Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
Mevrouw Fournier, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collegas, vandaag ligt er een ontwerp van decreet voor betreffende de brownfieldconvenanten. Het gaat om een verlenging van het decreet van 2007 met één jaar en om enkele aanpassingen aan het oorspronkelijke decreet.
De aanpassing heeft hoofdzakelijk als doel te voorzien in een regeling waardoor kan worden overgegaan tot onteigeningen van onroerende goederen die vereist zijn voor de realisatie van een brownfieldproject dat deel uitmaakt van een brownfieldconvenant. Ondertussen is immers gebleken dat de toepassing van de huidige regeling een aantal praktische problemen met zich meebrengt. De verlenging van het decreet met één jaar moet het mogelijk maken dat er ook naar aanleiding van de tweede call in 2010 bijkomende brownfieldconvenanten kunnen worden afgesloten. Zo zijn er voorlopig negentien dossiers ontvankelijk en gegrond verklaard waarvoor men in de eerste helft van dit jaar nog zal trachten de brownfieldconvenanten af te sluiten.
Het was daarnaast ook noodzakelijk om een aantal artikelen van het Brownfieldconvenantendecreet aan te passen en beter op elkaar af te stemmen. Zo wordt het met de wijzigingen mogelijk om projectgronden op te nemen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het brownfieldproject, ook al zijn ze geen eigendom van de actoren die een aanvraag indienen. Voorwaarde is wel dat ze de mogelijkheid krijgen om deel van het project uit te maken vooraleer er eventueel tot een onteigening kan worden overgegaan. Ook worden enkel onteigeningen binnen het projectgebied mogelijk gemaakt.
Voor reeds gesloten convenanten wordt in overgangsbepalingen voorzien om het mogelijk te maken het project toch uit te breiden tot gronden die initieel buiten de perimeter van het brownfieldproject lagen. Bijkomende voorwaarde is dat een onteigeningsbesluit ten laatste vijf jaar na de goedkeuring van het convenant kan worden goedgekeurd.
Tijdens de bespreking in de commissie was de algemene houding positief ten aanzien van dit ontwerp van decreet. Toch maakten enkele collegas een aantal opmerkingen.
De meeste opmerkingen gingen niet zozeer over het voorliggende decreet, maar over de vraag naar een globale visie op het brownfieldbeleid. Zo gingen de heren Filip Watteeuw, Dirk Peeters en Jan Laurys dieper in op een aantal opmerkingen uit de adviezen van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen ( Minaraad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de lange doorlooptijd van de bestaande brownfieldconvenanten, de nood aan een inventaris van de potentiële gronden, de noodzaak om te bewaken dat de nabestemmingen van brownfieldconvenanten nog een economische finaliteit kunnen hebben, en de nood aan stimuli voor eigenaars om in het convenant te stappen.
Minister-president Kris Peeters stelde hierop vast dat de commissie zich kon vinden in het voorstel van decreet en beloofde om de discussie ten gronde over het brownfieldbeleid in de commissie te voeren zodra de visienota hierover klaar zou zijn. Deze visienota zou rond eind april 2011 klaar moeten zijn en zal ook rekening houden met de opmerkingen van de SERV en de Minaraad.
De heren Matthias Diependaele, Bart Martens en Robrecht Bothuyne bevestigden dat de voorliggende tekst enkele belangrijke aanpassingen aanbrengt aan het decreet en dat indien er na de opmaak van de visienota nog aanpassingen nodig zijn aan het decreet, deze dan aan bod kunnen komen.
Mevrouw Patricia Ceysens wees erop dat er toch steeds omzichtig omgesprongen moet worden met het instrument van onteigening en dat er een goede verzetsprocedure moet zijn. Het gaat dikwijls om eigendomsrechten van mensen waarmee men voorzichtig moet omspringen. Ook de heer Peeters vroeg zich af of men dit niet beter na de evaluatie zou kunnen regelen.
Minister-president Peeters verduidelijkte dat het in dit decreet slechts om een verfijning gaat van de reeds onder voormalig minister Van Mechelen geëxpliciteerde regelingen inzake onteigeningen. Hij was er dan ook van overtuigd dat de voorgestelde aanpassingen de realisatie van de lopende projecten ten goede zou komen.
De commissie had verder geen opmerkingen. Alle artikelen en het volledige ontwerp van decreet werden ongewijzigd aangenomen met twaalf stemmen voor bij twee onthoudingen. (Applaus)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Geachte collegas, mevrouw Fournier heeft al een volledig verslag gegeven van wat in de commissie werd meegedeeld. Zij heeft onder meer gesteld dat onze fractie zich bij de stemming in de commissie onthouden heeft over dit ontwerp van decreet. De minister-president vindt dit spijtig, maar ik denk toch dat wij een aantal terechte bedenkingen hebben bij dit ontwerp van decreet.
Eerst hebben we een formele opmerking. Bij mijn weten is het de eerste keer dat dit gebeurt. Het document dat we in handen kregen in de commissie, had het nummer 840 nr. 1. In dat stuk, dat was ingediend op 7 december 2010, was een advies van de SERV opgenomen dat dateert van 13 oktober 2010. Beste collegas, dit advies is niet het advies voor het huidig ontwerp van decreet dat hier straks ter stemming zal voorliggen, maar dat is wel het advies voor de evaluatie van de brownfieldconvenanten. In het document dat wij in de commissie ontvingen, zat het foute document van de SERV. Het advies van de SERV over het ontwerp van decreet dateert van 15 september 2010 en heeft een aantal fundamentele opmerkingen. Met sommige van die opmerkingen is door de Vlaamse Regering rekening gehouden, maar met een heel aantal niet.
Mevrouw Fournier heeft het daarnet niet aangehaald, maar ik heb toen in de commissie en dat staat ook letterlijk in het verslag al aangegeven dat het verslag van 15 september 2010 van de SERV niet in de bundel zat die wij hadden gekregen. Daar is voor de rest echter geen aandacht aan geschonken of daar heeft alleszins niemand op gereageerd.
Wat is precies het probleem? De SERV zegt in zijn advies van 15 september 2010 duidelijk: De SERV geeft zijn bemerkingen op de voorgestelde wijzigingen. Tegelijk dringt de SERV er echter op aan dat er een grondige evaluatie van het decreet en het beleid gebeurt, zoals voorzien in het decreet. De decretaal verplichte evaluatie in de loop van 2009 conform artikel 24 en visienota uiterlijk op 31 december 2007 conform artikel 23 zijn er immers nog niet. In dat licht moet het voorliggende decreet worden beschouwd als een beperkt reparatiedecreet in afwachting van de resultaten van die evaluatie.
Vervolgens geeft de SERV in zijn advies van 15 september een vijftal bemerkingen op het voorliggende ontwerp van decreet. De eerste bemerking heeft betrekking op de verlenging van de periode. Mevrouw Fournier heeft al aangehaald dat het voorstel is om de termijn voor het indienen van de brownfieldconvenanten te verlengen tot eind 2011 in plaats van eind 2010. Niemand heeft daar problemen mee, ook onze fractie niet.
Ten tweede stelde de SERV dat het aangewezen leek om artikel 23 en 24 van het Brownfielddecreet aan te passen. Artikel 23 en 24 hebben specifiek betrekking op die verplichte evaluatienota en de visienota waarvan de termijnen al verstreken waren.
Beste collegas, het is toch wel heel markant dat in het voorontwerp van decreet dat de Vlaamse Regering voorafgaand ter advies had voorgelegd, geen wijzigingen waren voorgesteld voor die einddata die respectievelijk verstreken waren in 2007 en eind 2009. De SERV heeft voorgesteld om er enerzijds voor te zorgen dat de Vlaamse Regering een ontwerpevaluatierapport zou moeten voorleggen vóór 31 december 2010 en dat er een definitief evaluatierapport zou moeten worden voorgelegd tegen uiterlijk 15 maart van dit jaar. We zijn nu 2 maart, dus binnen 13 dagen mogen we hier het definitieve evaluatierapport ontvangen. In het ontwerpdecreet staat expliciet dat dit definitief evaluatierapport vóór 15 maart moet worden overgemaakt aan de SERV, aan de Minaraad en aan alle leden van het Vlaams Parlement. Tot op heden hebben we dat nog niet gezien. Verder staat er ook bij dat het evaluatierapport actief openbaar moet worden gemaakt. De Vlaamse Regering heeft daar welgeteld nog 13 dagen tijd voor.
Als deadline voor de algemene visienota, die geënt is op dat definitief evaluatierapport, werd 30 april 2011 ingeschreven. Wij hebben het er in de commissie al over gehad. Het toenmalig antwoord van de minister-president was dat die diepgaande discussie over het evaluatierapport en over die visienota toen in de commissie in februari niet aan de orde moest zijn ofschoon er al een evaluatierapport was.
Dat was toen niet aan de orde. Ik citeer wat de minister-president toen heeft verklaard: Een meer diepgaande discussie is slechts aan de orde als de visienota op basis van de evaluatie zal klaar zijn. Dan zal een meer diepgaande discussie gevoerd worden.
Binnen dertien dagen zullen we een meer diepgaande discussie over het procesmatige aspect van het decreet betreffende de brownfieldconvenanten voeren. We stellen ons vragen bij deze manier van werken. Waarom wordt nu snel een ontwerp van reparatiedecreet voorgelegd? Dit ontwerp van decreet voorziet voornamelijk in een uitbreiding van de verwerving van de gronden. Over de 70 procentregeling valt in het eerste evaluatierapport van de Vlaamse Regering niets terug te vinden. De wijzigingen die de Vlaamse Regering nu wil doorvoeren, staan nergens in het evaluatierapport vermeld. Hoewel we niet weten of dit voor de verdere behandeling van de brownfields een probleem zou vormen, moeten we hier snel en zonder de evaluatie of de visienota af te wachten een ontwerp van reparatiedecreet bespreken.
De SERV heeft in zijn advies van 15 september 2009, dat de leden van de commissie niet konden inkijken, een vijftal bedenkingen geformuleerd. De eerste bedenking heeft betrekking op de termijn. Hierop volgen nog een viertal veeleer technische bedenkingen.
De SERV is onder meer van mening dat de voorgestelde 70 procentregeling niet effectief en niet efficiënt is. Blijkbaar is het probleem dat bepaalde brownfields niet verder kunnen worden uitgewerkt omdat een aantal eigenaars dit tegenhouden. Daarom wil de Vlaamse Regering de 70 procentregeling invoeren. De actoren die een brownfieldconvenant willen, hoeven enkel aan te tonen dat ze eigenaar zijn van 70 procent van de oppervlakte die in die convenant is opgenomen. De overige 30 procent zal dan door middel van onteigeningen kunnen worden verworven. In het advies van de SERV, dat volkomen wordt genegeerd en waar zelfs geen opmerkingen over zijn geformuleerd, staat duidelijk te lezen dat dit niet efficiënt en niet effectief is. Het is me niet duidelijk waarom hierop niet wordt gereageerd. Het is me evenmin duidelijk waarom de Vlaamse Regering nu snel een ontwerp van reparatiedecreet wil voorleggen.
De belangrijkste bedenking van de SERV houdt in dat de 70 procentregeling enkel kan worden geëist indien de actor zelf verzoekt een beroep op de onteigeningsprocedure te doen. Aangezien die differentiatie nu niet wordt gemaakt, zal de 70 procentregeling binnenkort te allen tijde gelden. Die regeling zal dan ook gelden voor gebieden waarvoor het de bedoeling is in een latere fase door middel van een minnelijke schikking nog bijkomende percelen voor een brownfieldproject te verwerven.
Deze fundamentele opmerking van de SERV wordt volledig genegeerd. Het stoort ons enorm dat hierop geen antwoord wordt geformuleerd en dat de Vlaamse Regering hier snel een ontwerp van reparatiedecreet voorlegt. We mogen ons immers binnen dertien dagen aan een grondige discussie van de evaluatienota en binnen een maand aan een discussie over de visienota verwachten. Om die reden zal mijn fractie zich bij de stemming onthouden. (Applaus bij de Open Vld)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, ik onderschrijf volledig de terechte kritiek van mevrouw Peeters. Ik zal haar punten van kritiek niet herhalen. Indien de Vlaamse Regering met betrekking tot alle punten die nog aan bod moeten komen voldoende snel zou werken, zou wat we vandaag doen niet noodzakelijk zijn.
Ik wil een specifiek punt toelichten. Misschien moeten we dit punt opnieuw bespreken op het ogenblik dat de visienota klaar is en de hele decretale omgeving van de brownfieldprojecten moet worden herwerkt.
Het is zo dat voor het realiseren van brownfieldprojecten een aantal eigenaars de onderhandelingen voor een brownfieldconvenant kunnen blokkeren.
Er is natuurlijk een maatschappelijk belang voor de sanering en de herontwikkeling van verwaarloosde en onderbenutte gronden. In het voorliggend ontwerp van decreet doet men een aantal aanpassingen om ervoor te zorgen dat projectgronden kunnen worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het brownfieldproject, maar die niet het eigendom zijn van de actoren die een aanvraag indienen of waarvan diezelfde actoren geen houder zijn van zakelijke rechten op die gronden. Daartoe wordt in paragraaf 1 van artikel 8 bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend tot het starten van onderhandelingen over een brownfieldconvenant wanneer de actoren beschikken over het eigendomsrecht en/of de overige zakelijke rechten op meer dan 70 procent van de oppervlakte van de in het brownfieldproject begrepen projectgronden.
De SERV zegt heel duidelijk in zijn advies van 15 september 2010 dat de voorgestelde 70 procent enkel geëist of toegepast zou kunnen worden indien de aanvrager verzoekt of wenst een beroep te doen op de decretaal voorziene procedure inzake onteigening, maar dat de 70 procentregel niet wenselijk noch werkbaar is. In de praktijk betekent dat dat, vanaf het ogenblik dat de ontwikkelaar niet over 100 procent beschikt en hij geen minnelijke overeenkomst met alle eigenaars van het desbetreffende terrein heeft, hij onmiddellijk zal teruggrijpen naar die procedure om zijn zaak met 70 procent te kunnen doen en als het ware een squeeze-out van de overige 30 procent te kunnen doen.
Ik wil hier een heel concreet en toepasbaar voorstel doen om dit aan te passen. Het is ook nuttig in het kader van de administratieve vereenvoudiging in Vlaanderen en ook België, om zo veel mogelijk zaken te doen die op elkaar afgestemd zijn. Als we hier decreten goedkeuren, moeten we de lijn doortrekken met het werk dat in een ander parlement is gebeurd. Nog niet zo lang geleden is de wet op de mede-eigendom veranderd. Vroeger had je 100 procent van de eigenaars nodig om een stuk bij te kopen in de mede-eigendom of een deel van de mede-eigendom te vervreemden. Ik geef een voorbeeld. Er is bijvoorbeeld een appartementsgebouw waar een groot terrein voor ligt. Men wenst daar een winkelruimte te realiseren. Een aantal eigenaars zien de mogelijkheid om met dat geld het gebouw te renoveren. Tot voor de wijziging van de wet op de mede-eigendom was het akkoord van alle eigenaars nodig. Dat is heel moeilijk. Er is altijd wel een dwarsligger we weten dat er in onze samenleving en in de hele wereld veel dwarsliggers zijn. Het is vervelend om op die ene dwarsligger te stoten die ervoor zorgt dat het project niet kan doorgaan.
Vandaar dat het billijk en gerechtvaardigd is om te gaan naar een gekwalificeerde meerderheid die een vertegenwoordiging is van wat de overgrote meerderheid van de eigenaars wil. In de nieuwe aanpassing van de wet op de mede-eigendom heeft bepaald dat 80 procent van de eigenaars moet instemmen met het vervreemden van het goed.
In het kader van de administratieve vereenvoudiging, stel ik voor dat we in de visienota een correctie doen op wat hier vandaag ter tafel ligt over 70 procent en dat we ons aligneren op de wet op de mede-eigendom en de 80 procentregel hanteren wanneer het gaat over het vervreemden en aankopen van gronden. Zo is het voor alle actoren duidelijk. We vinden dat een betere regeling, als een minnelijke regeling niet mogelijk is en men tot een onteigeningsprocedure moet komen.
Naast de opmerking van mevrouw Peeters, moeten we dit ook meenemen en zorgen dat we de kwaliteit van onze decreetgeving verbeteren en dat we niet in stapjes werken maar dat we snel werken zodat we het probleem snel kunnen aanpakken.
De heer Gatz heeft het woord.
Voorzitter, het zou interessant zijn om op een aantal materiële gegevens die mevrouw Peeters heeft aangebracht, het antwoord van de minister-president te kennen.
Wij hebben ook maar naar aanleiding van een woordenwisseling in de commissie ontdekt waar er een bepaald misverstand was. De minister-president heeft op een bepaald moment aan mevrouw Peeters gezegd dat ze niet de juiste documenten had en dat ze vragen stelde die niet klopten.
Nu blijkt dat uw dossier slordig was samengesteld en dat wij het bij het rechte eind hadden. Als ik nu niet het antwoord krijg dat dit slordige en haastige wetgeving is, kan ik alleen concluderen dat de collegas van de meerderheid dat blijkbaar niet erg vinden. U moet dan ook niet verwonderd zijn dat de minister-president al eens smalend doet over onze hoge vergadering.
Minister-president, wat is uw antwoord op wat mevrouw Peeters heeft gezegd?
Mijnheer Gatz, ik zal zo meteen het woord geven aan de minister-president. Ik heb het dossier even naar hier laten brengen. Bij de principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering wordt er verwezen naar een advies van de SERV van 15 september, maar het stuk dat men overgemaakt heeft, is een advies van de SERV van 13 oktober. Hoe dat precies verlopen is, zullen we intern nog eens moeten natrekken.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Ik sluit me aan bij uw laatste woorden, voorzitter. Er is blijkbaar iets verkeerd gelopen. We zullen dat nakijken. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan respect voor dit parlement, mijnheer Gatz. Ik heb al begrepen dat u een aantal dingen op flessen trekt, maar dat is uw verantwoordelijkheid.
We hebben in de commissie uitgebreid van gedachten gewisseld. Het komt erop neer, collegas, dat we in de praktijk met een aantal problemen zijn geconfronteerd die we zo snel als mogelijk willen remediëren, met een decreet dat in de vorige legislatuur tot stand is gekomen. Er zijn problemen in de praktijk en wij willen niet wachten tot de volledige evaluatie en de visienota. Wij willen dat zo snel mogelijk doen om zo snel mogelijk vooruitgang op het terrein te kunnen boeken. Wij zullen nog uitgebreid van gedachten kunnen wisselen omtrent de visienota.
Als ik Open Vld goed begrijp, moeten we wachten. De vorige regering had een aantal zaken misschien niet juist ingeschat, vandaar dat we problemen hebben in de realiteit. Volgens Open Vld moeten we wachten tot we uitgebreid hebben kunnen discussiëren over de visienota en moeten dan pas een mooi pakket maken. Wij kiezen ervoor en dat is mijn verantwoordelijkheid en die van de Vlaamse Regering om zeer snel een aantal aanpassingen te doen en dan het debat te voeren naar aanleiding van de visienota, die ik dan zo snel mogelijk zal indienen. Dat geeft ons ook de tijd om daarover te discussiëren.
Het debat is ook gevoerd in de commissie, collegas. Ik wil in eerste instantie de verslaggever bedanken, maar ook alle andere sprekers. Ik ben graag bereid om samen met het secretariaat van de voorzitter te bekijken waar een en ander verkeerd is gelopen. Maar dat heeft mijns inziens niets te maken met slordigheid. Er is ergens iets verkeerd gelopen. We zullen kijken waar dat is gebeurd.
Minister-president, als u mij een flessentrekker noemt, beschouw ik dat als een geuzentitel, want zoals u weet, drink ik graag eens een biertje.
Er zijn een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt in het SERV-advies dat niet in de bundel zat. Die opmerkingen worden niet beantwoord. Dat u snel wilt werken, is de verantwoordelijkheid van de regering. Dat mag. Maar dat er sprake is van enige slordigheid, dat zult u met mij moeten beamen.
Wat ons stoort, is dat een aantal belangrijke bedenkingen van het eigenlijke SERV-advies onbeantwoord blijven, waardoor ik mij niet van de indruk kan ontdoen dat minstens een deel van de meerderheid straks zijn stemgedrag zal baseren op onvolledige gegevens. Ik zeg niet dat er moedwil in het spel is. Daar gaat het niet over. Maar de SERV heeft niet zomaar pro forma een advies gegeven. Daar stonden een aantal belangrijke inhoudelijke bedenkingen in. En die blijven in de lucht hangen. Dat is meer dan frustrerend. En niet alleen voor de oppositie, denk ik.
Minister-president, ik heb aandachtig naar uw antwoord geluisterd. U zegt dat er een aantal gebreken staan in het bestaande Brownfielddecreet en dat u daarom snel een aantal wijzigingen wilt doorvoeren. U wilt snel een reparatiedecreet laten goedkeuren.
Wat de gevolgde timing betreft, wil ik u erop wijzen dat de meta-evaluatie die u ter advies hebt voorgelegd aan de SERV dateert van juli 2010. Het advies van de SERV dat foutief in uw bundel zat, dateert van 13 oktober. In die evaluatie van 16 juli 2007 is nergens melding gemaakt van het probleem dat een aantal eigenaars het brownfieldconvenant niet mee wilde tekenen. Toch zegt u vandaag dat er een procesmatig probleem was met een procentueel aantal eigenaars of actoren. Ik vind dat nergens terug in dat evaluatieverslag.
Dat evaluatieverslag is er precies om een procesmatige aanpak te verbeteren. Ook daar vind ik niets van terug in de evaluatie. Van de kleine procesmatige aanpak die u nu wilt veranderen met dit ontwerp van decreet, zie ik het nut niet in.
Ik vraag me af waarom er niet is geantwoord op de bedenkingen van de SERV. Daarin staat duidelijk dat de aanpassingen die u nu zult doorvoeren, niet efficiënt en effectief zijn.
De definitieve evaluatie mogen we verwachten voor 15 maart, opnieuw binnen de dertig dagen. Dat schrijft u zelf in uw ontwerp van decreet. Dan kunnen we een grondige evaluatie verwachten. We moeten dit ontwerp van decreet snel goedkeuren, terwijl we binnen welgeteld dertig dagen een grondige evaluatie krijgen. Ik vind dat een vreemde manier van werken.
Ik wil nogmaals onderstrepen dat het misschien nog sneller had gekund. We lossen hier een aantal problemen die zich in de praktijk hebben voorgedaan. We gaan een ruimer debat voeren met alles erop en eraan in het kader van die visienota. Het is het volste recht van Open Vld om zich te onthouden of tegen te stemmen. Bij de visienota die wordt geformuleerd, kan dit ten gronde worden aangepakt.
Wat die fundamentele vraag betreft die u in de commissie hebt gesteld en nu nog eens stelt, doet men ofwel alles binnen dat grote debat en nu niets, of voert men nu relatief snel een aantal aanpassingen door. Dat is de keuze die wij hebben gemaakt en die voorligt in dit parlement. Daarin staat het duidelijke engagement dat we een aantal discussies in het lang en het breed zullen voeren zodra die visienota er is. We gaan er toch van uit dat we deze beperkte aanpassingen nu kunnen doorvoeren en dit ontwerp van decreet kunnen goedkeuren.
Minister-president, ik hoop dat de kleine aanpassing die u nu doet, geen excuus zal zijn voor het op de lange baan schuiven van de discussie ten gronde. Wat we wel vaker meemaken in dossiers op het niveau van de Vlaamse Regering, is dat men dan snel een aantal aanpassingen doorvoert en dat de fundamentele discussie op de lange baan wordt geschoven. Ik herinner me een decreet dat in januari op een drafje werd aangepast en bijgesleuteld zonder echter fundamenteel iets te doen. Dat is altijd het risico, en vandaar mijn bezorgdheid.
Als Vlaanderen sterk en slagkrachtig moet zijn, dan mogen er geen zaken op de lange baan worden geschoven. Dat is het gevaar als op korte termijn kleine aanpassingen worden doorgevoerd. Wij willen u erop wijzen dat we van u snelheid en slagkracht verwachten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, ik wil u wijzen op het verslag dat mevrouw Fournier hier heeft gebracht. De slotzinnen waren dat de verschillende mensen die vanuit de meerderheid het woord hebben genomen, zich ertoe engageerden om zodra de fundamentele analyse beschikbaar is, het debat opnieuw aan te gaan en desgevallend wijzigingen door te voeren.
Ik vind het absoluut belangrijk dat de Vlaamse overheid zich een betrouwbare partner toont. Wie op de twee calls is ingegaan, heeft daarin geïnvesteerd en zijn geld en onderzoeksmiddelen daarin gestopt. De tijd tikt vandaag in het nadeel van die mensen. Met dit ontwerp van decreet dat ik niet zozeer een reparatie- dan wel een overbruggingsdecreet zou noemen, maken wij het mogelijk om die fundamentele discussie ten gronde te voeren zonder dat die priemende ogen van de mensen die geïnvesteerd hebben, in onze rug prikken.
Het engagement waarnaar de collega vraagt, is gegeven in de commissie en is ook vervat in het verslag.
Ik heb toch nog een opmerking voor de verslaggevers in verband met de feitelijke vergissing bij het voorgestelde artikel 1.
Ik zal het even voorlezen.
De Raad van State stelde in zijn advies bij het voorontwerp dat artikel 10 ook een gemeenschapsaangelegenheid regelt. In artikel 1 werd die bepaling dan ook opgenomen in een nieuw tweede lid.
In artikel 1 staat: Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Er staat ook: Artikel 10 regelt tevens een gemeenschapsaangelegenheid. In artikel 1 wordt die bepaling dan ook opgenomen in een nieuw tweede lid. Door de hernummering van de artikelen, na de diverse aanpassingen, is het oorspronkelijke artikel 10 hernummerd. Er moet in het tweede lid van artikel 1 dan ook verwezen worden naar artikel 12 in plaats van naar artikel 10.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Het gaat gewoon over een hernummering van de artikelen. Inhoudelijk werd er geen opmerking gemaakt.
En die aanpassing is in orde? (Instemming)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 840/1)
De artikelen 1 tot en met 15 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.