Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
De heer Diependaele, verslaggever, heeft het woord.
In de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking werd op dinsdag 25 januari 2011 het ontwerp van instemmingsdecreet met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten ECOSOC goedgekeurd. Het instemmingsdecreet in kwestie stond een eerste keer geagendeerd in de commissie op dinsdag 11 januari 2011. Op vraag van de N-VA-fractie, die juridisch advies wenste in te winnen over de exacte draagwijdte van het verdrag, werd de parlementaire behandeling toen echter uitgesteld.
Tijdens de inleidende uiteenzetting behandelde minister-president Peeters vier onderwerpen. In een eerste punt onderstreepte de minister-president het belang van het respect voor de mensenrechten. Op de beleidsdomeinen die tot haar bevoegdheden behoren, moet de Vlaamse Regering garant staan voor de naleving van de mensenrechten in Vlaanderen. Tevens dient ze de mensenrechten in rekening te brengen in de activiteiten die zij ontplooit in het kader van haar internationaal beleid. De parlementaire instemming met mensenrechtenverdragen vormt hier een belangrijk aandachtspunt.
Het voorliggende facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten is een van de drie mensenrechtenverdragen die als prioritair werden aangemerkt in de beleidsnota 2009-2014.
In een tweede punt schetste de minister-president kort de voorgeschiedenis van het protocol. Door de ideologische verdeeldheid tussen Oost en West over de aard van de mensenrechten ten tijde van de Koude Oorlog, slaagde men er niet in om zowel de burgerlijke en politieke rechten als de economische, sociale en culturele rechten in één enkel verdrag op te nemen. In 1966 kwamen bijgevolg twee verdragen tot stand, namelijk het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO-verdrag) enerzijds en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ECOSOC-verdrag) anderzijds.
Het BUPO-verdrag bevat, in tegenstelling tot het ECOSOC-verdrag, niet enkel een statenklachtrecht, maar gaat ook vergezeld van een facultatief klachtenprotocol waarin staten de bevoegdheid van het Mensenrechtencomité erkennen om klachten van personen te ontvangen en te onderzoeken. Met het voorliggende protocol wil men hetzelfde instellen voor ECOSOC. België ondertekende het klachtenprotocol voor ECOSOC op 24 september 2009.
De belangrijkste verwezenlijking van het protocol is volgens de minister-president dat de verdragspartijen de bevoegdheid van het comité aanvaarden om kennisgevingen te ontvangen van individuele personen of groepen van individuen die beweren het slachtoffer te zijn van een schending van een van de economische, sociale en culturele rechten. Het protocol omvat een individuele klachtenprocedure en voorziet daarnaast ook in een optioneel statenklachtrecht. De minister-president wijst erop dat de Vlaamse Regering beslist heeft zowel de interstatelijke klachtenprocedure als de zelfstandige onderzoeksbevoegdheid van het comité uitdrukkelijk te aanvaarden. Kortom, het protocol vult volgens de minister-president een lacune en zal hopelijk een multiplicatoreffect bewerkstelligen. Dat effect zit in de jurisprudentie waardoor de rechten die omschreven staan in het ECOSOC-verdrag verduidelijkt worden.
Tot slot wees de minister-president op de gevolgen voor België en Vlaanderen. Het protocol voegt geen nieuwe verbintenissen toe, maar verbetert de internationale afdwingbaarheid van bestaande verbintenissen. Hoewel eventuele klachten bij het comité moeten worden ingediend tegen België, is het niet ondenkbaar dat klachten ingediend worden met betrekking tot rechten die naar intern recht tot de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten behoren, bijvoorbeeld in de sfeer van het recht op huisvesting of de kosteloosheid van het onderwijs. Indien dat het geval is, zullen de betrokken gemeenschap of gewest volwaardig worden betrokken. Dat gebeurt nu al door België.
Tijdens de bespreking bevestigt mevrouw Martens namens de Vlaams Belangfractie dat er geen discussie kan bestaan over de gefundeerdheid van de rechten, zoals die geformuleerd en gewaarborgd worden in dit verdrag. Mevrouw Martens ziet wel een drietal verschillen tussen de genoemde verdragen. Zo gaat het in het voorliggende protocol om zogenaamde programmatorische rechten, is veeleer private actie noodzakelijk en zijn die ook veel algemener geformuleerd. De Vlaams Belangfractie is er ten gronde van overtuigd dat in deze aangelegenheid geheel andere instrumenten nodig zijn dan de hier voorziene individuele of collectieve klachtenprocedures om deze rechten effectief te kunnen realiseren.
De heer Diependaele stelt dat ook de N-VA-fractie het vanzelfsprekend eens is met de inhoud van het verdrag. Als men het eens is met een verdrag en de daarin vastgelegde rechten, moet men ook een zekere vorm van afdwingbaarheid accepteren. Het is dan ook logisch dat er een zogenaamde klachtenprocedure verbonden wordt aan het Internationaal Verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten. Het woord klachtenprocedure is de vertaling van het woord communications en dat betekent eerder kennisgeving. Binnen een land als België, dat gekenmerkt wordt door precaire communautaire evenwichten, brengen internationale verdragen echter dikwijls het risico op communautair misbruik mee. Daarom wenste de N-VA het protocol nog eens extra te onderzoeken.
Volgens de heer Diependaele zijn er voldoende redenen om dit facultatief protocol toch te steunen. Het gaat veeleer om een inspanningsverbintenis dan om een resultaatverbintenis, de bepalingen zijn ook niet rechtstreeks afdwingbaar en men kan zich pas tot het comité wenden als alle interne rechten zijn uitgeput. Daarnaast stelt de heer Diependaele dat het niet goedkeuren van dit protocol wel eens sneller internationale afkeuring kan opwekken.
Het grote probleem is natuurlijk dat de Franstaligen steeds misbruik proberen te maken van deze internationale instrumenten. We moeten daarbij durven toe te geven dat wij misschien zelf te weinig ons best doen om proactief op te treden naar die internationale organisaties om daar ons standpunt en onze visie aan bod te laten komen. In wezen is er dus vooral meer lobbywerk nodig ter verdediging van ons standpunt bij de verschillende internationale organisaties. Afrondend concludeert de heer Diependaele dat er zich voor wat het facultatief protocol zelf betreft, weinig of geen problemen stellen. Dat is echter wel het geval voor wat de verdediging betreft van het Vlaamse beleid naar internationale organisaties als de Verenigde Naties, de Raad van Europa en dergelijke meer. Naar aanleiding van de goedkeuring van dit protocol roept de N-VA-fractie de Vlaamse Regering dan ook op hier de komende maanden en jaren meer werk van te maken.
De heer Van Overmeire stelt vast dat in nogal wat landen inzake de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten regimes en mensen blijkbaar niet op de hoogte zijn van het feit dat deze rechten universeel zijn. In tempore non suspecto verwees hij in dat verband naar het feit dat België voor Libië stemde als kandidaat-lid van de VN Mensenrechtenraad.
Ten gronde kan de heer Van Overmeire zich deels terugvinden in de analyse van de heer Diependaele, maar hij acht het zo goed als zeker dat die klachtenprocedure misbruikt zal worden door inwoners van Vlaanderen die Franstalig zijn en in Vlaams-Brabant wonen en van zichzelf denken dat ze een nationale minderheid zijn.
Door de goedkeuring van het klachtenprotocol zouden we op die manier in de eigen voet schieten.
Volgens de heer Van Overmeire gaat het ook en vooral over perceptie en beeldvorming. Zelfs als een klacht finaal onontvankelijk wordt verklaard, dan nog is de imagoschade een feit. Het is dus nog maar de vraag of de schade inderdaad groter is als we niet aansluiten bij dit facultatieve protocol. Zo zouden we naast het Congres van Lokale en Regionale Besturen, de Raad van Europa en het Comité tegen Rassendiscriminatie van de Verenigde Naties een vierde forum helpen creëren waar Vlaanderen kan worden aangevallen.
De heer Van Overmeire vindt het ook niet onbelangrijk om te vernemen hoe de andere 26 EU-lidstaten staan tegenover dit facultatief protocol en concludeert dat we zeker niet de beste van de klas moeten willen zijn, zeker niet als het risico bestaat dat we onszelf hiermee nadeel berokkenen. De optie om onze zaak beter te verdedigen, is volgens de heer Van Overmeire maar een zwakke strategie.
In zijn antwoord stelt de minister-president vast dat de heer Diependaele door een grondige studie tot een positieve conclusie is gekomen. Wat betreft de tussenkomst van de heer Van Overmeire meent hij dat we inderdaad meer moeten investeren in de verdediging van onze beslissingen en ons beleid op de internationale fora. Hij gaf daarbij het voorbeeld dat we in de toekomst er misschien beter over nadenken om politici te sturen in de plaats van of samen met een batterij advocaten.
In de aanvullende besprekingsronde herhaalt Karim Van Overmeire zijn vraag naar het aantal EU-lidstaten dat dit verdrag reeds heeft ondertekend en goedgekeurd. De minister-president zal deze informatie opvragen en toevoegen aan het verslag. De heer Diependaele voegt nog toe dat hij geenszins blind is voor de perceptieproblematiek en dat hij daarom ook nadrukkelijk heeft gesteld dat Vlaanderen hier moet blijven aan werken.
Vooraleer over te gaan tot de stemmingen, wordt op aangeven van de commissievoorzitter overeengekomen een technische correctie van taalkundige aard door te voeren. Het ontwerp van decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt in New York op 10 december 2008, werd ten slotte door de commissie aangenomen met 7 stemmen tegen 2. (Applaus)
De heer Creyelman heeft het woord.
Voorzitter, als er eens een ontwerp van decreet voorligt dat gebeurt niet alle dagen , dan zouden we toch graag hebben dat de bevoegde minister, in dit geval de minister-president, aanwezig is. Ik weet het, de regering is vertegenwoordigd door de last man standing, minister Bourgeois. De minister-president had hier echter wel aanwezig mogen zijn. Misschien kan dat niet, bijvoorbeeld omdat hij te veel bevoegdheden heeft.
Als ik nu een slecht karakter zou hebben, dan zou ik de minister-president kunnen laten opvorderen. Het is echter een lange dag geweest. Ik zal dat dus niet doen. Ik heb bovendien geen slecht karakter.
Collegas, dit facultatieve protocol wordt gepropageerd als opvulling van een lacune. Het maakt een klachtenprocedure mogelijk, zoals bij een overtreding van het Internationaal Verdrag aangaande burgerlijke en politieke rechten (BUPO). Dat zou een logisch gevolg zijn van de uitdrukkelijke bevestiging van het protocol van de wereldconferentie van
Wenen van 1993. In deze preambule staat dat alle mensenrechten en fundamentele vrijheden universeel en ondeelbaar zijn, wederzijds afhankelijk en onderling verbonden. De heer Van Overmeire heeft er in de commissie op gewezen dat onder andere Libië dat niet echt goed begrepen heeft.
Het is de bedoeling dat dit protocol voor een multiplicatoreffect zal zorgen bij de nationale rechters, die door de ontwikkelde jurisprudentie van het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (CESCR) een beter inzicht zullen krijgen in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Ze zullen het verdrag ernstiger nemen aangezien hun beslissingen onderworpen kunnen worden aan het kritische oordeel van een internationale instantie. Dat is tenminste de theorie.
Het gaat hier eigenlijk om ruim geformuleerde rechten waar een overheid naar moet streven. Maar in Vlaanderen zijn bijna al die rechten uit het recht afdwingbaar omdat ze ofwel al in de Grondwet worden gegarandeerd, zoals de gelijkheid van man en vrouw, het recht op arbeid, sociale zekerheid, woning, culturele ontplooiing, of omdat ze in een wetgeving verder werden uitgewerkt, zoals de billijke en gunstige arbeidsvoorwaarden in ons arbeidsrecht. Het invoeren van een klachtenprocedure is dan ook met een kanon op een mug schieten. De rapportageprocedure is een proportioneler middel.
Belangrijk bij dit alles is dat de grondslag van het CESCR niet ligt in het verdrag, maar wel in de resolutie van de Economische en Sociale Raad van de VN.
Het oorspronkelijke doel was het beoordelen van de rapportering van de lidstaten in verband met de economische, sociale en culturele rechten. Door het protocol krijgt dit CESCR nu een verdragsrechtelijke verankering en een extra functie: het ontvangen en onderzoeken van klachten over de schending van het Internationaal Verdrag Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR).
Het protocol voert drie mechanismen in die vergelijkbaar zijn met die uit het Internationaal Verdrag aangaande Burgerlijke en Politieke Rechten, zijnde het individueel klachtenrecht, het statenklachtrecht en de onderzoeksprocedure. Het is vooral met dit individueel klachtenrecht dat wij problemen hebben. Bij goedkeuring van het protocol aanvaardt Vlaanderen immers de bevoegdheid van het CESCR om klachten te ontvangen van individuele personen of groepen die beweren het slachtoffer te zijn van schendingen van de economische, sociale of culturele rechten. Niet dat wij ook maar enig probleem hebben met de gefundeerdheid van de economische, sociale en culturele rechten zoals geformuleerd in dit verdrag. Maar het gaat hier wel om programmatorische rechten. Economische, sociale en culturele rechten zijn rechten waarbij de staat en ook de private sector, indien nodig, actief moeten optreden om het recht te garanderen. Dit in tegenstelling tot mensenrechten van de eerste generatie waarbij op de overheid een verplichting rust. Je mag bijvoorbeeld niet folteren, je moet de privacy respecteren enzovoort. Klachten zullen dan ook gaan over het feit dat een staat niet genoeg doet om de rechten te realiseren of iets doet waardoor de realisatie van deze rechten wordt verhinderd. Dit leent zich te veel tot subjectieve interpretaties.
Het enige effect dat het onderwerpen van Vlaanderen aan dit klachtenregime zal hebben, is dat deze klachtenprocedure misbruikt zal worden tegen Vlaanderen. Is het verplichten van de bereidheid om Nederlands te leren in sociale woonblokken geen schending van het recht op wonen? Wat met het beleid voor de Brusselse Rand? Is de taalwetgeving niet in strijd met de culturele ontplooiing van de Franstaligen in Vlaanderen? Doet Vlaanderen wel genoeg om voldoende werkgelegenheid te garanderen of kan een of andere groep binnenkort naar de VN stappen omdat ze vinden dat er te weinig wordt gedaan om hen bijvoorbeeld werk te geven?
Er zijn voorbeelden genoeg te vinden van zaken waarvoor dit verdrag niet bedoeld is maar waarvoor het wel gebruikt kan worden. Wij zijn onszelf weer de duvel aan het aandoen. Wij kennen onze Franstalige broeders en zusters en ik durf er mijn zieltje op te verwedden dat als ze het kunnen gebruiken, ze het ook zullen gebruiken. Kortom, in iedere normale situatie en in ieder normaal land zouden wij dit ontwerp van decreet met iets meer enthousiasme bespreken, maar dit is geen normaal land en dit is geen normale situatie. Daarom zullen wij dit ontwerp met ons gekend groot enthousiasme niet goedkeuren.
Mijnheer Creyelman, in één zin zegt u dat de verdragen die worden toegekend in het ECOSOC-verdrag in de Grondwet en in de verschillende wetgevingen staan, goed wetende dat de klachtenprocedure pas kan ingesteld worden nadat de interne rechtsmiddelen zijn uitgeput. Hoe kom je dan in die redenering tot het feit dat we sowieso met een probleem zitten met betrekking tot de verdediging van ons Vlaamse beleid ten aanzien van internationale organisaties? Hoe kom je ertoe dat dit daar zou worden afgebroken? Ik begrijp die cirkelredenering niet.
Mijnheer Diependaele, de N-VA heeft in de commissie ook gesteld dat het allemaal niet zon vaart zal lopen. Hoop doet leven, maar wij nemen liever het zekere voor het onzekere door dit verdrag niet goed te keuren. Ook andere landen, onder meer Frankrijk, hebben dit protocol niet goedgekeurd. Waarom moeten wij altijd de beste van de klas zijn? Waarom moeten wij altijd in onze eigen voet schieten? Dat begrijp ik niet goed.
Indien Vlaams Belang hiervoor wat jurisprudentie zou hebben opgezocht, zou u misschien meer schrik hebben van de interne rechtsorde dan van de internationale instanties. En het feit dat de andere landen het nog niet hebben ondertekend, is te wijten aan het feit dat het verdrag nog maar van 2008 is. Wij zijn deze keer heel snel met het ondertekenen en uitvoeren van het verdrag. Dat wordt gevraagd door alle partijen in de commissies. Nu doen we dat eens. Wij moeten als natie onze plaats op internationale fora durven verdedigen. Wij moeten daartoe voldoende zelfvertrouwen hebben.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik bedank eerst en vooral de verslaggever voor zijn uitgebreid verslag. Het is een vrij interessante discussie geweest, zowel in de commissie als hier. Ik licht graag toe waarom ik mij straks bij de stemming zal onthouden.
U kent ondertussen de problematiek. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 heeft op zich geen bindende kracht maar is geconcretiseerd in twee verdragen: het BUPO-verdrag voor de burgerlijke rechten en de politieke rechten en het ECOSOC-verdrag voor de economische, sociale en culturele rechten.
Voor het BUPO-verdrag bestaat een klachtenprotocol en voor het ECOSOC-verdrag gaan we nu een klachtenprotocol invoeren. Het gaat concreet om de bevoegdheid van het comité voor de economische, sociale en culturele rechten om kennisgevingen te ontvangen van individuele personen of groepen van individuen die beweren het slachtoffer te zijn van een schending van een van de rechten.
Indien we in een normaal en fatsoenlijk land zouden leven, dan zou niemand daar bezwaar tegen hebben. Mijn zorg is echter dat sommigen in dit land, en met name de Franstaligen in Vlaanderen, die van zichzelf beweren dat ze een nationale minderheid zijn, dit klachtenmechanisme zouden misbruiken om het beleid van de Vlaamse Regering en het beleid van een aantal gemeenten in Vlaams-Brabant aan te vallen en op die manier Vlaanderen, misschien niet juridisch, mijnheer Diependaele maar in elk geval politiek, door het louter indienen van de klacht, onder druk te zetten.
Dit verdrag gaat uiteindelijk over materies als wonen en onderwijs, lees sociale huisvesting en faciliteitenonderwijs. Vlaanderen kwam al in het vizier van het Congres van de Lokale en Regionale Besturen, van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa, en van het zogenaamde comité tegen rassendiscriminatie van de Verenigde Naties. De kernvraag is of er nu nog eens een forum komt waar we onder vuur komen te liggen. De hamvraag is of we onszelf in de voet moeten schieten.
De minister-president ziet dat helemaal anders. Hij zegt dat we meer moeten investeren in de verdediging van onze beslissingen en van ons beleid op de internationale fora. We hebben in het verleden misschien te veel advocaten gestuurd, we moeten misschien toppolitici sturen. Indien ons beleid op enig internationaal forum in de toekomst onder druk zou komen te staan, dan is dat zeker de beleidslijn die zal worden aangehouden.
Dit mantra, dat we meer moeten investeren en lobbyen, hoor ik intussen al tien jaar. Telkens opnieuw zit Vlaanderen in de verdediging. Ik vind gewoon dat het verstandiger is om zichzelf geen nieuwe bananenschillen voor de voeten te gooien.
Mijnheer Diependaele, ik ken uw argumentatie. U zegt dat er geen sprake is van echte juridische afdwingbaarheid. Dat comité kan in wezen maar een moreel oordeel vellen. Dat geldt natuurlijk ook voor de organen die ik daarnet heb opgesomd. Die vellen ook alleen maar een moreel oordeel, maar telkens opnieuw zit Vlaanderen daar in de verdediging. Het louter indienen van een klacht en het hele debat dat daarover ontstaat, dwingt Vlaanderen in een negatieve positie. En intussen lopen we imagoschade op.
Angst is een slechte raadgever, zegt de minister-president. Dat is juist, maar naïviteit is een even slechte raadgever. Er is een goede reden waarom we dit protocol misschien dan toch met veel enthousiasme en snel zouden goedkeuren, namelijk indien het zo zou zijn dat de niet-goedkeuring ons internationale druk zou opleveren, dat we daarop zouden worden afgerekend. Ik verwijs naar de discussie over het kaderverdrag minderheden. De laatste regel in het regeerakkoord is dat Vlaanderen dat verdrag niet zal goedkeuren. Zitten we hier nu in een vergelijkbare situatie? Helemaal niet. Ik heb de vraag gesteld in de commissie, maar ik heb geen cijfers gekregen. De cijfers zitten nu in de bijlage bij het verslag. Over hoeveel landen gaat het hier? In welke mate hebben de 26 EU-lidstaten dit protocol ondertekend? In welke mate hebben zij dat geratificeerd? Van de 27 EU-lidstaten hebben er 9 ondertekend en 18 niet ondertekend. Een land heeft al geratificeerd.
Als we kijken naar alle landen van de Verenigde Naties, dan zijn er 35 van de 192 die hebben ondertekend en 3 die geratificeerd hebben. Dan beweren dat we misschien onder grote internationale druk staan als we nu niet ratificeren, is de waarheid geweld aandoen, mijnheer Diependaele.
Er is helemaal geen grote groep landen die dat protocol snel wil ondertekenen en ratificeren. Er is absoluut geen haast bij. Er is wel een risico, en daarom zal ik me straks bij de stemming onthouden.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Ik spreek even in naam van de minister-president. Voorzitter, ik heb de bespreking in de commissie natuurlijk niet meegemaakt, maar dit punt is wel besproken op de ministerraad. Er zijn twee zaken die ook aan bod gekomen zijn in het uitstekend verslag van de heer Diependaele. Ten eerste: het protocol bij dit internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten voorziet niet in een sanctierecht. Dat wordt ook bevestigd door voor- en tegenstanders. Het gaat om kennisgevingen die kunnen leiden tot aanbevelingen. Meer dan dat is het niet. Laat ons dus niet angstig zijn, maar ook niet naïef. Laat ons gewoon naar de feiten kijken.
Ten tweede, in tegenstelling tot het BUPO voorziet dit verdrag niet in een bescherming van de minderheden. Het regeerakkoord is heel duidelijk en zegt in het allerlaatste zinnetje inderdaad dat we het minderhedenverdrag niet zullen goedkeuren, niet zullen ratificeren. In dit verdrag zijn geen rechten bepaald voor minderheden.
Ik wil heel graag kort een oproep doen aan de partijen die zich Vlaams noemen. Je kan twee keuzes maken in die zaak. Het gaat om twee gescheiden zaken. Langs de ene kant heb je het ECOSOC-verdrag, waarvan iedereen erkent dat de rechten die daarin worden toegekend, kloppen en dat we daar kunnen achterstaan. Dan moet je logischerwijze ook aanvaarden dat er een zeker afdwingbaarheid, controle van komt. Dat is één zaak.
Langs de andere kant erken ik absoluut ook dat er een zeker risico is dat die rechten via dat klachtenprotocol tegen ons zouden worden gebruikt, al was het maar om ons imagoschade te laten lijden. Maar dan moeten wij, als Vlaams Parlement, als volwassen natie, weten hoe we ons gaan gedragen op die internationale fora. Gaan we inderdaad alles tegenhouden wat ons pijn kan doen? Of gaan we ervoor kiezen onze verantwoordelijkheid op te nemen op die internationale fora en ons beleid daar met hand en tand te verdedigen? Ik kan verstaan dat er in het verleden inderdaad te weinig is ingezet op een juiste verdediging van dat beleid. Maar ik kies er uitdrukkelijk voor om als volwassen natie mijn verantwoordelijkheid op te nemen op die internationale fora en om ons beleid met hand en tand te verdedigen.
Mijnheer Diependaele, als we veroordeeld worden, zullen we dat zeker kunnen weerleggen, want we staan natuurlijk recht in onze schoenen. Maar dan is het kwaad natuurlijk al geschied, want dan is de perceptie alweer eens tegen Vlaanderen. De heer Van Overmeire heeft daarnet de hele rimram die we de afgelopen jaren over ons heen hebben gekregen, nog eens opgenoemd. Dat is waar we het over hebben. We nemen liever het zekere voor het onzekere door dit verdrag niet goed te keuren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 791/1)
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.