Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik zou willen beginnen met het goede nieuws. Voor de achtste maand op rij daalt de Vlaamse werkloosheid. We merken dat het economische herstel zich ook vertaalt in het aantal vacatures, dat opnieuw op het niveau zit van voor de crisis.
De verleiding wordt dan groot om hoera te roepen, maar dat zou misplaatst zijn omdat dat goede gemiddelde nog heel wat problemen verbergt. Er zijn in de eerste plaats heel grote regionale verschillen. Antwerpen blijft voor wat betreft de werkloosheid heel problematisch. Het is goed dat de daling van de werkloosheid zich nu eindelijk ook voordoet bij allochtonen. Maar als je vaststelt dat er een daling is van meer dan 7 procent bij de algemene cijfers, en de allochtonen nemen daarin een daling van slechts 1 procent, dan is het duidelijk dat de allochtonen niet profiteren van de trend. Het wordt helemaal zorgwekkend dat er bij de ouderen hoogstens een stagnatie is.
Ik maak mij bijzondere zorgen over de groep van 52.000 mensen die langer dan 2 jaar werkloos zijn. Daar zien we een stijging van 4,6 procent. Daar tekent zich nu heel duidelijk een cohorte af van mensen die 2 jaar geleden bij de crisis werkloos geworden zijn door ofwel een ontslag, ofwel door geen toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, die heel het traject doorlopen hebben en die vandaag het stempel van langdurig werkloze op hun hoofd krijgen. Dat cijfer moet ons bijzonder zorgelijk stemmen. Daar is beleid nodig dat meer doet dan enkel de trend volgen. Het beleid moet sommige trends uitdiepen en moet andere trends proberen tegen te gaan.
Minister, ik vraag u om in te zetten op die kansengroepen die vandaag nog altijd minder dan de trend zou doen verwachten profiteren van het economisch herstel. Ik merk daar veel van in de beleidsnota en in de beleidsbrieven. Ik merk dat er wordt ingezet op oudere werklozen. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) is op 1 april 2011 begonnen met de uitrol van een sluitende aanpak voor werklozen, maar ik vind veel minder terug over langdurig werklozen. Daarom, minister, vraag ik u wat u zult doen om ervoor te zorgen dat de langdurig werklozen, en in het bijzonder de cohorte die nu 2 jaar werkloos is, niet blijft verzeilen in werkloosheid.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb voor de 50-plussers, naar wie u in uw vraag verwijst, maatregelen genomen die van kracht worden op 1 april 2011. Als ik de cijfers bekijk over diegenen die langer dan 2 jaar werkloos zijn, zie ik een stijging van 4,6 procent voor april 2011. Maar de tendens van januari 2010 tot nu toont de op één na laagste stijging. Je ziet dus ook daar een evolutie. De vergelijking tussen de periode februari-april 2010 en februari-april 2011 toont dat we in die periode vorig jaar een stijging van 7 tot 8 procent hadden per maand, terwijl dat nu tussen 4 en 6 procent is. Een derde, heel belangrijk punt bewijst dat we een proactief beleid hebben gevoerd: het aantal werklozen die 1 tot 2 jaar werkloos zijn daalt enorm. In april bedroeg die daling 15 procent en de laatste maanden meer dan 10 procent.
Mijnheer Van Malderen, u zei daarnet dat door de crisis een groep is doorgeschoven. Wij hebben nu proactief ingespeeld op de volgende groep, en die zal dus niet doorschuiven. Ik heb de cijfers met betrekking tot diegenen die langer dan 2 jaar werkloos zijn grondig bekeken. De moeilijkste groep bestaat uit diegenen die 3 jaar en meer dan 3 jaar werkloos zijn. In april stijgt het aantal van diegenen die 3 of 4 jaar werkloos zijn met 33 procent. De vorige maanden was dat 24 tot 33 procent. Dat is enorm. In Vlaanderen moeten we dat breder bekijken. We hebben een aantal maatregelen genomen. Ik denk aan de werkateliers en aan het hele systeem van vervroegd curatieve werking. Maar ik denk ook aan de werkervaringsplaatsen, die we al hebben vanaf 1 jaar werkloosheid. Voor wie er dan nog overblijft, zit je heel snel bij sociale-economieprojecten. Daar ben ik samen met mijn collega Freya Van den Bossche aan het uitkijken naar een tewerkstellingsmaatregel of -matrix zodat wij daar beter curatief kunnen optreden voor de mensen die in weerwil van al bestaande maatregelen niet aan de bak komen.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Uiteraard denk ik dat we anderhalf jaar na het ingaan van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) vandaag een aantal resultaten kunnen zien. Dat geldt in het bijzonder voor die groep die na het uitbreken van de economische crisis op de arbeidsmarkt is gekomen.
Maar de daling van de groep van diegenen die 2 jaar of meer dan 2 jaar werkloos zijn, mag ons niet afleiden van het feit dat er daar echt een cohorte is. De stijging van het aantal werklozen dat 4 en 5 jaar werkloos is, maakt daar deel van uit. Dat zijn mensen die al een aantal jaren geen toegang tot de arbeidsmarkt hebben gehad en die daardoor wellicht nog een aantal bijkomende problemen hebben ervaren.
We moeten er echt voor zorgen dat het WIP dat afloopt, een heel passend vervolg krijgt en dat we geen outsiders op onze arbeidsmarkt tolereren. We moeten er echt voor zorgen dat we naar een inclusieve arbeidsmarkt gaan. We moeten het ijzer smeden terwijl het heet is. Er is economisch herstel, maar dat is broos. Als je kijkt naar het schommelende consumentenvertrouwen, naar de vertraging van de groei in Duitsland en naar de problemen met de euro, moeten we ervoor zorgen dat de mensen op de arbeidsmarkt gewapend zijn en zo snel mogelijk actief worden op die arbeidsmarkt als het economisch weer omslaat.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik dank u voor uw vraag. Ik ben wat verrast door uw pleidooi, maar desalniettemin ga ik er helemaal mee akkoord. De cijfers tonen inderdaad aan dat er een dringende noodzaak is voor het uitbreiden van het activeringsbeleid naar 58 jaar, zoals dat ook is afgesproken binnen de schoot van de Vlaamse Regering. Maar wij, de N-VA, zijn vragende partij om dit niet enkel te beperken tot de nieuwe instroom van kortdurig werkzoekenden tot 58 jaar, maar ook uit te breiden naar de groeiende groep langdurig dus langer dan twee jaar werkzoekende 50-plussers. Dat zijn er trouwens 29.600.
Een van de zaken die we zeker moeten aanpakken om daar resultaat te boeken, is het afstemmen van het Vlaamse activeringsbeleid en het federale passiveringsbeleid. Daarom blijven we pleiten voor een overheveling van die bevoegdheid. Onder andere de criteria voor de beschikbaarheid die door de RVA worden gehanteerd, lopen niet gelijk met die die door de VDAB worden gehanteerd. Als je als werkloze voor je uitkering niet beschikbaar moet zijn op de arbeidsmarkt, heb je daar als VDAB of activeringsbeleid van Vlaanderen zeer weinig vat op. Het is vooral dat probleem, de structurele uitkeringsafhankelijkheid van werklozen, waar we aan moet werken. Ik ben in ieder geval blij met het voortschrijdend inzicht bij sp.a.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik denk dat de heer Van Malderen hier een terecht punt maakt over het feit dat er enerzijds een positieve trend is als we de werkloosheidcijfers bekijken, maar dat die positieve trend niet geldt voor de 50-plussers. Ik denk dat hij ook terecht een punt maakt als hij stelt dat er bij die 50-plussers heel wat langdurige langer dan twee jaar werklozen zijn. Ik wil even verwijzen naar de actuele vraag die ik hier enkele maanden geleden heb gesteld. Daarin werd aangekondigd dat er een nieuw activeringsbeleid zou worden gevoerd voor de groep van de 50-plussers, in eerste instantie tot 55 jaar en nadien tot 58 jaar. Wij dachten toen dat het meteen tot 58-jarigen zou lopen. Er werd toen expliciet gezegd dat dat nieuwe activeringsbeleid enkel gold voor de nieuwe instroom van werkzoekenden, terwijl hier eens te meer wordt gezegd dat we ook oog moeten hebben voor de 50-plussers die al twee jaar of alleszins langer dan recent in de werkloosheid zijn terechtgekomen.
Ik zou opnieuw een oproep willen doen om daar zeker alle aandacht aan te schenken. We weten dat die eindevaluatie over dat activeringsbeleid er pas naar het eind van het jaar toe komt. Ik denk dat de tijd nu al gekomen is om maatregelen bij te sturen en ervoor te zorgen dat die langdurige 50-plussers zo snel mogelijk kunnen worden geactiveerd.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Het is bijna een vaste wet op de arbeidsmarkt dat wie zijn werk verliest en te lang zonder werk blijft, verweesd achterblijft. Zodra de economie opnieuw aantrekt en er nieuwe jobs komen zodat de werkloosheid daalt, zijn het inderdaad vaak de langdurig werklozen die dan achterblijven en waar niemand naar omkijkt. In die zin is de grote test voor uw systematische aanpak van bijvoorbeeld 50-plussers, eigenlijk die groep, die kern die achterblijft en waarvoor u speciale inspanningen zult moeten doen. Tijdens een interpellatie die ik in november 2010 heb gehouden, hebt u zelf ook gezegd dat er twee groepen zijn waar u bezorgd over bent: de langdurig werklozen en de oudere werklozen. U zult voor de groep die beide combineert, extra inspanningen moeten doen, naast uw huidige aanpak. We zullen ook de werkgevers en andere partners op de arbeidsmarkt moeten sensibiliseren om ook diegenen aan bod te laten komen die op het eerste gezicht misschien onaantrekkelijk lijken om tewerk te stellen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ga door op het pleidooi van de meeste collegas. We zitten inderdaad met een specifieke situatie op onze arbeidsmarkt. Er zijn gemiddeld minder dan 3,5 werkzoekenden per vacature. We hebben iedereen nodig op onze arbeidsmarkt: de langdurig werkzoekenden, de ouderen. We kunnen iedereen gebruiken om die vacatures in te vullen.
De vergeten groep, waarover ik al meermaals heb gesproken in de commissie en ook hier, zijn de leefloners. Er zijn er meer dan 40.000 in Vlaanderen. Experimenten hebben uitgewezen dat 43 procent van die groep perfect een job kan vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Dat is een gigantische arbeidsreserve. Het zijn langdurig werkzoekenden, maar ze staan niet als werkzoekende ingeschreven bij de VDAB. We moeten die groep activeren om ze te kunnen inzetten op de arbeidsmarkt. We hebben ze heel hard nodig. Minister, ik daag u uit om daar heel hard en heel snel werk van te maken.
Wat doen we met de 50-plussers die niet in de instroom zitten? Je kunt op twee manieren een beleid voeren. Wij hebben ervoor gekozen om een beleid te voeren samen met de Vlaamse sociale partners. We hebben daar uitdrukkelijk de wens en de aanpak gehanteerd om te starten met de instroom, vanaf 55 jaar en tegen het einde van het jaar naar 58 jaar. Ik ben me er heel goed van bewust dat we ook dingen kunnen doen voor degenen die al werkloos zijn.
Ik wil er toch blijven op wijzen dat de federale overheid met het activeringsbeleid stopt vanaf 50 jaar. Wij zijn al geëvolueerd van 48 naar 52 jaar en nu gaan we naar 55. Op het einde van het jaar gaan we naar 58 jaar. Maar als er van de ene kant een signaal komt dat het vanaf 50 jaar klaar is, terwijl wij al tot 58 jaar gaan, is het niet eenvoudig om de mensen die daar al zijn, te activeren. Ik ben het eens dat dat een grote uitdaging is, aan mij en aan minister Van den Bossche, als verantwoordelijke voor sociale economie.
We hebben met deze Vlaamse Regering heel uitdrukkelijk gekozen om een werkgelegenheidsbeleid te voeren samen met de sociale partners. Mijnheer Watteeuw, zoals u zelf zegt, als je niet op het terrein de ondersteuning vindt bij vakbonden en werkgevers, kun je zon beleid niet voeren.
Het zijn keuzes die op een bepaald moment zijn gemaakt, in het verleden, om een 48-plusser te beschouwen als iemand die zich niet meer op de arbeidsmarkt moet aanbieden. Dit jaar gaan we wellicht al naar 58 jaar. Dat is toch een verbetering van 10 jaar. We starten met de instroom. Ik denk dat ook dat de juiste aanpak is. Hadden we geen maatregelen genomen voor de werklozen tussen 1 en 2 jaar, hadden we nu niet de enorme daling gezien, waarnaar u hebt verwezen, mijnheer Van Malderen. Dan hadden we die cohorte die doorschuift naar langdurige werkloosheid, gemist en was die daar ook terechtgekomen.
Als de groei zich voortzet, krijgen we een opportuniteit. Ik hoop dat u te pessimistisch was toen u zei dat het heel broos is. Ik hoop dat, want dan zijn er ook bij de werkgevers heel wat mogelijkheden. Er zal dan een tekort op de arbeidsmarkt komen. Vandaag zitten we aan een werkloosheidsgraad van 6 procent, wat toch enorm laag is op dit moment, nog maar net goed uit de crisis.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Er zijn 52.000 mensen langer dan 2 jaar werkloos. Er zitten ouderen bij, maar ook jongeren. Ik vraag aandacht voor heel de groep. Ik pleit hier eigenlijk voor een soort van WIP bis of WIP plus, waarbij we echt ingaan op de postcrisissituatie en heel goed analyseren welke mensen dreigen blijvend van boord te vallen of niet aan boord te geraken en waarbij we actief inzetten op een curatieve aanpak, die inderdaad performant is.
Mijnheer Diependaele, ik wil u het standpunt van mijn partij nog eens in drie zinnen uitleggen, zodat u het voor eens en voor altijd snapt. Wij willen dat iedereen die wil werken, kan werken. Wij vragen dat iedereen die kan werken, ook effectief aan de slag gaat. We willen ervoor zorgen dat degenen die werk geven, realistische eisen stellen aan degenen die werk zoeken. Dat heet een inclusieve arbeidsmarkt. Ik hoop dat u zich niet beperkt tot het uitsluiten van mensen. (Applaus bij sp. a)
Het incident is gesloten.