Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in de Vlaamse Rand rond Brussel gebeuren geregeld dramas als gevolg van een combinatie van laattijdig ter plaatse komen van hulpdiensten en het optreden van Nederlandsonkundige hulpploegen en centrales.
Minister, vorige week is een vader van drie kinderen begraven. Hij overleed na een verkeersongeval in Herfelingen, in het Pajottenland. De vrachtwagenbestuurder die heel vroeg in de ochtend de hulpdiensten belde via het 101-nummer, kwam eerst terecht in de centrale van Mons/Bergen en werd dan blijkbaar doorverbonden naar Brussel. De plaatsnaam Herfelingen werd niet begrepen. Het resultaat van kafkaiaanse spraakverwarring, wantoestanden en taalproblemen was dat de hulpdiensten meer dan een uur te laat ter plaatse kwamen. De mugdienst die uiteindelijk ter plaatse kwam, kon geen hulp meer bieden, helaas.
Minister, er is op federaal niveau een wet goedgekeurd die de meertaligheid van de centrales oplegt. Het is niet meer dan normaal dat hulpcentrales meertalig zouden zijn. Alleen is die wet nog niet uitvoerbaar verklaard, wegens het ontbreken van de nodige besluiten.
Wij hebben er in dit parlement jarenlang voor geijverd om voor deze regio een eigen Vlaamse mugdienst te krijgen. Uw voorgangers hebben daar enorm hard voor gewerkt en enorm veel inspanningen voor geleverd. Die mugdienst is er in Halle en bewijst elke dag zijn nut. Alleen als het van bij het begin, bij de oproep, opnieuw verkeerd loopt en er taalproblemen opduiken, heeft het allemaal geen zin meer.
En dus moet ik u opnieuw vragen, minister, om opnieuw een initiatief te nemen, om te laten zien dat de Vlaamse Regering, die een Randbeleid wil voeren, dit niet over zich heen kan laten gaan, dat de Vlaamse minister die bevoegd is voor, maar ook bekommerd om, het welzijn van alle burgers, welke taal ze ook spreken, dit niet kan laten passeren. En dus vraag ik u om een initiatief te nemen, bijvoorbeeld om dit dossier bij uw collegas op de andere niveaus ter sprake te brengen en het bijvoorbeeld te agenderen op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het antwoord moet uiteraard positief zijn. Wij moeten alles doen wat we kunnen, met respect voor ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden, om ervoor te zorgen dat bij verkeersongevallen of andere traumas de dringende medische hulpverlening zo snel en zo goed mogelijk kan worden geleverd. Op dat punt is er wat mij betreft dus geen enkel bezwaar, integendeel.
Ik zal ook met belangstelling de parlementaire Handelingen van Kamer en Senaat lezen, want dit zijn eigenlijk vragen die moeten worden gesteld aan de federale collega die bevoegd is voor de organisatie van het ASTRID-netwerk (All-round Semi-cellular Trunking Radio communication system with Integrated Dispatching), de betreffende reglementering en de afspraken met de providers. Het is belangrijk dat dat gesprek wordt gevoerd.
Ik kan mij niet uitspreken over wat er gebeurd is. Ik heb in de kranten gelezen dat er sprake zou kunnen zijn van een pijnlijk misverstand of een aantal opeenvolgende miscommunicaties. Dat soort zaken moet je als overheid absoluut proberen te vermijden. Dat zijn organisatorische uitdagingen. Die zijn ook bij hypothesen oplosbaar, als je dat op een goede manier kunt doen.
De Interministeriële Conferentie Volksgezondheid is hier niet aan de orde. Het is met Binnenlandse Zaken dat er een gesprek moet worden gevoerd. Ik ben graag bereid om daaromtrent initiatief te nemen, maar wijs er u eerlijkheidshalve op dat het niet de bevoegdheid van de Vlaamse overheid is om dat probleem, dat een probleem is van de uitvoering van een wet, te regelen.
Onze collegas in het federaal parlement zullen daar natuurlijk ook de nodige vragen en interpellaties indienen. Dat is trouwens al gebeurd. Ik wil u vragen, minister, om dit initiatief ter harte te nemen en om vanuit de Vlaamse Regering dit signaal te geven, zoals we dat vroeger ook bij andere dossiers hebben gedaan. Als u bekommerd bent om het welzijn van alle burgers, is het belangrijk dat er snelle en adequate hulp is, en ook in de eigen taal. Dat is essentieel voor het welzijn van de burgers.
Ik steun daarin ook de lokale besturen. De burgemeesters moeten altijd de eerste schok opvangen. Zij geven hun burgers nu bijvoorbeeld de raad om zeker niet naar 101 te bellen, maar naar 112, omdat men dan zeker bij de centrale van Leuven terechtkomt. Ik wil u vragen om dit met de nodige spoed, urgentie en vastberadenheid ter harte te nemen.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister, ik twijfel er geen seconde aan dat u erom bekommerd bent, maar ons wegstoppen achter het feit dat dit federale wetgeving is, is te gemakkelijk. We hebben hier in het verleden al regeerakkoorden gehad en moties en resoluties over deze problematiek goedgekeurd. Dit is dus een zaak die ook het Vlaams Parlement kan behartigen, ook al moet de uitvoering ervan op een ander niveau gebeuren.
Het is toch wat gek dat, wanneer men naar een noodnummer belt en men in een centrale in Mons terechtkomt, daar dan de twee talen niet gekend zijn. De taalwetgeving zit zo in elkaar dat, wanneer die dienst opdrachten krijgt die de taalgebieden overschrijden, de medewerkers de facto meertalig moeten zijn, minstens tweetalig, maar zelfs drietalig. Dat is al zo zonder de wet die nu gestemd is. Het gaat hier gewoon over de wet die nog altijd niet wordt toegepast, net zoals dat niet gebeurt in Brussel.
Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Demesmaeker: kunt u uw federale collega niet tot spoed aanmanen om dat nu eindelijk eens in orde te brengen, zodat we binnen twee maanden niet opnieuw met zon geval te maken krijgen?
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, minister, er mag bij een ongeval inderdaad geen minuut verloren gaan.
Ik heb dat vorige week reeds aangekaart bij mijn federale collega, de heer Peter Vanvelthoven, die lid is van de commissie Binnenlandse Zaken, waar de bevoegdheid zit. Het probleem zou inderdaad opgelost zijn indien het uniforme Europese noodnummer 112 beter gekend zou zijn bij de mensen. De wet daarover werd federaal goedgekeurd. Er zijn nog een aantal uitvoeringsbesluiten nodig, maar dat belet niet dat het noodnummer 112 werkt. Het probleem is dat mensen nog altijd denken dat ze het nummer 100 moeten bellen. Maar via het nummer 112, dat een uniform nummer is, komt men in de Vlaamse Rand automatisch terecht bij de centrale in Leuven, die de zaken dan kan verdelen. Er zijn dus nieuwe campagnes nodig om het nummer 112 beter bekend te maken bij de mensen. De Europese Commissie zou erover moeten waken dat het in alle landen werkt. Het probleem stelt zich bijvoorbeeld ook voor een Poolse bouwvakker die hier een ongeval heeft.
Ik ben het met u eens dat het over heel acute en dringende zaken gaat die moeten worden opgevangen. Dat vraagt een goede organisatie, waarbij de communicatie essentieel is. Als we, met respect voor de bevoegdheden, een bijdrage kunnen leveren om dat probleem zo snel mogelijk aan te pakken, moeten we dat zeker doen.
Een informatiecampagne voor het gebruik van het 112-nummer is inderdaad een zeer goed idee. Minister, ik hoop dat u dat idee ook meeneemt. Ten gronde willen de mensen in de Vlaamse Rand natuurlijk dat er eindelijk een oplossing komt voor dat probleem. De dood van dit slachtoffer, maar ook van andere slachtoffers, laat heel wat bitterheid na bij de nabestaanden en hun omgeving. Niemand wil, ook in de toekomst niet, overlijdensberichten lezen waar bij de doodsoorzaak staat: Hij of zij sprak helaas Nederlands. Deze kafkaiaanse Belgische toestanden moeten eindelijk stoppen. (Applaus bij de N-VA)
Het incident is gesloten.