Verslag plenaire vergadering
Verslag
Beste collegas, dames en heren ministers, beste medewerkers, geachte dames en heren van de pers, geacht publiek. Ik hoop dat u een ontspannende vakantie achter de rug hebt en klaar bent voor een ongetwijfeld boeiend nieuw werkjaar.
De kracht zit, zoals steeds, in de herhaling. Daarom staan wij vandaag weer stil bij drie belangrijke themas die ik ook vorig jaar in mijn openingstoespraak te berde heb gebracht: ten eerste, de politieke werking; ten tweede, onze relatie met de Vlaamse Regering; en ten derde, de externe communicatie en onze publiekswerking. In het tweede deel van mijn toespraak ga ik dieper in op de actualiteit en de uitdagingen waar we voor staan.
Ik start met de politieke werking. Ik heb de vorige jaren benadrukt dat het Vlaams Parlement meer een speler met toegevoegde waarde in het Vlaamse politieke bedrijf moet worden, en dat zoiets alleen kan door onze drie belangrijkste opdrachten nog meer op een zinvolle en ernstige wijze uit te oefenen. Die drie belangrijkste opdrachten zijn de uitvoerende macht controleren, het bewaken van de kwaliteit van wat de regering aflevert aan decreetgevend werk, en erop toezien dat de uitvoerende macht de centen als een goede huisvader beheert.
Dit parlement moet meer aandacht hebben voor diepgaande debatten en moet leren denken op lange termijn. Voor de dagelijkse werking van de parlementaire commissies betekent dat heel concreet dat die commissies zich veel minder zouden moeten bezighouden met detailkwesties, zoals nu al te veel het geval is. De meest recente cijfers me vanochtend bezorgd door de diensten geven me gelijk in mijn analyse. U hebt vorig werkjaar zomaar even 1544 vragen om uitleg in commissie gesteld. Er werden initieel zelfs 2912 vragen om uitleg ingediend. Daarnaast werden er zomaar eventjes 6453 schriftelijke vragen ingediend: 6004 daarvan werden ontvankelijk verklaard en aan de regering overgemaakt. En het moet gezegd, minister-president: ze waren bijna allemaal op tijd beantwoord.
We hebben het debat over de evaluatie van de controlemiddelen vorig werkjaar gevoerd. Persoonlijk ben ik wat ontgoocheld over het resultaat omdat ik verwacht had dat er meer uit die evaluatie zou komen. Zo had ik gehoopt dat we meer zouden focussen op debatten in commissies en onze commissieagendas minder zouden belasten met vragen. Maar geen man of vrouw overboord. Alles heeft zijn tijd nodig. Dit najaar na de juridisch-technische screening van ons reglement dit voorjaar, voorbereid in een ad-hocwerkgroep met alle fracties zal de evaluatie van de controlemiddelen ook in ons reglement op muziek worden gezet in de Commissie voor Reglement en Samenwerking. Daar zullen ook de resultaten van de screening van ons reglement besproken worden en zal erover gestemd worden.
Het is een goed moment om even stil te staan bij de evaluatie die de drie oppositiepartijen Open Vld, LDD en Groen! over de parlementaire werking van het voorbije werkjaar gemaakt hebben, samengevat als Een constructieve oppositie gedijt niet bij een destructieve meerderheid.
Eerst en vooral vind ik het positief en ik meen het, want ik heb de nota zeer grondig gelezen en ter beschikking gesteld aan iedereen die geïnteresseerd was dat de oppositie uit de hoek komt met een evaluatie van het voorbije werkjaar. Het is goed dat men een en ander oplijst. In dat document zitten een aantal opmerkingen en aandachtspunten die ik alleen maar kan onderschrijven. Zo vind ik het ook als voorzitter van alle parlementsleden, zowel van de meerderheid als de oppositie, spijtig dat er soms voor een aantal dossiers niet gestreefd wordt naar een kamerbrede meerderheid. Als er een goed voorstel op tafel ligt ook van de oppositie verdient dat de steun vanuit de meerderheid, en omgekeerd natuurlijk ook.
Maar soms doet het document de waarheid wel een beetje geweld aan of moet er op zijn minst wat genuanceerd worden. Ik noem een drietal voorbeelden: schending van het controlerecht van parlementsleden, politieke manipulatie bij de agendasetting waarbij voorzitters worden voorgesteld als zetbazen van de meerderheid en, derde voorbeeld: dat de meerderheidsfracties zich zouden laten zich misbruiken door de Vlaamse Regering.
Wat het eerste betreft, de zogenaamde schending van het parlementaire controlerecht, wil ik zeggen niet alleen aan de oppositie, maar ook aan de meerderheid dat het niet de kwantiteit is, maar de kwaliteit die telt. Ik denk dat iedereen het er met mij over eens is dat het parlement efficiënter moet omspringen met de schaarse tijd. Daarom moet er ook gesleuteld worden aan de manier waarop de vergaderingen verlopen en moet er vooral op worden toegezien dat we tot diepgaande inhoudelijke parlementaire debatten komen. Dat betekent onder andere: meer aandacht voor het langetermijndebat en minder aandacht voor de waan van de dag. Men werpt op dat er te veel vragen om uitleg onontvankelijk worden verklaard. Maar ik stel gewoon vast dat sommige collegas zelfs de moeite niet doen om eerst even te onderzoeken welke vragen er over een bepaald onderwerp al gesteld werden, voordat ze een vraag indienen. Het is heel gemakkelijk om een ijverige medewerker vragen aan de lopende band te laten produceren. Veel moeilijker is het om zich vast te bijten in een dossier en dat gericht te volgen en aldus de bevoegde minister het vuur aan de schenen te leggen.
De stelling dat agendasetting een instrument is van politieke manipulatie, zou ik willen nuanceren. De meeste commissies stellen een werkplanning op van wat er de komende weken en maanden aan bod zal komen in de commissie. Die planning de agendasetting dus wordt in volle transparantie in overleg met de commissie besproken en vastgelegd. Mijn ervaring is dat een goede agendasetting de parlementaire commissies net meer impact kan geven op de besluitvorming.
Ik geef u daarvan een voorbeeld. In de commissie Mobiliteit is vorig werkjaar de nieuwe ontwerpbeheersovereenkomst van De Lijn grondig besproken voor de regering die beheersovereenkomst sloot. We hebben de definitieve beheersovereenkomst nadien getoetst aan onze resolutie. Het resultaat is dat het parlement meer dan in het verleden een dikke vinger in de pap heeft gehad bij de besluitvorming over de nieuwe beheersovereenkomst.
En ten slotte de opvatting dat de meerderheidsfracties zich door de Vlaamse Regering laten misbruiken. Daarvoor wordt er verwezen naar het Cleantechdecreet. Niet zon sterk voorbeeld om dat aan te tonen, vind ik. U weet dat de regering die materie eerst via het programmadecreet door het parlement wilde sluizen. We hebben die bepalingen uit het programmadecreet gelicht zodat het Cleantechdecreet een normale parlementaire behandeling kreeg. Het parlement heeft hier volgens mij ten volle zijn rol kunnen spelen. De oppositie heeft gebruikgemaakt van alle reglementaire middelen die er zijn om te proberen het decreet tegen te houden. Dat is haar volste recht en ik heb daar principieel geen enkel probleem mee. Dat is nu eenmaal de rol van de oppositie. Men mag echter niet beweren dat men zijn rol niet heeft kunnen spelen.
Ik geef wel eerlijk toe, collegas van de oppositie, dat het andere voorbeeld dat de oppositie aanhaalt, met name de manier waarop het gewijzigde Mestdecreet in ons parlement aangepakt werd, beter op zijn plaats is. Dat was inderdaad geen fraai parlementair werk. Maar vergeet niet, collegas, dat er tijdens de vorige legislatuur nog veel meer van die verkapte ontwerpen holderdebolder door het parlement werden gesluisd, met de nadruk op de vorige legislaturen, als u mij begrijpt.
Ten slotte lees ik in de negen aanbevelingen of denkpistes die de oppositie in haar document voorstelt, een aantal voorstellen die het voorbije werkjaar al ter sprake zijn gekomen en/of zelfs gerealiseerd zijn. Denkt u maar aan het inkorten van het zomerreces: dat is voorgesteld en we zijn er al in geslaagd om het zomerreces met veertien dagen in te korten en inderdaad, we kunnen in de toekomst nog verder gaan. Er is al meer aandacht in het jaarverslag voor het beschrijven en het weergeven van de belangrijke dossiers die in het parlement aan bod kwamen naast kwantitatief cijfermateriaal. En ik heb geen enkele moeite met de verzuchting van de oppositie om meer debat met woord en wederwoord te organiseren. In het structurele overleg met de minister-president heb ik zelf al gevraagd dat volksvertegenwoordigers rechtstreeks gegevens zouden kunnen opvragen bij de diensten van de regering maar de minister-president vond dat niet echt een goed voorstel. De problematiek van de snelle schriftelijke vragen en de stroomlijning van moties kwam ook al aan bod bij de evaluatie van de controlemiddelen en werd daar ook uitgepraat.
Ik vind het wel verrassend dat de oppositie pleit voor het invoeren van quota voor vragen om uitleg en ook wil dat het bureau van de commissie oordeelt over de ontvankelijkheid van vragen om de willekeur van de commissievoorzitter te doorbreken. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
Ik heb daarnet, mijnheer Penris, heel duidelijk gezegd welke drie oppositiepartijen dat waren.
Ons reglement voorziet in een perfecte regeling voor het geval men niet akkoord gaat met een beslissing van de commissievoorzitter om een vraag onontvankelijk te verklaren. Waarom maakt men geen gebruik van dat bestaande artikel 83 in ons reglement?
Dames en heren, genoeg uitgeweid. Ik ga verder met de bespreking van mijn drie themas en ik kom dan nu tot de relatie tussen het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering. Het is normaal dat er een gezonde spanning bestaat tussen de uitvoerende macht en het parlement. Het parlement moet onafhankelijk kunnen optreden en waakhond zijn van de regering.
Minister-president, u weet ondertussen dat ik erop sta dat de regering het parlement als een volwaardige partner behandelt. Om duidelijke afspraken over de spelregels te maken, hebben we regelmatig een structureel overleg. Straks in de vooravond zitten we trouwens weer samen. Ik zie aan uw glimlach dat u dat helemaal ziet zitten.
We hebben met de regering een aantal afspraken gemaakt over het concept en de structuur van de beleidsbrieven en over de begroting die de regering jaarlijks indient. Ik ga ervan uit dat er, zoals al meermaals gevraagd, een degelijke afstemming zal zijn tussen de toelichting bij de begroting waar we vooral cijfers willen zien, en de beleidsbrieven die duidelijk beleidsopties moeten weergeven en een stand van zaken geven van de uitvoering van de decreten, het regeerakkoord, de beleidsnotas, de aanbevelingen van het Rekenhof en de resoluties en moties van dit parlement. Ik benadruk ook dat er expliciet aandacht moet gaan naar de regelgevingsagenda.
Ik dring er ook nogmaals op aan dat uw regering de nodige zorg zou besteden aan de leesbaarheid van die beleidsbrieven en de begrotingen. Waarom worden de ontwerpen van decreet wel systematisch voorgelegd aan de dienst Taaladvies binnen de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (DAR) maar gebeurt dat niet met de beleidsbrieven?
Minister-president, ik herhaal wat ik vorig jaar ook al zei: het blijft moeilijk om tot heldere afspraken te komen over de informatieverstrekking van de uitvoerende macht aan het parlement en de burger. Het Vlaams Parlement moet er meer dan tijdens de voorbije legislaturen het geval was op toezien dat de Vlaamse Regering ook uitvoering geeft aan de informatieplicht van de regering aan het parlement, vooral over de belangrijke dossiers waarmee de administratie van de Vlaamse overheid dagelijks bezig is.
De Vlaamse Regering heeft op haar laatste ministerraad in juli een beslissing genomen over de zogenaamde Talennota, maar ze vond het blijkbaar niet nodig om onmiddellijk het parlement in kennis te stellen van die Talennota. Het is niet correct dat de parlementsleden alleen via de website die nota konden raadplegen. Mevrouw Moerman heeft me daar zeer terecht op gewezen. Ik herhaal dat de regering een automatische reflex moet aankweken om eerst het parlement en dan pas de media te informeren over getroffen beslissingen. Een actief informatiebeleid van de Vlaamse Regering kan het parlement immers beter helpen om zijn parlementaire controletaken onderbouwd uit te oefenen, en ik blijf erbij, dat zal bovendien ook leiden tot een aanzienlijke vermindering van het aantal vragen die vaak louter terechte vragen om informatie zijn.
Minister-president, vorig jaar heeft uw regering beslist dat de uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord en Vlaanderen in Actie (ViA) middels een monitoring zou worden gevolgd. U hebt dat rapport aan alle parlementsleden bezorgd, waarvoor mijn dank. Ik heb gelezen dat de regering beslist heeft om met een eerste voortgangsrapportage 2011 tegen de Septemberverklaring 2011 naar buiten te komen. Ik feliciteer u daarvoor en doe een warme oproep tot de commissievoorzitters om in hun commissies deze voortgangsrapportage ernstig te bespreken. Dat is zeker ook voor de oppositie een ideaal instrument om mee het regeerakkoord op te volgen en de regering te controleren. Zoals het ook goed zou zijn dat het parlement betrokken zou worden bij het toezicht op de uitvoering van de nieuw afgesloten beheersovereenkomsten.
Collegas, ik stap over naar een volgend item, het Rekenhof. Ik vind het een zeer goede zaak dat het Rekenhof zich voluit inzet voor het parlement en meer dan vroeger zijn werkzaamheden afstemt op de concrete wensen van het parlement. Wij en de commissies in het bijzonder zouden meer open moeten staan voor de input van het Rekenhof. Het Rekenhof kan ons de informatie leveren die nodig is om de uitvoerende macht efficiënt te controleren. De expertise die in het Rekenhof aanwezig is, moet nog meer gebruikt worden ten voordele van de parlementaire controlefunctie.
Ik rond dit eerste deel af met mijn derde en laatste aandachtspunt: de communicatie met de burger en onze publiekswerking. Onze externe communicatie is enorm belangrijk. Meer dan in het verleden is de Vlaming op zoek naar informatie, ook informatie over wat er in zijn parlement gebeurt. Een parlement dat er niet in slaagt om zich te verkopen of om de aandacht van de burgers en de media naar zich toe te trekken, bestaat gewoonweg niet. Daarom moet dit parlement resoluut inzetten op communicatie: in de eerste plaats communicatie over onze dagelijkse werking, maar ook over het parlement als instelling en over zijn relatie met de burger. Het parlement is immers de brug tussen de burger en de politiek.
Wat onze functie betreft als brug tussen de burger en de politiek zitten we echter nog niet op schema. De website van het Vlaams Parlement moet veel toegankelijker gemaakt worden, meer op maat gesneden worden van de gebruiker. Dat is een prioriteit voor dit zittingsjaar, te meer omdat men, buiten het parlement om, uitgerekend nu met een nieuwe website naar buiten komt: www.zewerkenvoorjou.be. Vanaf vandaag wordt het Vlaams Parlement door drie politologen online onder de loep gehouden.
Dames en heren, 2011 is een feestjaar voor ons Vlaams Parlement. We bestaan veertig jaar: van Cultuurraad over Vlaamse Raad naar Vlaams Parlement. En dat gaan we vieren. In december organiseren we een feestweek. Er zal dan een internationaal colloquium over staatsvorming georganiseerd worden. Samen met Radio 2 organiseren we die week een dag Vlaams Parlement voor de Vlamingen die 40, 30, 20, 10 en 1 jaar worden op 7 december 2011. Er verschijnt ook een boek, een gezamenlijk werkstuk van Vlaamse en Waalse wetenschappers. Zij hebben onderzocht hoe Vlaanderen en Wallonië in de voorbije veertig jaar hun autonomie op diverse beleidsdomeinen Onderwijs, Cultuur, Economie, Buitenlands Beleid ingevuld hebben. Een stuk beleidsgeschiedenis dus. We organiseren een evenement waarop ook de buitenlandse ambassadeurs worden uitgenodigd.
Dames en heren, ik kom nu tot de actualiteit. Hopelijk wacht er ons een grote staatshervorming. In dat geval moet het Vlaams Parlement klaar zijn om de omvangrijke overheveling van bevoegdheden die, naar we hopen, gepaard gaat met een structurele herziening van de mechanismen van de Financieringswet, in goede banen te leiden. Dat vergt ook een aanpassing van werken in dit parlement. Zo zullen er wellicht een aantal nieuwe beleidscommissies opgericht worden.
Ik pleit ervoor om, zoals aangegeven in het goedgekeurd beleidsplan, op korte termijn een opvolgingscommissie Staatshervorming op te richten om met de vinger aan de pols de zesde staatshervorming van nabij te volgen. Dat is niet alleen een zaak van de regering. Ook het parlement moet hier ten volle bij betrokken worden.
Mijn tweede boodschap luidt dat dit parlement zelf orde op zaken moet stellen. De laatste weken kwamen we negatief in de media. De parlementaire uittredingsvergoedingen en de meerwaarde en de kostprijs van buitenlandse parlementaire reizen zijn daarvan twee voorbeelden. Laten we de hand in eigen boezem steken en, nu we bijna halfweg deze legislatuur zijn, het voortouw nemen om te komen tot een billijke maar ook transparante regeling van het statuut van het parlementslid. Niet alleen de vergoedingen maar ook het parlementaire pensioen en het statuut van het parlementslid moeten op tafel komen. Het Vlaams Parlement kan hier een voortrekkersrol vervullen, een voorbeeldfunctie hebben. Waar een wil is, is een weg.
Beste collegas, ik reken op een Vlaams Parlement dat ook dit komende zittingsjaar levendig en gedreven zal functioneren. Daarin is zowel voor de leden van de meerderheid als voor de leden van de oppositie een belangrijke rol weggelegd. De gemeenteraadsverkiezingen kondigen zich aan en zullen wellicht vanaf het voorjaar van 2012 een schaduw werpen op onze werking. Een lokale verankering is belangrijk en noodzakelijk, maar mag geen excuus of alibi zijn om enkel woensdagnamiddag bij de stemmingen in plenaire vergadering in dit parlement aanwezig te zijn.
Ik kijk ook uit naar een volgehouden goede samenwerking van dit huis met de dames en heren van de verzamelde pers.
Een dynamisch parlement kan niet zonder een dynamische administratie. Als er de voorbije periode voorstellen geformuleerd werden of aanzetten gegeven werden om de werking van dit parlement te verbeteren, dan is dat in niet geringe mate te danken aan de professionele ondersteuning vanwege het Algemeen Secretariaat. Ik reken ook dit werkjaar op de dagelijkse inzet van de secretaris-generaal en haar medewerkers om ons te ondersteunen.
Ik reken op uw constructieve bijdrage om in het komende zittingsjaar degelijk werk te verrichten, in een sterk Vlaams Parlement, ten voordele van de Vlaamse burger, voor een nog krachtdadiger Vlaanderen. Ik dank u. (Algemeen applaus)
Ik verklaar het Vlaams Parlement geconstitueerd. Hiervan zal worden kennis gegeven aan de Vlaamse Regering, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Parlement de la Communauté française, het Parlement wallon, het Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft, het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement, de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Assemblée de la Commission communautaire française.