Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kritiek van sommige historici op de Vlaamse initiatieven in het kader van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog
Actuele vraag over de kritiek uit wetenschappelijke hoek op de Vlaamse plannen voor de herdenking van 100 jaar Wereldoorlog I
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Bourgeois.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, onze gouverneur, de heer Paul Breyne, zal zich de komende jaren niet vervelen. Ontslagnemend premier Leterme, toevallig stadsgenoot van de heer Breyne, heeft hem een leuke en wellicht lucratieve job aangeboden. De heer Breyne wordt commissaris-generaal voor de herdenkingen rond de Eerste Wereldoorlog op het federale niveau. Hij moet het comité voorzitten dat een aantal herdenkingsactiviteiten rond de Eerste Wereldoorlog moet organiseren. Met die benoeming wordt volgens mij de federale recuperatie van het project 100 jaar Groote Oorlog ingezet. Daar heb ik al voor gewaarschuwd in de commissie Toerisme.
Toeval of niet, maar net nu wordt er op andere fronten gereageerd. Zo zijn er een aantal historici van mening dat uw invulling van het project 100 jaar Groote Oorlog te Vlaams is. Ook in Wallonië wordt er massaal gemobiliseerd om die term te gebruiken tegen uw project. Het is duidelijk dat bepaalde krachten in dit land niet gelukkig zijn met uw project. Het werd nochtans al enkele jaren geleden ingezet. Plots schiet iedereen wakker. Men komt plots tot de constatatie dat Vlaanderen daar ernstig mee bezig is en daardoor in de komende jaren nadrukkelijker dan ooit tevoren internationaal op de kaart zal worden gezet.
Minister, u weet dat het Vlaams Belang dit project steunt. Toch ben ik wat bezorgd over wat er nu gebeurt. Zult u het voortouw blijven nemen in het project 100 jaar Groote Oorlog? Wordt het project uitgevoerd zoals aangekondigd door de Vlaamse Regering?
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, zaterdag stond er een straf artikel in De Standaard. Daarin werden onder andere twee grote kritieken op de aanpak van de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog geformuleerd.
Een eerste kritiek was dat er onvoldoende wetenschappelijk onderbouw is en dat er onvoldoende historici bij betrokken worden. Zo werden bijvoorbeeld Sophie de Schaepdrijver, een belangwekkende historica ter zake, en professor Bruno De Wever geciteerd. Allebei keurden ze vanuit wetenschappelijk oogpunt de aanpak, zoals die zich nu ontwikkelt, af. Ze waren vrij vernietigend over die aanpak, vooral over de wetenschappelijke kant ervan.
De tweede grote kritiek ging over de communautarisering, of de recuperatie, zoals de heer Sintobin het hier al noemt, waarbij een aantal Franstalige politici werden geciteerd, die stelden dat het niet alleen een Vlaamse oorlog was, maar ook een Belgische, wat overigens ook voorkwam in het discours van de wetenschappers. De oorlog speelde zich weliswaar grotendeels in Flanders Fields af, maar niet alleen daar. Er werd gezegd dat we ook dat kader niet mogen vergeten.
Minister, mijn vraag is ingegeven door een bekommernis om samen te werken. De gewesten en de federale staat moeten hier geen opbod organiseren, maar moeten vooral een vredesboodschap uitdragen. En dus kunnen ze het best samenwerken.
Zou het niet zeer zinvol zijn om historici en wetenschappers nauwer te betrekken bij uw project? U bent minister van Toerisme, maar ook van Onroerend Erfgoed. Van daaruit hebt u een heel belangrijke betrokkenheid bij dat historische aspect. Dat zou de kwaliteit, de uitstraling en de onderbouw van het project zeer ten goede komen. Alstublieft, breng die historici in dat verhaal binnen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, 100 jaar Groote Oorlog is inderdaad een belangrijk project, waar Vlaanderen de goede toon heeft gevonden. Enerzijds is er het uitdragen van de vredesboodschap, en anderzijds de mogelijkheid om Vlaanderen meer internationale zichtbaarheid te geven.
Maar, zoals de collegas al stelden, minister, was er dit weekend kritiek in het stuk in De Standaard. Die kritiek was drieërlei. Ten eerste: de opmerking dat u het oorlogsleed misbruikt om het toerisme op te pompen. Dat is al voldoende besproken in de commissie.
Ten tweede: het project is te Vlaams en te weinig Belgisch. Ik vind dat een vreemde kritiek. Dit is een conflict waarbij niemand minder dan koning Albert in 1914, toen hij zijn onderdanen mobiliseerde, geen appel deed aan de Belgische natie, maar de Vlamingen en de Walen apart mobiliseerde en de Vlamingen opriep om de Guldensporenslag te herdenken en de Walen om de 600 Franchimontezen te herdenken. En dan zou er dus een probleem zijn met het feit dat Vlaanderen dat conflict apart herdenkt?
Ten derde: enkele wetenschappers zeggen in De Standaard dat, wat daar gebeurt, te weinig wetenschappelijk onderbouwd is, omdat men hun mening niet heeft gevraagd. Daar komt het eigenlijk op neer. Men verdenkt u van een verborgen politieke agenda.
Minister, vindt u die kritiek terecht? In welke mate zult u al dan niet gevolg geven aan de opmerking dat er te weinig wetenschappelijke onderbouw is?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Collegas, de vragen vallen uiteen in twee aspecten. Het eerste aspect gaat over het feit dat de federale overheid nu ook een initiatief neemt. Wij zijn als eerste begonnen. Ik ben daar trots op. We hebben dat heel vroeg heel degelijk voorbereid. De federale overheid neemt nu ook een aantal initiatieven. Constitutioneel staat het elke entiteit natuurlijk vrij om in haar bevoegdheden initiatieven te nemen.
Ik heb de conceptnota, goedgekeurd door de Federale Regering, doorgenomen. Het is een korte nota, waarin twee initiatieven worden aangekondigd. Het eerste is dat er drie nationale herdenkingsmomenten zullen zijn: in Brussel, Luik en Ieper. Ten tweede zegt men dat de federale wetenschappelijke en culturele instellingen ook een aantal initiatieven zullen nemen. Zo lezen we bijvoorbeeld over de digitalisering van de kaarten uit die oorlogsperiode, die in de archieven bewaard zijn, tentoonstellingen rond die archieven en dergelijke meer.
Mijnheer Sintobin, ik zie daar geen recuperatie in van de initiatieven die wij nemen op Vlaams vlak, binnen onze bevoegdheden. Het staat het federale niveau vrij, net als de Franse Gemeenschap, om daar initiatieven rond te nemen. Ik heb daarover trouwens overleg gepleegd met collega Furlan. Ik heb ook op geregelde tijdstippen contact gehad met de federale coördinator, de broer van de gouverneur, die aangesteld is voor de coördinatie op het federale vlak.
Maar zoals ik al gezegd heb aan De Standaard: It takes two to tango. Wij zijn klaar met onze plannen. We hebben heel wat voorbereid. Je kunt niet afstemmen zolang er niets concreets voorligt. Ik zie ook dat er op federaal niveau geen sprake is van budgetten of bestaffing. Als men vraagt om te overleggen, wil ik dat heel zeker doen, maar dat zal ons niet tegenhouden om onze initiatieven te ontwikkelen en door te gaan met ons project, dat inderdaad heel breed is en internationaal gaat. Naast het toerisme en de vredesboodschap gaat het ook over media, cultuur, onderwijs, vredeseducatie en dergelijke meer.
Dan is er nog de kritiek dat er onvoldoende wetenschappers bij betrokken zijn. Ofwel is dit een groot misverstand, ofwel is dit intentioneel, met de bedoeling om dit project in een kwaad daglicht te stellen. Ik zal u zeggen, collegas, wat er is gebeurd. Ik heb in 2006 al een studie laten maken over de valorisatie van het oorlogserfgoed. Er is in 2008, toen ik buitenlandminister was, opdracht gegeven aan het steunpunt, onder leiding van professor Yvan Vanden Berghe, om in kaart te brengen hoe Wereldoorlog I beleefd wordt in de actuele staten. Die studie is opgeleverd.
Er is al in 2002 door toenmalig minister Van Grembergen opdracht gegeven aan het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) om al het erfgoed wetenschappelijk in kaart te brengen. Dat was het wetenschappelijk onderzoek voor het bovengronds erfgoed. Nu ben ik bezig met het ondergronds erfgoed: de schachten, de dug-outs, de archeologie en de landschappen. Dat wordt heel binnenkort opgeleverd. Het wordt voorgesteld op een studiedag. Ook dat is wetenschappelijk onderzoek.
De vijf grote strategische projecten, die wij subsidiëren, doen zelf al een aantal onder hen decretaal wetenschappelijk onderzoek. Zowel Flanders Fields als Passchendaele als Talbot House moet decretaal wetenschappelijk onderzoek doen. De strategische projecten die zij hebben ingediend, zijn wetenschappelijk omkaderd. Daarbij zijn op dit ogenblik meer dan twintig professoren betrokken. In Flanders Fields heb ik opgevraagd wie dat onder andere zijn: professor Jean Bourgeois van Universiteit Gent voor erfgoed, professor Koen Koch uit Leiden, een gerenommeerde autoriteit, professor Bruno De Wever en professor Sophie De Schaepdrijver. Bij elke strategisch project zijn professoren betrokken. Het zijn er opgeteld meer dan 20, maar nog geen 99. We hoeven dus nog niet te refereren aan het Duitse citaat: Neunundneunzig Professoren, O Vaterland du bist verloren. Dat is een grapje tussendoor. Er zijn dus heel veel wetenschappers die dit omringen.
Als wij straks evenementen subsidiëren, collegas, als Leuven en andere steden tentoonstellingen opzetten, ga ik ervan uit dat dat op wetenschappelijke basis gebeurt. De aantijging dat het niet op wetenschap gebaseerd zou zijn, is volkomen fout.
Ik heb De Standaard wel gezegd dat ik geen professoren heb gebeld, omdat we het verwijt krijgen dat we de geschiedenis willen herschrijven of met een bepaalde visie doorspekken. Dat is absoluut niet de bedoeling. Die wetenschappers werken onafhankelijk. Ze werken aan de infrastructuurprojecten en werken hopelijk ook mee aan de evenementen. We zijn bezig met goede projecten. Die zijn degelijk en wetenschappelijk onderbouwd. Ik heb het gevoel dat er wordt gestookt. Men wil er een communautaire zaak van maken. Het zou allemaal amateuristisch en niet wetenschappelijk zijn quod non.
Minister, ik vind uw reactie op de in mijn ogen poging tot federale recuperatie van het project 100 Jaar Groote Oorlog wat zwakjes. U zegt dat er maar enkele activiteiten worden georganiseerd. Waarom wordt de huidige gouverneur Breyne dan aangesteld als commissaris-generaal?
De vraag is hoe men alles op elkaar afstemt als er geen overleg is. De gedeputeerde Pertry van West-Vlaanderen heeft er ook al voor gewaarschuwd dat we te veel initiatieven zullen hebben en dat alles jammer genoeg zal eindigen in chaos.
Wat betreft de wetenschappelijke onderbouwing, hadden de mensen die nu kritiek leveren, beter de commissievergaderingen gevolgd. Dan hadden ze geweten dat alles degelijk en wetenschappelijk is onderbouwd.
De heer Caron zegt dat Sophie De Schaepdrijver een eminent historica is. Het is wel Sophie De Schaepdrijver die stelt dat het een mythe is dat Vlaamse soldaten aan het front sneuvelden omdat ze bevelen in het Frans moesten ontvangen.
Ik zal u het boek van mevrouw De Schaepdrijver eens lenen, dan kunt u dat van naderbij bekijken, mijnheer Sintobin.
Minister, uw antwoord is verduidelijkend. Ik weet dat u op het vlak van erfgoed voldoende wetenschappelijke basis hebt bij het VIOE en de eigen diensten. Dat geldt ook voor de instellingen die op het terrein actief zijn: de musea van Zonnebeke, Ieper en de IJzertoren. Zelfs in het nieuwe convenant staat de verplichting van wetenschappelijk werk ingebed. Dat is de verdienste van die instellingen.
In de combinatie van toerisme en erfgoed wil ik u voorstellen de heel bescheiden stap te zetten een wetenschappelijk comité op te richten dat het geheel van de activiteiten vanuit een wetenschappelijk oogpunt kan adviseren aan u, aan Toerisme Vlaanderen en aan de mensen van Onroerend Erfgoed. Op die manier maken we zeker geen fouten. Het is een delicate kwestie. Het kan uw project enkel versterken.
Voorzitter, minister, collegas, ik ben het niet eens met de heer Caron, want hij insinueert dat we fout bezig zijn. Ik heb niet die indruk. Als er sprake is van een verborgen politieke agenda, dan is de vraag wie die verborgen politieke agenda heeft. Is dat de Vlaamse Regering, of zijn het degenen die kritiek hebben, en die hopen om door die kritiek een platform te krijgen, niet om nieuwe wetenschappelijk inzichten in het project te brengen, maar om specifieke politieke standpunten naar voren te brengen?
Minister, ik wil u vragen om aandacht te hebben voor dat risico. Dat project hoeft niet te worden bijgestuurd. Er is voldoende wetenschappelijke onderbouw en ondersteuning en de kritiek is grotendeels onterecht.
De heer Verstreken heeft het woord.
We moeten oppassen dat er geen kleine oorlog wordt gevoerd over de Groote Oorlog. We hebben dat in sommige commissies ook al aangekaart. Op 27 maart 2009 is een resolutie ingediend. Daar staat alles duidelijk in. Het wetenschappelijke komt aan bod, het onderwijs en de eindtermen ook en er moet overleg zijn met de federale overheid en met de gewesten. Die resolutie is opgenomen in de verschillende beleidsnotas.
Het is een geografisch gegeven dat het zwaartepunt van Wereldoorlog I in West-Vlaanderen lag. We kunnen alle wijzen van herdenking aanmoedigen en er moet contact zijn met de verschillende overheden. Ook goede contacten met de andere gewesten zijn noodzakelijk om vrede en verdraagzaamheid te creëren en dat op een goede, respectvolle manier te herdenken.
Er is een wetenschappelijk onderzoek van het Vredesinstituut. Dat is een goed document. Minister, u hebt de Federale Regering gecontacteerd, maar hebt u ook Brussel gecontacteerd? Hoe verlopen die contacten? Moeten er bijsturingen zijn?
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, los van het communautaire tintje dat deze herdenkingen en vieringen dreigen te krijgen, en de kritiek die sommige historici hebben op de Vlaamse initiatieven, is het in het kader van de herdenking van Wereldoorlog I
natuurlijk belangrijk te weten of er al contacten zijn geweest tussen Vlaanderen, de federale overheid en het Waalse Gewest. Minister, u hebt daar bevestigend op geantwoord. We weten dat de bevoegdheden die hiermee te maken hebben, in grote mate regionaal zijn: Toerisme, Cultuur, Erfgoed- en Wetenschapsbeleid. Vlaanderen kan niet kwalijk worden genomen dat het daar al jaren mee bezig is.
Minister, hebt u weet van gezamenlijke initiatieven voor de herdenkingen en vieringen, samen met de federale en de Waalse overheid? Kunnen de geplande herdenkingen en vieringen in een ingetogen sfeer verlopen, met als vredelievende boodschap Nooit meer oorlog? Verschillende collegas hebben deze bezorgdheid geuit tijdens het werkbezoek aan Toerisme Vlaanderen.
De heer De Coene heeft het woord.
Minister, mijn fractie ziet evenmin als u een poging tot toe-eigening, noch van Vlaamse, noch van federale, noch van Waalse zijde. Vlaanderen is daarmee bezig op basis van het regeerakkoord, van de resolutie die is geschetst, en van de bevoegdheden die Vlaanderen heeft: Erfgoed, Cultuur, Wetenschapsbeleid, Onderwijs en Toerisme.
Minister, we vragen u om toe te zien op enkele zaken: dat het historische en het inhoudelijke nooit worden verdrongen door overwegingen van mercantiele of andere aard, dat het historisch juiste verhaal met betrekking tot de sites en tot de oorlog zelf, wordt bewaakt het al dan niet versterkt betrekken van historici en academici kan daarbij helpen , en dat uitvoering wordt gegeven aan wat in de resolutie stond, namelijk samen te werken met de federale overheid of met andere gewesten en gemeenschappen, waar dat kan of gewenst is.
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mijn fractie is heel tevreden dat de Vlaamse Regering toonaangevend is in het project van de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog. Het blijven herinneren en het verder bewaren en ontwikkelen van het oorlogserfgoed, en het uitbouwen van het vredestoerisme voor de toekomstige generatie zijn nobele doelstellingen.
Flanders Fields is een sterk merk. Ik roep de Vlaamse Regering op om toonaangevend te blijven en zich niet te laten overbluffen door de federale overheid. Bij ons zeggen ze: beter twee projecten dan geen project.
Blijft Vlaanderen leidinggevend in dit project? Zal Vlaanderen het hele project uitvoeren zoals het geschreven staat? Zult u die doelstellingen effectief uitvoeren?
Ik heb het genoegen gehad om in de commissie de plannen al diverse keren toe te lichten. Het gaat inderdaad over heel brede projecten. Het gaat over meer dan toerisme. Ik heb daarstraks een poging gedaan om een aantal domeinen te noemen die daarbij betrokken zijn. Het is goed om dat zo breed te doen. De acties komen op gang.
Ik hoop dat er veel internationale projecten bij zijn en veel uitwisseling we hebben bijvoorbeeld samenwerkingsakkoorden gesloten met Nieuw-Zeeland en Australië. Dat leeft in die landen nog altijd heel sterk. Ze kijken er bijvoorbeeld naar uit om jongeren op uitwisseling te laten komen. Ik heb destijds de eerste minister van Nieuw-Zeeland ontmoet en hij zei dat ze sterk geïnteresseerd zijn om de jongeren daarbij te betrekken.
U hebt gelijk, mijnheer De Coene, we moeten erover waken dat het niet mercantiel wordt. Dat is absoluut niet het concept. Ik heb het altijd over Toerisme +, maar het blijft zinvol dat er herdenkingstoerisme is op die plaatsen waar er slagvelden geweest zijn. Ik heb het geluk dat ik geregeld in de streek kom, op Tyne Cot en andere kerkhoven. Daar komen elke dag busladingen Britten toe. Ze gaan in alle piëteit op zoek naar wat gebeurd is met hun voorvaderen, met een familielid enzovoort. Die zaken zijn volstrekt compatibel. Dat is geen mercantilisering. Het is een internationaal project, het is een vredesproject. Het is inderdaad, mijnheer Verstreken, een project van Nooit meer oorlog.
Wat ik niet aanvaard, collegas, is de insinuatie dat er een gebrek is aan wetenschappelijk onderzoek. Ik heb geschetst wat Vlaanderen gedaan heeft op dat vlak. Tot nu toe organiseren wij zelf geen tentoonstellingen of colloquia of wat dan ook. Wij subsidiëren en doen oproepen.
Mijnheer Caron, er zijn vijf strategische projecten. Ik ga die hier niet uitvoerig brengen. Los van hun decretale of conventionele opdracht om zelf wetenschappelijk onderzoek te verrichten, bouwen zij hun infrastructuur uit met wetenschappelijke ondersteuning. In Flanders Fields alleen al werken ze met zes professoren, net zoals in Passendale, Diksmuide, Nieuwpoort en Poperinge. Dat is wetenschappelijk onderbouwd.
Ik was vorige week in Londen en heb een lid van het Ierse House of Commons ontmoet. Hij wou graag een vredesinitiatief nemen in Mesen waar de Ierse republikeinen en de Noord-Ieren schouder aan schouder gevochten hebben. Zoiets kunnen we toch alleen maar ondersteunen? Moeten daar grote wetenschappelijke studies voor worden ondernomen? Ik weet het niet. Als wij zelf tentoonstellingen of projecten gaan opzetten, maar dat was tot nu toe niet de bedoeling, spreekt het vanzelf dat we ons zullen laten begeleiden door wetenschappers. We gaan niet doen alsof we dat allemaal goed kennen.
Tot nu toe gebeurt dat niet. We werken met een ander systeem. We laten het initiatief aan de steden en de verenigingen. Om het even welke stad zal een beroep moeten doen op wetenschappers, anders kan de tentoonstelling een flop worden. U hebt allemaal genoeg ervaring met binnen- en buitenlandse tentoonstellingen. Die moeten goed zijn voorbereid door een comité dat er iets van kent.
Ik heb het aan de krant al gezegd, collegas, ik ben trots op wat wij doen. In het buitenland kijken ze met enige afgunst naar ons, onder andere omdat we dat zo vroeg hebben aangepakt. Ik weet dat u daarom glimlacht, mijnheer Caron. Het is in Vlaanderen altijd hetzelfde: als we niet internationaal gaan, krijgen we het verwijt dat we geborneerde mensen zijn, alleen maar bezig met onszelf; als we het wel doen, is het weer niet goed. (Applaus)
Ik heb in Londen een ontmoeting gehad met de All-Party War Heritage Group van de House of Commons en de House of Lords. Die kijken met grote ogen naar wat wij al hebben, naar onze voorbereiding, onze brochures. Ze zijn geïnteresseerd in contacten met ons. Ik heb de minister van Cultuur ontmoet. Ik heb de coördinator ontmoet die Cameron nu onder druk van het parlement heeft aangesteld. Die man wil zo snel mogelijk naar Brussel komen om te zien wat hier al gebeurd is.
Ik heb de heer Zimet ontmoet, aangesteld door president Sarkozy om de zaken voor te bereiden. Het was een beetje hetzelfde verhaal als met Brussel, of als met Wallonië, of als met België. Hij had nog niks. Hij heeft kennis genomen van wat wij hadden. Ik heb de hand gereikt om samen te werken. Natuurlijk zouden wij ook met de Fransen willen samenwerken, bijvoorbeeld voor de UNESCO-erkenning van ons erfgoed daar. Maar it takes two to tango. Wij zijn bereid om nationaal en internationaal samen te werken waar het pas geeft, maar laat ons ook alstublieft voor één keer van overtuigd zijn dat we er allemaal, over alle partijgrenzen heen, belang bij hebben om er een mooi herdenkingsproject van te maken: 14-18 en, wat mij betreft, ook nog veel langer, Flanders Fields, wereldwijd bekend, de plaats om de oorlog te commemoreren. (Applaus bij CD&V, N-VA, Open Vld, LDD)
Minister, ik kan u alleen maar bijtreden, ik heb dat ook altijd in de commissie gedaan. Maar het is net mijn punt dat het opmerkelijk is dat men, zes jaar nadat wij hier gestart zijn met de voorbereidingen, nu plotseling een federale commissaris-generaal gaat aanstellen, dat er plots historici kritiek hebben uit eigenbelang misschien , dat Wallonië nu ook plots een actieplan gaat opstarten. Het is net mijn punt dat sommigen trachten dit Vlaams project, waarmee wij Vlaanderen internationaal duidelijk dan ooit op de kaart zullen zetten u hebt het daarnet zelf aangetoond te recupereren.
Voorzitter, minister, ik stel voor dat al diegenen die vandaag een betoog hebben gehouden, ook aanwezig zullen zijn bij de bespreking van de beleidsbrief, want ik veronderstel dat er nog heel wat meer over te vertellen is.
Minister, mijn glimlach heeft niets te maken met de aard of de essentie van het project. U weet heel goed dat ik, net zoals u, achter die herdenking sta en dat ik ze uitermate belangrijk vind, om vele redenen ook nog andere dan u hebt genoemd. Laat daar geen twijfel over bestaan.
Net omdat dit project boven elke twijfel verheven moet zijn, omdat het internationaal zo belangrijk is, omdat het een groot Vlaanderen kan tonen in al zijn dimensies, met een grote vredesgedachte en een grote verdraagzaamheid, moet het project van een heel hoog niveau zijn en op de beste manier omkaderd zijn. Het moet goed gecoördineerd zijn want er zijn heel veel initiatiefnemers. Minister, het is niet omdat u zelf geen initiatieven neemt dat u geen overkoepelende visie hebt. Als die sterk is, kan ze de toets doorstaan.
Laat ons het voortouw houden en het hoge niveau zo hoog mogelijk aanhouden.
Voorzitter, minister, collegas, ik vraag me af of er in andere landen, Frankrijk of Groot-Brittannië, rond eenzelfde project eenzelfde debat zou zijn waarbij de regering zo in het defensief moet gaan.
Mijnheer Caron, soms is kritiek terecht, maar er zijn ook mensen die kritiek geven en niet te goeder trouw zijn en voor wie het nooit goed zal zijn.
Ik kan alleen maar vaststellen dat dit een fantastisch project is en dat andere landen en regios ons hierom benijden. Het is niet aan Vlaanderen om op de rem te gaan staan of bij te sturen, maar het is aan de andere regios en entiteiten om dezelfde inspanningen te doen en een soortgelijk project op poten te zetten. (Applaus CD&V en de N-VA)
Het incident is gesloten.