Verslag plenaire vergadering
Verslag
Monsieur André Flahaut, président de la Chambre, soyez le bienvenu. Mevrouw Sabine de Bethune, voorzitter van de Senaat, hartelijk welkom. Madame Emily Hoyos, présidente du parlement wallon, monsieur Jean-Charles Luperto, président du parlement de la communauté française et aussi un autre nom, mais pas officiel , madame Françoise Dupuis, présidente du parlement bruxellois en voorzitter van het Brusselse parlement, madame Julie de Groote, présidente de la Commission Communautaire Française (Cocof), mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, en Ferdel Schröder, Präsident des Parlaments der Deutschsprachigen Gemeinschaft, herzlich willkommen. (Applaus)
Geachte gewezen leden, u bent talrijk opgekomen. Ik heb met de nodige emotie een aantal namen gelezen. Van harte welkom. Monsieur Rudy Demotte, ministre-président du Gouvernement wallon et du Gouvernement de la Communauté française, soyez le bienvenu. Ministers en leden van de verschillende regeringen, erevoorzitters van ons parlement, gewezen ministers-presidenten van de Vlaamse Regering, geachte collegas, geachte genodigden, dames en heren, exact veertig jaar geleden, op 7 december 1971, opende toenmalig Volksuniesenator Leo Elaut, een Gentenaar en een autoriteit in de medische wereld, als ouderdomsdeken de eerste vergadering van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap met de volgende profetische woorden: De geschiedenis zet nooit een stap achteruit. Alle tekenen wijzen erop dat een gebeurtenis als deze, die in het teken staat van het cultureel federalisme, zich onder een nog krachtiger impuls en in een versneld tempo in al haar gevolgen zal laten voelen en zich intenser dan ooit zal voortzetten.
Een verjaardag is altijd een moment om even stil te staan bij het verleden: wat hebben we gedurende de laatste veertig jaar bereikt en wat is nu de meerwaarde van een eigen parlement? Daar wil ik u vandaag graag over onderhouden.
Dit parlement is het product van een droom over autonomie autonomie die door vele generaties van Vlamingen is nagestreefd en waaraan enorm veel maatschappelijke en politieke energie is besteed. Het is bekend: voor de Vlamingen waren veertig jaar geleden taal en cultuur de voornaamste bekommernissen, de Franstaligen hadden toen vooral oog voor hun economische ontwikkeling. Ondertussen zijn de geesten aan beide zijden van de taalgrens gerijpt en liggen de aspiraties stukken hoger.
Waar die droom uiteindelijk naartoe zal leiden, blijft een openstaande vraag. Sommige Vlamingen dromen en denken nu eenmaal meer en verder dan andere Vlamingen. Ooit heeft een bewindsman dat verschil in zienswijze uitgedrukt in afstanden, maar moet dat uitgedrukt worden in meters of in kilometers?
Een volgende belangrijke stap in het streven naar autonomie is bezig gezet te worden als ik het zo mag uitdrukken. Hopelijk wordt de zesde staatshervorming in de loop van de volgende maanden en jaren in de Grondwet opgenomen, maar het is nu al duidelijk dat die zesde staatshervorming zeker niet de laatste stap is. Dat werd trouwens ook al door verscheidene bewindsvoerders en opiniemakers in Vlaanderen en ook in Wallonië gezegd. We zijn er in elk geval van overtuigd dat we ook in toekomst met onze Waalse, Duitstalige en Brusselse vrienden verdere stappen in die richting zullen zetten.
Toen op 7 december 1971 de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap werd opgericht, met een zeer beperkte bevoegdheid over taal en cultuur, kon niemand zich voorstellen dat deze instelling in minder dan veertig jaar zou uitgroeien tot dit Vlaams Parlement: een parlement dat een begroting van meer dan 26 miljard euro moet goedkeuren; een parlement dat vandaag onder meer bevoegd is voor cultuur, economie, gezin en armoedebeleid, onderwijs, landbouw, visserij, infrastructuur, mobiliteit en buitenlandse handel. De zesde staatshervorming, die in de steigers staat, en de bijhorende Financieringswet zullen onze bevoegdheden verder uitbreiden en de begroting op meer dan 35 miljard euro brengen.
Het regionaliseringsproces in dit land heeft veel tijd gevergd; het is een proces van vallen en opstaan. Wij Vlamingen prediken immers niet zozeer de revolutie maar staan voor evolutie. Het is een moeizaam proces geweest. In 1971 is men gestart met een Nederlandse Cultuurraad, die jarenlang volkomen in de schaduw van de Belgische Kamer en Senaat stond: nauwelijks bevoegdheden en onmachtig. De Cultuurraad en ook de Vlaamse Raad waren in hun beginjaren niet meer dan een succursale een klein bijkantoor, een filiaaltje van het federale parlement. Pas na de staatshervorming van 1988, toen de bevoegdheden van de Vlaamse Raad substantieel uitgebreid werden denk aan de overheveling van de bevoegdheid Onderwijs en het pakket Openbare Werken en Mobiliteit , kregen ons parlement en zijn regering meer armslag. Maar uiteindelijk heeft het tot de eerste rechtstreekse verkiezing in 1995 geduurd voordat het Vlaamse niveau parlement en regering echt mee de politieke agenda bepaalde en au sérieux genomen werd. De afschaffing van het dubbelmandaat en de start van een autonoom rechtstreeks verkozen parlement waren noodzakelijk om de slagkracht van de Vlaamse deelstaat te garanderen.
Vrij snel nadat we een volwaardig autonoom parlement hadden al bij het einde van de eerste legislatuur werden er in maart 1999 vijf resoluties over de staatshervorming kamerbreed dat wil zeggen: door het hele Vlaams Parlement goedgekeurd. Die golden als een belangrijk referentiekader in de politieke discussies over de verdere staatshervorming in het voorbije decennium.
Meteen maak ik van de gelegenheid gebruik om een oproep te doen aan dit parlement om die vijf resoluties te evalueren, waar nodig te corrigeren en bij te sturen om zo een nieuw actueel referentiekader te ontwikkelen met het oog op een verdere verdieping van de staatshervorming en een gesprek van gemeenschap tot gemeenschap.
Uiteindelijk heeft het uitgesproken streven naar meer Vlaamse autonomie en het op de rem staan van onze Franstalige landgenoten om hun decennialang verworven posities veilig te stellen, vanaf 2007 geleid tot een bestuurlijk geblokkeerde Federale Staat.
Gelukkig hebben het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering niet lijdzaam toegekeken en gedurende de impasse op federaal niveau in volle verantwoordelijkheid volwaardig gefunctioneerd. De meerwaarde van een eigen parlement voor Vlaanderen is daarmee andermaal aangetoond.
Het streven naar autonomie is er absoluut niet op gericht om ons af te zonderen van de wereld of om ons op een egoïstische wijze terug te plooien op onszelf, zoals door sommigen bewust of onbewust verkeerdelijk wordt voorgesteld. We zijn ons terdege bewust van de behoefte aan internationale samenwerking in de hedendaagse wereld en we zijn ons ook bewust van de vele voordelen die daaraan verbonden zijn. We wensen de wereld van de 21e eeuw met grote openheid tegemoet te treden, maar we zijn er ook van overtuigd dat onze cultuur, taal en leefgemeenschap vele zaken heeft die het bewaren en beschermen waard zijn. Alleen wie zich bewust is van zijn eigen cultuur kan andere culturen onbevangen en in volle openheid tegemoet treden en leren appreciëren. Ik verwijs in dit verband naar het kunstwerk van de Limburgse Liliane Vertessen hier in een commissiezaal van ons parlement: Love yourself so you can love somebody else. Of: Vlamingen zijn om Europeeërs te worden, om Vermeylen in 1900 te citeren. Dat beeld leeft nog steeds nog niet zo lang geleden schreef Herman Van Rompuy de woorden Vermeylen indachtig in het gulden boek van het Vlaams Parlement.
We staan met dit streven naar meer zelfbeschikking trouwens niet alleen in de wereld. Wereldwijd zijn er niet minder dan 24 federale staten. Vrijdag organiseren we daarom in ons parlement een internationaal en interdisciplinair colloquium met de titel Federalisme en regionalisme, iedere keer een ander verhaal? We willen dan drie Europese federale landen, namelijk België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, tegen het licht houden en met elkaar vergelijken. Maar ook in andere Europese landen zoals Italië en Spanje hebben de regios een autonomiestatuut met een eigen rechtstreeks verkozen parlement en eigen autonome instellingen. Ik verwijs onder meer naar de Basken en de Catalanen. De beide regios hebben overigens een benijdenswaardige fiscale autonomie en hun parlementen beschikken over een stevig pakket bevoegdheden.
Ik zie in ons Vlaams Parlement dé hefboom om mee aan het roer te staan van de Vlaamse deelstaat om op termijn nog meer dan nu het geval is het beleid in Vlaanderen te sturen.
Ik herhaal dan ook mijn oproep aan onze Waalse landgenoten om naar een diepgaande hervorming te streven, zodat wij samen kunnen komen tot een confederale staat waar Franstaligen en Vlamingen en natuurlijk ook de Duitstaligen aan hun trekken kunnen komen en waar iedereen naar eigen goeddunken een stevig eigen beleid kan voeren dat geen belemmering vormt voor de andere entiteiten.
Veertig jaar na de installatie van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap staat Vlaanderen voor een nieuwe uitdaging, namelijk een verregaande hervorming die, veel meer dan in het verleden, de deelstaten meer beleidsruimte zal bieden. Dat is een moeilijk maar noodzakelijk proces, waartoe ook het Vlaams Parlement zijn bijdrage moet leveren. Ik hoop dat dit parlement daar klaar voor is.
Dames en heren, ik rond af met vier elementen.
Ten eerste. Van Cultuurraad naar volwaardig Vlaams Parlement: veertig jaren liggen achter ons en een steeds verdergaande autonomie was en blijft het streven.
Ten tweede. Ik hoop dat de zesde staatshervorming de federale loyauteit hoog in het vaandel draagt. Dat betekent ook dat we als Vlaams Parlement geen recuperatie van regionale bevoegdheden kunnen dulden.
Ten derde. Ik doe een oproep aan onze Waalse en Franstalige landgenoten om ook hun autonomie verder uit te diepen. In de vergelijkende studie over veertig jaar beleidsvorming in gemeenschappen en gewesten, een boek dat we na afloop van deze plechtige zitting zullen voorstellen, vindt elke regio voldoende materiaal en inspiratie om verder te gaan met een verdieping van de staatshervorming.
En ten vierde ben ik meer en meer de mening toegedaan dat het hoog tijd wordt om werk te maken van de uitvoering van artikel 35 van de Grondwet. De Grondwet stelt in dat artikel immers dat de federale overheid slechts uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden zal hebben. Alle residuaire bevoegdheden zullen door het regionale niveau behartigd worden. Laten we dus een lijst maken van de bevoegdheden van de federale overheid en dan het gesprek aangaan van gemeenschap tot gemeenschap om te kijken hoe we onze staat beter kunnen organiseren en aanpassen aan de behoeften en eigenheid van elk van de samenstellende delen.
Dames en heren, terug naar het heden. 7 december 2011: dat is ook terugdenken aan 7 december 1971. Vandaag vieren we veertig jaar Vlaams Parlement. In feite vieren we een hele week veertig jaar Vlaams Parlement. Ik wens u allen een mooie feestweek! (Applaus)
De heer Caluwé, fractievoorzitter van CD&V, heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, leden van de regering, geachte genodigden, collegas, op 7 december 1971 kwam de Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement, voor het eerst bijeen. Dat was een memorabele dag in die pioniersperiode van de Vlaamse autonomie.
Sindsdien is er in het leven van die sinds vandaag prille veertiger veel gebeurd. Hij of zij want hij veranderde verschillende keren van geslacht en werd ook steeds vrouwelijker veranderde verschillende keren van naam. Van Cultuurraad werd het Vlaamse Raad en vervolgens Vlaams Parlement.
Als kind verhuisde hij even naar Mechelen, maar keerde snel naar Brussel terug. Hij wou Brussel niet loslaten.
Op zijn 24e werd hij zelfstandig en ging alleen wonen. Vanaf 1995 verdween het dubbelmandaat en werd dit huis onze thuis.
Heel die tijd is die opgroeiende jongeman of jonge vrouw ook steeds sterker en krachtiger geworden. Vijf staatshervormingen hebben onze bevoegdheden en autonomie gestaag doen toenemen. Maar hij of zij bleef streven naar meer en beter. De voorbije tien jaar leverde dat niets meer op, zodat we er bijna wanhopig van werden.
Maar zie: life begins at forty.
De zesde staatshervorming komt eraan en ze zal opnieuw belangrijke gevolgen hebben voor dit parlement. Ons uitgavenpakket neemt nog verder toe. Het gaat van 25 naar 35 miljard euro, waardoor het Vlaams Parlement voor heel Vlaanderen over meer gewone uitgaven te beslissen zal hebben, dan het federaal parlement voor heel België. We krijgen zeggenschap over delen van de sociale zekerheid, lang een taboegebied, en onze fiscale autonomie zal verdubbelen en kwalitatief verdiepen. Bovendien zullen we voortaan zelf motor kunnen zijn van verdere staatshervormingen door de creatie van de Senaat van de deelstaten. We krijgen dus een status die bij een veertiger past.
Maar bij veertig dreigt ook de midlifecrisis. Het gevaar bestaat dat we rond onze kerktoren blijven draaien en ons zelfgenoegzaam opsluiten in ons kleine kringetje, denkend dat we het gemaakt hebben.
Daarom moeten we ons des te meer open blijven stellen voor Europa en voor de rest van de wereld. We moeten Europa en de rest van de wereld nog meer in de dagelijkse werking van ons parlement inbouwen. Europese politiek is binnenlandse politiek geworden.
De huidige financiële crisis versterkt dat proces nog. De transfer van bevoegdheden naar het Europese niveau heeft ook in belangrijke mate betrekking op Vlaamse bevoegdheden. We moeten dat vanuit Vlaanderen op een positieve manier benaderen. De vaststelling dat veel Europese regelgeving een regionale dimensie heeft, biedt de regios immers ook kansen. Regionale overheden zijn betrokken partij geworden bij de Europese integratie: hun medewerking is nodig voor een optimaal Europees beleid.
Ten slotte is er nog een ander fenomeen dat zich op veertigjarige leeftijd voordoet. Op veertigjarige leeftijd begint men meer inzicht te krijgen in wie men eigenlijk is, waar men voor staat. Niet voor niets zei Schopenhauer: De eerste veertig jaren van ons leven leveren de tekst, nadien volgt het commentaar. Het ware goed geweest mochten we als Vlaams Parlement bij deze veertigjarige viering ook een handvest hebben uitgeschreven, een soort mission statement, aangevende wat de waarden zijn die we als Vlamingen delen , wat de rechten en plichten van onze burgers zijn, met een overzicht van de instellingen waardoor we daar vorm aan geven.
Het lijkt me belangrijk voor onszelf. Het lijkt me ook belangrijk voor anderen. Al te vaak heeft men in de wereld een verkeerd beeld van ons. Dat beeld is nogal eens ingegeven door een deel van de Franstalige pers , die nu eenmaal meer door de buitenlanders gelezen wordt dan onze eigen pers.
Ook daarom zou het goed zijn dat we als parlement een tekst goedkeuren waaruit onder meer blijkt dat we volmondig het charter van Europese Grondrechten onderschrijven. Er zijn verscheidene pogingen geweest. In de jaren 90 was er de proeve van Vlaamse Grondwet van enkele jonge juristen. Er is de petitie geweest van 24.000 Vlamingen. Parlementsvoorzitter De Batselier heeft initiatieven genomen. Alle fracties hebben tijdens de vorige legislatuur hun voorstellen geformuleerd en recent heeft minister-president Peeters met het Handvest voor Europese Grondrechten als leidraad en geïnspireerd door eerdere initiatieven een ontwerp naar voren gebracht.
Maar tot nu heeft dat allemaal niet tot een succes geleid. Het had nochtans passend geweest bij deze verjaardag, maar geen nood: er komt een nieuwe en misschien nog meer passende verjaardag aan. Te weinig is geweten dat onze gewesten in de middeleeuwen voorloper waren in het ontstaan van de moderne democratische instellingen en het erkennen van de rechten en vrijheden van burgers. We kennen allemaal uit onze geschiedenislessen de Engelse Magna Carta. Weinig is geweten dat het eerste gelijkaardige document op het Europese vasteland werd afgekondigd in het hertogdom Brabant. Het komt van hertog Jan II van Brabant, een persoon waarvan we met wat goede wil kunnen stellen dat hij enige representativiteit vertoonde voor het huidige grondgebied van Vlaanderen. Hij was immers de zoon van hertog Jan I, die Brabant en Limburg met elkaar verbonden heeft, en hij was de kleinzoon van Gwijde van Dampierre, de graaf van Vlaanderen.
Het is deze hertog die het Charter van Kortenberg afkondigde. Dat charter bepaalde onder meer de volgende zaken. Ten eerste bepaalde het dat belastingen redelijk moesten zijn en slechts om een aantal gedefinieerde redenen geheven konden worden. Ten tweede bepaalde het dat rijk en arm recht hadden op een eerlijke rechtspraak. Ten derde bepaalde het dat de vrijheden van de steden die vastgelegd waren in specifieke keuren, erkend zouden worden en erkend zouden blijven. Die vrijheden bevatten vaak zeer precieze bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoon, eigendom, ambacht en handel. Ten vierde bepaalde dat charter dat er een raad zou worden opgericht die erop zou toezien dat de vorst zich aan al die engagementen hield en die ook bijkomende maatregelen zou kunnen uitvaardigen om het beheer van het land te verbeteren.
Met de wijze van samenstelling van deze raad ging het charter verder dan de Magna Carta. Ook de Magna Carta richtte een raad van 25 leden op, maar dat waren allemaal edelen. De Raad van Kortenberg, vaak het Parlement van Kortenberg genoemd, bestond uit 4 edelen, maar daarnaast uit 10 afgevaardigden van de op dat ogenblik grootste Brabantse steden: Leuven, Brussel, Antwerpen, s-Hertogenbosch, Tienen en Zoutleeuw. Hierdoor was het Charter van Kortenberg het eerste middeleeuwse document waarin een vorm van representatieve democratie ook voor niet-edellieden werd uitgeschreven. Welnu ik kom tot onze verjaardag de afkondiging daarvan gebeurde op 27 september 1312.
Het lijkt mij passend dat we van de tijd die we nu nog hebben tot 27 september 2012, 700 jaar later, gebruikmaken om de enkele tegenstellingen die we nog hebben met betrekking tot dat gezamenlijk handvest te overbruggen. Zo kunnen we tegen die memorabele datum opnieuw samen een charter afkondigen dat recht doet, niet alleen aan wat wij hier voorstellen, maar ook aan onze voorvaderen, waarvan te weinig geweten is dat zij pioniers waren in het tot stand brengen van de moderne Europese, westerse en ondertussen mondiale parlementaire democratie. We vieren vandaag 40 jaar Vlaams Parlement. Laat ons binnen enkele maanden vieren dat we 700 jaar geleden een eerste parlement in Vlaanderen hadden.
Ik dank u. (Applaus)
Ik zeg het met een zekere schroom, maar we hadden afgesproken om vijf minuten te spreken.
De heer Dewinter heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, van 1830 tot 1970 was België een unitaire staat. Pas in 1970 werd beslist om België om te vormen tot een federale staat. België werd opgesplitst in verschillende deelstaten, die elk op hun beurt verantwoordelijkheid kregen over bepaalde bevoegdheden. Pas in 1995 kreeg Vlaanderen uiteindelijk zijn eigen rechtstreeks verkozen parlement. Eindelijk. Alhoewel, wat we zelf doen, doen we niet altijd beter. Meer dan vijftien jaar na de eerste rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement stellen we helaas vast dat het Vlaams Parlement nog niet de verwachte hefboom voor een zelfstandige Vlaamse staat is geworden. Dat wat niet is als Vlaams-nationalist troost ik mij met deze gedachte , kan hopelijk nog komen. Vlaanderen heeft immers recht op zelfbestuur. De Vlamingen moeten, zeker nu Di Rupo premier geworden is van dit land, hun lot in eigen handen durven nemen.
Het Vlaams Parlement is veertig jaar na zijn oprichting gelukkig meer geworden dan alleen een symboolparlement, wat het bij het begin zeker wel was, meer dan alleen een alibiparlement met als enige bedoeling de Vlamingen een illusie van autonomie te geven. Het Vlaams Parlement is een soeverein parlement; het Vlaams Parlement is het enige legitieme parlement van Vlaanderen. Daarom moet het onze opdracht zijn om als Vlaams Parlement rebel in plaats van knecht te zijn. Ik citeer graag Mark Grammens die op 21 oktober 2010 in zijn Journaal reeds zei: Het is hoog tijd voor het Vlaams Parlement om zich voor te bereiden op de taak die hen wacht als België verwasemt. Als Vlaanderen en zijn instellingen zich thans niet warm lopen om klaar te staan met een alternatief als dit nodig zal zijn, zal men hen later retrospectief beschuldigen van schuldig verzuim. Visionaire woorden als u het mij vraagt, uitgerekend vandaag op de dag van de eedaflegging van een nieuwe Belgische Regering, misschien wel de laatste, in het federaal parlement.
Op deze symbolische dag, op allerlei vlakken, zal de Vlaams Belangfractie dan ook deze namiddag bij het begin van de plenaire zitting de spoedbehandeling vragen van een voorstel van resolutie betreffende een proeve van grondwet voor de toekomstige onafhankelijke Vlaamse staat. We hoeven daar echt niet tot 27 september 2012 op te wachten, mijnheer Caluwé.
U zult mij misschien verwijten naïef en koppig te zijn, maar mag ik u de woorden van Willem Van Oranje in herinnering brengen: Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.
Mag ik tot slot, mij beperkende tot de enkele minuten die u me hebt gegeven In der Beschränkung zeigt sich der Meister, en mijn boodschap is te duidelijk om te lang te zijn , afsluiten met de woorden van de eerste voorzitter van het rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement, toen de ouderdomsdeken van dit parlement en lid van mijn fractie, Wilfried Aers, die tijdens zijn openingstoespraak op 13 juni 1995 het volgende zei: Laten wij, leden van de eerste Vlaamse Raad, ons in alle omstandigheden als zelfbewuste Vlamingen gedragen. Op die manier zullen wij in de komende jaren alle Waalse en Belgische stiefmoeders kunnen afschudden en zal onze Vlaamse Raad de hefboom en het breekijzer worden tot het bereiken van het einddoel van de Vlaamse beweging, een onafhankelijke Vlaamse staat. (Applaus bij het Vlaams Belang en LDD)
De heer van Rouveroij heeft het woord.
Geachte voorzitter van het Vlaams Parlement, geachte voorzitters van de andere parlementen van dit land, geachte minister-president en leden van de Vlaamse Regering, geachte gewezen leden, beste collegas, dames en heren, 1971 was het jaar waarin Eddy Merckx voor de derde keer de Tour won, het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd in Zwitserland en Jim Morrison dood werd aangetroffen in zijn badkuip. Het lijkt allemaal erg lang geleden. En dat is het ook. Maar in de tijd die sindsdien verstreek, heeft Vlaanderen niet stilgezeten.
In een decennialang streven, dat teruggaat tot de zogenaamde Grievencommissie van 1857, werd vreedzaam en via de wegen van de geleidelijkheid, door wetgeving en door rechtspraak, de huidige Vlaamse autonomie afgedwongen.
De eerste aanzet werd gegeven door het Willemsfonds, het oudste Vlaamse cultuurfonds dat vandaag nog actief is. Reeds in 1851 ijverde het Willemsfonds voor de gelijke behandeling van het Nederlands in het Belgische staatsbestel. Dit streven naar culturele autonomie met respect voor alle overtuigingen werd op aangeven van voorzitter Adriaan Verhulst vertaald in het welbekende Cultuurpact van 1973. Tien jaar later verdiepte Karel Poma dit pluralistisch ideaal en zette met de grensverleggende tentoonstelling Culturen als Buren de bakens uit voor een veelzijdige, voor een veelkleurige Vlaamse samenleving.
Laat het dus duidelijk zijn: voor de liberale beweging is de inhoud van het Vlaamse streven naar autonomie even belangrijk als de verschijningsvorm ervan.
Dames en heren, Herman De Croo en hij is aanwezig is de enige die er in 1971 al bij was én nog steeds bij is, weze het als federaal parlementslid. (Applaus)
Hij pleitte van in den beginne voor meer middelen want het gebrek daaraan zou de culturele ontplooiing van Vlaanderen belemmeren. U ziet dat een volwassen Vlaamse reflex al lang ingebakken zit in de familie De Croo.
Tussen 1980 en 1996 leverde de liberale fractie drie van de vijf voorzitters van de Vlaamse Raad: Jan Bascour, Jean Pede en Frans Grootjans.
Met Marleen Vanderpoorten, die we nog steeds mogen begroeten op onze banken, zorgde de VLD voor de eerste en tot nog toe enige vrouwelijke voorzitter van dit Vlaams Parlement. (Applaus)
Maar ook in de Vlaamse Regering lieten wij ons als liberalen niet onbetuigd, met verschillende ministers en twee ministers-presidenten, Patrick Dewael ook aanwezig en Bart Somers.
In die veertig jaar zijn velen mij als fractievoorzitter voorafgegaan. Zij allen wij zijn met twaalf zullen mij willen vergeven wanneer ik stel dat vooral André Denys tijdens zijn fractievoorzitterschap van maar liefst veertien jaar het liberaal Vlaams engagement een eigen gelaat heeft gegeven. Ik meen dat ook André, als gouverneur van Oost-Vlaanderen, hier aanwezig is.
Dames en heren, Open Vld is trots dat zij door het succesvol onderhandelen van de zesde staatshervorming heeft bijgedragen tot een vervollediging van de bevoegdheden en middelen. Vlaanderen zal meer dan ooit in staat zijn om maatwerk te leveren voor het verstrekken van zijn dienstverlening tegen de beste prijs-kwaliteitsverhouding aan burgers en bedrijven. Of ze dat ook effectief doet, is natuurlijk een andere kwestie maar dat mag de vreugde vandaag niet vergallen.
Is het werk nu af? Neen. Natuurlijk niet. Het doet mij denken aan de vraag die mij als eerste schepen vaak werd gesteld nadat de Gentse binnenstad een ware metamorfose had ondergaan en uitgeroepen werd tot gezelligste stad van Vlaanderen. Mijn antwoord was toen: een stad is nooit af.
Mutatis mutandis geldt dit ook voor Vlaanderen en voor België. Het werk zal nooit af zijn omdat ze beide voortdurend zullen moeten inspelen op veranderende omstandigheden.
De Open Vld-fractie wenst Vlaanderen de komende decennia die veerkracht, die flexibiliteit, dat wederzijds institutioneel respect van harte toe. Maar vergis u niet: dit is niet alleen een wens, maar het is ook een opdracht voor ons allen.
Ik dank u. (Applaus)
Karl-Heinz Lambertz, Ministerpräsident der Deutschsprachigen Gemeinschaft, herzlich willkommen. (Applaus)
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, excellenties van de Vlaamse Regering, beste collegas, geachte genodigden, we zijn hier vandaag inderdaad samen voor de viering van veertig jaar Vlaams Parlement. Niemand van ons zal ontkennen dat het Vlaams Parlement die voorbije veertig jaar steeds bekender en ook belangrijker is geworden, vooral dan sinds 1995, sinds er sprake is van een rechtstreeks verkozen parlement, onder het bezielende voorzitterschap van Norbert De Batselier, hier aanwezig. Norbert, bedankt voor uw komst. (Applaus)
De geschiedenis van ons parlement is ook voor een stuk de geschiedenis van Vlaanderen, dat gaandeweg steeds meer instrumenten in handen kreeg om zijn eigen lot in handen te nemen. Met de nieuwe lading bevoegdheden die na de zesde staatshervorming onze richting uit komt, zal die evolutie alleen maar verder worden versterkt.
Je zou verwachten dat die ontwikkeling naar meer autonomie ook zou zorgen voor een groter draagvlak, en ook voor een grotere betrokkenheid bij de bevolking, met een burgernabij bestuur dat beter zou moeten aansluiten bij de verwachtingen en verzuchtingen van onze burgers. De samenleving zendt echter andere signalen uit. Samen met andere instellingen zoals de banken, het gerecht en zelfs de media verliest ook het politieke bedrijf aan vertrouwen. De G1000, de indignados, de Occupybewegingen overal ter wereld laten burgers zien die zich niet langer vertegenwoordigd voelen door de representatieve democratie.
Is er dan opnieuw sprake van een groeiende kloof tussen de burger en de politiek? Als we kijken naar onze eigen werking, zouden we veeleer het tegendeel verwachten. De directe lijnen met burgers, bedrijven en verenigingen zijn nog nooit zo sterk aangehaald. Burgers en verenigingen vinden rechtstreeks en onbeschroomd de weg naar onze mailboxen. Er passeert hier geen resolutie of decreet waar geen hoorzittingen over worden georganiseerd. Via parlementaire verzoekschriften en de werking van onze ombudsdienst vinden ook individuele burgers rechtstreeks een toegang tot dit parlement. Het moet ook worden gezegd dat in burgerinitiatieven in dit huis soms ook diverse burgers worden gepolst naar hun aanbevelingen en verwachtingen ten aanzien van oplossingen voor de maatschappelijke problemen die rijzen. Het is misschien niet echt geweten, maar voor er sprake was van de G1000, heeft dit parlement al burgerfora opgericht. We hebben hier destijds lang gediscussieerd met 250 zorgvuldig gekozen burgers, bijvoorbeeld over de relatie tussen auto en gezondheid. We hebben hier deelgenomen aan een internationaal burgerforum ter voorbereiding van de top van Kopenhagen. Initiatiefnemers van de G1000 vonden dat wij politici wat onwennig reageerden op hun initiatief, dat we ons verstoord voelden in onze comfortzone. Blijkbaar zijn ze er vrij gemakkelijk aan voorbijgegaan dat we destijds zelf dergelijke initiatieven hebben opgezet, zij het wel met veel minder airplay.
Het lijkt me dat die initiatieven aantonen dat ook dit parlement geïnteresseerd is in wat er bij de burgers leeft, wat er in onze samenleving leeft. Hetzelfde kan trouwens worden gezegd over de wijze waarop het georganiseerde middenveld structureel bij onze werking wordt betrokken. In het kader van het decreetgevend werk krijgen we ook altijd netjes de adviezen van de strategische adviesraden. Als decreetgevers nemen we die adviezen ook zeer ernstig, meen ik.
Dat de samenleving, die steeds nauwer bij onze werking wordt betrokken, zich niet langer door ons vertegenwoordigd voelt, moet dan ook andere oorzaken hebben. Wellicht heeft deze vervreemding ook te maken met de europeanisatie en de globalisering die zich de laatste decennia heeft voltrokken. Europa dicteert een steeds groter deel van onze regelgeving. Beste collegas, in de commissie die ik voorzit, wordt niet minder dan 80 procent van de decreetteksten ingediend en goedgekeurd ter uitvoering en omzetting van Europese richtlijnen. De vrijheid die we zelf nog hebben om beleid te maken, wordt steeds kleiner.
Ook de problemen waarmee Vlaanderen vandaag wordt geconfronteerd, zijn steeds meer mondiale problemen: denken we maar aan de ontregeling van ons klimaat, de instabiliteit van onze financiële markten of de internationale migratiestromen. Voor de aanpak van al die globale problemen zijn de armpjes van de natiestaat, en bij uitbreiding die van de regionale parlementen, eigenlijk te kort geworden. Ons klimaat, de kostprijs van ons voedsel en onze grondstoffen en de voorwaarden waartegen we geld kunnen lenen, worden meer bepaald door wat er zich in de groeilanden afspeelt, of door de nukken van Standard & Poors in New York, dan door de beslissingen die we in eigen huis nemen.
Dat is de paradox waarmee we te maken krijgen: naarmate we meer bevoegdheden in handen krijgen en aan autonomie winnen, neemt onze afhankelijkheid van de buitenwereld juist toe en verliezen we grip op de dingen. Terwijl Vlaanderen nog nooit zo zelfstandig is geweest, is het ook nog nooit zo afhankelijk geweest van beslissingen die elders worden genomen. Om daar een antwoord op te bieden, moeten we niet alleen staten hervormen, om de besluitvorming binnen die staten efficiënter te laten verlopen, maar moeten we ook institutionele hervormingen doorvoeren die de besluitvorming tussen staten anders gaan regelen. Immers, die besluitvorming is sinds de Vrede van Westfalen eigenlijk niet wezenlijk meer veranderd, op het Europese experiment na, misschien.
Collegas, we hebben er veertig jaar werking op zitten. De kersverse Federale Regering zegt dat mensen na veertig jaar recht hebben op brugpensioen. Ik denk niet dat we daaraan toe zijn. We moeten niet stoppen met werken, maar moeten vooral anders gaan werken. Dat lijkt me de grote uitdaging voor ons parlement. We moeten ons niet alleen inlaten met het omzetten van Europese regelgeving, met het downloaden van Europees beleid, maar ook met het uploaden van dat beleid, met het meewerken aan de standpuntbepaling die Europees tot stand komt. We moeten mee van onderuit de agenda bepalen, vooraf de Europese ontwerprichtlijnen bespreken en mee het mandaat bepalen voor de houding van onze ministers in de Europese raden. Ook met het invullen van onze nieuwe bevoegdheden die met de zesde staatshervorming overkomen, hebben we nog heel wat werk op de plank. Over de vraag welke bevoegdheden we allemaal zouden willen claimen, hebben we al heel veel gediscussieerd, maar de discussie over de vraag wat we met die nieuwe bevoegdheden moeten doen, moet eigenlijk nog grotendeels beginnen. Die tijd is nu aangebroken. Na veertig jaar is het tijd voor het parlement om de schroom van zich af te werpen. We mogen trots zijn op wat we al hebben gerealiseerd, maar we moeten ook de ambitie tonen om sterker te wegen op die fenomenen die het wel en wee van de Vlaming bepalen. Ik zou zeggen: plus est en nous. Ik dank u. (Applaus)
De heer Van Dijck, fractieleider van de N-VA, heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, dames en heren ministers, geachte genodigden, collegas, Een gebeurtenis als deze zal zich intenser dan ooit voortzetten, waren de wijze woorden die VU-senator Leo Elaut uitsprak toen hij de eerste vergadering van de Raad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap voorzat.
Opgroeiend in een gezin dat met zn twee voeten in de Volksunie stond, heb ik van op afstand, maar tegelijk van heel nabij deze evolutie mogen meemaken. Het was voor mij dan ook een stille droom om ooit in een eigen Vlaams Parlement te mogen zetelen Een droom die op 13 juni 1995 waarheid werd.
Het staat als een paal boven water dat deze vergadering, dit Vlaams Parlement, één van de instrumenten was waarnaar de brede Vlaamse Beweging en het politiek Vlaams-nationalisme streefden. Een eigen parlement, waarin de keuzes van en voor onze gemeenschap zouden kunnen worden gemaakt.
De rol die een partij als de Volksunie daarin speelde, mag daarbij niet onvermeld blijven, maar de Volksunie deed dat niet alleen. Ook bij de andere partijen groeide het besef om België om te vormen tot een federale staat. Bij de een met al wat meer enthousiasme dan bij de ander
Bij de start van de invulling van die autonomie was België nog een unitaire staat. De ironie wil dat net door de onwil van de Franstaligen om van België een tweetalig land te maken, de kiemen werden gelegd voor twee naties.
Waar de Cultuurraad nog weinig bevoegdheden, geen regering en beperkte financiële middelen had, was de gedrevenheid in 1971 al groot. Maurits Van Haegendoren sprak er al van: We moeten niet praten, maar doen doen doen.
Een kleine vier jaar later werd in Mechelen de eerste Vlaamse Gewestraad geïnstalleerd. Van de CVPer Raf Hulpiau mogen ons tot op vandaag volgende woorden bijblijven: Een belangrijke stap in een onomkeerbaar proces van Vlaamse zelfbeschikking. Woorden die niet door iedereen gesmaakt werden, want sommigen verlieten daarop de zaal
En dat het een moeizaam proces was, bleek ook uit het scepticisme toen op 21 oktober 1980 de Cultuurraad omgevormd werd tot een Vlaamse Raad. Enkel een fotootje in een bepaalde kwaliteitskrant, die toen nog AVV-VVK op haar voorpagina afdrukte, zonder veel tekst, zonder veel commentaar
De grote stap voorwaarts werd gezet bij de Sint-Michielsakkoorden: de rechtstreekse verkiezing van de deelstaatparlementen en dus het einde van de dubbelmandaten.
Het was dus een langzaam proces waardoor dit soeverein parlement tot stand kwam. En ja, wij zijn soeverein. Zowel intern binnen Vlaanderen, als extern naar de hele wereld toe. Het is een dubbele rol die we mogen en moeten opnemen.
Collegas, mijn fractie is ervan overtuigd dat deze dynamiek niet te stoppen is. Het inspireert ons ook in ons handelen. Binnen dit parlement bezinnen we ons meer dan eens over de toekomst en hoe die zou moeten worden uitgetekend om een nog beter beleid, een nog beter bestuur voor de Vlamingen mogelijk te maken. En terecht, want dit parlement is de uiting bij uitstek van de democratie in Vlaanderen.
Het werkingsgebied van de politieke partijen namens wie wij hier zetelen, valt naadloos samen met de ruimte waarbinnen dit parlement zijn bevoegdheden uitoefent. Dit Vlaams Parlement valt samen met de democratie zoals die in Vlaanderen bestaat. Alle fracties hier aanwezig kunnen door elke kiezer van onze democratie bestraft of beloond worden. Hier werkt de democratie op haar best.
Voorzitter, dit parlement, als vertegenwoordiger van die Vlaamse democratie, van die Vlaamse natie, heeft nog een grote toekomst. En de uitdagingen zijn groot. Het belang van dit parlement zal toenemen. Er is een onmiskenbare en onomkeerbare verschuiving van het politiek zwaartepunt naar Vlaanderen en Europa.
Collegas en genodigden, proficiat aan ons allen en aan wie voor ons kwam met wat geweest is. Maar laat ons vooral ambitieus vooruitkijken naar wat komen zal.
Ik dank u. (Applaus)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte leden van de regering, geachte collegas, geachte genodigden, namens mijn fractie breng ik hulde aan de grondleggers die dag op dag veertig jaar geleden de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap hebben geïnstalleerd. Voor Vlaanderen luidde de oprichting daarvan het ontstaan in van ons eigen Vlaams Parlement, dat sinds 1995 rechtstreeks wordt verkozen.
Sindsdien neemt het belang van dit Vlaams Parlement stelselmatig toe omdat Vlaanderen meer en meer bevoegdheden naar zich toe trekt. Een weliswaar langzaam maar onomkeerbaar proces dat, wat mijn fractie betreft, liefst zo spoedig mogelijk uitmondt in een confederale staat. Vlaanderen heeft het recht om zijn eigen welvaart, welzijn en bestemming te kiezen. Mijn fractie, de jongste fractie in dit Vlaams Parlement, is trots om mee vorm te kunnen en mogen geven aan het autonomiestreven van Vlaanderen.
Op deze heuglijke verjaardag van een democratische instelling die ons allen nauw aan hart ligt, moeten we ons echter hoeden voor triomfalisme. Vlaanderen krijgt vaak het verwijt een regelneef te zijn. Er stellen zich ook belangrijke uitdagingen voor dit Vlaams Parlement om ook in de toekomst de tempel van de Vlaamse democratie te blijven. Bescheidenheid, reflectie en actie zijn geboden.
Dit Vlaams Parlement is ingebed in het deugdelijke systeem van de representatieve democratie. Ik ben de allerlaatste om te beweren dat er andere politieke systemen bestaan die legitiemer zouden zijn. Toch stel ik vast dat er een gevaar bestaat dat een parlement langzaam maar zeker afglijdt naar een instelling met een louter formele, bijna protocollaire rol, een instelling die niet of nauwelijks betrokken is bij het totstandkomen van beleid en de politieke beslissingen die eraan voorafgaan. Mijn fractie kijkt met argusogen naar de opkomst van technocratische regeringen in het buitenland.
Daarom ben ik van mening dat we dringend werk moeten maken van het wegwerken van het starre denken in termen van meerderheid-oppositie, het wegwerken van de idee dat een initiatief vanuit de oppositie a priori slecht en een initiatief vanuit de meerderheid a priori goed is, of omgekeerd, zonder daarbij in twijfel te trekken dat elk zijn specifieke rol heeft te vervullen. Het Vlaams Parlement moet zich daarin bekwamen en heeft in het verleden reeds aangetoond dit aan te kunnen. Ik verwijs naar de vijf Vlaamse resoluties of recent de commissie-Sauwens over de versnelling van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten. Ruimere meerderheden voor beslissingen verschaffen niet alleen meer democratische legitimiteit, ze verhogen ook het draagvlak in de samenleving en de bereidheid van burgers om bij te dragen. Het vergt, ik geef dat toe, een mentaliteitswijziging bij meerderheid en oppositie, maar een groter draagvlak en legitimiteit zullen op hun beurt ook het vertrouwen in dit Vlaams Parlement en de politici in het algemeen verhogen.
Bovendien moeten wij over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, zij aan zij op onze strepen durven te staan wanneer onze controlefunctie door de regering op enerlei wijze wordt gefnuikt. Een democratie die geen volledige transparantie duldt, is immers een schijndemocratie die na verloop van tijd dreigt te ontaarden in verlicht despotisme.
Kortom, meer autonomie voor dit Vlaams Parlement in combinatie met transparante besluitvormingsprocedures moet ons toelaten om sneller op de bal te spelen in deze snel evoluerende samenleving. In deze snel evoluerende maatschappij verwacht de burger immers van haar volksvertegenwoordigers geen ideologische stellingenoorlogen, maar een efficiënte controle en een daadkrachtige besluitvorming om de welvaart en het welzijn in Vlaanderen veilig te stellen en te vergroten.
De politieke democratie in Vlaanderen zal worden afgerekend op basis van het vermogen van dit parlement om zich aan de snel veranderende maatschappelijke omstandigheden en noden aan te passen. In periodes, zoals we die nu beleven, van ingrijpende veranderingen en economische terugval staat ons democratisch systeem dan ook voor extra grote uitdagingen om zijn deugdelijkheid te bewijzen. Maar als er problemen zijn in een democratie, dan ligt de oplossing in meer democratie, niet minder.
Aan ons om de uitdaging aan te gaan, zodat wij en diegenen die na ons komen binnen tien, twintig, vijftig of honderd jaar met opgeheven hoofd opnieuw dit democratisch monument in een plechtige zitting kunnen huldigen. Wij zijn dit aan onszelf en onze kinderen verplicht, we zijn dit aan de Vlaamse burger verplicht, we zijn dit aan Vlaanderen verplicht.
Ik dank u. (Applaus)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, leden van de regering, geachte genodigden, collegas, in 1971 was het een oude droom van de Vlaamse Beweging die werkelijkheid werd: een eigen Vlaams Parlement. Ondertussen is het ook een jong en fris democratisch experiment gebleken. Voorzitter, dit is absoluut een feest waard. Voor mijn fractie is het zelfs een dubbel feest: veertig jaar Vlaams Parlement en dertig jaar Groen!-fractie. 1971 kwam net wat te vroeg voor de ecologisten. Vanaf 1981 hebben wij met veel geestdrift en veel ijver deelgenomen aan de werking van deze immens belangrijke en schitterende instelling.
Ik zou net als de heer van Rouveroij enkele uitzonderlijke figuren uit mijn fractie kunnen opnoemen, mensen die ook in dit Vlaams Parlement prachtig werk hebben geleverd, mensen als Ludo Dierickx, Magda Aelvoet, Jos Geysels, Vera Dua of Rudi Daems. Maar ik ga dat niet doen. (Gelach)
Ik doe dat bewust. Over hen zouden er zeer grote verhalen kunnen worden verteld. Maar de geschiedenis van dit parlement wordt ook en misschien vooral geschreven door diegenen die niet voortdurend in de schijnwerpers lopen, door diegenen die niet om de haverklap gevraagd worden door de Linda De Wins en Goedele Devroys van deze wereld. Dat is ook de kracht van dit parlement. We kunnen trots zijn op het kwaliteitswerk dat hier dagelijks wordt geleverd in de commissies. Er is geen enkele reden om afgunstig te luisteren naar met veel pathos gebrachte redes in andere parlementen of assemblees.
Dames en heren, u weet dat het parlementaire of politieke wereldje soms op zichzelf lijkt te staan, als een microkosmos, wat vol van zichzelf en genoeg aan zichzelf hebbend. De eigen gewoontes en gebruiken zijn belangrijk. Dat moeten we als Vlaams Parlement te allen prijze vermijden.
Vanaf het begin had dit parlement de ambitie om een moderne instelling te zijn. Toen we naar dit gebouw trokken in 1996, en ons hier vestigden, werd die ambitie nog sterker en duidelijker. Want dit gebouw straalt dat uit. Wie naar deze koepel kijkt, ziet duidelijk waar deze instelling voor staat: openheid en betrokkenheid. Het Vlaams Parlement moet een glazen huis zijn. Toen werd ook de parlementaire werking opengegooid. Bezoekers werden welkom, hoorzittingen en verzoekschriften werden de regel. Meer dan voorheen werden experts geconsulteerd. En zo hoort het ook. Dat moeten we behouden.
En daarom verwondert het mij net vanwege die geschiedenis dat dit parlement af en toe verschrikt opkijkt op als er lastige vragen komen over de werking, als onafhankelijke stemmen zich mengen in het parlementaire debat of als kritische mensen een andere richting durven aan te wijzen dan die waar wij politici naar kijken.
Overal ter wereld ontstaan nu nieuwe vormen van democratiebeleving: een democratie 2.0. De Occupy-beweging, de Indignados, noem maar op. We mogen daar niet blind voor zijn en moeten het aandurven om in de schoot van dit parlement oefeningen in democratie op te starten. We moeten het aandurven om instellingen te laten bestaan die onze denkbeelden durven in vraag te stellen. Instellingen zoals het Kinderrechtencommissariaat, het Vredesinstituut en het Instituut Samenleving en Technologie zouden wij moeten koesteren en ruimte geven. Als wij echt de gangmaker willen zijn van het democratisch gebeuren, dan moeten wij eerst en vooral erkennen dat de democratie ook buiten dit halfrond gerealiseerd moet worden.
Collegas, ik sluit af. Als we iets moeten onthouden uit de geschiedenis van dit parlement, dan is het dat we moeten openstaan voor de wereld. Ook na veertig jaar moet dit parlement zichzelf kritisch blijven bevragen. In de volgende veertig jaar moet het Vlaams Parlement de motor zijn van het brede democratische gebeuren in Vlaanderen. Dank u wel. (Applaus)
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, beste collegas, beste genodigden, ik heb begrepen dat ik de laatste spreker ben. Ik zal daar geen misbruik van maken. Ik zal ook geen namen noemen, hoewel ik heel mooie en belangrijke personen zou kunnen noemen.
Veertig jaar Vlaams Parlement, dat is veertig jaar parlement van en voor de Vlamingen. Dit feest is dan ook het feest van de Vlaamse democratie. Want Vlaanderen, beste collegas, is een moderne democratie.
Onze politieke instellingen zijn in de afgelopen veertig jaar sterk geëvolueerd. En Vlaanderen is in die veertig jaar een volwassen deelstaat geworden. Een volwassen deelstaat die een actieve, eigen rol heeft in de sociale welvaartsstaat, in Europa en in de wereld. Dat tonen wij elke dag, ook in de contacten met Europa en onze buitenlandse partners.
Vlaanderen moet herkenbaar zijn als politiek volwassen gemeenschap, vandaar het belang van ons merkverhaal, waarmee we de communicatie over Vlaanderen stroomlijnen. Dat verhaal laat toe dat Vlaanderen zich optimaal kan positioneren in de wereld. Vlaanderen staat voor baanbrekend vakmanschap, gisteren, vandaag en morgen. Dat is het Vlaanderen zoals wij het kennen.
Vlaanderen moet ook herkenbaar zijn voor iedereen die in Vlaanderen leeft en verblijft vandaar ook de ambitie die daarstraks verwoord is om het Handvest voor Vlaanderen te realiseren. Dat handvest zegt waar Vlaanderen voor staat, nu en in de toekomst. Vlaanderen is een democratie waarin elke mens telt, waar rechtvaardigheid bestaat, waar solidariteit centraal staat, ook met de generaties na ons.
Vlaanderen blijft natuurlijk in volle beweging. Met de resoluties voor een verdere staatshervorming van dit parlement en met onze Octopusnota als kompas, nemen onze bevoegdheden stap voor stap toe. En ze zullen blijven toenemen. Dat, dames en heren, beste vrienden, is een onomkeerbaar proces.
Beste collegas, dames en heren, onze politieke instellingen zijn dus geëvolueerd. Ze hebben zich aangepast aan de complexiteit van de samenleving en aan de verwachtingen van steeds mondiger burgers, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheden.
Door onze gezamenlijke zorg voor goede regelgeving is een Vlaamse regelgevingsagenda tot stand gekomen en is het reguleringsmanagement binnen de Vlaamse overheid structureel verankerd. Wij zijn hierdoor koplopers in België en worden Europees gewaardeerd.
Tussen de regering en het parlement zijn bovendien heel wat werkafspraken gemaakt voor een goede en snelle informatie-uitwisseling. Die goede informatie-uitwisseling gaat gepaard met een versterkt gebruik van de controle-instrumenten door het parlement. Ik geef een voorbeeld: in het zittingsjaar 2008-2009 werden er 2250 schriftelijke vragen ingediend. Twee jaar later, in het zittingsjaar 2010-2011, was dat aantal bijna verdrievoudigd tot 6453. De regering is erin geslaagd, voorzitter, beste collegas, om bijna alle vragen reglementair binnen de termijn te beantwoorden.
Die controletaak van het parlement is belangrijk. Democratie is immers niet alleen de verantwoording van politici tegenover de burgers, maar ook van de regering tegenover het parlement.
Tegelijkertijd moet het in een democratie mogelijk zijn dat beleidsbeslissingen op een daadkrachtige manier worden genomen en uitgevoerd. Na de dialoog volgt de actie. Effectieve beleidsvoering en rechtszekerheid moeten centraal staan.
Voorzitter, collegas, beste genodigden, Vlaanderen is niet enkel een moderne, maar ook een open democratie. Kwaliteitsvolle, openbare debatten zijn daarin onontbeerlijk. Het debat op zich volstaat echter niet. Vlaanderen moet ook een democratie zijn met een visie, een visie die voldoende concreet is om mensen aan te spreken en hun geloof in de politiek verder aan te wakkeren of weer aan te wakkeren.
Dat is een essentiële opdracht voor ons allemaal, parlement en regering. We moeten vooral inspanningen leveren om de jongeren te bereiken. Zij zullen degenen zijn die in de komende veertig jaar de Vlaamse democratie verder moeten uitbouwen.
Deze Vlaamse Regering heeft een visie, dat weet u: Vlaanderen in Actie. We weten waar we met Vlaanderen naartoe willen. Vlaanderen in Actie en het Pact 2020 sporen met de Europese strategie van Europa 2020, het Europese antwoord op de sociaal-economische uitdagingen. Meer nog: Vlaanderen in Actie was een Vlaamse voorloper van de Europa 2020-strategie. Drie jaar voor de lancering van Europa 2020 hadden wij, in grote bescheidenheid natuurlijk, de analyse al gemaakt én prioriteiten gedefinieerd.
Collegas, onze visie is en blijft gericht op de welvaart en het welzijn in Vlaanderen, op concrete resultaten, op het scheppen van kansen voor mensen en voor bedrijven. Ik nodig het parlement en de diverse beleidscommissies daarom opnieuw uit om actief mee te werken aan de verdere uitvoering van deze visie.
Het uitdragen van onze visie betekent dat Vlaanderen niet alleen een volwassen, maar ook een mondige deelstaat is, ook in Europa. Vlaanderen heeft altijd een open blik gehad op Europa en de wereld, en dat moet zo blijven. De globalisering laat zich immers overal in het maatschappelijk leven voelen. De internationale en vooral Europese integratie heeft ervoor gezorgd dat een meerlagig bestuur is ontstaan. De besluit- en beleidsvorming wordt steeds meer gedeeld door overheden op verschillende beleidsniveaus. Ze geraken onderling steeds nauwer met elkaar verbonden. Vlaanderen moet daarin zijn rol ten volle opnemen. In dat meerlagige model geven we ook ruimte aan de lokale beleidsniveaus: de plaats waar de politiek dicht bij de mensen staat.
Voorzitter, collegas, beste genodigden, Vlaanderen heeft vandaag eigen politieke instellingen met een eigen dynamiek. De rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement heeft daar een zeer grote rol in gespeeld. Maar die dynamiek is ook te danken aan de inzet van vele generaties Vlamingen, binnen en buiten dit parlement. Ik bedank daarom iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan de uitbouw van onze Vlaamse democratie. Dit is hun feest. Dit is het feest van ons allemaal, van meer dan 6 miljoen Vlamingen. Ik dank u. (Applaus)