Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het uitblijven van de doorbraak van de elektrische auto en de maatregelen die de minister ter zake neemt
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, eigenlijk had ik mijn vraag anders moeten stellen. Ik had u moeten vragen hoe het gesteld is met uw persoonlijk marketing- en campagnebudget. U maakt geld vrij voor de elektrische auto. Maar het succes is beperkt. In 2011 zijn er 100 voertuigen ingeschreven, waarvan 97 voor bedrijven en 3 voor particulieren. In Vlaanderen zien we een gelijkaardige situatie. Het succes is zeer beperkt.
We stellen vast dat u hiervoor een budget hebt vrijgemaakt van 30 miljoen euro, waarvan 16,5 miljoen euro voor de proeftuinen. We kunnen vaststellen dat er in feite geen resultaat is.
We hebben gezien hoe u via aankondigingspolitiek hebt laten weten dat er in Limburg gedurende één jaar gratis 100 wagens zouden worden gegeven. Dat project zit zelfs niet in die vier speel-proeftuinen, deels wel maar niet volledig.
Minister, hoe ziet u het succes van die campagne? Ik zie geen succes. Ik zie 100 wagens op een ongelooflijk groot wagenpark. We kunnen dus moeilijk spreken van een succes. Wat is uw evaluatie?
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, toen Henry Ford in het begin van vorige eeuw, in 1909, zijn Ford T-model het eerste model dat op de lopende band was gemaakt op de markt bracht, zei hij dat als hij het aan zijn klanten had gevraagd, ze allemaal een beter of sneller paard zouden hebben gevraagd en geen auto. Er is wel degelijk een probleem met het verkopen van nieuwe technieken.
De laatste twee jaar is het dossier van de elektrische auto al verschillende keren aan bod gekomen in de commissie. We hebben altijd op twee punten gewezen. Vlaanderen heeft heel wat kansen voor die elektrische wagen, zowel voor de productie en de productie van specifieke onderdelen als voor het feit dat er een dichtbevolkt netwerk is waar die wagen kan worden getest.
Heel wat collegas hebben ook gezegd dat er een kans zou zijn dat we de trein zouden missen. Nu blijkt dat we voor een deel de trein aan het missen zijn. Er zijn twee soorten problemen. Er is het probleem van de innovatie zelf. Een van de redenen waarom consumenten minder geneigd zijn om een elektrische wagen te kopen, is de actieradius. Dat moet door innovatie worden opgelost. Dat heeft zijn tijd nodig en daar moeten we geduld voor hebben. Er is ook het probleem van het flankerend beleid. Hoe kun je de elektrische wagen meer en sneller ingang doen vinden bij de modale consument? Er zijn al verschillende ideeën geopperd: fiscale stimuli, meer oplaadpunten.
Minister, wat wilt u doen om de elektrische wagen meer aanvaardbaar te maken bij de consument?
Minister Lieten heeft het woord.
Voorzitter, collegas, op de eerste plaats is het zo dat als de elektrische wagen technologisch op punt zou staan en als er al een markt voor zou zijn, er geen complementair voorwaardenscheppend beleid van de overheid nodig was. De markt zou dan vanzelf alles regelen. Dat is niet het geval. Het artikel waarnaar wordt verwezen, geeft aan dat er nog een aantal belangrijke knelpunten zijn.
Die knelpunten hebben onder meer te maken met de technologie. U haalt terecht de actieradius aan, de situatie rond de batterijen, de bedrijfszekerheid van de wagen, de oplaadinfrastructuur. Er zijn ook heel wat knelpunten rond de elektriciteitsdistributie en het effect van elektrische wagens op het netwerk en op het beheer van het netwerk. Er zijn knelpunten die te maken hebben met het gedrag van de consument. De consument heeft vragen en zorgen die op dit moment nog niet genoeg worden meegenomen in de producten die nu op de markt zijn.
Dat zijn net de redenen waarom wij een proeftuin hebben gelanceerd. Heel wat van die knelpunten kunnen niet worden onderzocht en opgelost in een laboratoriumomgeving, maar moeten worden onderzocht en opgelost in echte omstandigheden. Gebruikers rijden met de wagens rond, rapporteren wetenschappelijk op basis waarvan de onderzoekers en de bedrijven nieuwe oplossingen kunnen vinden of bestaande oplossingen kunnen verfijnen.
De proeftuinen zijn goedgekeurd op 15 juli. Ze zijn allemaal in opstart. Mijnheer Sabbe, natuurlijk kunt u nog geen oorzakelijk verband leggen tussen de resultaten van de markt vandaag en de proeftuinen aangezien de proeftuinen pas worden opgestart.
Die proeftuinen hebben wij niet zomaar out of the blue gemaakt. En het is zeker geen marketingcampagne van mijzelf. Die proeftuinoproep heeft ertoe geleid dat meer dan 22 platformen zich kandidaat hebben gesteld, dat meer dan 153 bedrijven zich kandidaat hebben gesteld, aangevuld met 25 overheidsorganisaties en 20 onderzoeksinstellingen.
Uiteindelijk hadden ze samen een vraag ingediend voor bijna 50 miljoen euro. Uiteraard hebben wij geen 50 miljoen euro ter beschikking en heeft het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) daar via een zorgzaam proces de beste projecten uit gehaald. Op basis van het advies van het IWT heeft de Vlaamse Regering vijf platformen goedgekeurd ter waarde van 17 miljoen euro. Daarin zitten 51 bedrijven. Er hebben zich al verschillende bedrijven extra aangemeld en aangesloten. Er is wel degelijk een zeer grote interesse in de bedrijfswereld en bij de kennisinstellingen. De interesse bij de bedrijfswereld is zeer ruim.
De bedrijven komen niet zomaar aan de kassa. De overheid zal aan die proeftuin gemiddeld maar 25 à 30 procent steun geven. De bedrijven moeten zelf 70 procent op tafel leggen. Als er zoveel kandidaten zijn, bestaat de vraag wel degelijk.
Natuurlijk gaan al de analyses, mijnheer Diependaele, aanleiding geven om aanbevelingen te formuleren; zowel bedrijven als ook de overheid zullen daar zaken uit leren die ze in de praktijk kunnen brengen om de toetreding en de ingang te versnellen.
Minister, ik ben het daar niet mee eens. De overheid had moeten beslissen om het zelf te doen of te laten doen. Nu is er dat IWT-parcours en parallel daarmee gaat u een bijkomend parcours volgen. (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Het loopt naast elkaar. Het zijn twee verschillende zaken.
Ofwel laat u het door de privé doen, ofwel doet u het zelf. Nu zitten we in een mengstructuur. We zitten niet op de juiste weg.
U zoekt permanent naar de ervaring van de consument. In plaats daarvan zou u moeten uitzoeken hoe u als overheid de infrastructuur gaat faciliteren. Dat is de uitdaging. Als we hier in de garage van het parlement overal stekkers zouden hebben, zouden we elektrisch naar Brussel kunnen komen. Dat zou ons stimuleren en we zouden het goede voorbeeld geven. Dat zou een aanzet zijn, een concreet voorbeeld. Terwijl we hier zouden zitten, zou onze wagen opnieuw kunnen opladen en zouden we zonder problemen kunnen terugkeren. Dus moet u investeren in infrastructuur, en niet geld ter beschikking stellen zodat u even rond het parlement kunt rijden en op de foto staan met een brede glimlach om dan 5 kilometer verder weer te parkeren. Dat is geen beleid ter promotie van elektrische voertuigen.
Minister, ik ben het eens met uw analyse van de proeftuin en de innovatie van de technologie. We moeten ook nog de wagen aanvaardbaar maken bij de consument, en op dat vlak kampen we met heel wat achterstand tegenover de rest van Europa.
Ik had ook graag iets gehoord over de eventuele fiscale stimuli en dergelijke. We hebben met onze fractie in oktober 2010 in de commissie het voorstel gelanceerd om de mogelijkheid van een batterijwaarborgfonds te onderzoeken. Een van de redenen waarom zon wagen duur is voor de consument is de batterij. Die is heel erg duur. U verwees naar het energienetwerk. Die problemen zijn perfect te koppelen. U kunt zon fonds oprichten, afgedankte batterijen kunnen worden gebruikt in ons netwerk, waar een overcapaciteit aan energie kan worden opgeslagen. Dat maakt onmiddellijk de batterij en de wagen goedkoper voor de consument. Misschien moeten we dat dringend uitzoeken.
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de minister bijtreden. Wij zijn met de gemeente Brasschaat bevoorrechte getuigen en nemen zelf deel aan zon elektrisch platform. Mijnheer Sabbe, dat is pas opgestart, het werkt goed, er zijn verscheidene vergaderingen aan voorafgegaan. Het brengt een goede synergie teweeg. Wij hebben een investering gehad bij een CNG-tankstation (compressed natural gas) en op een bedrijfscampus waar elektrische laadpalen zullen worden geïnstalleerd. We staan nog maar aan het begin. Op die manier kunnen we werken aan de vergroening, ook van het gemeentelijk wagenpark.
Minister, ik zou ook aandacht willen vragen voor de resolutie van de heer Bothuyne, die hier kamerbreed wordt gedragen. We mogen de fout van Nederland niet herhalen, waar ze diverse types van laadinfrastructuur hebben. Hebt u al stappen ondernomen voor verdere standaardisatie van de laadinfrastructuur?
Al deze vragen worden meegenomen in het onderzoeksproject. Wat betreft de laadinfrastructuur: die wordt net nu getest en samen met verschillende privépartners die nu al laadinfrastructuur op de markt brengen, wordt bekeken hoe ze die verder kunnen uniformiseren. Bij de vraag hoe de billing achter die laadinfrastructuur moet worden georganiseerd, spelen ook softwarebedrijven en teledistributiebedrijven mee. Dat zijn juist de dingen waarvan wij vinden dat we ze eerst door de gemeentebesturen, de gebruikers en de privépartners moeten laten uittesten vooraleer we een grootschalig plan out of the blue uitrollen waarmee we misschien wel geld en middelen zouden investeren in iets dat niet meer top of the bill is en ook niet meer aangepast is aan de laatste evoluties.
Hetzelfde geldt voor wat heel de batterijdiscussie betreft. Het is een discussie die ook op industrieel niveau nog volop gevoerd wordt. Er zijn merken die stellen dat er een uniforme batterij komt die geswitcht zal kunnen worden en er zijn merken die stellen dat de batterij echt deel uitmaakt van de wagen, van de knowhow, en dat ze echt moet worden opgeladen terwijl ze in de wagen zit. Er zijn een aantal proefprojecten met onderzoeksvragen die in die richting gaan: hoe zullen we omgaan met die batterijen, met het opladen ervan, maar ook met het recycleren ervan. Een andere vraag is hoe we de kostprijs naar beneden zullen brengen, want een groot deel van de kostprijs is de kostprijs van de batterij en van het hele proces daar rond.
Ik kan u geruststellen dat hier zeker en vast op ingezet wordt en dat uw voorstel zeker ook als input zal worden meegenomen.
Mijnheer Sabbe, u hebt het toch echt niet begrepen. Als we spreken over elektrische wagens, dan hebben wij middelen vrijgemaakt op verschillende fronten. We hebben middelen vrijgemaakt bij Flanders DRIVE, de kennisinstelling die samenwerkt met de bedrijven om meer projecten op te zetten, onder meer inzake het opladen. We hebben bijkomende middelen vrijgemaakt bij IWT voor bedrijfsspecifieke projecten. Zo heeft Volvo een groot project ingediend en gekregen om te bekijken hoe het de eigen organisatie, de fabriek, kan aanpassen om straks ook elektrische wagens te produceren. Daarnaast hebben we ook middelen vrijgemaakt voor de proeftuin. De bedoeling is net dat in die proeftuin de vragen aan bod komen die een bedrijf alleen niet kan oplossen, maar die een samenspel nodig hebben van overheden, van wetenschappelijke instellingen en van verschillende bedrijven die sectoroverschrijdend zijn. Het gaat immers over distributie, over ICT, over leasingcompagnies en zo meer. Allemaal samen zullen ze op basis van die proeven hun eigen processen verbeteren en zich voorbereiden om voluit op de markt uit te rollen. Onze toekenning van die proeftuinen is volledig gebeurd door het IWT, in aanvulling van de bestaande bedrijvensubsidies. Ik zie dus geen enkele reden om te spreken van doublure.
Dames en heren, de bedrijven en de kennisinstellingen en ook de vele gemeente- en provinciebesturen die meewerken, geven aan dat er een echte cultuurverandering bezig is. We zetten daar verder op in.
Minister, naast de scope en het marketingaspect die ik in mijn eerste betoog heb benadrukt, moet u vooral ook uw focus vernauwen. Vlaanderen heeft beperkte middelen en moet die beperkte middelen goed aanwenden. Het is daarom dat we de focus moeten vernauwen tot voornamelijk infrastructuur. Ik hoor u spreken over projecten specifiek voor Volvo en dergelijke meer. Ik vraag me af of het de roeping is van de overheid om daaraan bij te dragen. Ik meen van niet. Het is onze taak om ons toe te spitsen op de vraag wat de ideale infrastructuur is. Het verrast me ook dat u CNG en waterstof buiten beschouwing laat, maar dat kan ik nog plaatsen indien u de focus wenst te vernauwen.
U moet vooral inspelen op de omgevingsfactoren. U moet zich richten op de vraag welke infrastructuur u wenst te geven aan de elektrische auto om ervoor te zorgen dat die hier overmorgen rijdt. Als we onze doelstellingen voor 2020 op het vlak van milieu willen halen, dan is het de hoogste tijd dat het wagenpark meer elektrisch wordt en veel minder gebruik maakt van ontploffingsmotoren en vooral veel minder van dieselmotoren.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat we het er in elk geval over eens zijn dat we geen tijd te verliezen hebben. In de acties die bezig zijn, mogen we geen tijd verloren laten gaan, niet met het oog op de milieudoelstellingen waarvoor de elektrische wagen belangrijk is, maar evenmin met het oog op de economische doelstellingen die de elektrische wagen ook in Vlaanderen teweeg kan brengen.
Het is inderdaad, zoals de heer de Kort opmerkte, niet onbelangrijk dat we ook de foute keuzes die in het buitenland zijn gemaakt, bekijken. We hebben door omstandigheden een zekere achterstand opgelopen in dit dossier en het is belangrijk dat we kunnen kijken naar de fouten die in het buitenland gemaakt zijn en om eruit te leren. En dan kunnen we opnieuw aansluiting vinden bij die andere landen.
Het incident is gesloten.