Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de resultaten van het onderzoek naar de studiekeuzebegeleiding met het oog op hoger onderwijs
Actuele vraag over de resultaten van het onderzoek naar de studiekeuzebegeleiding met het oog op hoger onderwijs
Actuele vraag over de resultaten van het onderzoek naar de studiekeuzebegeleiding met het oog op hoger onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik had over dit onderwerp een vraag om uitleg ingediend, maar mijn vraag is bij andere actuele vragen gevoegd. Dat is een beetje jammer, want ik had over dit onderwerp graag iets uitgebreider gediscussieerd.
We kennen het probleem. Het is in de commissie al een aantal keer aan bod gekomen, maar oplossingen laten op zich wachten. In Klasse zijn gisteren de resultaten van een onderzoek over studiekeuzebegeleiding gepubliceerd. Het onderzoek toont aan dat de studiekeuzebegeleiding van vandaag gebrekkig verloopt. Een vierde van de scholen begeleidt zijn leerlingen gewoon niet. De scholen die dat wel doen, doen dat eigenlijk niet op een goede manier. Zij overstelpen de leerlingen met informatie. Dikwijls gebeurt dat tijdens SID-ins (studie-informatiedagen). Echte begeleiding ontbreekt, waardoor de leerlingen niet echt keuzebekwaam zijn.
Dat brengt ernstige problemen met zich mee. Het slaagpercentage van de eerstejaars in het hoger onderwijs bedraagt slechts 38 procent. Twee derde van de studenten kiest een bepaalde richting, maar kiest nadien een andere richting of blijft zitten. Dat zorgt ook voor een overbevolking in het hoger onderwijs. Er moet dus dringend iets worden ondernomen.
Een van uw oplossingen, waarover in de media is bericht, is de website Onderwijskiezer. Die website moet leerlingen helpen om een keuze te maken. Een website kan toch niet volstaan; er is nood aan individuele coaching door de mensen van de centra voor leerlingenbegeleiding ( CLBs). Een tweede oplossing die u naar voren schuift, is de hervorming van het secundair onderwijs , wat een remedie op zeer lange termijn is. Uw voorstellen volstaan niet. Hoe zult u het beter aanpakken?
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ook ik had over dit onderwerp een vraag om uitleg ingediend, en ook die is omgezet in een actuele vraag. Dit onderwerp verdient echt wel meer aandacht. Mevrouw Meuleman schetste het probleem al, aan de hand van een studie van de universiteit van Gent. De cijfers zijn alarmerend. Twee derde van de eerstejaarsstudenten moet het jaar overdoen, kiest een andere richting of haakt af. Dat stemt tot nadenken. Studeren aan een universiteit of hogeschool kost heel veel geld. Voorts is het zo dat vooral de zwakkere groepen weinig begeleiding ook van thuis krijgen. In het belang van de studenten en van de samenleving, en ook uit budgettaire overwegingen, is een goede begeleiding echt wel nodig. Uit de studie blijkt dat dit niet gebeurt. Een vierde van de leerlingen bezoekt een studie-informatiedag, en dat is het dan. Een terugkoppeling gebeurt niet.
U hebt al gezegd dat u een website zult lanceren samen met minister Muyters. Daar kan ik inkomen. Dat is dan echter zeer specifiek voor bepaalde richtingen en ik denk dat dat onvoldoende is. Rekening houdend met de cijfers en de aanbevelingen in de studie, wil ik u vragen of u behalve de website, nog ergens anders aan denkt om de mogelijkheid te geven om een betere keuze te maken voor al die leerlingen die nu op een verkeerd terrein zitten.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik vond het thema blijkbaar wel belangrijk genoeg voor een actuele vraag, want ik ben een van de aanstokers dat we hier vandaag op het spreekgestoelte staan. Mijn vraag is vooral om enigszins te relativeren wat die studie zegt, vooral dan de conclusies.
Ik heb de studie niet gelezen, dat geef ik toe, maar wel het krantenartikel in De Morgen. Ik citeer eruit: Eén op vier scholen bereidt zijn laatstejaars niet voor op het hoger onderwijs. Jongeren die wel hulp krijgen, ontvangen vaak slechts brochures in plaats van persoonlijk advies. Daardoor slaagt amper 38 procent in de hogescholen en universiteiten voor alle vakken.
Ik vind dat een rare conclusie. Ik denk niet dat dat de enige reden kan zijn, minister. Ik hoop dat de studie van de Universiteit Gent, andere of meerdere conclusies trekt dan alleen dit.
Laat me duidelijk zijn: studiebegeleiding is belangrijk. We moeten een onderscheid maken tussen hogescholen en universiteiten, want daar is een belangrijk verschil. 38 procent slaagt, maar dat is enkel aan de universiteiten. Als we zien wie slaagt aan de universiteit in het eerste jaar, zijn dat vooral degenen die uit sterke richtingen van het secundair onderwijs komen.
Een andere studie heb ik wel gelezen, namelijk van Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (Vives), een interuniversitair centrum van Leuven. Dat zegt dat we de volgende vraag moeten stellen: dat er zo weinig studenten slagen in het eerste jaar van de universiteit, ligt dat niet aan het feit dat de poort naar de universiteit nu voor iedereen open staat? De universiteit is niet voor iedereen geschikt. Maar door de zogezegde democratisering van het hoger onderwijs, dat men invult als iedereen moet hogere studies kunnen aanvatten, zit men juist met die lage percentages die andere landen niet hebben.
Minister, u hebt aangekondigd om samen met minister Muyters bepaalde problemen aan te pakken en maatregelen te treffen op korte termijn. In de beleidsbrief zelf zie ik weinig. Welke concrete maatregelen wilt u nemen samen met minister Muyters?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de collegas hebben reeds een inleiding gegeven zodat duidelijk is waarover het gaat. Het is niet de eerste keer dat we daarover spreken. Al naar aanleiding van de reacties van de rectoren van de universiteiten en vanuit de hogescholen werd ons erop gewezen dat het belangrijk is om meer aandacht te schenken aan de leerlingenbegeleiding, zeker en vast bij de overstap van het secundair naar het hoger onderwijs. Vanuit het hoger onderwijs, en vooral vanuit de universiteiten, werd toen gevraagd naar een ingangsproef, een oriënteringsproef. Ik was het volledig met u eens dat dat niet het juiste instrument is, maar dat we dat op een andere manier moeten oplossen.
Toen ik vandaag las dat er een keuzetest zou worden ontwikkeld, dacht ik: oei, hier hebben we opnieuw een verkeerde aanpak van de problematiek. De onderwijsinspectie heeft in 2008-2009 immers een zeer mooi document op tafel gelegd. De onderwijsinspectie heeft duidelijk gekeken naar hoe de schoolloopbaanbegeleiding gebeurt, niet enkel en alleen bij de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs, want het probleem stelt zich niet alleen daar, maar al veel vroeger. Er zijn een aantal duidelijke aanbevelingen gedaan vanuit het rapport, zowel naar de scholen als naar de overheid als naar de CLBs.
Minister, in de beleidsbrief die u op de tafel legt, lees ik andere dingen waar ik me wel in kan vinden. Daarom wil ik de vraag stellen: werkt u verder met de aanbevelingen uit het rapport van de onderwijsinspectie en gaat u ook uw beleidsbrief uitvoeren, of zijn er plots andere plannen die ik vandaag in de krant mocht lezen?
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, het is inderdaad niet de eerste keer dat we over dit onderwerp spreken. Mevrouw Helsen heeft verwezen naar de Onderwijsspiegel voor het jaar 2008-2009. Daar zijn een aantal aanbevelingen in opgenomen die ik uiteraard zal uitvoeren. U hebt in mijn beleidsbrief goed gelezen dat we dat gaan doen.
Ook in de nota Mensen doen schitteren, de eerste oriëntatienota voor de hervorming van het secundair onderwijs staat heel duidelijk omschreven dat een goede studiekeuzebegeleiding, het goed leren kiezen maar ook een goede leerlingenbegeleiding vanaf het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs, een van de belangrijke uitgangspunten moet zijn van die hervorming.
De overheid stelt op dit ogenblik al heel wat middelen ter beschikking aan de scholen, de CLBs en de pedagogische begeleidingsdiensten om leerlingen te begeleiden. Het is ook hun verantwoordelijkheid en autonomie om dat te organiseren. Mevrouw Meulemans, voor u zegt dat ik me daarachter verschuil: het systeem is dat de scholen dit moeten organiseren. Zij krijgen daarvoor heel wat hulpmiddelen ter beschikking.
De cijfers die nu in Klasse staan, over het sensibiliseren van scholen die dit nog onvoldoende doen, bevestigen wat er in die Onderwijsspiegel staat.
Wat doet de overheid nu al? De CLBs, de pedagogische begeleidingsdiensten en de scholen krijgen middelen. Daarnaast organiseren we in de vijf provincies SID-ins. We besteden daar op jaarbasis 250.000 euro aan om alle leerlingen van het secundair onderwijs te bereiken. We hebben ook het Beroepenhuis waar 7000 leerlingen op jaarbasis langskomen om in contact te komen met uitvoerende en technische beroepen. Daar wordt 100.000 euro voor uitgetrokken. We hebben ook de onderwijswebsite, de onderwijskiezerwebsite die we samen met de CLBs netoverschrijdend hebben gemaakt. De Vlaamse Scholierenkoepel was er heel positief over dat er nu eindelijk op een objectieve manier bijkomende informatie wordt gegeven. We zetten ook nog verder in op het sensibiliseren van de scholen om op een juiste manier aan die studiekeuzebegeleiding te doen.
Het gaat over meer dan puur informeren. Vanaf het kleuteronderwijs wil men kinderen doen inzien dat ze talenten hebben. Het is belangrijk dat ze weten waar ze goed in zijn. Ze moeten ook leren zien wat ze wel en niet goed doen. Ze moeten openstaan om te luisteren naar anderen. Dat zijn een aantal zaken die in ons basisonderwijs al gebeuren, maar die in een aantal scholen zeker nog beter kunnen.
Wat gaan we nog extra doen? Samen met minister Muyters zal ik een website opmaken. We merken immers dat heel wat jongeren en hun ouders met vragen zitten. Er is heel wat informatie die ze niet kunnen vinden. Als een jongere geïnteresseerd is in een bepaalde studie of goed is in een bepaald vak, dan wil hij weten wat hij kan studeren. Als hij dat dan studeert, wat kan hij dan later worden? Als hij dat beroep dan uitoefent, wat zijn dan zijn kansen op de arbeidsmarkt? Komt hij dan in een knelpuntenberoep terecht? Hoeveel zal hij verdienen? We willen een website opmaken die niet vertrekt vanuit het onderwijsaanbod maar die vertrekt vanuit de interesses van de individuele scholier. Dat is iets anders dan een oriëntatietest. We willen begeleiden bij het maken van keuzes. Het is dus een soort doe de keuzetest naar analogie met de doe de stemtest. Dit is geen verdoken oriëntatieproef of ingangsexamen.
Vlamingen gaan graag naar beurzen. Er is het autosalon, de vakantiebeurs, Batibouw, Cocoon en de Boekenbeurs. Maar we hebben geen grote onderwijsleerbeurs. Die ontbreekt nog. We hebben aan de administratie gevraagd om die mogelijkheid te verkennen, niet alleen voor scholieren maar ook voor hun ouders in het kader van Levenslang Leren.
Op langere termijn is de hervorming van het secundair onderwijs cruciaal. De onderwijsinspectie heeft ons trouwens aangeraden dit structureel aan te pakken. Dit dossier toont eens te meer aan dat we tijdens deze legislatuur een grondige hervorming van het secundair onderwijs moeten doorvoeren. We moeten niet morrelen in de marge. We moeten niet hier en daar aan een knopje draaien of geïsoleerde goede initiatieven nemen. We moeten dit fundamenteel aanpakken, en dit vormt voor mij een reden om dit initiatief te nemen.
Er moet een betere afstemming tussen het secundair onderwijs en het hoger onderwijs komen. We hebben al gesprekken gevoerd met de mensen die de hervorming van het secundair onderwijs voorbereiden. Er zijn ook al gesprekken met het hoger onderwijs geweest. Binnen enkele weken volgt nog een vergadering, die ik trouwens zelf zal bijwonen. De rectoren, de associatievoorzitters en andere betrokkenen zullen dan nagaan hoe we tot een betere afstemming kunnen komen.
We moeten een onderscheid maken tussen de studiekeuzebegeleiding en het slaagcijfer in het hoger onderwijs. Beide elementen zijn met elkaar verbonden, maar er is geen correlatie mogelijk. Iemand kan een goede studiebegeleiding krijgen en toch niet slagen in het hoger onderwijs. Daar spelen immers meerdere factoren een rol.
Tegen het einde van de legislatuur moet er ook een nieuw decreet betreffende de leerlingenbegeleiding komen. Dat is trouwens al van in het begin vooropgesteld. Wat de operationalisering van de leerlingenbegeleiding betreft, hebben we niet stilgezeten. We hebben een taskforce opgericht waarin vertegenwoordigers van de CLBs, van de onderwijsverstrekkers, van de pedagogische begeleidingsdiensten en van de VDAB zetelen. We brengen in kaart wat iedereen precies doet. Er zijn immers heel wat leemten. Op basis van dat werk zullen we op het einde van de legislatuur een ontwerp van decreet opstellen waarin de rollen van alle actoren duidelijk zullen worden bepaald.
De bepaling van die rollen kan een taak van de overheid vormen. De uiteindelijke realisatie op het terrein is echter een verantwoordelijkheid van de scholen en niet van de minister of van het Departement Onderwijs en Vorming. Het is in elk geval duidelijk dat we al heel wat doen en dat we nog heel wat zullen doen.
De belangrijkste oplossing schuilt in de structurele hervorming van het secundair onderwijs. Ik verkies op dat vlak in elk geval een structurele oplossing. Ik heb geen zin in windowdressing. Daaruit zou blijken wat we allemaal doen, maar er zou geen fundamentele oplossing volgen. Samen met de rest van de Vlaamse Regering, kies ik voor een fundamentele oplossing.
Ik weet al wie die beurzen met studiekeuzemogelijkheden en die websites zal bezoeken. Dat zullen dezelfde mensen zijn die nu al kunnen kiezen. Die 38 procent van de betrokkenen zal zich nog wat meer informeren.
In het artikel in Klasse konden we vooral lezen hoe gefrustreerd de CLBs eigenlijk zijn. Volgens de mensen van de CLBs is het zwaartepunt van de oriëntering inzake studiebegeleiding naar de scholen overgeheveld. De scholen beschikken niet altijd over de nodige expertise. Wat trajectbegeleiding en coaching betreft, hebben de CLBs meer expertise. Ze hebben echter het gevoel dat ze dit wat zijn kwijtgeraakt. Er leeft enige frustratie.
Volgens mij hebben de mensen van de CLBs enigszins gelijk. In mijn ogen vormt een CLB nog steeds een zeer geschikt orgaan om de studiekeuze te begeleiden. De CLBs moeten zich nu vooral met medische problematieken en met leerstoornissen bezighouden. Hoewel ze over de juiste expertise beschikken, is een gedeelte van hun taak weggenomen. Hoewel de scholen op dit vlak minder expertise hebben ontwikkeld, ligt de taak nu bij hen.
Het overleg en de samenwerking tussen beide actoren verloopt niet goed. Minister, op dat vlak kunt u op korte termijn een rol spelen, naast de structurele aanpak van de hervorming die u promoot wat op zich een goede zaak is. Ik vraag me dus af of u op korte termijn een en ander op die manier wil oplossen.
Minister, de hervorming van het secundair onderwijs zal natuurlijk maar op lange termijn gebeuren. Een van de opmerkingen die in de studie worden aangehaald, betreft de functie en de rol van de leerkrachten. Ik ben het met u eens dat studiekeuzebegeleiding moet gebeuren door de school. De school en de leerkrachten kennen hun leerlingen immers beter. Er schort echter iets. De leerkrachten die hiervoor zouden moeten instaan, ontberen immers de nodige expertise.
In het curriculum van de lerarenopleiding kan dat eventueel worden opgenomen. Hoe doe je dat eigenlijk, terugkoppeling? Beurzen bezoeken doen we allemaal, maar we worden overrompeld door de informatie die we daar krijgen. Hoe gaan we daarmee om? De leerlingen zouden bij die coaching en begeleiding wel wat steun kunnen gebruiken van de leerkrachten.
Dat heeft niets te maken met middelen. Het kan gewoon worden bijgestuurd. Het zou een duidelijk signaal zijn dat het de taak is van de school om de leerlingen bij te sturen. Dat kan op korte termijn via pedagogische dagen en via een bijkomende opleiding. Het is onze taak om de studenten een juiste keuze te laten maken.
Minister, mijn collegas vergeten een deel van de discussie. De conclusie die ze trekken is dat de slaagkansen zo laag zijn omdat de studiekeuzebegeleiding in het secundair onderwijs niet prima verloopt.
In de commissie hebben we al gezegd dat de meeste leerlingen op het einde van het secundair onderwijs pas in de grote vakantie beslissen wat ze gaan doen in het hoger onderwijs. Mijn zoon heeft dat in augustus gedaan. Hij zat in een school met een prima begeleiding. In augustus zei hij: Moeke, met al mijn informatie weet ik nu nog niet wat ik ga doen.
De studiekeuzebegeleiding is niet de oorzaak van de lage slaagkansen in ons hoger onderwijs. Er zijn meerdere factoren. Minister, blijkbaar hebt u schrik van mevrouw Helsen, die zegt: U gaat toch geen verdoken oriëntatieproef invoeren. Minister, dit zou een van de oplossingen kunnen zijn, want het zijn degenen die niet bekwaam zijn om universiteit te volgen, die niet slagen.
Mevrouw Meuleman kan het enorm op flessen trekken door te zeggen dat het de 38 procent is die naar beurzen gaat, die zal slagen. Alsof dat dat met elkaar te maken heeft. Minister, u moet ruimer denken. Wat is de reden waarom er zo weinig slagen? Dat er te veel jongeren naar de universiteit en het hoger onderwijs gaan die er niet capabel voor zijn. Dat moeten we durven erkennen. Dus moeten we eventueel een oriënteringsproef durven invoeren, en moeten we de financiering van het hoger onderwijs, dat het eerste jaar een inputfinanciering is, durven overwegen en herbekijken. Al die maatregelen samen zullen structurele maatregelen zijn.
Minister, ik ben tevreden dat u de studieloopbaanbegeleiding ruimer benadert en dat u heel duidelijk zegt dat het niet de bedoeling is een test te installeren. Dat was niet duidelijk en het was ook niet terug te vinden in de aanbevelingen en de beleidsbrief. Nu hebt u duidelijk gemaakt wat het wel is, en het is iets anders dan een test. Het is eigenlijk een begeleidingsinstrument. Als het goed wordt ontwikkeld, kan dat de begeleiding alleen maar ten goede komen. Dat zijn positieve elementen.
Ik blijf met een bezorgdheid zitten. In 2001 is het nieuwe CLB-decreet gewijzigd. De taken zijn anders komen te liggen. Het CLB heeft een aantal zaken niet meer opgenomen, maar de scholen hebben de nieuwe opdrachten die ze moesten vervullen, niet vanaf dat moment opgenomen. Ze hebben ook niet altijd de expertise en de visie over hoe dat moet. De coaching van leerlingen is niet de expertise die ze hebben, ze hebben een andere expertise. Dat is een mankement dat we nu vaststellen, met alle gevolgen van dien. Minister, ik vraag om daarop in te zetten, die rollen uit te klaren en erop toe te zien dat de scholen daarin hun verantwoordelijkheid opnemen.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Minister, we juichen toe dat u doortastende oplossingen zoekt en geen quick wins, en dat u niet aan windowdressing wilt doen. Toch zegt u dat u die webstek zult ontwikkelen. Dat kan een goede ad-hocmaatregel zijn, die kan bijdragen tot een betere studiekeuze. Maar ik vrees dat dit niet de kern van het probleem raakt. Dat hebt u trouwens zelf ook aangegeven.
Ik denk niet dat u moet wachten op een hervorming van het secundair onderwijs om een evaluatie te maken van het beleid inzake studiekeuzebegeleiding.
Scholen doen de studiekeuzebegeleiding niet genoeg doorleefd. Ze doen dat blijkbaar redelijk formalistisch om aan de vakoverschrijdende eindtermen te komen. Ik heb enkele suggesties, minister. Wacht niet op de hervorming van het secundair onderwijs om het proces van de studiekeuzebegeleiding aan de pakken. Het begint al bij de evaluatie van de vakoverschrijdende eindtermen. Daar hebt u als minister absoluut zeggenschap over. U kunt de inspectie opdracht geven om dat goed te evalueren.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, collegas, studiekeuzebegeleiding is heel belangrijk. We kunnen daar niet aan voorbijgaan. Het gaat om jonge mensen op het moment dat ze hun talenten moeten ontdekken, dat ze de structuur van het hoger onderwijs moeten ontdekken en hun persoonlijkheid moeten leren kennen. Dat is niet evident. Dat is een ingewikkelde fase. Die jonge mensen hebben gedurende heel hun studieloopbaan coaching nodig.
Een collega en de minister hebben er al op gewezen dat de leerkracht en de school in dat proces een heel belangrijke rol spelen. De leerkrachten kennen hun leerlingen, zeker in het zesde jaar. Ze hebben een leerlingvolgsysteem, ze kennen de leerlingen en zijn er het best voor geschikt. Ze zullen dat ook doen.
Minister, ik heb een suggestie. Er zijn in ons onderwijslandschap zeker scholen die dat doen, die dat ondersteunen, die good practices hebben. Het is misschien een idee om dat uit te wisselen. Dat kan bij de andere scholen misschien de onzekerheid wegnemen. Het kan misschien sensibiliserend en stimulerend werken. Ik wil daar het CLB nog aan koppelen. Leerkrachten weten en kennen niet alles. Ze kunnen de leerlingen stimuleren maar hebben daarbij misschien ondersteuning nodig van het CLB. Ze kennen bijvoorbeeld niet alle studierichtingen en wat ervoor vereist is.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben al blij dat het lage slaagpercentage aan de universiteiten niet aan de professoren wordt geweten. Uw illustere voorganger, Frank Vandenbroucke, deed dat wel. Hij zei dat elke gebuisde student een gebuisde professor betekende. Er zit dus evolutie in. Dit debat kan hier niet worden uitgeput. We moeten dat voortzetten in de commissie.
Ik wil nu wel waarschuwen voor een paar dogmas. Ze zitten aan verschillende kanten. We moeten in de hervorming van het secundair onderwijs afstappen van het dogma dat iedereen van elke richting zomaar overal binnen kan en mag. Anders kunnen we niet tot een serieuze toeleiding komen. We bouwen momenten in op 14 en 16 jaar voor oriëntatie. Als we die momenten ernstig nemen, kunnen we niet iedereen laten doorgaan.
Naast het bewaken van de uitritten moet er ook een bewaking van de ingangspoort komen. Dat is nog een dogma dat moet verdwijnen. Mevrouw Van Steenberge heeft dat terecht opgemerkt. Het taboe rond oriëntatieproeven moet verdwijnen. We moeten de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) zijn werk laten doen inzake suggesties ter zake.
Ik wil ervoor pleiten om een duidelijk onderscheid te maken tussen de studiekeuzebegeleiding en het slagen in het hoger onderwijs en de maatregelen daaromtrent. Er is een verband tussen de twee, maar het zijn twee verschillende problematieken. Wat het laatste betreft, wil ik nogmaals herhalen dat we aan de rectoren hebben gevraagd om tegen het eind van dit jaar, wellicht begin volgend jaar, een voorstel aan me voor te leggen. Ze zijn daar op dit moment aan bezig, we gaan dat nadien bespreken. We willen de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs optimaliseren. De rectoren zijn zelf vragende partij. Ze zijn er zelf van overtuigd dat we dat moeten doen op het moment dat we het secundair onderwijs hervormen. Die twee zijn met elkaar verbonden. Als de Vlaamse Regering volgend jaar in de lente de conceptnota of de hervorming van het secundair onderwijs zal goedkeuren, gaan we de principes voor de toegang tot het hoger onderwijs vastleggen.
Wat de studiekeuzebegeleiding betreft, heb ik al gezegd dat er meerdere actoren zijn. De scholen zijn de hoofdverantwoordelijke, er zijn de CLBs, de pedagogische begeleidingsdiensten en er zijn nog andere instellingen. Ik stap niet mee in het verhaal, mevrouw Meuleman, dat toen de CLBs nog alleen bevoegd waren in 2001 en ervoor, het de wondere wereld was, dat alles toen heel goed ging. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
U hebt dat een beetje gesuggereerd en ook het artikel in Klasse suggereerde dat het allemaal veel beter was toen de CLBs het alleen deden. Dat was niet het geval en dat is de reden waarom het aan de scholen werd gegeven. Ik denk wel dat er een betere afstemming tussen de scholen en de CLBs moet komen en dat we een betere rolverdeling moeten doen. Dat is de reden waarom ik niet alleen de CLBs, de scholen, de onderwijsverstrekkers en de koepels, maar ook de VDAB heb samengebracht om in de taskforce, onder de leiding van het departement, te bekijken wat er gebeurt, wat er niet gebeurt, wat de leemtes zijn en de knelpunten. Dat hebben we op dit moment.
Mevrouw De Knop, we hebben ook een evaluatie. U bent dat misschien al vergeten, maar in 2008, 2009, in de Onderwijsspiegel van 2010, heeft de onderwijsinspectie bekeken wat er met de studiekeuzebegeleiding al dan niet goed loopt. En die heeft, zoals mevrouw Helsen terecht opmerkte, aanbevelingen gedaan aan de verschillende actoren. We kennen de elementen dus.
Voorzitter, ik wil tegenover een aantal mensen het volgende nog duidelijk stellen. Ik weet dat we in Onderwijs heel veel moeten doen, dat we heel veel moeten hervormen. Ik heb al herhaaldelijk gezegd dat we op het kruispunt zitten tussen oud en nieuw onderwijsbeleid. Ik weet dat u ongeduldig bent, ik ben dat ook, maar ik heb al geleerd dat we de mensen van de administratie niet te veel mogen laten kreunen, en ze kreunen op dit moment. Ik blijf dus gefocust en ik doe het ene na het andere. Ik houd me aan de timing, en die bepaalt dat we het decreet Leerlingenbegeleiding en de herziening tegen het einde van deze legislatuur zullen doen. Als ik nu naar aanleiding van een artikel in Klasse alles overhoop moet gooien, dan ben ik voortdurend bezig met alles overhoop te gooien. We hebben er een logica in gestoken en die logica wil ik aanhouden.
Alles is met elkaar verbonden, dat toont dit dossier ook aan. Ook met de suggestie van mevrouw Pehlivan dat het ook in de lerarenopleiding aan bod moet komen, ben ik het eens, men moet het daar leren. Daarom zijn we er ook in het kader van het leerkrachtenloopbaanpact mee bezig en werken we heel hard.
Laten we het licht van de zon niet ontkennen, ik meen dat er wel een duidelijk verband is tussen de lage slaagkansen en een gebrekkige studiekeuzebegeleiding. Het is niet het enige verband, maar er is een verband, laten we er dus werk van maken. Dat onze slaagkansen op dit moment zo laag liggen, kost ons heel veel tijd, geld en talent. Het is belangrijk. We moeten ons Vlaams onderwijsgeld niet investeren in nog meer informatie en in extra beurzen voor de studenten, want dat is niet nodig. We hebben een trajectbegeleiding doorheen de hele studie- en schoolloopbaan van leerlingen nodig. Met uw taskforce geeft u een goede aanzet voor het bevorderen van de samenwerking, en dat is nodig.
Ik wil benadrukken dat de studie is gebeurd bij leerlingen van het aso en het tso, niet van de beroepsscholen. Ik heb de indruk dat hier wordt gesteld dat we de deuren van de universiteiten en de hogescholen openzetten, dat iedereen er naartoe mag gaan, waarna er wordt gefocust op de leerlingen van het bso, omdat voor hen de deuren meestal dicht waren. Ik wou deze opmerking maken, maar we kunnen er in de commissie verder over discussiëren.
Minister, ik ben blij met uw antwoord. Ook de functie van de leerkracht is heel belangrijk. De leerlingen kijken op naar hun leerkracht. Als zij gecoacht en begeleid worden en de informatie die ze krijgen op al die beurzen of op de website kunnen terugkoppelen, zullen de minder sterke leerlingen veel beter een keuze kunnen maken en veel beter gestimuleerd worden om de juiste richting te kiezen. Daardoor zullen ze niet meer verloren zijn, maar zullen ze een meerwaarde zijn voor de samenleving. We kunnen deze discussie in de commissie voortzetten, morgen trouwens al, want het is een van de punten van uw beleidsnota.
Ik zou willen eindigen met een relativerende slotopmerking: een verkeerde keuze maken, is niet altijd fout. Men kan er jaren van dromen om iets te doen en ik meen dat alle ouders zeggen dat hun kind verder mag studeren in de richting die het graag volgt, maar dan kan het gebeuren dat een richting iemand helemaal niet ligt. Ik vind dat men dan de kans moet krijgen om te veranderen van richting: als een richting iemand niet ligt, mag hij of zij iets anders doen. Men moet een keuze kunnen maken en men moet kunnen erkennen dat men een verkeerde keuze heeft gemaakt.
Minister, ik wil toch nog eens met nadruk vragen om het zeker breed te bekijken en ik denk dat u absoluut niet te bekrompen bent om dat ook te doen. Hier ging het er nu echt over dat de begeleiding van jongeren bij de studiekeuze faalt. Dat is ook te relativeren, denk ik, maar de begeleiding kan wel beter. Houd het bij de scholen en de leerkrachten, want het zijn zij die de leerlingen het beste kennen.
Minister, ik stel vast dat we na verschillende gedachtewisselingen toch op dezelfde lijn zitten. Het is goed dat we van gedachten blijven wisselen om op die manier een goed beleid uit te bouwen.
Minister, u zegt dat we dat ook moeten meenemen in het loopbaandebat, waar we de discussie ook zullen voeren over het profiel van de leerkracht. We moeten wel nadenken of dat volledig past in het profiel van de leerkracht dan wel of we het moeten plaatsen binnen een multidisciplinair team in de school.
Het incident is gesloten.