de zeehavengebieden wees de minister-president erop dat het voorliggend ontwerp van decreet in een uitzondering voorziet: de steun voor voortrajecten. Hij ontkende vervolgens dat er geen aandacht is voor de verweving in een eerder stedelijke context door onder meer te verwijzen naar een oproep in het kader van de ondernemingsvriendelijke gemeente.
In zijn repliek stelde de heer Deckmyn dat het voor hem onduidelijk blijft of men iets met de adviezen van de adviesraden heeft aangevangen. Ook de heer Watteeuw was niet tevreden met het antwoord van de minister-president en beweerde dat er onvoldoende rekening werd gehouden met de geformuleerde adviezen, onder meer ook van de Raad van State. Hij herhaalde dat een duurzaamheidsreflex ontbreekt en hij hekelde een gebrek aan afstemming op het algemeen ruimtelijk beleid. Mevrouw Ceysens ten slotte had het opnieuw over de kwestie van de gedwongen herlokalisatie. In zijn repliek antwoordde de minister-president dat een herlokalisatie een laatste redmiddel hoort te zijn en dat tot de afschaffing van steun in 2006 werd beslist omwille van de ingewikkelde procedure en de rechtsonzekerheid. Hij acht de ad-hocbenadering zoals ze nu zal worden gevolgd een veel betere beleidsoptie.
Wat betreft de opmerkingen van de Raad van State wees de minister-president erop dat de raad in 2003 over het decreet over het economisch ondersteuningsbeleid dezelfde opmerkingen had gemaakt over de delegatie aan de Vlaamse Regering, maar dat de praktijk heeft uitgewezen dat de Vlaamse Regering de mogelijkheid moet blijven krijgen om snel en accuraat op evoluties in te spelen.
De minister-president wees er nog op dat de Vlaamse Regering niet automatisch de adviezen van de adviesraden moet opvolgen en dat er wel degelijk aandacht werd besteed aan duurzaamheid, ook al werd dit door de heer Watteeuw nogmaals ontkend.
Bij de artikelsgewijze bespreking diende mevrouw Patricia Ceysens in naam van Open Vld vier amendementen in. Deze werden alle vier weggestemd. Het volledig ontwerp van decreet werd vervolgens ongewijzigd aangenomen met acht stemmen voor en één tegen bij vier onthoudingen. (Applaus)
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, de verslaggeefster heeft op een relatief bondige manier de verschillende standpunten goed weergegeven. Zoals ik tijdens de commissiebesprekingen reeds stelde, vindt ook het Vlaams Belang dat Vlaanderen goed uitgeruste bedrijventerreinen nodig heeft. Dit ontwerp van decreet is dus wel nodig, hoewel onze fractie er alvast enkele kritische kanttekeningen bij plaatst. Een van de voornaamste bedenkingen is dat bedrijventerreinen binnen de afgebakende havengebieden niet onder dit ontwerp van decreet vallen. Er is niet echt veel aandacht voor bedrijventerreinen binnen het stedelijk gebied. Nochtans ligt bijna 80 procent van de bedrijven in stedelijk gebied.
Naar aanleiding van de bespreking van dit ontwerp van decreet werd gesteld dat de diverse adviesraden al vroeg betrokken werden bij de opmaak van dit decreet. Als we achteraf de kritische bemerkingen lezen van diezelfde adviesraden, dan kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de betrokkenheid van deze adviesraden toch wel wat te wensen overlaat.
Uit de bespreking blijkt ook overduidelijk dat ons nu gevraagd wordt om een ontwerp van decreet goed te keuren waarvan we nu nog niet echt goed kunnen inschatten wat de impact zal zijn. U begrijpt dus dat het Vlaams Belang dit ontwerp van decreet niet zal kunnen goedkeuren.
Het amendement van mevrouw Ceysens, dat werd voorgesteld na indiening van het verslag, kunnen we wel steunen. Een bedrijf kan inderdaad zonevreemd worden naar aanleiding van een herbestemming van een gebied ten gevolge van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Om bedrijven te helpen inzake gedwongen herlokalisatie, kan dit amendement alvast op onze steun rekenen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst de verslaggeefster bedanken. Onze fractie wil op drie punten de nadruk leggen. Het zijn eigenlijk drie punten waar wij de loftrompet blazen voor de besluitvaardigheid van deze regering, want hiermee wordt een van de belangrijkere punten in het regeerakkoord in realiteit omgezet.
Ruimte om te ondernemen, is een van de knelpunten in ons economisch beleid. Als de vergelijking met Wallonië wordt gemaakt, wordt er heel vaak op gewezen dat Vlaanderen hier een concurrentieel nadeel heeft. Het is Wallonië absoluut gegund, maar het toont aan dat wij hier moeten ingrijpen. Het is dan ook een goede zaak dat er een overkoepelend decreet komt, wat zou moeten bijdragen aan onze noodzakelijke economische groei.
In het ontwerp van decreet is volgens ons voldoende aandacht voor de ruimtelijke afweging tussen de verschillende gebruiksvragen. We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat de beperkte ruimte in Vlaanderen niet alleen voor economische ontwikkeling beschikbaar kan zijn. Er zijn ook nog andere vragen. In dit ontwerp van decreet wordt die afweging voldoende gemaakt. Uitgangspunten daarvoor zijn: het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod, het ontwikkelingsproces versnellen en het zorgvuldig ruimtegebruik. Zorgvuldig ruimtegebruik gaat na hoe we de ruimte economisch precies zullen invullen. Dat is heel belangrijk want dat is de laatste jaren zeker verwaarloosd.
Een derde punt waar we de nadruk op willen leggen, is tweeledig. Er is inderdaad veel aandacht besteed aan het betrekken van de verschillende adviesraden. Er is een discussie over geweest, maar ik denk dat er voldoende aandacht aan is besteed. Er is ook op gewezen dat de uitvoeringsbesluiten het belangrijkste sluitstuk van dit ontwerp van decreet zullen zijn. We zijn voor die uitvoeringsbesluiten in die zin dat het een flexibele opstelling mogelijk maakt, maar er wordt ook gevraagd en dat is de evidentie zelf dat daarbij de geest van het decreet wordt gerespecteerd.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, u zegt dat dit een uitvoering is van het regeerakkoord. U hebt daarin maar gedeeltelijk gelijk want in het regeerakkoord stond heel duidelijk dat men wel zou ingaan op een mogelijkheid om bedrijven die gedwongen moeten herlokaliseren en het zal u maar overkomen , een steun te geven.
Uiteindelijk doet dit ontwerp dat niet. Op dat punt wordt dus geen uitvoering gegeven aan het regeerakkoord. Wij vinden dat jammer. Wij vinden dat bedrijven die verplicht moeten herlokaliseren, wel moeten kunnen terugvallen op een steun. De meerderheid heeft dat niet willen doen maar laat de deur wel open om dat op een ad-hocbasis te doen. Dat is echter niet zo goed voor de rechtszekerheid. Wij zouden liever hebben dat die mogelijkheid wordt ingeschreven in het ontwerp van decreet.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Ik dank mevrouw Fournier voor het uitstekende verslag.
Minister-president, ik heb een aantal opmerkingen. De heer Diependaele zegt dat dit een belangrijk ontwerp van decreet is. Het valt te bezien hoe je dat bekijkt. Er staat gewoon niets in. Ongeveer alles wordt gedelegeerd naar de Vlaamse Regering. Dan kan men toch moeilijk spreken over een belangrijk ontwerp van decreet. De uitvoeringsbesluiten zullen belangrijk zijn maar het ontwerp is dat veel minder.
Adviesraden hebben een duidelijk uitgewerkt advies geformuleerd. Wanneer we dan het voorontwerp van decreet vergelijken met het ontwerp van decreet, dan zien we dat er amper iets is veranderd. Wanneer de heer Diependaele dus zegt dat er rekening is gehouden met wat de adviesraden hebben gezegd, dan is dat pertinent onwaar.
Mijn belangrijkste bezwaar gaat over duurzaamheid. Mevrouw Fournier heeft dat ook in het verslag aangegeven. We hebben daar in de commissie een zware discussie over gehad. U zei dat we eigenlijk al voldoende doen. Er is een subsidiebesluit voor bedrijventerreinen waarbij heel zwaar wordt ingezet op duurzaamheid. Wel, ik heb dat besluit nog eens bekeken. Er staan veel zaken in die worden gevraagd aan de ontwikkelaars van bedrijventerreinen. Er is echter maar één duurzame voorwaarde. Die voorwaarde is de CO2-neutraliteit van de elektriciteit. Al de rest wordt op geen enkele manier gestimuleerd. Over intensief ruimtegebruik, groene buffers, integraal waterbeheer, mobiliteit, energie en grondstoffenkringlopen die gesloten worden, staat er niets in dit ontwerp van decreet. Er staat ook niets over in het subsidiebesluit van 2007. U moet me dan ook niet zeggen dat u al veel doet voor duurzaamheid.
Ik wil u ook even wijzen op een antwoord dat u hebt gegeven op een vraag die ik u op 13 september 2010 heb gesteld. Ik had het daarin over de CO2-neutraliteit die nogal mager was wanneer het gaat over ecologie en duurzaamheid. U antwoordde toen: Bij de realisatie van het nieuwe decreet ruimtelijke economie zal het duurzame aspect van bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen ongetwijfeld een onderdeel vormen van de nieuwe regelgeving. Ik vind daar in dit ontwerp van decreet niets van terug.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Ik dank ook mevrouw Fournier voor het grondige verslag.
Hier zijn een aantal zaken gezegd die ook in de commissie al aan bod zijn geweest. Het is dan ook een herhaling, zowel voor de vraagstellers als voor mezelf. Mijn antwoorden zijn nog altijd dezelfde omdat de vragen ook nog altijd dezelfde zijn.
Mijnheer Deckmyn, ik heb geantwoord wat de problematiek van het havengebied betreft.
Wat het advies van de adviesraden betreft, zijn zowel de Minaraad als de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen positief over het feit dat men vrij vroeg geconsulteerd is.
Adviesraden geven advies. Ik stel vast dat de oppositie ervan uitgaat dat adviesraden klakkeloos moeten worden gevolgd. Indien een adviesraad een advies formuleert, moeten de Vlaamse Regering en de betrokken ministers argumenten formuleren om uit te leggen waarom dat advies niet wordt gevolgd. Indien er argumenten zijn, kunnen de oppositie en de meerderheid hierover nog discussiëren. Indien we ernstig menen dat we een advies niet moeten volgen, is dat ons volste recht. Dit is uiteindelijk wat straks of morgen ter stemming zal voorliggen.
De heer Deckmyn heeft, verwijzend naar de woorden van mevrouw Ceysens, het probleem van de delokalisatie aangehaald. Ook hierover hebben we het al eerder gehad. Ik heb toen onderschreven dat het een ernstig probleem betreft. De delokalisatie van een bedrijf vormt een ingrijpende fase in het leven van die onderneming en trouwens ook in het leven van de ondernemers en van personeel.
Ik heb erop gewezen dat dit punt vroeger in de tekst was opgenomen. De minister die daar tijdens de vorige legislatuur bevoegd voor was, heeft dit er weer uitgehaald. We hebben dat in het Vlaams regeerakkoord opgenomen. We zijn echter van mening dat we dat niet moeten doen. We hebben ervoor gekozen een ad-hocregeling uit te werken voor de bedrijven die moeten delokaliseren. Een van de redenen die ik hiervoor al heb aangehaald, houdt in dat wij maximaal oplossingen voor de zonevreemde bedrijven willen zoeken. Ik wil de geleverde inspanningen om een bedrijf te houden waar het is gelokaliseerd, niet tenietdoen met de stelling dat bedrijven dan maar moeten delokaliseren. We moeten ons in de eerste plaats inspannen om de bedrijven maximaal te houden waar ze actief zijn. In uitzonderlijke gevallen, als het echt niet anders kan, moeten ze delokaliseren. Wegens de argumenten die ik tijdens de commissiebesprekingen heb gegeven, is het zeer delicaat een algemene regel in het ontwerp van decreet op te nemen. We zullen die ad-hocbenadering blijven gebruiken. We zullen ervoor zorgen dat een delokalisatie mogelijk blijft. Dit wordt echter de uitzondering en niet de regel voor bedrijven die problemen met zonevreemdheid en dergelijke hebben.
Volgens de heer Watteeuw staat er niets in het ontwerp van decreet. In dat geval moet hij zich natuurlijk niet veel zorgen maken. Wat de uitvoeringsbesluiten betreft, stelt de decreetgever hier een groot vertrouwen in de uitvoerende macht. De heer Diependaele heeft echter gelijk. De uitvoeringsbesluiten moeten stroken met de geest van het ontwerp van decreet. De heer Watteeuw heeft in dit ontwerp van decreet geen geest gezien. Indien de uitvoeringsbesluiten niet met de geest van het ontwerp van decreet zouden stroken of indien er een ander probleem met de uitvoeringsbesluiten zou zijn, kan het Vlaams Parlement me altijd ter orde roepen. We vergaderen hier bijna elke dag. We zullen dat ook doen indien er vragen over de uitvoeringsbesluiten zouden zijn.
De heer Watteeuw heeft zijn reeds in de commissie gestelde vragen over de duurzaamheid nog even herhaald. Hij heeft toen gesteld dat hij in dit ontwerp van decreet weinig over duurzaamheid terugvindt. De grond van de zaak is nochtans dat er al een hele weg is afgelegd. De subsidiebesluiten en de andere besluiten die toen aan bod zijn gekomen, leiden ertoe dat we de duurzaamheid stimuleren. Ik heb zelf gemerkt dat in Gent, een regio die de heer Watteeuw goed kent, heel wat prachtige en heel duurzame bedrijventerreinen tot stand zijn gebracht.
Als ik me niet vergis heeft de heer Van Mechelen daarstraks gezegd dat the proof of the pudding is in the eating. De heer Watteeuw zal merken dat we met behulp van dit ontwerp van decreet en de uitvoeringsbesluiten effectief duurzame bedrijventerreinen tot stand zullen brengen. Wat dit betreft, heeft de heer Diependaele volledig gelijk. Dit instrument betekent dat we weer een beslissing nemen die effectief een bijdrage tot de relance en de dynamiek levert. Op deze manier beantwoorden we de vragen die door de oppositie zijn gesteld.
Dus: weer een credit erbij of een zorg minder voor de oppositie, want dit is, na de stemming natuurlijk, weer gerealiseerd.
Minister-president, ik moet, misschien tot afgrijzen van de heer Watteeuw, hem enigszins bijtreden. Ik heb niet zon uitmuntend vertrouwen in de uitvoerende macht u zult me dat niet kwalijk nemen. Door alles via uitvoeringsbesluiten te regelen, blijven we natuurlijk met een soort lege doos achter. Ik heb het daarnet al gesteld bij de bespreking dat nu overduidelijk blijkt dat ons wordt gevraagd om een ontwerp van decreet goed te keuren waarvan we eigenlijk nog niet kunnen inschatten wat de echte impact ervan zal zijn. Dat blijft toch wel een van de voornaamste kritieken die we hier naar voren brengen.
Minister-president, u zegt dat er toch veel in staat en dat we vertrouwen moeten hebben in de uitvoerende macht. Ik wil even opmerken ten aanzien van de collegas ik heb dat ook gedaan in de commissie, maar ik wil het hier nog eens expliciet herhalen dat de Raad van State zegt dat er een opsomming wordt gemaakt van delegatiebepalingen die: ofwel te algemeen en onbepaald ofwel te weinig duidelijk zijn en niet ongewijzigd behouden kunnen worden in het voorwerp.
De Raad van State zegt dus dat dit niet kan. Ze doet dat voor niet minder dan 51 van de 86 artikels! En wat is er gewijzigd aan die artikels? Niets! Gewoon niets. De Raad van State zegt dat het niet ongewijzigd kan, maar u doet gewoon verder, volgens u is het niet nodig. De Raad van State heeft een duidelijke uitspraak gedaan en u legt die naast zich neer, net zoals u deed met alle andere adviezen van de adviesraden: de SARO, de SERV, de Minaraad. U hebt ze allemaal naast zich neergelegd.
Onze discussie over duurzaamheid ging onder meer over het subsidiebesluit van 2007 inzake bedrijventerreinen. U zegt: We doen al veel. Ik heb dit subsidiebesluit helemaal doorgenomen en het enige waaraan u echt een duw geeft, het enige vlak waarop u iets wilt teweegbrengen, is de CO2-neutraliteit. Als de rest blijft bij plannen maken, plannen maken en plannen maken. Soms is het inderdaad zo dat er uit plannen interessante initiatieven ontstaan. In Gent is er inderdaad een heel mooi voorbeeld van een bedrijventerrein, maar ik ga ervan uit dat dit te maken heeft met enerzijds het stadsbestuur van Gent en met anderzijds een kritische en alerte oppositie in de gemeenteraad van Gent of beter: een deel van de oppositie. (Opmerkingen van de heer Johan Deckmyn)
Wat de Raad van State betreft ik wil dat hier drie of vier keer herhalen, dat is geen probleem , heb ik geantwoord waarom wij de opmerking niet hebben gevolgd. Er is een precedent waar we ook heel ruim de bevoegdheid hebben gegeven aan de uitvoerende macht en daarmee is tot nu toe geen enkel probleem ontstaan. De Raad van State is ook een adviesorgaan. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Neen, dat heb ik nooit gezegd, ook niet aan de andere adviesorganen. Ik zeg u dat wanneer er adviezen worden geformuleerd, wij die ter harte nemen en dat als wij de adviezen niet volgen, wij dat beargumenteren. Dat ligt hier voor. We hebben de Raad van State op een aantal punten niet gevolgd. Is dat een gebrek aan respect? Neen. Maar er is een verantwoordelijkheid van de betrokken minister om dat te beargumenteren en het is aan deze meerderheid die bij dit belangrijke ontwerp van decreet over ruimtelijke economie hopelijk ruimer is dan de klassieke meerderheid om daarover te oordelen.
U hebt de Raad van State op geen enkel punt gevolgd.
De wetgever heeft het laatste woord, maar nogmaals, mijnheer Watteeuw, ik heb heel veel respect voor de adviesorganen, ook voor de Raad van State en wij hebben met heel veel zorg de adviezen bekeken en weerlegd aan de hand van argumenten die u al kent, want ik heb ze al twee keer geformuleerd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2011-12, nr. 1593/1)
De artikelen 1 tot en met 80 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot invoeging van een titel 3/1, die bestaat uit een artikel 80/1 en een artikel 80/2. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2011-12, nr. 1593/4)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De artikelen 81 tot en met 86 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.