Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de petitie van Onderzoekers in Actie voor meer middelen en personeel voor onderzoek en ontwikkeling
Actuele vraag over de petitie van Onderzoekers in Actie voor meer middelen en personeel voor onderzoek en ontwikkeling
Verslag
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, iets minder dan 7000 onderzoekers in Vlaanderen hebben een petitie ondertekend. Op zich zegt dit getal niet veel. We moeten dat in verhouding tot het totale aantal onderzoekers in Vlaanderen zien. Dat zijn er precies 13.740. Dit betekent dat nagenoeg de helft van alle onderzoekers in Vlaanderen het Vlaams Parlement een petitie heeft voorgelegd. Ze zijn die petitie aan de voorzitter komen afgeven.
Neen.
Dan hebben ze de petitie aan een vertegenwoordiger van de voorzitter gegeven.
Dat is wat anders.
In elk geval hebben ze die petitie afgegeven. We kunnen niet doen alsof ze geen signaal hebben gegeven. Het is een signaal aan de voorzitter van het Vlaams Parlement, aan de Vlaamse Regering en aan ons als decreetgevers.
Wat de onderzoekers stellen, komt overeen met wat sommigen hier al twee jaar aanklagen en vragen. Ik zal beginnen met wat wordt aangeklaagd. Wat de Vlaamse Regering de voorbije twee jaar heeft gedaan, is een calamiteit.
Er is bespaard op onderzoek en ontwikkeling (O&O). Er moet echter in onderzoek en ontwikkeling worden geïnvesteerd. Er is ongeveer 68 miljoen euro bespaard. We houden nog 0,72 procent van het bruto binnenlands regionaal product voor onderzoek en ontwikkeling over. Daarmee zijn we in 2010 teruggevallen op het peil dat we zeven jaar voordien al hadden bereikt. Daarenboven stelt het regeerakkoord van de huidige meerderheid dat we tegen 2014 aan 1 procent van het bruto binnenlands regionaal product zouden moeten geraken. Dat geld is er dus niet.
Wat vragen wetenschappers, en wat vragen wij? Een: in dit parlement is een breed gedragen akkoord om datgene waarover sinds jaar en dag een consensus bestaat te steunen: een meerjarenbegroting voor O&O, zodat we in 2020 de norm halen. Dat betekent voor u als minister 170 miljoen euro per jaar. Naast de andere verzuchtingen die in de petitie staan en die we zelf al meermaals hebben verwoord, zoals een loopbaan voor onderzoekers, wil ik weten wat u zult ondernemen. In 2012 is er geld beschikbaar. In de krant van vandaag lees ik dat er een budgettaire meevaller van enkele tientallen miljoenen is. Hoe zult u dat geld besteden? Wordt dat geld in 2012 uitgegeven?
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben inmiddels de tel kwijtgeraakt. Hoe vaak hebben wij u over de rampzalige gevolgen van de kortzichtige besparingen op O&O al ondervraagd? Want ondanks de grote ambities om van Vlaanderen een topregio te maken, kunnen we niet om de cijfers heen: sinds het begin van deze legislatuur is het budget met 68 miljoen euro gedaald. De publieke bestedingen bevinden zich vandaag op het niveau van 2003. U kunt zeggen dat dit oppositiepraat is. Maar ook het Rekenhof heeft gezegd dat uw acties niet stroken met uw ambities. De Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) uw eigen adviesraad dus heeft al een paar keren gezegd dat u uw ambities om van Vlaanderen een topregio te maken mag opdoeken. Dat laatste wordt stilaan een utopie.
Vandaag trekken de wetenschappers nogmaals aan de alarmbel. Ze protesteren tegen wat ze de uitholling van de kenniseconomie noemen. Er staan projecten op de tocht. Onderzoekers hebben geen toekomstperspectieven meer. Hun noodkreet is erg terecht, getuige de vele rapporten die tot hetzelfde besluit komen. In het buitenland voert men een totaal ander beleid, want daar stijgen de budgetten, zelfs in tijden van economische crisis.
Steeds opnieuw zei u de afgelopen twee jaar dat het allemaal zo een vaart niet zou lopen, maar ondertussen stellen we vast dat er betaalachterstanden zijn bij het Instituut voor Wetenschap en Technologie (IWT) en het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). En wanneer er extra middelen beschikbaar worden, vloeit er nauwelijks iets van terug naar O&O. Mijn vraag is dus de volgende: erkent u ditmaal wel dat de kritiek van de professoren terecht is?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, vanochtend zijn hier 6.600 handtekeningen afgeleverd. Het leek wel alsof de onderzoekers hetzelfde oordeel over uw beleid uitspreken als de heer Decaluwe dat elders al eerder deed. Ik zal dat hier niet herhalen. Het klopt dat we een inhaalbeweging inzake O&O moeten maken. O&O is een belangrijke prioriteit voor deze regering. Ze werkt aan een meerjarenbegroting, die moet leiden tot een groeipad voor investeringen in O&O. De vraag is wel hoe we die middelen efficiënt kunnen aanwenden. Het is een kwestie van geld en van goed bestuur. In het verleden lukte dat laatste niet altijd, getuige de goedgekeurde projecten zonder betaalkredieten van de vorige minister van Innovatie. Dat leidt tot problemen, waar we vandaag mee kampen. Er moet en er zal meer geld komen. De 6.600 onderzoekers hebben duidelijke vragen; wat zult u ondernemen?
Minister Lieten heeft het woord.
Voorzitter, collega's, uiteraard is het zo dat de Vlaamse Regering de bezorgdheden van de onderzoekers begrijpt. Ik heb met hen in december al vergaderd en ik heb in februari een debat gevoerd met delegaties van vakbonden en onderzoekers. Hun bezorgdheden zijn grotendeels ook onze bezorgdheden.
Hoe willen we de zaak aanpakken? In de eerste plaats zijn er de besparingen. Zoals alle andere beleidsdomeinen heeft O&O in de klappen gedeeld. Wij kunnen dat betreuren, maar dat is nu eenmaal zo. Wij hebben dan geprobeerd om de besparingen zo slim mogelijk door te voeren. Ik wil herhalen dat de Vlaamse Regering in 2011 niet heeft bespaard op de budgetten voor het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, niet heeft bespaard op de budgetten voor de bedrijfsprojecten bij het IWT, en niet heeft bespaard op de budgetten voor de vier strategische onderzoekscentra. Daarmee probeerden we al voor een stuk tegemoet te komen aan de terechte bezorgdheden van de besparing in onderzoek en ontwikkeling.
Onze tweede zorg gaat uit naar het opnieuw aanvatten van het groeipad. Ook deze bezorgdheid wordt door de hele regering gedeeld en staat trouwens ook in het regeerakkoord. De regering heeft daarover al meermaals gesproken. Om dat debat verder voor te bereiden, heb ik aan de VRWI een advies gevraagd over hoe deze regering, rekening houdend met de besparingen, toch terug kan aanklampen bij het groeipad. De VRWI heeft ons een advies met een aantal scenarios bezorgd en dat ligt nu ook ter tafel in de regeringsonderhandelingen naar aanleiding van de begrotingscontrole en de meerjarenbegroting. We zullen samen verder bekijken hoe we, binnen de financiële mogelijkheden, opnieuw kunnen aanvatten met het groeipad.
Ik ben het helemaal eens met iedereen dat we nood hebben aan een duidelijk groeipad en ik ben blij dat dit door de meerderheid en de oppositie gedragen wordt om perspectief te bieden en om verder een beleid te kunnen uitvoeren. Dat beleid zal gesteund zijn op het regeerakkoord, op het ViA-project (Vlaanderen in Actie) en op Pact 2020, waarin de grote uitdagingen, zowel economisch als maatschappelijk, verwoord zijn.
Een derde onderdeel van de bezorgdheden gaat over het statuut van de onderzoekers zelf. De onderzoekers wijzen er terecht op dat er een aantal problemen zijn om een goede onderzoeksloopbaan te kunnen uitbouwen. Het gaat om problemen die te maken hebben met het sociaal statuut, met het feit dat ze via verschillende projecten in andere statuten terechtkomen en daardoor voor een gedeelte geen rechten kunnen opbouwen, en met het feit dat de verschillende statuten de mobiliteit belemmeren terwijl mobiliteit, zowel binnen de centra in Vlaanderen als ook internationaal, heel belangrijk is om permanent kennis op te kunnen doen.
In overleg met de onderzoekers hebben we ondertussen twee acties ondernomen. Er werd, samen met minister Smet en in het kader van het sociaal overleg, een werkgroep opgestart om te bekijken welke bottlenecks er zijn in het sociaal statuut van de onderzoekers en hoe we tot een planning kunnen komen om ze een voor een weg te werken.
Er werd ook een werkgroep opgestart samen met het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO), de VRWI en de universiteiten om te bekijken wat de reglementaire en feitelijke beperkingen zijn die de mobiliteit van de onderzoekers belemmeren. Ook die werkgroep zal haar besluiten verder uitwerken in de volgende weken en maanden.
Op basis van die twee insteken zal ik samen met minister Smet voorstellen doen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de onderzoekers.
Kortom, in deze Vlaamse Regering heeft iedereen bespaard, dat gebeurde collegiaal. We kunnen dat betreuren, maar de doelstelling was wel om de gevolgen van de financieel-economische crisis op twee jaar tijd weg te werken zodat we nu, in 2012, middelen in het nieuw beleid kunnen stoppen. We hebben dat als regering gedaan en dat gebeurde zonder sociaal bloedbad, want u verwijst naar andere landen en dus wil ik ook daar even naar verwijzen.
Nu moeten we aan de toekomst werken en bekijken hoe we, als er meer ruimte is, verder kunnen werken aan dat groeipad. We zijn gewapend met de adviezen van iedereen. Ik ben nu ook gewapend met de steun van meerderheid en oppositie. Ik dank u daarvoor, want dat zal me zeker sterken. We zullen ervoor gaan. In de debatten in de regering over de meerjarenbegroting en de begrotingscontrole, komt dit zeker aan bod. Ik deel de zorgen die de onderzoekers ons hebben meegedeeld over hun eigen statuut. Als regering werken we ook daaraan.
Minister, ik hoor u zeggen dat u het regeerakkoord zult respecteren. Wel, als u de norm uit het regeerakkoord tegen 2014 had willen halen, dan had u dit jaar al 300 miljoen euro extra op tafel moeten leggen en dat jaarlijks moeten doen tot 2014. Laten we dus niet meer spreken over het regeerakkoord. Iedereen weet nu dat het een utopie is.
Laten we mikken op 2020. Dan moet u, als u een aangehouden groeipad van 8 procent wilt, wat de VRWI u aanraadt, gemiddeld 170 miljoen euro extra per jaar neerleggen. Mijn vraag is, gaat u dat doen, ja of neen? Er is budgettaire ruimte voor volgend jaar. Iedereen heeft mee bespaard, maar politiek betekent prioriteiten leggen. Dit parlement, in zijn geheel, zegt u duidelijk dat onderzoek en ontwikkeling een prioriteit is.
Onze vraag aan u, en bij uitbreiding aan de rest van de regering, is: gaat u deze prioriteit leggen?
Minister, laat ik meteen aansluiten bij wat mevrouw Moerman zegt over 170 miljoen euro. We horen dit verhaal nu eigenlijk al twee jaar van u. Zodra er middelen zijn, zullen we uitbreiden, we zullen in overleg treden en dergelijke meer.
Er zijn meer middelen. Er is dit jaar anderhalf miljard euro meer op de begroting en wat zien we voor 2011: een daling met 17 miljoen euro.
Dat zijn cijfers, facts and figures. U zegt dat we die inhaaloperatie zullen maken. U weet dat er volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) bij de begrotingscontrole waarschijnlijk zon 250 à 300 miljoen euro extra ter beschikking zal zijn. Dan stel ik mij, net als mijn collega, de vraag of u daar 170 van zal kunnen bemachtigen. Want natuurlijk gaat het om het statuut, maar het gaat ook over centen. Daarom zijn die professoren naar buiten gekomen. U mag ons verrassen, maar de eerste signalen zijn dat er alleen al bij het IWT weer een achterstand is van een 100 miljoen euro. Dan zou ik graag van u weten hoe u die middelen zult bemachtigen.
De collegas hebben gelijk dat er meer geld nodig zal zijn voor wat we willen doen op het vlak van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten (O&O). Maar het gaat ook over de manier waarop we met dat geld omgaan.
Minister, ik was blij met uw antwoorden. Maar anderzijds wil ik u vragen om dringend werk te maken van de operationalisering van het Transformatie, Innovatie en Acceleratie Fonds (TINA-Fonds). We hebben namelijk ook 200 miljoen euro uitgetrokken voor innovatieve projecten. Het is tijd dat we daar ook op de vloer iets van zien.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De oproep van 6000 wetenschappers is niet mis te verstaan. Ik wil op deze lentedag echter vooral positief zijn. In dit parlement geeft iedereen die tot nu toe het woord heeft gevoerd, aan dat er een heel breed draagvlak bestaat voor meer middelen en voor een groeipad voor onderzoek en ontwikkeling. De begrotingscontrole is een goede gelegenheid om die oproep op te nemen. Die oproep zou moeten leiden tot 1 procent publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling tegen 2020. Dat is de vraag van de VRWI.
Ik zou toch graag iets vertellen over het hoe, met name dat we het rapport-Soete niet mogen vergeten. Daarin staat dat vooral de bestaande kanalen dienen te worden versterkt, dat we evenwicht moeten zoeken tussen toegepast en niet-toegepast onderzoek en dat we het niet-gericht fundamenteel onderzoek niet mogen vergeten. In dat rapport staat ook dat we evenwicht moeten nastreven in die inspanning over negen jaar en dat we met name niet kunnen wachten tot een volgende legislatuur om eraan te beginnen, maar dat groeipad deze legislatuur al moeten inzetten. Ik denk dat iedereen die hier vandaag het woord heeft gevoerd, daarmee akkoord gaat. Dat kan de onderzoekers een hart onder de riem steken.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wens mij aan te sluiten bij de vraagstellers en bij de heer Van Malderen. We hebben de laatste tijd gemerkt dat de boodschap aan de regering duidelijk is: meer geld voor alles. Er zijn ook putten in de weg die moeten worden weggewerkt, ook bij Welzijn en op het vlak van schoolinfrastructuur is er heel wat vraag enzovoort. Onderzoek en ontwikkeling is inderdaad prioritair, dat is een van de eerste zaken waar we geld aan moeten geven.
De heer Bothuyne en de heer Van Malderen hebben er al op gewezen dat de onderzoekers, als je goed luistert, niet alleen geld vragen, maar ook meer beleid. Op dat vlak zitten we al anderhalf jaar achter. Waar blijven die efficiëntiewinsten door de vereenvoudiging van het instrumentarium? Wanneer wordt de administratieve overlast bij het onderzoek weggewerkt? Waar blijft de implementatie van het rapport-Soete, zoals de heer Van Malderen al vroeg? Waar blijft de sterkere inzet voor de vermarkting van het onderzoek en de internationalisering? Dat zijn allemaal zaken die ik mis.
Kortom, er moet inderdaad meer geld zijn, maar ik zou ook graag eindelijk wat meer beleid zien op het vlak van onderzoek en ontwikkeling.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik de mythe doorprikken van less is more. Natuurlijk is het belangrijk dat de budgetten goed worden gebruikt. Maar de essentie is nog altijd het budget dat werd begroot. Zeker in deze economische tijden is dat nog altijd de essentie. Iedereen is het ermee eens dat het onverstandig is te besparen op Ontwikkeling.
Ik wil nog een persoonlijke bemerking maken. Ik kom zelf uit het universitair onderzoek en ik ben nog steeds verbonden aan een universiteit. Je ziet in het veld dat heel wat sterke onderzoekers weinig perspectief hebben. Zij zijn bezig met sterk onderzoek, maar worden niet geëvalueerd op basis van de kwaliteit van hun onderzoek, maar op basis van de beschikbare budgetten.
Ik vrees dat we, met de besparingen die in Vlaanderen gebeuren en met een verschillend beleid in het buitenland, sterke wetenschappers wegjagen uit Vlaanderen. Dat legt een hypotheek op onze doelstellingen tegen 2020.
Beste collegas, deze regering heeft al in extra middelen voorzien om de betaalachterstand bij het IWT weg te werken. Nog in december heeft collega Muyters in 50 miljoen euro extra voorzien. We proberen inderdaad de lasten uit het verleden recht te zetten.
Ik deel volledig de bekommernis over het opnieuw aantakking maken met het groeipad. Mag ik er ook naar verwijzen dat de intellectuele eerlijkheid ons gebiedt om te zeggen dat het niet gemakkelijk is geweest, ook de voorgaande jaren toen er geen economische crisis was, om een groeipad te hebben. Integendeel, we zijn er ook niet in geslaagd in tijden van economische ruimte om fatsoenlijk vooruit te gaan op dat groeipad. Dat mag geen excuus zijn voor deze regering om nu niet naar de 1 procentnorm toe te werken. Dat is de intentie van deze regering. Wij hebben daarom ook het advies van de VRWI gevraagd als insteek in het debat. Er zijn verschillende scenarios mogelijk. Inderdaad, mevrouw Moerman, we hebben die scenarios ook al in de commissies besproken. We hebben, intellectueel eerlijk met elkaar, gezegd dat 2014 heel moeilijk zal zijn en dat 2020 haalbaar moet zijn. Laten we kijken hoe dat kan worden ingepast in de budgettaire mogelijkheden van deze regering en van de meerjarenbegroting. Ik begrijp dat de collegas die allemaal al kennen, ik ken ze nog niet want de regering is nog volop bezig met ze op te maken. U mag er gerust in zijn dat de discussie over het meerjarenplan voor O&O op de tafel ligt en dat de regering zich daarover buigt.
Ik ben het ook eens met de collegas die hebben gezegd dat er ook inhoudelijke accenten moeten zijn. De heer Van Malderen heeft gewezen op een goed evenwicht tussen gericht en niet-gericht onderzoek. Dat ondersteun ik ook. Er is ook gewezen op de verdere uitvoering van het rapport-Soete. We hebben daar in de commissie ook over gesproken, mijnheer Diependaele. Ik heb daar ook al verslag over uitgebracht. Alle instellingen zijn bezig met de uitvoering van die aanbevelingen. Als u gewoon kijkt naar het FWO, ziet u dat men daar al heel grote inspanningen heeft geleverd om de procedures te verkorten en om de administratieve vereenvoudiging toe te passen, ook ten aanzien van het niet verder verdelen en herverdelen van de potjes. Daar sta ik volledig achter. Als er meer middelen komen, zullen we die gebruiken via de bestaande kanalen. Als daar enige twijfel over mocht zijn, wil ik dat nog eens heel duidelijk bevestigen aan iedereen.
We willen ook verder inzetten op europeanisatie. Ook daar zijn mensen en werkgroepen actief, voor de eerste keer samen in een fatsoenlijk gestructureerd overleg tussen de verschillende strategische onderzoekscentra, Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en de verschillende andere instellingen en universiteiten. Er wordt nu een degelijk beleidsplan uitgewerkt. Over al die andere zaken wil ik u graag inhoudelijk verder informatie geven. Ik ben het eens met collega Sanctorum en ik wil daarmee afsluiten : de eerste zorg is kijken hoe we dat groeipad opnieuw kunnen herstellen en hoe we een financieel langetermijnperspectief kunnen creëren zodat we op basis daarvan verder aan de inhoudelijke invulling van ons innovatiebeleid kunnen werken.
Minister, u zit met een prioriteit in uw beleidsdomein die door heel het parlement wordt gedragen. Ik heb er het volste vertrouwen in dat u tegen 2012 en bij de begrotingscontrole de eerste 170 miljoen euro in de wacht zult slepen.
Prioriteiten? Ja, ook inhoudelijk. Maar zonder geld gaat dat natuurlijk niet. Het is aberrant dat we in Vlaanderen één bediende op vier een bedrijfswagen geven en dat we aan de onderzoekers, als het goed gaat, alleen een tijdelijke fiets schenken.
Minister, u zegt ons: kent u de begroting dan al? Neen, die kennen wij niet. Maar als u zegt dat u wilt aansluiten met dat tijdspad om opnieuw de doelstelling van het Pact 2020 te halen, dan is dat 170 miljoen euro. Dat zegt de VRWI. Wat ik dan van u vandaag wil horen, is dat we die 170 miljoen kunnen veiligstellen. Dat is wat ik vandaag hoop te horen.
Ik heb u dat nog al eens gevraagd. Ik wil u het antwoord dat u hebt gegeven op een schriftelijke vraag van mij over de besparingen eens even citeren: Begrip voor de teleurstelling dat het beschikbaar budget niet is blijven stijgen, kan ik tonen, hun streefdoelen zijn ook mijn streefdoelen, maar de Vlaamse Regering moest haar verantwoordelijkheid nemen om de uitgaven te beperken tot de ontvangsten. Dat is bijna letterlijk wat ik vandaag hoor. Van iedere instelling, ook de gesubsidieerde, wordt verwacht dat zij met een minimum aan middelen een maximale daadkracht zal halen. Efficiëntiewinsten dienen nu meer dan ooit te worden nagestreefd. De kritiek kan ik bijgevolg niet delen. Dat staat letterlijk in uw antwoord. Dat gekoppeld aan die halfslachtige antwoorden en onduidelijke perspectieven die u vandaag biedt, moet ik zeggen dat ik absoluut niet overtuigd ben.
Minister, uw collega minister Smet heeft een tijdje geleden de professoren opgeroepen om wat harder te gaan werken. Wel, wij roepen u hierbij op om samen met minister Smet hard te werken om tot een beter beleid te komen en een efficiënte invulling te geven van de nieuwe middelen die er zullen komen voor O&O.
Mevrouw Moerman, wat het in ontvangst nemen van het verzoekschrift betreft, het bijzonder decreet van 7 juli 2006 zegt: Ieder heeft het recht verzoekschriften door een of meer personen ondertekend, schriftelijk bij het Vlaams Parlement in te dienen. Ze mogen niet in persoon of door een afvaardiging van personen worden overhandigd. Zelfs de Grondwet zegt: Het is verboden in persoon aan de Kamers verzoekschriften aan te bieden.
Daarom vond ik het heel jammer dat ik dit niet in ontvangst mocht nemen, maar het komt toch op een goede plaats terecht.
Het incident is gesloten.