Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een vraag in telegramstijl, over de gebeurtenissen van vandaag. Vanochtend stond op de voorpagina van De Standaard de woorden Katholieke Universiteit Leuven rantsoeneert de lessen in bepaalde richtingen. Sommige studenten moeten thuis via het web de lessen volgen. Dezelfde dag, om 12.33 uur, staat er op de website van dezelfde krant dat die maatregel niet meer nodig is, want er zijn plots voldoende zalen gevonden. Mijn vraag is wat u zult doen aan het nijpende tekort aan infrastructuur.
Ik zal u zelf het antwoord geven. Ik lees het u voor. Rector Mark Waer nam vijf proffen en twee auditoria. Hij zag op naar de hemel en dankte God en zegende de weinige spijzen die hij in zijn handen hield. Hij gaf ze aan zijn decanen en zei Deel dit uit. Maar toen hij opkeek, had hij nieuwe proffen en auditoria in zijn handen. Ook nu vroeg hij om ze uit te delen, maar er kwamen er meer. Zij stroomden zijn handen in en uit, en de decanen deelden uit en de studenten verdeelden alles onder elkaar.
Hoe kon dit alles zo gebeuren? Het is een wonder Gods, en daarvoor heeft niemand een verklaring. Maar misschien heeft de minister die wel? (Applaus)
Minister Smet heeft het woord.
Ik denk niet dat mijn opening van het academiejaar daar voor iets tussen zat.
Uw vraag heeft twee delen: de weblessen en hoe je daarmee omgaat, en het infrastructureel probleem.
Wat betreft de infrastructuur wordt er elk jaar voor ongeveer 150 miljoen euro geïnvesteerd door de universiteiten en de hogescholen. Daarvan komt 10 tot 15 procent via een kapitaalsubsidie van de Vlaamse overheid. Dat is ook normaal, want het zijn autonome instellingen. Er is de afgelopen jaren heel wat gebouwd. Het volstaat om in de steden rond te kijken en te zien wat universiteiten en hogescholen aan nieuwe gebouwen hebben kunnen inplanten.
In het verleden, toen de vorige regering heeft gekozen voor de DBFM-operatie (Design Build Finance Maintain), heeft ze zich beperkt tot het leerplichtonderwijs. Ze heeft dat niet gedaan voor het hoger onderwijs. We zullen naar het einde van deze legislatuur een nieuwe pps-constructie moeten maken voor het leerplichtonderwijs. We moeten dan proberen om het hoger onderwijs daarin mee te nemen.
Het is ook belangrijk dat op een rationele manier met infrastructuur wordt omgegaan en dat men maximaal gebruikmaakt van bestaande lokalen. De minister moet daar wat terughoudend in zijn, want de manier waarop men lesgeeft, is niet zijn bevoegdheid, maar die van de universiteiten en de hogescholen.
Ikzelf vind het feit dat je via videoconferenties les geeft op zich niet te verwerpen, alleen moet dat passen in een beleid. Ik had de indruk dat dat hier niet het geval was. Je merkt dat universiteiten in het buitenland, zoals Oxford, Tampere of noem maar op, daar ook mee beginnen. Zelfs leerplichtscholen in het buitenland zijn ermee bezig. Het moet wel passen in een beleid en het moet in een eerste fase op vrijwillige basis gebeuren, terwijl het hier nogal bruusk was.
Weblessen of videoconferenties als nieuwe manier van lesgeven, zou ik niet verwerpen. We moeten komen tot meer rationeel gebruik van de bestaande infrastructuur en kijken hoe er bijkomende infrastructuur kan komen.
Dank u, minister. Alle gekheid op een stokje, er is inderdaad een probleem qua infrastructuur. Het is verre van mijn idee om nieuwe lesmethodes die de techniek toelaat, te verwerpen. Alleen vind ik dat, zoals u zegt, dat moet gebeuren op basis van vrijwilligheid en dit moet passen in een filosofie en niet als een ad-hocexcuus om aan een bepaalde nood zomaar een uitkomst te verlenen.
Minister, het moet me van het hart dat de infrastructuursubsidies en gelden die men geeft van overheidswege, eigenlijk nog altijd ontoereikend zijn. Voor bepaalde universiteiten volstaat dat met moeite om het eigenaarsonderhoud uit te voeren. Ook moet u verre van ingrijpen in de manier waarop universiteiten lesgeven. Daar pleit ik zeker niet voor. Laat dat over aan de academische vrijheid. Maar ook u zult eens moeten nadenken hoe u uw idee, zijnde een onbeperkte toegang tot de universiteiten en zoveel mogelijk mensen de kans geven om naar de universiteit te gaan ik verwijs naar de 900 studenten van de heer Bouckaert in het eerste jaar zult verzoenen met een voldoende aanbod aan infrastructuur, want dat aanbod is er niet overal.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, wat mij vooral trof in de hele zaak, was de nogal cynische opmerking van de universiteit dat er maar een probleem is voor een aantal weken, want daarna komt de helft niet meer en is het probleem vanzelf opgelost. Dat bewijst dat er iets meer aan de hand is dan een infrastructureel probleem. Dan hebben we het opnieuw over de oriëntatie van onze studenten, wat mevrouw Moerman trouwens ook aanhaalde. Dat is iets waar u wel iets aan kunt doen. Het debat is al een aantal keren gevoerd: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de oriëntatie van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs beter verloopt zodat we minder te maken krijgen met die gigantische uitval en ook die gigantische instroom van verkeerd georiënteerde studenten. Wat zult u daaraan doen?
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, ik wil focussen op het aspect weblessen of afstandsonderwijs. Minister, gaat u akkoord met mijn analyse? Ik denk dat er in ons onderwijs nog veel kansen liggen om dat nog meer uit te werken en om in een nog beter aanbod te voorzien van afstandsonderwijs dat gebruikmaakt van nieuwe technieken en nieuwe media. Dat moet natuurlijk gebeuren op voorwaarde dat dat vooral gericht is op levenslang leren en niet in eerste instantie op generatiestudenten. Daar is het sociaal contact en de pedagogische kwaliteit het belangrijkste. Ik wilde vragen of u die mening deelt.
Minister, u zegt dat DBFM-bis of DBFM-light of wat het ook wordt op het einde van de legislatuur misschien ruimer zou kunnen worden opgevat dan alleen maar leerplichtonderwijs en hoger onderwijs. Met alle respect voor de problemen die er zijn in het hoger onderwijs, ik denk dat de steden daar de eerste partners zijn en niet zozeer de Vlaamse overheid. Onze middelen zijn zo al beperkt en de wachtlijsten in het leerplichtonderwijs reiken al tot 25 jaar. Daar moeten we eerst werk van maken vooraleer we overgaan tot het niet-leerplichtonderwijs.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, uit het artikel dat vandaag is verschenen in De Standaard, hebben we heel goed kunnen opmaken dat er niet alleen een probleem is wat betreft de infrastructuur. Multimedia en de weblessen op zich vind ik een heel fijn initiatief. Maar als, zoals mevrouw Meuleman al zei, er zoveel leerlingen binnen de maand uit diezelfde aula verdwijnen, moeten we misschien toch eens durven te kijken naar de studiekeuze en de studieoriëntatie, maar dan gefocust op het secundair onderwijs. Studenten moeten veel beter weten waaraan ze beginnen. De N-VA heeft in de commissie Onderwijs al een pleidooi gehouden voor een vrijblijvende oriënteringsproef. Misschien kan dit ook hier enig soelaas brengen.
Ik begin met de oriëntatie. Ik kan alleen maar herhalen dat dat de reden is waarom we het secundair onderwijs grondig willen hervormen. Daarbij zullen we uiteraard rekening houden met de oriëntatie, de studiekeuzebegeleiding, de leerlingenbegeleiding en de afstemming op het hoger onderwijs. Wij hebben met de rectoren afgesproken dat zij nadenken over hoe je de oriëntatieproef kunt overstijgen, hoe zij naar een richting van een brede bachelor moeten evolueren en naar een propedeusejaar. U hebt daarover in de krant kunnen lezen. Je voelt dat het debat op dit moment aan het rijpen is. We hebben afgesproken dat wanneer we de knopen over het secundair onderwijs doorhakken of echt harde beslissingen nemen, dat we dat ook doen met het oog op de overgang naar het hoger onderwijs. Beide dossiers hangen nu eenmaal samen.
We moeten ook uitkijken naar de voorstellen met betrekking tot de rationalisering van de opleidingen. Ook daar zijn er mogelijkheden. Het is niet wenselijk en opportuun dat je overal in Vlaanderen dezelfde richtingen aanbiedt. Daarin zitten dan vaak heel weinig mensen. Als je ze samen zou plaatsen, kun je ook op die manier ruimte en geld vrijmaken. De universiteiten moeten dan uiteraard onderling afspreken waar ze die opleidingen organiseren.
We moeten durven te onderzoeken hoe we de gebouwen rationeler kunnen gebruiken.
Universiteiten moeten kijken wat er in het buitenland gebeurt met dat afstandsleren. Uiteraard is het contact met professor, docent en assistent belangrijk, maar je ziet toch dat gerenommeerde universiteiten meer en meer die weg inslaan. Het gaat dan niet alleen over het levenslang leren maar ook over studenten die een gewone bachelor- of masteropleiding volgen. Je ziet dat men het in het buitenland ook begint te doen voor het leerplichtonderwijs. Niet uitsluitend, uiteraard, er is een combinatie.
Mevrouw Meuleman, de opmerking die u aanhaalt was cynisch: het probleem lost zichzelf in een paar weken op. Er zijn natuurlijk veel redenen waarom studenten niet meer komen. Sommigen vinden dat ze die lessen niet nodig hebben en dat ze op zichzelf kunnen studeren. Anderen doen iets anders, op een andere manier. In het begin gaat iedereen nog heel braaf en gedisciplineerd naar de les, daarna verandert dat een beetje. De universiteiten moeten weten hoe ze daarmee moeten omgaan. Een minister van Onderwijs moet niet zeggen hoe men les moet geven. Dat maakt geen deel uit van mijn opdracht.
Ik ben het ermee eens dat de overheid in de toekomst ten aanzien van de hogeronderwijsinstellingen, de investeringen en de infrastructuur een tand zal moeten bij steken. Maar mevrouw Poleyn zei het al: er zijn nog veel andere noden, in het bijzonder in het leerplichtonderwijs. Ik heb tot nu toe die opening gemaakt. Dat heeft men de vorige keer, met de eerste DBFM, niet gedaan. Nu heb ik wel gevraagd dat men zou onderzoeken of men daar ook hogescholen en universiteiten bij kan betrekken.
Nogmaals, ik denk dat het rationele gebruik van gebouwen in shifts niet mag worden uitgesloten, ook niet voor het hoger onderwijs.
Minister, dank u. Het rationele gebruik ligt waarschijnlijk aan de basis van de oplossing waardoor vijf proffen en twee auditoria zich magisch hebben vermenigvuldigd. Maar het moet mij van het hart: ik vind het zeer goed dat u permanent in dialoog treedt met de heren rectoren, maar wat mij mateloos irriteert en steeds meer begint te irriteren, is de manier waarop sommigen weigeren om zelf hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Want, wanneer men een of andere vorm van vrijblijvende oriëntatie wil aanbieden aan de studenten, hetzij gezamenlijk in de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), hetzij apart als universiteit, dan hebben de heren rectoren noch u noch ons daarvoor nodig, maar dan kunnen ze dat doen. Ze blijven al enkele jaren in gebreke. Bij elke start van een academiejaar krijgen we opnieuw dezelfde litanie in de gazet. (Applaus bij Open Vld)
Het incident is gesloten.