Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de sterke groei van het aantal definitieve uitsluitingen na een tuchtprocedure en het opzetten van preventieve werking ten aanzien van probleemjongeren
Verslag
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, we gaan over van kleuters naar het secundair onderwijs. Ook daar zijn er immers een aantal problemen die we van nabij moeten bekijken en aanpakken.
In de commissie hebben we al enkele malen gediscussieerd over het rapport en de cijfers met betrekking tot de afwezigheid van leerlingen op school. Vorig schooljaar hebben we echter een explosieve stijging kunnen vaststellen van het aantal definitieve uitsluitingen van leerlingen, vooral in het secundair onderwijs. Het zou gaan over 1500 leerlingen, maar als we het rapport bekijken, ligt dat cijfer eigenlijk veel hoger, namelijk boven de 2000 leerlingen. Dat is een verdubbeling op nauwelijks vier jaar tijd, wat problematisch is. Een bijkomend probleem is dat van die 1500 leerlingen er 150 geen school meer vinden om zich er opnieuw in te schrijven.
Een leerling definitief uitsluiten als tuchtmaatregel lijkt me toch wel de laatste stap die een school kan nemen. Uit de cijfers blijkt echter dat dit veel meer gebeurt dan we denken. Als ik de reactie van de onderwijskoepels bekijk, heb ik het gevoel dat die de schuld bij de leerlingen leggen. Het gaat immers over probleemleerlingen, die zich niet konden houden aan de schoolreglementen en geen afspraken nakwamen. Dat vertaalde zich natuurlijk ook in spijbelgedrag. Minister, het gaat eigenlijk over een mix. De Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) richt een verwijt aan de scholen: dit zou de laatste maatregel moeten zijn die ze nemen. De scholen, aldus de VSK, nemen te veel repressieve maatregelen, veeleer dan dit preventief aan te pakken.
Minister, hoe verklaart u de explosieve stijging van het aantal definitieve uitsluitingen? Wat zal er gebeuren met die jongeren die er nu niet in slagen om zich in te schrijven in een nieuwe school?
Het probleem is niet enkel dat van de scholen. Gaat u overleggen met minister Vandeurzen om dit probleem aan te pakken?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, 1531 leerlingen worden niet meer ingeschreven wegens definitieve uitsluiting. Tellen we daar de 18-plussers bij, dan komen we aan ongeveer 2000. Het aantal niet-schoolbare leerlingen is op 4 jaar tijd verdubbeld. De oorzaken zijn leermoeilijkheden, persoonlijke problemen en moeilijke thuissituaties. 10 procent geraakt niet opnieuw ingeschreven, 8 procent geraakt tijdelijk niet ingeschreven. Bovendien dreigen ze andere kwetsbare jongeren mee te slepen.
Mevrouw Pehlivan, ik heb de reactie van de onderwijskoepels meer genuanceerd begrepen. Mevrouw Van Hecke pleit voor een individueel traject en zegt dat onze scholen dit niet meer alleen aankunnen. De Vlaamse scholierenkoepel pleit heel terecht voor samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn, en vraagt om het hele probleem beter in kaart te brengen en meer preventief te werken.
Als we niet opletten, dreigen we jaarlijks ongeveer 2000 mensen te verliezen. Dat kunnen we in Vlaanderen niet maken. Minister, hoe wilt u preventief optreden in samenwerking met uw collegas? Moeten we niet ook durven na te denken over de inhoud van leerplicht/schoolplicht, en de leeftijd tot wanneer die loopt?
Minister Smet heeft het woord.
Ik ben het eens met jullie bezorgdheid. Het klopt dat er een stijging is en dat die voor een heel klein deeltje te wijten is aan registratie, aan de betere manier waarop wordt omgegaan met terugzendingen en met het definitief uitsluiten uit een school. Dat is een reden tot bezorgdheid.
Jullie hebben goed aangegeven dat dit probleem Onderwijs overstijgt. In se gaat het om een welzijnsprobleem. We zijn bezig met het opstellen van een antispijbelplan. Dat gaan we uitbreiden naar antisociaal gedrag, en dat valt daar ook onder. We gaan betere profielschetsen van die jongeren opmaken. Er loopt ook een studie over hoe we dat in de toekomst beter kunnen monitoren met de scholen, of dat al of niet mogelijk is. We verwachten die resultaten in het najaar.
Onderwijs en Welzijn bieden gezamenlijke korte en lange time-outprojecten aan. We hebben ook herstelgericht werken voor scholen als prioritair thema in de nascholingen vooruitgeschoven, juist om scholen te leren omgaan met dat soort problematische jongeren. Er is ook het actieplan met de Commissie Jeugdzorg in het Vlaams Parlement, waar een duidelijke link is.
De vergadering met minister Vandeurzen is al veel langer gepland, maar voor eind deze maand zal ik samen met hem de samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs bekijken, en we gaan dat hier uitdrukkelijk omkaderen. Als we echt een antwoord willen geven aan die jongeren, dan kan Onderwijs dit niet alleen, dan moet ook Welzijn dat doen en er moet een goede afstemming zijn tussen beiden.
Ik heb met minister Vandeurzen afgesproken dat we deze maand samen mevrouw Van Hecke gaan ontmoeten om daar met haar over te praten. Dit probleem overstijgt Onderwijs inderdaad, mijnheer De Meyer. We moeten die jongeren daar even uithalen bij manier van spreken, wat bijspijkeren, terug op het goede pad zetten en dan weer opnemen in Onderwijs. Daarvoor is er een band nodig tussen Onderwijs en Welzijn. Deze maand nemen minister Vandeurzen en ik dat op.
Minister, ik ben blij dat u onze bezorgdheid deelt. De plannen en acties die u hebt uiteengezet kunnen we in de commissie verder bespreken. Dit probleem is niet alleen van Onderwijs. Ook de ouders moeten hier mee bij worden betrokken. Zij spelen een cruciale rol.
Misschien kunt u dit ook opnemen in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs. Daar zit ook een deel van het probleem dat sommige leerlingen in een verkeerde richting worden gestimuleerd. Ze zijn schoolmoe, ze voelen zich niet op hun plaats in de schoolstructuur, wat tot nefaste gevolgen kan leiden. We gaan dit verder opvolgen in de commissie.
Minister, ik dank u voor het geëngageerd antwoord. Ik onthoud: verder onderzoek, beter in kaart brengen van de problemen en samenwerking met welzijn. Collegas, anderzijds wil ik heel uitdrukkelijk zeggen dat het belangrijk is dat de Vlaamse Regering duidelijk een minister aanduidt die dit dossier trekt. 2000 jongeren verliezen we jaarlijks, met alle consequenties van dien. Dat kan onze Vlaamse samenleving zich niet veroorloven.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Minister, u verwijst naar het nieuwe antispijbelplan. U hebt naar aanleiding van het rapport waarover nu gesproken wordt die cijfers zijn niet nieuw, we hebben ze al in februari besproken gezegd dat u het nieuwe antispijbelplan zult voorstellen aan de commissie voor de zomer. Het is kort dag.
U hebt naar aanleiding van een interpellatie van collega Helsen over de persoonlijke ontwikkelingstrajecten, gezegd dat u de registratie zou bekijken en volop bezig was met de monitoring. Dat zou afgehandeld zijn op het einde van het schooljaar, dus voor de zomer. Minister, het is kort dag.
Mevrouw Van Hecke verwijst naar een grote groep van niet-schoolbare jongeren met wie geen land meer te bezeilen valt. Volgens haar is er maar één oplossing, namelijk aan de probleemleerlingen een individueel traject aanbieden. Er wordt enorm gefocust op die individuele begeleiding, ook in uw antwoord. Ik wil wijzen op een interview met de socioloog Furedi, dat dit weekend in De Morgen is verschenen. Hij heeft een nieuw boek geschreven, De terugkeer van het gezag. Hij kaart daar het onderwijssysteem aan en zegt dat kennisoverdracht steeds meer plaats moet ruimen voor amusement, socialisatie en therapie. We moeten terugkeren naar gezag in het onderwijssysteem. Minister, ik zou u aanraden dat boek eens te lezen en misschien naast die individuele trajecten ook eens een andere piste te bekijken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Celis heeft het woord.
Over de uitsluiting van die jongeren is algemeen moeilijk iets te zeggen. Wanneer er spijbelgedrag aan de orde is, dan hebben we inderdaad het rapport waar we al over hebben gesproken in de commissie. Ik vermoed dat het spijbelen als dusdanig hier niet aan de orde is. De uitsluitingen zijn er voornamelijk bij jongeren met een effectieve problematiek. Ik ben heel zeker van de competenties waarover leerkrachten en directies beschikken. Wanneer er over uitsluiting moet worden gesproken, zullen ze dat enkel en alleen doen wanneer ze effectief met de handen in het haar zitten. Wanneer we gaan kijken naar welke jongeren dat zijn, namelijk de kwetsbare groepen waarmee we worden geconfronteerd, denk ik dat we vanuit het onderwijs wel de opdracht hebben om professionele hulp in te zetten in die scholen want ook vanuit de bijzondere jeugdzorg is er een algemene vraag naar extra plaatsen en naar ondersteuning. Daar kan men niet opvangen wat het onderwijs ook niet kan opvangen. Voor die professionele hulp in psychologie, zeker in deeltijds onderwijs en bso-onderwijs, moeten we een tandje bij steken.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, het stijgend aantal uitsluitingen is natuurlijk een zorgwekkend gegeven. Belangrijk is de mentaliteit die men daar tegenover aanneemt. Ik heb het gevoel dat mevrouw Pehlivan lijdt aan het Dalrymple-syndroom. Dat hebben we gisteren uitvoerig uiteengezet gekregen. Als er iets misloopt, is het nooit de schuld van degene die iets misdoet, het is altijd de schuld van de maatschappelijke verhoudingen, het gebrek aan welbevinden in de school, het autoritair optreden van de school. Het is altijd de schuld van iemand anders, de absolute deresponsabilisering, waardoor uiteindelijk de autoriteit die zijn verantwoordelijkheid neemt, de zwartepiet krijgt toegespeeld.
Met dat soort mentaliteit mogen we niet naar die dingen kijken. Een school moet zijn verantwoordelijkheid nemen, en ook zorg dragen voor de functionering van het geheel. Ik heb toch liever de aanpak van de heer De Meyer, die zegt dat we misschien wel eens de schoolplicht moeten bekijken. LDD stelt ook voor om de schoolplicht in te korten naar 16 jaar. We wachten decretale initiatieven van CD&V met ongeduld af.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het gaat hier inderdaad om een specifieke groep jongeren die een individueel traject nodig hebben. Het klopt dat die groep van 1500 jongeren moeilijker bereikt wordt met een antispijbel- of een ander plan. Ze zijn dat stadium al voorbij. U hebt aangehaald dat daarvoor de time-outprojecten beschikbaar zijn. We geloven ook dat die projecten voor deze jongeren de beste oplossing bieden. Er zijn een aantal problemen. Er zijn wachtlijsten omdat nog steeds gewerkt wordt met een gesloten enveloppe. Niet voor elke leerling die dat nodig heeft, is er een dergelijk time-outproject. Bovendien staan die projecten niet open voor het gehele middelbaar onderwijs. Ze zijn dat enkel voor het deeltijds onderwijs. Ook dat is problematisch. Minister, denkt u eraan daar iets aan te doen? Wilt u de projecten uitbreiden en werken met een open enveloppe, ook voor het hele middelbaar onderwijs?
Laat me allereerst zeggen dat ik van mevrouw Pehlivan niet gehoord heb dat het plots alleen de samenleving is die verantwoordelijk is. Uiteraard is het individu dat die daden stelt, verantwoordelijk. Dat geldt ook voor de ouders. Anderen hebben al gezegd dat de verantwoordelijkheid van de ouders heel belangrijk is. Kinderen hebben is één zaak, maar verantwoordelijkheid opnemen nog iets anders. Ik denk dat we dat nog eens veel duidelijker moeten stellen. Maar, mijnheer Bouckaert, we kunnen er niet omheen dat een samenleving, waar men opgroeit, een buurt, een omgeving, de afkomst, al dan niet uit een achtergesteld gezin, moeilijke sociaal-economische omstandigheden externe factoren zijn die daarop inspelen. Versta me niet verkeerd, dat zijn geen excuses. Daarover bestaat kilometers literatuur. U moet die misschien maar eens lezen.
Ik hoor echter helemaal niet zeggen dat het niet zou gaan om een individuele verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid van de ouders, net zoals ik evenmin problemen heb met het feit dat gezag, discipline nodig is, ook in scholen. Daar is niets mis mee. Ook de samenleving als geheel heeft dat af en toe nodig. Ik heb daar helemaal geen problemen mee. Laten we daarover geen valse of verkeerde tegenstellingen vinden.
Mevrouw Meuleman, u hebt gelijk. Het systeem van de time-out volstaat op dit moment niet. Er is meer vraag dan aanbod. In de Commissie Jeugdzorg is dat ook heel duidelijk naar voren gekomen. Dat is nu juist een van de gespreksonderwerpen die ik met minister Vandeurzen, die, zoals u weet, daarin ook een belangrijke bijdrage levert, zal opnemen om na te gaan hoe we kunnen komen tot meer trajecten voor individuele jongeren. We moeten het hele traject bekijken. Bij een jongere die we niet opvangen als hij in het begin van een schoolcarrière problemen heeft, is de kans groot dat hij gedurende de rest van zijn leven problemen zal hebben. Dat zal dan ook een maatschappelijke kost met zich mee brengen. Als we heel snel investeren om die jongere op het juiste pad te brengen, dan kunnen we later veel geld uitsparen. Als we kijken naar het hele traject, dan is dat goed beleid. Ik weet dat daarover in het parlement kamerbreed, Vlaams Parlementbreed, min of meer consensus aan het groeien is.
Voorzitter, samen met minister Vandeurzen nemen we de zaak op. We zijn beiden gemotiveerd om er iets aan te doen. Er zijn verschillende zaken die hij en ik delen. Dat geldt zeker voor de bezorgdheid over deze groep jongeren.
Mijnheer Bouckaert, het is misschien niet de gewoonte om tijdens een actuele vraag een antwoord te geven, maar het is wel duidelijk dat we in twee verschillende partijen zitten. Dat is mijn antwoord op uw tussenkomst.
Minister, ik heb nooit beweerd dat de jongeren alleen schuldig zijn. Het zijn ook de ouders, de CLBs. Het gaat om het geheel, vooral bij de zwakke jongeren. Op dat vlak ben ik wel voor een deel tevreden met de acties die we zullen ondernemen. U kunt rekenen op mijn volledige medewerking. We zullen de discussie verder voeren in de commissie.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Mijnheer Bouckaert, ik ben tevreden dat u mijn gedachtegang steunt. Voor alle duidelijkheid, ik heb geen radicaal pleidooi gehouden om de leeftijd voor de leerplicht te verlagen. Ik heb gezegd dat een denkoefening daarover bijzonder nuttig is.
Voorzitter, tegenwoordig is er veel te doen over het Kinderrechtencommissariaat. Misschien kan die dienst ons bij die oefening behulpzaam zijn. (Applaus bij CD&V en Groen!)
Het incident is gesloten.