Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben deze week in de media vernomen dat er een nieuw onderzoek is gebeurd over jongeren met probleemgedrag en hoe ze ervaren worden door zichzelf, maar ook door de hulpverlening. Hulpverleners hebben het over gevaarlijke en agressieve jongeren. De jongeren zelf geven aan dat ze angstig, depressief en teruggetrokken zijn.
Dat is een grote discrepantie als we het probleemgedrag willen aanpakken. Het is niet nieuw. Gisteren kregen we in de commissie Welzijn het verslag van de Vlaamse ombudsman. Daarin wordt vermeld dat de klachten zich toespitsen op de communicatie en interactie tussen hulpverlening en jongeren. De voorbije weken hebben we in de commissie herhaaldelijk de boodschap gekregen dat goede communicatie en informatie tussen de hulpverleners en de jongeren niet vanzelfsprekend is.
Een en ander is wel heel actueel omdat vandaag in dit huis de studiedag plaatsvond van het Kinderrechtencommissariaat over gedragsstoornis bij jongeren. We hebben ook de mooie en interessante tentoonstelling geopend in De Loketten over Gevaarlijk Jong.
Het blijkt dat elk kind anders is. Overdiagnostisering en medicalisering zijn grote problemen. Minister, hebt u kennis van de studie over jongeren en hun gedrag, en over het feit dat de kinderrechtencommissaris heeft aangegeven dat hij in de komende weken rondetafelgesprekken zal organiseren en dat hij aanbevelingen zal formuleren?
Dames en heren, ik herhaal de spelregels nog even. U mag twee minuten spreken en één vraag stellen. U mag daarbij geen papier gebruiken. U was het daar vorige week allemaal mee eens, dus ga ik ervan uit dat iedereen zich daar ook aan houdt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw De Wachter, het artikel dat verschenen is, heeft betrekking op een onderzoek dat door de heer Bram Soenen wordt uitgevoerd. Dat onderzoek loopt over vier jaar en behandelt de vraag of het juist is dat een bepaalde methode in de behandeling van jongeren, namelijk Life Space Crisis Intervention, succesvol kan zijn.
Tijdens dat onderzoek doet men een eerste screening van de onderzochte populatie. Dat onderdeel is afgerond en u hebt daarvan het verslag kunnen lezen in De Morgen. Nadien gaat men met deze methode aan de slag en onderzoekt men de resultaten ervan. Het onderzoek wordt uitgevoerd in een instelling in Roeselare, Sint-Idesbald. Het gaat om een instelling voor licht mentaal gehandicapten met gedragsstoornissen. In die instelling zitten er heel wat jongeren op internaat of semi-internaat. Daar werd een eerste screening gedaan van een groep die eventueel ook later in het onderzoek zal worden opgevolgd.
Een positieve vaststelling van het eerste onderdeel van dat onderzoek is dat er bij hulpverleners vaak een perceptie is dat men moet werken aan wat de jongeren als uitwendig gedrag vertonen: agressie, geweld, enzovoort. Als je hen vraagt naar een analyse van een situatie of probleem, doen ze dat vaak op basis van die elementen.
Als je de jongeren zelf echter ondervraagt, beschrijven zij die problematiek veel meer vanuit wat er in hen omgaat: twijfel, angst, faalangst, die dan gecompenseerd kan worden door agressie, enzovoort. Dat is een heel belangrijke en positieve vaststelling. Als je meer kunt investeren in het begeleiden van jongeren bij het omgaan met die gevoelens en conflicten, bereik je daarmee wellicht ook een goed resultaat.
Het verdere onderzoek moet uitwijzen of die vaststelling ook bevestigd wordt. Dat soort onderzoek is voor iedereen uit de welzijnssector belangrijk, omdat daaruit blijkt dat je veel betere resultaten kunt halen als je meer investeert in persoonlijke begeleiding. Als dat onderzoek afgerond is, zullen wij die onderzoeker uitnodigen om die resultaten samen met ons te bespreken.
De betrokken instelling komt uit de sector van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Een belangrijke conclusie die je nu al kunt trekken, is dat je in zon instelling heel wat meer personeel nodig hebt. Die conclusie sluit aan bij de beslissing om de personeelseffectieven op te drijven. Er wordt 25 miljoen euro vrijgemaakt op 5 jaar tijd om 500 extra personeelsleden in te zetten, hopelijk in functie van de zorgzwaarte zoals werd afgesproken met de sociale partners en zonder dat het om uitbreidingen om uitbreidingen gaat.
Wetenschappelijke begeleiding van zon soort methodologie is belangrijk. We moeten blijven aandringen op vorming van het personeel om met zon methode aan de slag te kunnen gaan.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk dat we op dezelfde golflengte zitten, zowel voor de resultaten van het onderzoek, als voor de besprekingen en aanbevelingen van de Commissie Jeugdzorg tijdens de voorbije maanden.
U geeft zelf aan dat het belangrijk is dat je kunt werken met de context en de omgeving van de jongeren. Het is belangrijk dat heel de sector een goede analyse maakt en een juiste diagnose stelt. De medicalisering helpt bij het ene kind wel, bij het andere matig en bij nog een ander kind niet. We moeten rekening houden met die nuances.
Het is inderdaad heel belangrijk dat we dit de komende periode bewerkstelligen. Daartoe zullen we onze verantwoordelijkheid moeten nemen om het personeel binnen die sector uit te breiden en sterker te maken zodat zij met die context aan het werk kunnen. Zo niet, zal de werkdruk dat niet toelaten.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Deze problematiek wordt hier vandaag terecht aangekaart. Het is dringend noodzakelijk om deze problematiek op professionele deskundige wijze aan te pakken. Tijdens de vergaderingen van de Commissie Jeugdzorg en ook gisteren tijdens de bespreking van het verslag van de ombudsman alsook uit dit onderzoek is gebleken dat er dringend nood is aan een betere communicatie met als hoofddoel de kloof tussen de hulpverleners en de probleemjongeren te verkleinen. Ik citeer de onderzoekers: Als je allebei een andere visie hebt op de basis van het probleem, wordt het erg moeilijk om samen het gedrag aan te pakken. Ik heb begrepen dat het om tussentijdse resultaten gaat. Ik wacht op de eindresultaten. Zodra we die hebben, moeten we die in de commissie bespreken en samen zoeken naar initiatieven tot oplossing.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Minister, het gaat om een tussentijdse evaluatie. We moeten dan ook voorzichtig zijn. Ik stel echter wel vast dat er een kloof bestaat tussen de jongeren en de begeleiders van die jongeren. Minister, hoe kunt u dit probleem nu al aanpakken? U hoeft daarvoor niet te wachten tot alle resultaten van het volledige onderzoek bekend zijn. Zult u samenzitten met de directie van de instellingen die werken met jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen?
We hebben heel expliciet in het recente verleden met die voorzieningen contacten gehad. In dit halfrond was al eerder sprake van de problematiek van de opvang van jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen. Ook vanuit de gemeenschapsinstellingen is er vraag naar een betere en adequatere omgeving om te voorzien in begeleiding. Dat heeft in 2010 geleid tot een extra capaciteit aan GES-plaatsen (gedrags- en emotionele stoornis) zoals die in het jargon worden genoemd. In het kader daarvan is een rondgang gemaakt van alle voorzieningen die worden geconfronteerd met de uitdaging om het beste aanbod te organiseren voor deze jongeren. Deze instelling is daarin heel expliciet meegenomen, precies omwille van de bijzondere manier waarop ze de begeleiding opvat en door het feit dat zij in het bijzonder werd geconfronteerd met de werkdruk. Het gaat om een verhaal uit het verleden. Ik hoop dat zij mee kan genieten van de uitbreidingen die intussen plaatsvinden. In die zin kan ik alleen bevestigen dat we wel degelijk extra investeren in die voorzieningen die werken met jongeren met een mentale handicap, gecombineerd met gedrags- of emotionele stoornissen. Dat moet op het terrein voelbaar worden in de versterking van de personeelsbezetting.
Minister, we zijn partners om dit probleem samen verder aan te pakken. Er blijkt echter nog wat wrevel te bestaan bij de jongeren zelf. Er wordt over hen beslist zonder hen daarin te horen. We moeten met de hele omgeving van die jongeren aan het werk.
Het incident is gesloten.