Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collegas, we zijn toe aan de bespreking van het ontwerp van decreet houdende vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, dat ook uitvoerig is besproken in de commissie. Ik probeer me dan ook te beperken tot een aantal belangrijke punten die ik wil onderstrepen.
Dit ontwerp van decreet vervangt het decreet van 18 juli 2008. Het nieuwe ontwerp van decreet is tot stand gekomen na een grondige evaluatie van het decreet van 2008. Daarbij kwamen we tot de conclusie dat er een aantal wijzigingen zouden moeten komen en een aantal hiaten zouden moeten worden opgevuld, maar zonder volledig tabula rasa te maken met het decreet van 2008.
Aangezien in de titel vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid staat, wil ik even duiden dat het gaat over een wijzigingsdecreet en dat zeker een aantal basiselementen behouden blijven.
De CD&V-fractie wil haar speciale appreciatie uitdrukken voor dit ontwerp van decreet, en vooral voor de manier waarop het tot stand is gekomen. Bij de opmaak heeft men duidelijk oog gehad voor het participatieve proces. Het ontwerp van decreet is ontstaan in overleg met de jeugdsector.
Ik wil even stilstaan bij drie belangrijke verfijningen die in het ontwerp van decreet aan bod komen. Ten eerste is dat de noodzaak tot een afstemming van taken tussen de verschillende instellingen voor het jeugd- en kinderrechtenbeleid. Met het nieuwe Vlaams Huis van de Jeugd wordt er werk gemaakt van de herstructurering van de zogenaamde bovenbouw van het jeugdwerk. Hopelijk draagt het nieuwe Vlaams Huis van de Jeugd bij tot duidelijkheid en communicatie zodat jongeren en mensen die werken rond jongeren en jeugdbeleid, goed weten waar ze terecht kunnen.
Het lijkt ons een positieve evolutie, maar het werk is niet af. Het installeren van het Vlaams Huis van de Jeugd is een samenwerking van verschillende bestaande organisaties. Allicht zullen bij de oprichting nog problemen opduiken, maar we denken dat met constructief overleg en respect voor elkaars positie, waarbij zeker de onafhankelijkheid en de adviesopdracht van de Jeugdraad belangrijk is, alsook de coördinerende opdracht inzake informatie, die nu wordt waargenomen door het Vlaams InformatiePunt Jeugd (VIP), dit zeker tot een goed einde kan worden gebracht.
We kijken uiteraard wel nog uit naar de door ons gevraagde veldtekening van de kinderrechtensector, of kinderrechtenkoker zoals het in de memorie staat, zodat ook in deze sector de nodige aanpassingen kunnen worden doorgevoerd om tot meer efficiëntie en samenwerking te komen.
De minister van Jeugd heeft toegezegd dat men aan die veldtekening werkt en dat die binnenkort beschikbaar zal zijn.
Een tweede element is de nood aan harmonisering van de rechtsposities van de verschillende soorten verenigingen. De perceptie leeft dat in het huidig decreet de landelijk georganiseerde verenigingen genieten van een geprivilegieerd statuut, in vergelijking met de verenigingen participatie en informatie en ook met de cultuureducatieve verenigingen. Dat moest worden rechtgezet, maar volgens de vertegenwoordiger van de Vlaamse Jeugdraad op de hoorzitting is dit probleem nog niet helemaal opgelost: De modules bij participatie en informatie en cultuureducatie vertrekken te fel vanuit een landelijke jeugdwerklogica. Ze houden te weinig rekening met de verschillen tussen en de eigenheden van organisaties. Daardoor kan het modulesysteem ongewenste effecten hebben, zowel bij verenigingen informatie en participatie als bij cultuureducatieve organisaties. De kwantitatieve lat ligt momenteel voor beide organisatietypes hoog. Om te passen binnen de criteria van het decreet zullen meerdere verenigingen hun werking ingrijpend moeten wijzigen.
Nauwgezette monitoring van de effecten op het terrein lijkt ons dan ook essentieel, zodat indien nodig tijdig kan worden bijgestuurd. In de commissie is ook gediscussieerd over de leeftijdsgrenzen en over een aantal modules. Het engagement is er aangegaan om die discussie en een eventuele verfijning te heropenen op het ogenblik dat de discussie over de conceptnota over cultuureducatie word gevoerd.
Het derde element is de nood aan een instrument om een aantal van de voorgestelde acties in het Vlaams Jeugdbeleidsplan te kunnen realiseren. In een jeugdbeleidsplan bepaalt men om de vijf jaar de prioritaire aandachtspunten. Opdat dit plan geen dode letter blijft, is er nood aan een instrument voor een impulsbeleid. Wij zijn dus zeer tevreden over de invoering van nieuwe projectsubsidies voor vernieuwende jeugdprojecten ter uitvoering van het Vlaams Jeugdbeleidsplan, de beleidsnota en de beleidsbrieven over jeugd. We zijn erg benieuwd te vernemen welke projecten hiervoor zullen worden ingediend.
Dat zijn drie belangrijke verfijningen. Wij moeten ook wel vaststellen dat dit decreet voor een aantal punten nog geen oplossing heeft. Wij missen nog een stukje over impulsen en antwoorden op de uitdagingen inzake werken met niet-bereikte doelgroepen in de jeugdsector, werken met bijzondere doelgroepen ook buiten Brussel , het intersectoraal werken...
Collegas, ik wil iets langer jullie aandacht vragen voor de problematiek van de zogenaamde kruispuntorganisaties, zoals Arktos, Zindering, Tegenstroom en Intro. Dat zijn maatschappelijk belangrijke jeugdwerkinitiatieven die een volwaardige plaats verdienen. Kruispuntorganisaties zijn organisaties die al eens over het muurtje durven te kijken om kennis uit de ene sector te integreren in de andere. Wij staan met onze sympathie voor hun werking niet alleen, want ook wetenschappelijke studies over burgerschapsvorming en leesplezier en degelijke onderstrepen hun belang.
Wij moeten echter vaststellen dat zij voor hun werking niet worden beloond. Zij worden voor hun ondersteuning en subsidies nog steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Wij vragen de minister van Jeugd dan ook uitdrukkelijk om, naar aanleiding van de uitvoering van het Vlaams Jeugdbeleidsplan, samen met zijn collega-ministers én de jeugdsector te blijven zoeken naar een gepaste ondersteuning vanwege de Vlaamse overheid voor deze organisaties.
Om af te sluiten wil ik nog een bezorgdheid over de mogelijke gevolgen van dit decreet verwoorden. Immers, ingevolge artikel 13, paragraaf 1, kunnen organisaties bij het begin van een nieuwe vierjarige beleidsperiode tot 50 procent van hun variabele subsidies verliezen. Wij begrijpen dat er een stimulans moet zijn om het goed te doen en in de toelichting spreekt de minister weliswaar over een terugvalbeveiliging, maar in één klap 50 procent subsidies verliezen kan ernstige gevolgen hebben voor organisaties die veel personeel tewerkstellen.
Op zich lijkt dit een goed decreet, maar is er een kans dat er onvoorziene of onvoorspelbare veranderingen opduiken. Wij stellen dan ook voor dat de vinger aan de pols wordt gehouden, met het oog op een evaluatie van het decreet. Wij zien daarvoor opnieuw een taak voor de reflectiegroep weggelegd. Wij moeten tijdig kunnen ingrijpen als dat nodig zou zijn.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, dit ontwerp van decreet is gedurende drie dagen uitvoerig besproken in de commissie, en het uitstekende verslag geeft die discussies vrijwel integraal weer. Minister, het is positief dat het jeugdbeleid en het kinderrechtenbeleid worden geïntegreerd en op elkaar worden afgestemd. Er wordt tegemoetgekomen aan een aantal verzuchtingen van de jeugdsector. Toch heb ik twee bedenkingen die verklaren waarom wij ons straks zullen onthouden.
Ten eerste is er volgens ons te weinig interactie met de andere beleidsdomeinen. Er is met u inderdaad één minister van Jeugd, maar toch moet elke minister en elk beleidsdomein het belang van een degelijk jeugd- en kinderrechtenbeleid onderschrijven. We hadden dat graag iets meer expliciet in het ontwerp van decreet geformuleerd gezien.
Ten tweede wordt er in het ontwerp van decreet ook vermeld dat de verenigingen die gesubsidieerd worden, aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Een van die voorwaarden is het leveren van aanwijsbare inspanningen om de samenstelling van de raad van bestuur en het personeelsbestand etnisch-cultureel divers te maken. Dat is volgens ons betreurenswaardig. Niet de etnisch-culturele diversiteit van de raad van bestuur en het personeelsbestand mag de prioriteit zijn, maar enkel de kwaliteit van de bestuursleden en het personeel. Het feit dat er inderdaad maar een gering aantal allochtonen in de jeugdsector actief is, is volgens ons zeker niet de schuld van de jeugdsector zelf, die daar langer al vragende partij voor is.
Daarom en om de andere bedenkingen die ik in de commissie heb verwoord en die in het verslag werden opgenomen, zullen wij ons straks bij de stemming onthouden.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, wij hebben daar een heel uitvoerige bespreking over gehad in de commissie. In het verslag kunt u die nalezen. Ik zal het daar nu bij houden. In de commissie hebben we al aangegeven waarom we ons onthouden.
De heer Mahassine heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, beste collegas, onze fractie zal dit ontwerp van decreet natuurlijk met overtuiging goedkeuren. De minister is erin geslaagd een aantal belangrijke vernieuwingen door te voeren. Ik denk aan de harmonisering van de verschillende werkvormen in het jeugdwerk, die nu op basis van dezelfde principes worden gesubsidieerd. Dit komt de transparantie en ook het draagvlak alleen maar ten goede.
De politieke jongerenorganisaties krijgen voortaan subsidies op basis van criteria die door iedereen gedragen worden. De voorbije vijftien jaar was het wel even anders.
De minister voorziet ook in projectsubsidies om het Vlaams Jeugdbeleidsplan op het terrein in praktijk te brengen. Dat klinkt evident, maar al te vaak blijft een beleid steken in oproepen en plannen. De budgetten sterken mij in de overtuiging dat de minister het jeugdbeleidsplan voor zijn eigen bevoegdheid ook in werkelijkheid kan realiseren.
Ik hecht ook veel belang aan de bespreking van dit ontwerp van decreet in de plenaire vergadering, omdat het ieder van ons aangaat. Ik heb er al heel vaak op gealludeerd dat jeugd- en kinderrechtenbeleid niet alleen sectoraal beleid is, maar ook transversaal beleid. In elk Vlaams beleidsdomein moet er aandacht zijn voor de gevolgen van maatregelen voor kinderen en jongeren. We hebben dat ook serieus benadrukt in het debat naar aanleiding van de begroting 2012 en ik denk dat ik niemand nog moet overtuigen van de noodzaak aan een degelijk kinderrechtenbeleid.
Onze kinderrechtencommissaris komt ieder jaar met een lijvig rapport. Er zijn nog veel situaties die onaanvaardbaar zijn in een welvarend land als het onze. Ik baseer me voor het volgende op het memorandum dat de kinderrechtencommissaris bij het begin van de legislatuur opmaakte en op het Vlaams Jeugdbeleidsplan. Ik richt mij daarbij tot de bevoegde minister, ook al is zij of hij niet aanwezig in het halfrond.
12 procent van alle kinderen in Vlaanderen loopt een armoederisico. Het armoederisico van gezinnen met kinderen is meer dan drie keer zo groot als het armoederisico van gezinnen zonder kinderen. Gezinnen van allochtone afkomst, eenoudergezinnen en gezinnen zonder tewerkstelling lopen hoge risicos. Opgroeien in armoede hypothekeert de onderwijskansen van de kinderen. Dat zijn verantwoordelijkheden van de ministers van Welzijn en van Werk.
Er is nog onvoldoende opvang voor jonge kinderen op een kwaliteitsvolle en toegankelijke manier. Minderjarigen kennen nog onvoldoende hun rechten, zeker in de integrale jeugdhulp. Dat zijn opdrachten voor de minister van Welzijn.
Jongeren botsen op tal van obstakels om een goede en betaalbare woning te vinden: een bekommernis van de minister van Wonen. De minister van Toerisme is verantwoordelijkheid voor de jeugdverblijfcentra, waar gewaakt moet worden over de kwaliteit en de juridische bestaanszekerheid, iets voor de minister van Ruimtelijke Ordening. Ook voor hem: kinderen hebben meer nood aan publieke ruimte om hun vrienden te ontmoeten, te sporten of te spelen. Administratieve overlast die voortkomt uit het federale beleid, kan ook betrekking hebben op jongeren. De minister-president zet overleg op om knelpunten weg te werken. Er zijn nog andere verantwoordelijkheden op federaal niveau. Echtscheidingen met een groot conflictgehalte zijn schadelijk voor het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen. Intrafamiliaal geweld vormen van psychisch geweld en emotionele verwaarlozing waar kinderen het slachtoffer van worden leidt te weinig tot hulpverlening omdat kinderen te weinig kennis hebben van de hulpkanalen.
Beste collegas, dit is slechts een bloemlezing, maar geeft wel weer dat op heel veel beleidsdomeinen aandacht voor kinderen en jongeren geen luxe is. Dit ontwerp van decreet geeft de leden van de regering de instrumenten om deze problemen aan te pakken: het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, het jongeren- en kindeffectrapport, de aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid in de diverse administraties, de vernieuwde samenwerking tussen de Vlaamse Jeugdraad, het Vlaams Informatiepunt Jeugd en het Steunpunt Jeugd.
Dit ontwerp van decreet is ambitieus, maar het succes ervan hangt af van de wijze waarop de ministers, de regering en wijzelf ermee omgaan. Het is een werk van ons allen. De tijd van plannen is voorbij. Elke minister kent zijn verantwoordelijkheid, kent zijn opdracht. De komende weken zullen wij iedere minister vragen hoe hij of zij de jeugd- en de kinderrechtenbeleidsplannen mee zal realiseren. Wij zullen elke minister ondervragen over zijn verantwoordelijkheid in de plannen. Het jeugdbeleidsplan en het kinderrechtenplan moeten op het terrein worden gerealiseerd. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Ik wil om te beginnen de minister bedanken voor het geleverde werk. Op 18 november 2009 heeft het Vlaams Parlement in een motie gevraagd om een overleg op te starten met de Vlaamse Jeugdraad, het Steunpunt Jeugd, de politieke jongerenorganisaties en de reflectiegroep decreet Vlaams Jeugd- en Kinderrechtenbeleid om een grondige evaluatie van het decreet uit te voeren en wijzigingen voor te stellen, onder andere inzake de definitie van jeugdwerk, de positie van de politieke jongerenorganisaties en de adviesprocedure. Het gevraagde werk ligt hier nu. Als het parlement hier straks zijn goedkeuring aan geeft, zijn alle stappen gezet.
Algemeen genomen is onze fractie tevreden met het voorliggende ontwerp van decreet. Het wijzigt namelijk heel wat. Enerzijds is er een belangrijke verschuiving in de bovenbouw van de sector. Deze bovenbouw wordt geherstructureerd. De Jeugdraad wordt weer louter en duidelijker een beleidsadviserend orgaan. De steunpunt- en informatiefunctie nu ingevuld door het secretariaat van de Jeugdraad, het eigenlijke Steunpunt Jeugd en het Vlaams Informatiepunt Jeugd (VIP) worden samengevoegd in één nieuwe organisatie. Anderzijds is er de fundamentele wijziging van de subsidieregeling voor de verenigingen informatie en participatie en cultuureducatie. Deze wordt afgestemd op die van de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. Hun erkenning wordt nu ook gekoppeld aan het realiseren van een minimum aan modules of werkingsvolume, met elk een minimaal bereik en een spreiding van hun werking.
Ten slotte wil ik het nog even hebben over een belangrijke wijziging wat de politieke jongeren betreft. De nieuwe subsidieregeling voor de politieke jongerenbewegingen wordt volledig objectief. 55.000 euro basissubsidies in ruil voor de realisatie van een minimumaantal modules en een variabel deel in ruil voor de realisatie van bijkomende modules.
Jongerenbewegingen worden dus gestimuleerd om actief hun werking uit te bouwen. Deze responsabilisering is een goede zaak. Toch wordt er ook voor een zekere continuïteit gezorgd inzake zekerheid van de middelen. Het variabele deel kan wel niet minder bedragen dan 80 procent van het variabele deel dat het voorgaande jaar werd toegekend aan de betrokken politieke jongerenbeweging.
Waar wij vooral heel tevreden mee zijn, is de koppeling die moet gemaakt worden tussen de politieke jongerenbeweging en de traditionele politieke partij. In de toekomst wordt op die manier de absurde situatie vermeden dat een politieke partij ermee ophoudt, maar dat de jongerenbeweging apart blijft voortbestaan en nog jaren subsidies kan opstrijken. Het nieuwe decreet maakt dit onmogelijk. Wij zijn daar blij mee.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het ontwerp van decreet speelt inderdaad in op een vraag en een nood die vanuit het veld werden geformuleerd. U hebt daarop proberen te antwoorden. U hebt dat gedaan in nauw overleg met de sector. Er werd zeer grondig overlegd. Dat is een goede zaak.
Ik deel een aantal bezorgdheden met mijn collegas. U wilde een aantal zaken regelen door middel van kwantitatieve normen. Volgens ons volgt u daarin te veel de criteria van het landelijke jeugdwerk. Het gevolg is dat wij ook vrezen dat het voor een aantal specifieke organisaties, zoals de cultuureducatieve en informatieve organisaties, moeilijk zal zijn om aan al die verschillende modules te voldoen. Wij hopen, zoals ik al in de commissie heb gezegd, dat u bereid zult zijn om op tijd en stond te evalueren en bij te sturen indien zou blijken dat het voor een aantal organisaties, die gewoon zijn meer in de diepte te werken omdat zij op die manier een bepaald doelpubliek bereiken, onmogelijk is om te voldoen aan de voorwaarden die nu in het decreet staan. Het is belangrijk dat u de bereidheid toont om bij te sturen.
Het is volgens ons ook een gemiste kans dat u niet hebt gewerkt met mogelijkheden om met het decreet bepaalde zaken te stimuleren die wij heel belangrijk vinden, zoals het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren of het intersectoraal werken of het internationaal werken van bepaalde organisaties. Jeugdwerk blijft volgens ons een zeer laagdrempelige manier om in contact te komen met andere internationale organisaties. Dit wordt in het decreet niet positief gestimuleerd. Wij betreuren dat.
De aandacht voor kinderrechten in hun breedste zin is hier wat verengd. Minister, u beperkt dat tot een aantal prioritaire doelstellingen in bepaalde beleidsdomeinen, terwijl internationale richtlijnen toch stellen dat kinderrechten op alle vlakken en in alle domeinen zeer breed aan bod zouden moeten komen en bewaakt zouden moeten worden. Dit ontwerp van decreet voldoet daaraan niet helemaal.
Deze bezorgdheden verklaren waarom mijn fractie zich zal onthouden.
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, dit ontwerp van decreet is tot stand gekomen in nauw overleg met de sector. Ik wil de sector daarvoor bedanken. De besprekingen in de commissie waren vruchtbaar en constructief. Ik begrijp bepaalde bezorgdheden. Ik heb me geëngageerd om dat op te volgen. We zullen dat uiteraard doen.
Vandaag moeten we twee zaken onderstrepen. Met dit ontwerp van decreet is het jeugdbeleid volwassen geworden. We voeren een aantal duidelijke vereenvoudigingen door met betrekking tot ondersteuning en bovenbouw. We maken het ook mogelijk om de kinderrechten als uitgangspunt te nemen voor het hele jeugdbeleid. Dat heel belangrijke statement zit ook in dit ontwerp van decreet. De heer Mahassine zei het al: het is nu aan ons allen, aan mij, aan de regering, aan dit parlement, maar ook aan de jongeren en de volwassenen, om dit decreet in de praktijk te realiseren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2011-12, nr. 1363/5)
De artikelen 1 tot en met 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.