Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, wereldwijd wordt het jaarlijks verlies aan voedsel op 1,3 miljard ton geschat. Dit is ongeveer een derde van de wereldproductie. In Europa zou het om 89 miljoen ton gaan. In ons eigen land bedraagt de schatting 3,6 miljoen ton.
Het rapport van de onderzoekers van de administratie leert ons dat de oorzaken zeer divers zijn en dat er in verschillende stadia verlies is. Er is verlies bij de oogst, de verpakking, bij de distributie, bij de handel en vaak ook bij de huishoudens.
Hoe rijker de landen, hoe meer voedsel op het einde van de keten verloren gaat. We kunnen ons hier ethische vragen bij stellen. Momenteel lijdt 1 op 7 mensen honger. We kunnen ons hier ook strategische vragen bij stellen. Binnen 40 jaar zullen we met eenzelfde grondoppervlakte immers 2 miljard mensen meer moeten voeden.
Minister-president, de onderzoekers pleiten er in hun rapport voor de verliezen verder te kwantificeren. Ze pleiten er tevens voor de oorzaken verder te onderzoeken. Wat zult u, als minister bevoegd voor het landbouwbeleid, doen? Op welke wijze zult u overleg plegen, niet enkel met de landbouworganisaties, maar met betrokkenen uit de hele voedselketen? Mij lijkt het heel belangrijk hier ook de consument bij te betrekken.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb over het eerste gedeelte van het onderzoek natuurlijk de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij om advies gevraagd. In het belang van de discussie over manieren om de verspilling en het verlies van voedsel te beperken, heeft de Vlaamse Regering een mededeling goedgekeurd. Samen met minister Schauvliege heb ik het Departement Landbouw en Visserij gevraagd in eerste instantie naar de zijde van de producenten te kijken. Het tweede gedeelte van het onderzoek zal meer op de zijde van consumenten ingaan. Ik hoop dat dit in de loop van dit jaar klaar zal zijn.
De cijfers van het onderzoek dat is afgerond over verlies en verspilling in de voedselketen aan de kant van de producenten, zijn niet onbelangrijk. Het gaat over 500.000 tot 800.000 ton voedselgrondstoffen. Op het eerste gezicht lijkt dat veel, maar als we dat vergelijken met andere landen, zijn onze producenten uit de landbouwsector vrij efficiënt met het tot het minimum beperken van de voedselverliezen en -verspilling op hun niveau. Er zijn situaties ik denk aan de EHEC-bacterie en stormen waarin we, zonder dat we daaraan kunnen doen, worden geconfronteerd met verspilling en verliezen.
Ik wil dit nog even opentrekken op het mondiale vlak. Verlies en verspilling van voedsel zit nog meer bij de producenten. In de westerse wereld situeren de voedselverliezen en ‑verspilling zich meer aan de consumentenzijde. Dat deel zal midden dit jaar in kaart worden gebracht.
Wat zal ik hiermee doen? Ik heb het eerste deel overgemaakt aan de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij om er verder over te praten. We zullen een overleg starten om na te gaan hoe we binnen de keten initiatieven kunnen nemen om dat te verminderen en efficiënter te maken. Ik kijk ten slotte uit naar het tweede deel van de studie, dat handelt over voedselverspilling en -vernietiging bij de consument.
Minister-president, uw analyse is heel juist, maar het rapport leert ons ook dat er bijzonder veel verspilling is bij de consument zelf. Sensibilisatie is hier uitermate belangrijk. Ik wil er ook voor pleiten dat dit thema aan bod komt op de Europese Landbouwministerraden.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister-president, alle mooie verklaringen ten spijt, is deze voedselverspilling gewoon schandelijk. We moeten dat ook durven te zeggen. Het kan aan de consumentenkant liggen of aan de producentenkant, u kunt er allerlei verklaringen voor geven, maar we moeten die verspilling met alle mogelijke middelen tegengaan. Ik wil dat engagement van u. Als minister verantwoordelijk voor de landbouw moet u toch ook eens kijken in hoeverre er een relatie is met het landbouwmodel dat we hanteren, en met uw visie op de ontwikkeling van de landbouw. Eventueel moeten we duidelijke alternatieven geven, maar deze voedselverspilling moet stoppen.
De heer Callens heeft het woord.
Minister-president, het is perfect juist dat we verspilling een schande moeten noemen. Maar er is nog een verschil tussen verspilling en verloren gaan door omstandigheden. U hebt daarnet weersomstandigheden aangehaald.
Ik heb wel een probleem met wat de heer De Meyer zegt over de vraag naar die producten bij de consument. Dat gebeurt op een bepaalde manier waarbij we ons vragen moeten stellen. Als we aardappelen willen, mogen die niet te groot of te klein zijn en mag er geen vlekje op zijn. We willen alleen het wit van de prei; het groen willen we niet meer. Zo kunnen we verschillende voorbeelden geven van de consument die de landbouwer en industrieel dwingt om bepaalde producten niet af te zetten bij de consument. Ik vraag om de consument hierover te sensibiliseren.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister-president, u noemde de onderzoeken die de interdepartementale werkgroep aan consumentenzijde heeft besteld bij de OVAM. Op een eerdere vraag die ik stelde, antwoordde u dat sommige van die onderzoeken dit najaar al klaar zouden zijn. Het onderzoek over de voedselverspilling in het restafval, inventaris van de verliezen in de primaire sector en onderzoek over de voedselverliezen in de horeca waren al aangekondigd voor einde 2011. Nu hoor ik u zeggen dat we moeten wachten tot midden 2012. Geldt dat voor alle onderzoeken of zijn er die eerder klaar zullen zijn?
Mijnheer Watteeuw, ik heb dit punt zelf op de politieke agenda gezet. Ik ben blij met uw steun. Ik wil dat ook verder aanpakken, vandaar die studie en dat advies. Vervolgens gaan we bekijken hoe we dat heel concreet kunnen aanpakken. Actie is hier zeker geboden. Het is de eerste keer dat we op Vlaams niveau in kaart brengen wat voedselverspilling en -vernietiging betekenen in tonnage. Er is nog nooit een minister geweest die beslist heeft om dat op Vlaams niveau te onderzoeken. Nu gebeurt dat. We gaan daar werk van maken.
Mijnheer Callens, ik heb al gezegd dat de consument een belangrijke factor is, zeker in de westerse wereld, en dus ook in Vlaanderen. We moeten inderdaad bekijken wat we kunnen doen met wat niet voor de markt kan worden gebruikt. U haalde het voorbeeld van de prei aan. De prei die niet kan worden verkocht, kan worden omgezet in poederprei, zodat we daar toch nog iets kunnen van maken. De technologie biedt mogelijkheden om wat niet aan de consument kan worden verkocht, toch te verkopen in plaats van te vernietigen.
Mijnheer Vandaele, ik zou ook liever hebben dat die studie vandaag al klaar was, of dat we ze samen met de eerste studie bekend konden maken. Zodra de studies klaar zijn, zal daarover gecommuniceerd worden en zullen ze worden overgemaakt aan dit parlement en de commissie Landbouw. Ik heb de nieuwe timing gekregen. Hoe sneller die studies klaar zijn, hoe beter.
Mijnheer Watteeuw, door deze actuele vraag te stellen, zetten wij dit probleem en dit thema effectief op de agenda. U vergist zich wel als u over ons westerse landbouwmodel spreekt. Het verlies van landbouwproductie en landouwvoedsel doet zich het minst voor in de westerse wereld. Bij ons doet het verlies zich vooral voor bij de consumenten. Als u het rapport leest, zult u dat constateren. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Het incident is gesloten.