Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Dehandschutter heeft het woord.
Het voorliggende ontwerp van decreet heeft tot doel het Eredienstendecreet van 2004 te verbeteren en te verfijnen.
We vinden dat het ontwerp de bestaande noden lenigt en invulling geeft aan de engagementen die de minister in zijn beleidsdocumenten op zich heeft genomen. Het is positief dat dit ontwerp na uitgebreid overleg tot stand is gekomen. Zo is er ook een noodzakelijk draagvlak gecreëerd.
Het ontwerp bevat geen fundamentele wijzigingen aan de principes van het Eredienstendecreet. Met het decreet van 2004 werd al een grote stap gezet in de richting van de modernisering van de kerkfabrieken en hun aanpassing aan de maatschappelijk en bestuurlijke realiteit. Dat was nodig en die doelstellingen werden ook bereikt. Ook de relaties tussen de religieuze en de lokale autoriteiten verlopen meer gestructureerd.
De N-VA wil de aandacht vestigen op een aantal voor haar belangrijke aspecten van het ontwerp. Zo wordt de rol van de centrale kerkbesturen versterkt, en eigenlijk veralgemeend. Tot nu toe werd er pas een centraal kerkbestuur opgericht als er vier kerkfabrieken actief waren binnen een gemeente. Nu gebeurt dat vanaf twee kerkfabrieken. Dat zal dus de facto zo zijn voor alle steden en gemeenten. Dat lijkt me een goede zaak. Op die manier zal de knowhow van de vrijwilligers die de centrale kerkbesturen en de kerkfabrieken bevolken worden gegroepeerd en beter gevaloriseerd.
Ook vinden we het heel positief dat aan kerkfabrieken de mogelijkheid wordt gegeven om overheidsopdrachten te delegeren aan het centraal kerkbestuur. Dat centraal kerkbestuur kan ook afspraken maken namens de onderliggende besturen. Onderliggende besturen die dat wensen, kunnen daar weliswaar tegen in beroep gaan, mochten ze zich daar niet volledig in kunnen herkennen.
Ook en dat is heel belangrijk voor onze gemeentefinanciën krijgen steden en gemeenten nu de mogelijkheid om de meerjarenplannen van de kerkfabrieken te amenderen, terwijl die tot nu toe alleen konden worden goed- of afgekeurd. Dat zal de kerkbesturen verplichten om verstandig en doordacht met hun reserves om te gaan en om, zoals het ontwerp voorschrijft, ervoor te zorgen dat die optimaal worden aangewend.
Ten slotte stellen we vast dat, door het samenvoegen van erkende parochies, het aantal kerkfabrieken evenredig wordt verminderd. Dat is eigenlijk al deels een voorafname op de uitvoering van de nota van de minister over de toekomst van de Vlaamse parochiekerk.
Dat waren onze aandachtspunten. We zullen dit ontwerp goedkeuren.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, heel wat van mijn aandachtspunten zijn dezelfde als de punten die de heer Dehandschutter daarnet heeft belicht. Ik zal me dus beperken tot twee punten. Er zijn twee wijzigingen aangebracht aan het oorspronkelijke ontwerp. De gemeentebesturen konden niet verplicht worden om bij te dragen aan investeringen in gebouwen van de eredienst. Dat leek allemaal heel logisch, maar daarmee ging men wel voorbij aan een aantal situaties op het terrein. Na bespreking en reflectie in de commissie is er uiteindelijk een regeling uit de bus gekomen analoog aan die in het onderwijs: als er sprake is van een langdurig zakelijk recht, kan een gemeente toch worden verplicht die tegemoetkoming op zich te nemen, zoals in een situatie van echte eigendom.
Over het andere punt is er heel wat discussie geweest. Dat ging over het gebruik van de reserves. Er was een amendement van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ten slotte heeft de wijsheid gezegevierd. Het is nieuw dat reserves goed moeten worden beheerd. Er zal worden gecontroleerd dat ze ook renderen, dat ze op een degelijke manier worden belegd. Dat is een nieuw element, een positief punt van deze decreetswijziging. Men slacht de kip met de gouden eieren niet. Mochten de reserves snel worden aangesproken, dan zou dit op vrij korte termijn de gemeenten alleen maar op kosten jagen, dachten we.
Deze beide punten, die nogal wat discussie met zich mee hebben gebracht, werden in goede zin afgerond in de commissie, lijkt me.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, dit ontwerp vloeit voort uit de conceptnota Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk, die het gevolg was van een studiedag met alle belanghebbenden, waaruit een aantal werkgroepen zijn ontstaan. De hoofdbekommernis van de voorliggende wijziging is: in een ontkerkelijkt Vlaanderen het patrimonium veiligstellen en het lokale overleg versterken. Tot zover de uitgangspunten.
Uiteraard bevat dit ontwerp een aantal praktische verbeteringen waar niemand iets tegen kan hebben, zoals de mogelijkheid voor het centraal kerkbestuur om bindende afspraken te maken namens de betrokken kerkbesturen, het invoeren van een rapporteringsverplichting voor het centraal bestuur ten aanzien van de kerkbesturen, het invoeren van de mogelijkheid tot overleg met de gemeenteraad over het meerjarenplan van de kerkfabrieken, het expliciteren van de coördinerende rol van de centrale besturen, en de mogelijkheid van delegatie van overheidsopdrachten aan het centrale bestuur.
Collegas, wij kunnen ons niet van de mening ontdoen dat deze wijziging geenszins fundamenteel is. Ze rommelt een beetje aan in de marge. En dat is niet alleen onze mening. De Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (Vlabest) betreurt eveneens dat er geen ambitieuzere vernieuwingen worden doorgevoerd, zoals het verplicht instellen van één kerkfabriek per gemeente. Het onderscheid dat plots gemaakt wordt tussen de rooms-katholieke godsdienst en de andere godsdiensten wat betreft de verplichting om al bij twee kerkfabrieken een centraal kerkbestuur op te richten, strookt onzes inziens bovendien niet met het gelijkheidsprincipe. Het excuus dat iets dergelijks voor de andere godsdiensten een erg complexe oefening zou zijn, houdt weinig steek: moeilijk gaat ook.
We moeten ook vaststellen dat een aantal aanbevelingen van de voorbereidende werkgroepen niet werden overgenomen, bijvoorbeeld: het niet schrappen van de verplichting voor de kerkraadsleden om ingeschreven te zijn in de gemeente van de gebiedsomschrijving van de parochie, het niet opnemen van een aansprakelijkheidsregeling voor de leden van de bestuursorganen van de besturen van de erediensten, het niet uitwerken van een tuchtprocedure, en het niet verlengen van het mandaat in het centraal bestuur tot zes jaar. Dit is dus allemaal weinig ambitieus.
Collegas, wat voor ons echter het moeilijkst ligt, is het invoeren van een expliciete bepaling dat de gemeente de kerkfabriek niet kan verplichten om de reserves te gebruiken voor investeringen in het kerkgebouw. Dit is onzes inziens veel te expliciet. Het gaat niet op dat de kerkfabriek reserves opbouwt om dan de kosten van eventuele renovaties aan het kerkgebouw af te wentelen op de gemeenschap. Hiervoor dienen bij uitstek eerst de eigen reserves te worden aangesproken. Ook hierin worden we bijgetreden door de VVSG, de voorzitter van de VVSG, Luc Martens, en door Vlabest.
Collegas, er wordt terecht gesteld dat het privaat patrimonium en de reserves van de kerkfabrieken moeten worden beheerd op een zodanige wijze dat ze een zo hoog mogelijk rendement genereren. Maar het doel hiervan moet wel zijn dat deze middelen moeten worden aangewend voor de exploitatie van de kerkfabrieken, zodat de bijdrage van de gemeenten en dus de belastingbetaler beperkt kan worden. Onze fractie heeft dan ook voorgesteld om deze bepaling te schrappen, waardoor steden en gemeenten vrijer en autonomer zouden zijn om te beslissen wat ze willen: de gemeenten die zelf meer willen bijdragen en de kerkfabrieken hun reserves laten houden, kunnen dat immers zonder probleem doen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat gemeenten werken aan hun eigen gebouwen moeten uitstellen bij gebrek aan middelen maar toch verplicht moeten worden om bij te springen bij het onderhoud van kerkgebouwen, terwijl de kerkfabriek over een reserve beschikt die dan niet mag worden aangesproken. In een dergelijk geval dienen de gemeenten de kans te krijgen om, in overleg met de kerkfabrieken, zelf te beslissen of het al dan niet wijs is om de reserves te gebruiken. Dit moet niet centraal vanuit Brussel worden bepaald, en dat is ook de reden waarom wij een amendement hebben ingediend in deze plenaire vergadering. Het zal straks, voorzitter, ter stemming worden voorgelegd.
Bovendien is het een gemiste kans dat van de hervormingen geen gebruik wordt gemaakt om het in de praktijk mogelijk te maken dat de kerkfabriek en het centrale kerkbestuur de rol van patrimoniumbeheerder ook daadwerkelijk op zich nemen. Patrimonium blijft in het voorliggende ontwerp van decreet gelijkgeschakeld met financiële middelen, terwijl de kerkraden uiteraard ook verantwoordelijk zijn voor een heel andere vorm van patrimonium: de kerk met haar kerkschatten, de pastorie, een kapel ergens te velde en ga zo maar door.
In functie van een optimaal beheer is het belangrijk dat de kerkraad met kennis van zaken optreedt, bijvoorbeeld door te voorzien in regelmatig onderhoud, door tijdig restauratiedossiers op te starten, door te voorzien in een goed uitgerust depot voor archief en kunstschatten.
Open Vld is ervan overtuigd dat het onmogelijk is om op het niveau van elke kerkfabriek iemand in de rangen te hebben die op dat vlak voldoende beslagen is. Op het niveau van het centrale kerkbestuur zou het wel mogelijk, wat ons betreft zelfs verplicht moeten zijn dat er iemand zetelt die op de hoogte is van de regelgeving rond Onroerend Erfgoed en die ervoor kan zorgen dat er bijvoorbeeld een draaiboek voor het uitvoeren van onderhoudswerken of een gespreide planning voor de restauratieplannen in de verschillende parochies kan worden opgemaakt. Dat is meer dan ooit nodig, zeker omdat deze Vlaamse Regering ondertussen de onderhoudspremie voor lokale besturen grotendeels heeft afgeschaft en er daardoor een reëel gevaar dreigt om werken uit te stellen of niet tijdig uit te voeren.
Collegas, het ontwerp van decreet stelt in zijn aanhef dat het de bedoeling is antwoorden te vinden op de toenemende ontkerkelijking en de problemen met betrekking tot de overtollige kerkgebouwen die deze evolutie met zich meebrengt. Nergens wordt echter in dit ontwerp ook nog maar een begin gemaakt van een oplossing voor een andere invulling en onderhoud van deze leegstaande kerken, laat staan met een oplossing voor de oplopende financieringskosten ervan.
De conceptnota heeft het voordeel dat ze de discussie heeft opgestart. We moeten echter actie ondernemen om ervoor te zorgen dat het geen lege doos blijft. Zo wordt er bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen beschermde en niet-beschermde kerken, wat voor de herbestemming een wereld van verschil betekent. In beschermde kerken is vaak ook een deel van de inboedel, kunstvoorwerpen of decoratie als patrimonium beschermd. Dit levert natuurlijk problemen op voor de herbestemming of voor medegebruik, wat inhoudt dat de kerk haar functie als religieus gebouw deelt met andere functies. Een kerk kan ook niet zomaar voor van alles en nog wat herbestemd worden. Daar zijn de vorm en de karakteristieken te specifiek voor. Alleen de functionele gedeelten, waaronder het koor, het schip, de zijbeuken en de sacristie, zijn doorgaans herbestembaar, maar zelfs dan met beperkingen door de hoge muren en dak of onvoldoende lichtinval. Ook inzake brandveiligheid zijn er vaak voorschriften die heel wat vormen van gebruik of bestemming uitsluiten. In navolging van het internationale Burra Charter is mijn fractie er ook van overtuigd dat de beste herbestemming van een monument een nieuwe opdracht is in lijn met de oorspronkelijke functie. Kerken zouden dus het gemakkelijkst herbestemd kunnen worden als religieuze gebouwen, bijvoorbeeld voor de groeiende nieuwe evangelische kerken, of als gebouw voor burgerlijke ceremoniële plechtigheden zoals een huwelijk of een samenlevingscontract.
De minister heeft gesteld dat er in het uitvoeringsbesluit zorg voor zal worden gedragen dat de visies die tot stand moeten komen, er ook daadwerkelijk zouden komen en wil dit koppelen aan de financiering. Uiteraard hebben wij niets tegen dat uitgangspunt, onder voorwaarde dat dit niet voor gevolg zal hebben dat de gemeentebesturen hiervoor zullen mogen opdraaien.
Voorzitter, minister, collegas, hoewel in dit ontwerp een aantal verbeteringen in de marge zijn opgenomen, gaat het voor mijn fractie niet ver genoeg en brengt het geen fundamentele hervorming tot stand. Daarenboven weegt de bepaling rond de onaanraakbaarheid van de reserves van de kerkfabrieken zwaar genoeg door opdat onze fractie dit ontwerp niet zal goedkeuren.