Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het voorstel van decreet.
Mevrouw Rombouts, verslaggever, heeft het woord voor een mondeling verslag.
Voorzitter, collegas, ik breng een mondeling verslag aangezien er geen schriftelijk verslag is wegens de snelheid van agendering in de plenaire vergadering.
De Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed besprak op 9 februari 2011 het voorstel van decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering tot definitieve vaststelling van een gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, wat wijzigingen aan de bindende bepalingen van dat Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen betreft.
De tweede herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door de Vlaamse Regering al voorlopig vastgesteld op 18 december 2009. De voorstellen tot tekstwijzigingen werden gebundeld in een addendum bij het RSV, dat van 10 februari tot 11 mei 2010 aan een openbaar onderzoek werd onderworpen. Op 24 februari 2010, bij het begin van het openbaar onderzoek dus, werd het addendum al toegelicht in de commissie Ruimtelijke Ordening.
Na afloop van het openbaar onderzoek bracht de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) een gemotiveerd advies uit aan het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering over de bezwaren en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek werden gemaakt. Het Vlaams Parlement heeft dan met de resolutie van 6 oktober 2010 een standpunt over de tweede herziening ingenomen. In die resolutie wees het parlement de regering op een aantal zorgen en aandachtspunten met het oog op de definitieve vaststelling, maar ook met het oog op de verdere uitvoering van het RSV en de uitwerking van een nieuw strategisch langetermijnplan voor het ruimtelijk beleid, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, kortweg BRV.
Op 17 december 2010 werd de tweede herziening definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het Vlaams Parlement beschikt volgens de bepalingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening over een termijn van zestig dagen voor de decretale bekrachtiging van de bindende onderdelen van de herziening. Die termijn verstreek weliswaar gisteren, maar het is een termijn van orde. Met de agendering vandaag stellen we de bekrachtiging dan ook niet nodeloos lang uit, zodat we de termijn toch zo goed mogelijk naleven.
De minister heeft op 9 februari in de commissie toelichting gegeven bij de belangrijkste aanpassingen die nog zijn doorgevoerd op basis van het openbaar onderzoek en hoe daarbij met het advies van de SARO rekening werd gehouden. Die toelichting is ook opgenomen in de aanhef van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010. Ik verwijs daarvoor dan ook naar het gedrukte voorstel van decreet.
De minister heeft in de commissie ook uiteengezet hoe de Vlaamse Regering is omgegaan met de aanbevelingen in de resolutie van het Vlaams Parlement van 6 oktober 2010. Daarvoor verwijs ik naar de brief van de minister van 17 december 2010.
Het voorliggende voorstel van decreet betreft enkel de bekrachtiging van de bindende bepalingen. De bespreking ervan werd in de commissie voorafgegaan door een gedachtewisseling, waarin ook opmerkingen werden geformuleerd en vragen werden gesteld over het richtinggevende gedeelte van het RSV. Daarbij stelden sommige leden zelfs de vraag of het niet nodig was hierin nog wijzigingen aan te brengen vooraleer de herziening te bekrachtigen. Om dit te verduidelijken ga ik straks even dieper in op de opmerkingen die werden gemaakt over de bijzondere economische knooppunten en over bepaalde lijninfrastructuur.
In de algemene bespreking heeft de heer Ceyssens de aandachtspunten van CD&V overlopen, die intussen dateren van november 2009. De fractie is tevreden over een aantal aspecten die het definitieve document hebben gehaald. Nochtans zijn een aantal punten nog niet gerealiseerd. Zo is volgens de heer Ceyssens nog niet voor elke gemeente die er aanspraak op zou kunnen maken, de afweging gemaakt om kleinstedelijk gebied te worden. Verder moeten nog een aantal aspecten van lijninfrastructuur verder worden onderzocht en moeten nog een aantal afspraken uit het regeerakkoord over de 5 hectareregeling voor kmo-zones in het buitengebied verder worden uitgewerkt in de alternatieve beleidskaders. Daarnaast zijn er ook nog andere punten.
Voor de CD&V-fractie is een nieuwe herziening van het RSV slechts een middel en geen doel op zich. Wanneer de minister met zijn alternatieve beleidskaders nieuwe maatschappelijke noden en vragen kan ondervangen, is dat zeker even goed.
Minister Muyters heeft geantwoord zich bewust te zijn van de knelpunten die nog moeten worden aangepakt. Hij meent dat dit sneller kan via andere instrumenten dan met weer een nieuwe herziening van het RSV. Hij zal daar in die richting verder aan werken.
Mevrouw Van Volcem vraagt aandacht voor de verdeling van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden tussen het buitengebied en het stedelijk gebied. Ze vraagt nog eens na te denken over de verhouding en de berekeningswijze en daarbij te vertrekken van reële observaties en niet van de prognoses uit de woonbehoeftestudies tot 2007. Verder informeert ze naar de voorgenomen decretale uitbreiding van het grond- en pandenbeleid tot andere domeinen dan wonen.
De minister deelt de zorg van mevrouw Van Volcem over wonen en erkent dat vandaag vooral naar het verleden wordt gekeken. Met het BRV zal worden getracht een andere benadering te hanteren. Er loopt al een studie over de mogelijkheden van een sturingsmodel over wonen.
De minister bevestigt verder dat het de bedoeling is het grond- en pandenbeleid, dat momenteel maatregelen inzake wonen bevat, aan te vullen met andere initiatieven, zoals een decreet betreffende de ruimtelijke economie met betrekking tot de behoeften inzake bedrijvigheid.
De heer Peeters waardeert het feit dat de minister rekening houdt met enkele aanbevelingen van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO), zoals de schrapping van het economisch knooppunt Brecht, de temporisering van de reserve van 1400 hectare aan bedrijventerreinen en het samenvoegen van de industriële ontwikkeling en de realisaties in het buitengebied. Tegelijkertijd blijft hij bij zijn kritiek dat de bijsturing een harde herziening is. Er wordt geen offensief herstelbeleid gevoerd om de open ruimte en het landelijk gebied te versterken. Er wordt opnieuw voor de missing links en voor Vlaanderen als logistieke draaischijf en verharde regio gekozen. Om een beleid op lange termijn te kunnen voeren, moet die klemtoon anders worden gelegd.
De heer Martens vraagt aandacht voor het verdere verloop van de AGNAS-methode, de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur. We moeten vermijden dat de realisatie van de open ruimte op de realisatie van de hardere bestemmingen achterloopt.
Minister Muyters bevestigt dat het de bedoeling van het AGNAS-proces is de zachtere gebieden gelijklopend met de harde bestemmingen af te bakenen. Om die reden wordt naar een twintigtal afbakeningsdossiers per jaar gestreefd.
Tot slot zal ik nog even ingaan op enkele discussiepunten die het richtinggevend gedeelte van het RSV betreffen, maar waarover in de commissie en op het terrein vragen zijn gerezen.
Verschillende leden hebben kritische vragen gesteld over de schrapping van Stekene van de lijst van bijzondere economische knooppunten. In de voorlopige vaststelling van de herziening van de regio Waas en Dender waren Sint-Gillis-Waas, Stekene en Hamme als bijzondere economische knooppunten geselecteerd. In de definitieve vaststelling blijven enkel Sint-Gillis-Waas en Hamme over.
De heer Anthuenis pleit ervoor Stekene opnieuw als bijzonder economisch knooppunt toe te voegen. Volgens hem wordt dit voorstel door alle actoren uit de regio en door de betrokken gemeentebesturen gesteund. Ook de heren Van Malderen en De Meyer uiten hun ongenoegen over het gebrek aan overleg in het besluitvormingsproces. Ze pleiten ervoor de provincie de opdracht te geven het bijzonder economisch knooppunt binnen een ruimere zoekzone af te bakenen. Hierbij zouden dan ook delen van het grondgebied van Stekene in de afbakening van het knooppunt van Sint-Gillis-Waas kunnen worden opgenomen. Volgens de heer Dehandschutter is dit laatste mogelijk. Dat het knooppunt de naam Sint-Gillis-Waas krijgt, betekent niet dat het tot de gemeentegrenzen beperkt moet blijven.
Minister Muyters bevestigt dat Stekene niet als een afzonderlijk bijzonder economisch knooppunt is weerhouden. Het gaat hier niet om een bestaande concentratie, zoals dat in Sint-Gillis-Waas of in Hamme het geval is. Bovendien zijn de criteria voor een bijzonder economisch knooppunt anders dan voor een specifiek economisch knooppunt. In een bijzonder economisch knooppunt biedt het gebied bepaalde mogelijkheden. In een specifiek economisch knooppunt biedt de gemeente bepaalde mogelijkheden. Als de mogelijkheden van een gebied zich over de gemeentegrenzen heen strekken, kan hiermee bij de afbakening rekening worden gehouden. Dit betekent dat het provinciebestuur moet kunnen argumenteren dat de mogelijkheden van dit bijzonder economisch knooppunt tot in Stekene reiken. In het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan kan dit vervolgens op die manier worden afgebakend. Zo worden de subsidiariteit en de uitgangspunten van het ruimtelijk planningsproces gerespecteerd.
Om alle verwarring weg te nemen, zal de minister de provincies en de administratie bevoegd voor de ruimtelijke planning duidelijk melden dat de provincies, indien ze hier goede argumenten voor hebben, tijdens de afbakening de mogelijkheid hebben gedeelten van naburige gemeenten aan een bijzonder economisch knooppunt toe te voegen.
Een ander discussiepunt betreft de lijninfrastructuur en meer bepaald de N119 in Turnhout. Mevrouw Deckx signaleert dat de wijze waarop de N119 in het addendum wordt vermeld tot ongerustheid over de verkeersleefbaarheid en de natuurkwaliteit in de regio Turnhout heeft geleid.
De heer Peeters klaagt aan dat de N199 van Turnhout naar Baarle-Hertog in de definitieve vaststelling plots aan de selectie van primaire wegen II wordt toegevoegd. Dit is in tegenspraak met het informatieve gedeelte van de herziening en met het mobiliteitsplan van Turnhout. Volgens de heer Peeters is dit niet enkel ondemocratisch, maar ook procedureel incorrect.
Zelf heb ik erop gewezen dat de commotie in Turnhout me verrast. In het addendum staat immers niet te lezen of de N119 zal worden geüpgraded of gedowngraded. Er staat wel duidelijk dat over het grensoverleggend overleg met betrekking tot de verbinding tussen Turnhout en Nederland een onderzoek zal worden gevoerd. Dit onderzoek staat trouwens in het advies dat de SARO heeft afgeleverd ten gevolge van de bezwaarschriften die het stadsbestuur en de lokale afdeling van Groen! tijdens het openbaar onderzoek hebben ingediend.
Ik ga er dan ook van uit dat alternatieve tracés voor de verbinding met Nederland, zoals onder meer door de stad Turnhout worden voorgesteld, evenwaardig zullen worden onderzocht voor er een definitieve keuze wordt gemaakt. Kon de minister dit bevestigen? Verder stelde ik ook nog de vraag wie verantwoordelijk is voor de studie. Kan de studie van de provincie omtrent de mobiliteit in de Noorderkempen als basis dienen, aangezien deze ondertussen lopende is, en wie zou er dan eventueel nog extra betrokken moeten worden bij deze studie?
De heer Bart Martens heeft gewezen op het feit dat er verwarring is ontstaan door de verschillen tussen het informatieve en het richtinggevende gedeelte van de herziening. Het eerste heeft het over de nood aan grensoverschrijdend onderzoek, onder meer om de alternatieve verbindingen te onderzoeken die kunnen leiden tot een downgrade van de bestaande N119 ter vrijwaring van het Turnhouts vennengebied. In het richtinggevend gedeelte staat dit onderzoek verkeerdelijk opgenomen onder het hoofdstukje primaire wegen II, waaruit juist een upgrade van de bestaande verbinding zou kunnen worden afgeleid. Hij vraagt de minister te verduidelijken dat er in het addendum niet voor een upgrade of een definitief tracé wordt gekozen.
Minister Philippe Muyters antwoordt dat de Vlaamse Regering op voorstel van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed (SARO) heeft beslist om het dossier van de N199 op te nemen in het overzicht van de grensoverschrijdende verbindingen, en het verder te onderzoeken in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat het genoemde overzicht van grensoverschrijdende verbindingen is opgenomen in de paragraaf over primaire wegen II, is de oorzaak van het misverstand. De minister stelt duidelijk dat die opname geenszins tot bedoeling had om de indruk van een upgrade van de N119 te wekken. Hij acht het vanzelfsprekend dat alle tracés worden bekeken; dat kan onder meer in het MER-rapport.
Voor de andere vragen over infrastructuur verwijst hij door naar minister Crevits. Op voorstel van de commissievoorzitter belooft de minister de juiste interpretatie aan de betrokken instanties en lokale besturen over te maken.
Na deze discussie werd het voorstel van decreet in de commissie aangenomen met acht stemmen voor en één stem tegen bij drie onthoudingen. De tekst van het voorstel van decreet werd niet geamendeerd. (Applaus)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collegas, met het voorstel van decreet dat hier ter bekrachtiging voorligt, de tweede herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), wordt een belangrijke operationele doelstelling van de beleidsnota Ruimtelijke Ordening afgerond.
Het was de vorige regering die op 12 december 2008 het addendum als voorontwerp van actualisatie en gedeeltelijke herziening van het RSV principieel goedkeurde. De huidige regering zette de decretale procedure voor deze herziening voort, en die kan nu afgerond worden.
Op 6 oktober 2010 heeft de commissie Ruimtelijke Ordening van dit parlement een resolutie aangenomen met een standpunt over de lopende herziening na de bespreking van het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO). Op 17 december 2010 stelde de Vlaamse Regering de herziening definitief vast.
In een brief aan de voorzitter van de commissie Ruimtelijke Ordening en aan de parlementsvoorzitter gaf de minister aan hoe de Vlaamse Regering is omgegaan met de resolutie van het parlement. Het eerste punt van de resolutie vroeg expliciet aandacht voor de verdere uitvoering van het RSV. Er wordt onder meer werk gemaakt van de verdere afbakening van stedelijke gebieden en van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. Een tweede element dat het parlement van belang vond, is de maximale afstemming van het addendum op de filosofie van het huidige, het lopende RSV, namelijk het bewaken van het evenwicht tussen bebouwde ruimte en de open ruimte. Zo zijn enkele van de gecontesteerde bijzondere economische knooppunten geschrapt en zijn er striktere voorwaarden ingeschreven voor het aansnijden van een reservepakket aan bedrijventerreinen. Ook wat de ruimtebegroting betreft, wordt dit evenwicht verder nagestreefd.
Het parlement vroeg ook om te bekijken of een extra kortetermijnherziening van het RSV noodzakelijk was. Volgens de minister kan een antwoord worden gegeven op de maatschappelijke vragen binnen het bestaande kader of door gebruik te maken van andere manieren om een aantal acute problemen op te vangen.
Het parlement drong ook aan op de snelle afronding van de kortetermijnherziening, rekening houdende met de adviezen van SARO, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en andere adviesorganen. Aan die vraag werd tegemoetgekomen.
Tot slot werd gevraagd een klemtoon te leggen op een nieuw strategisch langetermijnplan met horizon 2020 en doorkijk tot 2050, intussen bekend als het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, BRV. De startnota voor het BRV werd intussen op 28 januari 2011 door de Vlaamse Regering goedgekeurd.
Collegas, de regering heeft volgens ons dus terdege rekening gehouden met de verzuchtingen van dit parlement. Op basis hiervan vragen de meerderheidspartijen dat dit parlement de bindende bepalingen van de tweede herziening van het RSV vandaag zou bekrachtigen. (Applaus bij CD&V, het Vlaams Belang en de N-VA)
De heer Martens heeft het woord.
Collegas, we kunnen onze dank uitdrukken voor het verslag van mevrouw Rombouts, dat redelijk volledig was. (Opmerkingen bij CD&V)
Dat volledig was. (Gelach)
Ze heeft verwezen naar een aantal documenten en ze heeft ze gelukkig niet allemaal voorgelezen.
Het is nuttig te onderstrepen dat het voorliggende voorstel van decreet enkel gaat over de bekrachtiging van de bindende bepalingen. Dat voorziet ook de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daarvoor mandateert de codex het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement moet zich bij een nieuw of gewijzigd structuurplan uitspreken over de bekrachtiging van de bindende bepalingen.
Dat neemt niet weg dat het nuttig was dat we in de commissie ook een gedachtewisseling hebben gevoerd over een aantal onduidelijkheden die er heersten in het richtinggevend gedeelte. Ik wil de minister en de collegas danken voor het feit dat we met die gedachtewisseling en het perfecte verslag dat daarvan zonet is uitgebracht, de misverstanden uit de wereld hebben geholpen, zowel voor wat betreft de afbakening van dat bijzonder economisch knooppunt Sint-Gillis-Waas, als wat betreft de N119, de verbinding Turnhout-Tilburg. Uit het richtinggevend gedeelte zou men verkeerdelijk kunnen opmaken dat het de bedoeling zou zijn om die weg te upgraden naar een expresweg. Dat is helemaal niet de bedoeling. Het was juist de bedoeling om gevolg te geven aan het advies van de SARO, dat gevraagd heeft om een aantal alternatieven voor die verbinding te onderzoeken, zoals de befaamde Postelroute. Het is goed dat we die misverstanden uit de weg hebben kunnen ruimen. Minister, als u uw engagement nakomt om dat ook te verduidelijken met een brief aan de betrokken overheden, in dit geval de stad Turnhout en de provincie Antwerpen, die daaromtrent de mobiliteitsstudie verder afwerkt, kunnen we voorgoed dat misverstand uit de wereld helpen.
Onze fractie zal met veel plezier straks dat voorstel van decreet goedkeuren, al is het maar omdat we lang genoeg op deze wijziging van het structuurplan hebben moeten wachten. Er zijn heel wat jaren gegaan over een aantal wijzigingen waarover eigenlijk veel sneller had kunnen worden beslist. Maar goed, we moeten nu eenmaal de politieke weg doorlopen. Misschien moeten we ons als parlement binnenkort eens bezinnen we zijn nu toch bezig met versnelling van belangrijke investeringsprojecten en nagaan hoe we in de toekomst korter op de bal kunnen spelen als bepaalde nieuwe maatschappelijke noodwendigheden aanleiding geven tot een tussentijdse aanpassing van onze structuurplannen, dit evenwel zonder de inspraakrechten van de verschillende maatschappelijke actoren te beknotten. Het moet mogelijk zijn in deze procedure om aan snelheid te winnen zonder de onderbouw van het beleid in het gedrang te brengen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, zonder de volledigheid van het verhaal van mijn voorgangers in twijfel te trekken, wil ik van onze kant duidelijk meegeven hoe belangrijk het is dat we vandaag dit gedeelte alleszins afronden. We hebben er duidelijk voor gekozen om niet te wachten op een aantal zaken die vandaag nog niet rijp zijn om over te beslissen maar nu al een kortetermijnherziening door te voeren, die heel belangrijk is.
We hebben opnieuw duidelijkheid geschapen over een aantal belangrijke knopen, alleszins over het feit dat de taakstellingen van het RSV verder moeten worden uitgevoerd. Er is ook de erkenning van Genk als logistieke poort. 5 hectare in buitengebied kmo-zone is niet langer bindend. Het zijn een aantal dingen die belangrijk genoeg zijn om vandaag te zeggen dat we de procedure die we nu hebben gevoerd, niet verder verzwaren en afronden.
Vanuit onze fractie alleszins vragen we blijvend aandacht voor een aantal zaken die nog verder moeten worden gerealiseerd. Ik zal ze niet opsommen, want we zouden opwarmen wat er in de commissie is gezegd. Ik wil alleszins heel duidelijk meegeven dat de manier waarop dat is gerealiseerd, minder belangrijk is.
Moet het opnieuw via een kortetermijnherziening? De minister heeft een aantal ideeën over beleidskaders die we alleszins mee willen onderzoeken. Als die tot hetzelfde resultaat leiden, kunnen ze voor ons evenzeer. Een kortetermijnherziening is geen doel op zich, maar een middel. We kijken met belangstelling uit naar de beleidskaders van de minister, en zeker naar zijn Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
De verslaggeefster was heel duidelijk, ook in haar weergave van mijn standpunten en die van onze fractie. We zullen ons wel onthouden omdat nog enkele zaken onduidelijk zijn en vanwege het richtinggevende gedeelte, de ontsluiting van Stekene enzovoort. Er is een studie geweest over de effectualiteit van het RSV. De minister en de voorzitter hebben aangekondigd om de studie van Sum ook in de commissie te laten bespreken. Ik heb daarvoor ook een voorstel van resolutie ingediend. De ruimtelijke ordening is niet af.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het is duidelijk dat we nood hebben aan een ruimtelijk beleidskader. In dat kader past de tweede herziening van het RSV. De herziening speelt vooral in op enkele uitdagingen van vandaag, maar er zijn nog veel meer uitdagingen voor morgen. Minister, eind januari hebt u beslist om met de startnota BRV een aanzet te geven voor de opmaak van een langetermijnbeleidsvisie op de ruimtelijke ontwikkeling. Dat is positief, maar in het verleden hebben we voornamelijk gewerkt met herzieningen van herzieningen. Dan kijken we vooral naar wat in het verleden is gebeurd en doen we aanpassingen om zaken uit het verleden recht te zetten of te corrigeren. Dan gaan we onvoldoende in op de inbedding van deze kortetermijnherziening in een langetermijnvisie.
Cruciaal bij de opmaak van een nieuw strategisch langetermijnruimtelijkbeleidsplan is dat we de vorm en de inhoud van de structuur van Vlaanderen vastleggen. Een herziening gaat helemaal niet zo ver. De bestaande ruimtelijke structuurplannen zijn omvangrijke en alomvattende planningsdocumenten die tot op een vaak onooglijk detailniveau ruimtelijke ontwikkelingen trachten te stroomlijnen. Als we zo in detail gaan, vervallen we mogelijkerwijze in zaken die een heel beperkte houdbaarheidsdatum hebben.
We hebben dan ook op korte termijn, tegen 2012, en zeker tegen 2020, nood aan een nieuw ruimtelijk beleidsplan met concrete maatregelen in het vooruitzicht. Voor de periode na 2020 moet een blueprint worden opgemaakt die de bakens uitzet voor het toekomstig ruimtelijk beleid, rekening houdend met maatschappelijke transformatieprocessen. De transformatie die sui generis bezig is in de industrie, los van wat de politiek van plan is, maakt het noodzakelijk om zaken aan te pakken. Er is vergrijzing, klimaatverandering, verschuiving van productiearbeid van West- naar Oost-Europa en Azië. Een ruimtelijk structuurplan moet vooral een ruimtelijk waardekader bevatten, in de vorm van een visie en ruimtelijke principes, dat ook later voor onvoorziene of nog ongekende evoluties in maatschappelijke ontwikkelingen als referentiekader kan worden gehanteerd.
Hierna wil ik ook nog enkele deelaspecten van de tweede herziening van het RSV en de bekrachtiging van de bindende bepalingen belichten. We moeten erover waken dat het vestigingsklimaat voor investeringen in Vlaanderen aantrekkelijk blijft. Het verheugt mij en mijn fractie dat de oppervlakte aan bestemde bedrijventerreinen in plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen mogelijk is tot 66.000 hectare.
Er worden echter wel heel strikte voorwaarden ingeschreven voor het aansnijden van het reservepakket aan bedrijventerreinen. Het kan pas onder strikte voorwaarden, zoals zorgvuldig ruimtegebruik, worden aangesproken na 2012.
Dat er strikte voorwaarden zijn, kunnen we onderschrijven, maar ze mogen niet, zoals vandaag het geval is en waarschijnlijk ook in de toekomst het geval zal zijn, leiden tot jarenlange procedures om een aantal realisaties te verwezenlijken.
Het is nu echter zaak om die kwantitatieve taakstelling ook in daden om te zetten en de nood aan ruimte om te ondernemen te lenigen. We hebben hier al de hint gegeven dat de herbestemming van militaire domeinen dat is weliswaar federaal, maar we vragen u om proactief te zijn daarbij een uitgelezen kans is om een deel van die nood aan bedrijventerreinen te lenigen.
Er zijn ook een aantal ongeschreven zaken. Er ligt ook een uitdaging in zon langetermijnplan. Wat is de evolutie van de industrie? Wat is de noodzaak aan ruimte voor de klassieke industrie in Vlaanderen? Misschien moeten we ook de bestaande bedrijventerreinen, voor wat de restpercelen betreft, onder de loep nemen om te zien of daar geen optimaler gebruik kan zijn om bepaalde noden te lenigen. Daarnaast moeten we voor bestaande bedrijventerreinen waar leegstand heerst, bekijken wat er in dat Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kan gebeuren om die lege ruimten op te vullen en te gebruiken.
Wat betreft de lawaaisporten, stelt u voor dat er per provincie één locatie wordt aangeduid. Wij hebben een lange lijst van wereldkampioenen spijtig genoeg nu eventjes onderbroken, misschien ligt dat net aan het onvoldoende beschikbaar zijn van crossterreinen met Stefan Everts als de absolute kampioen, maar anderen zijn hem voorgegaan, zoals Geboers en zo meer. Vandaag moeten veel wereldkampioenen in bepaalde sporten in het buitenland gaan trainen, omdat er in Vlaanderen niet in ruimte wordt voorzien voor hun sport.
Vijf motorcrossterreinen over heel Vlaanderen is echt wel het absolute minimum, zeker gezien de strenge randvoorwaarden die aan deze zogenaamde gereglementeerde omlopen zullen worden opgelegd. Beter zou zijn om over heel Vlaanderen een twaalftal permanente motorcrossterreinen in te plannen.
Inzake de intensieve veeteelt moeten we ons afvragen of die nog thuishoort in de landbouwzone en of die niet eerder thuishoort in industriezone of in een overgangs- of bufferzone tussen de industrie- en de landbouwzone of de woonzone. U weet dat de intensieve veeteelt spijtig genoeg geen gebruik meer maakt van de landbouw, maar eerder een vorm is van goedkope bouwgrond voor dergelijke infrastructuur in de landbouwzone.
Tot slot is er nog het decreet Grond- en Pandenbeleid. Dat decreet dateert uit 2008 en richt zich vooral op maatregelen in verband met wonen. Het decreet zal nu worden aangevuld met decretale initiatieven inzake grond- en pandenbeleid voor bedrijvigheid, toerisme, recreatie en vrije tijd, landbouw, natuur en bos, en lijninfrastructuur. Daartoe zult u in het voorjaar van 2011 een proces opstarten voor de opmaak van een eerste grond- en pandenbeleidsplan.
U weet dat ikzelf, samen met de andere leden van mijn fractie, erg kritisch sta tegenover het eerste luik van het grond- en pandenbeleid, dat nu al in werking is, omdat het volgens ons niet bijdraagt tot een kwalitatieve en betaalbare huisvesting. Wij zullen elk initiatief dat u neemt dat de andere domeinen bestrijkt, dan ook zeer nauwgezet volgen, om te zien of we daar niet tot dezelfde scheve toestanden komen als in het huidige vigerende luik. (Applaus bij LDD)
De heer Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, dit is een belangrijk plan en een belangrijke beslissing, en daarom is een plenaire bespreking voor ons ten zeerste aangewezen. Vorige week werd tijdens de gedachtewisseling in de commissie even voorgesteld om het nog snel, als een variapunt, te behandelen. Maar ook al zijn we één dag over tijd, toch verdient dit dossier de nodige aandacht.
Niet alleen het plan op zich is belangrijk, ook het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, hoewel niet sexy, is van enorm belang voor bijna alle andere beleidsdomeinen waar onze burgers onmiddellijk bij betrokken zijn. Ik som er maar een paar op: Economie en Mobiliteit, Landbouw en Natuur, Kunst en Cultuur, en onze openbare financiën. En wat te vaak onderbelicht blijft, is dat Ruimtelijke Ordening van belang is voor onze lichamelijke en psychische gezondheid.
De vraag is dan maar of deze herziening al die beleidsdomeinen dient. De vraag is dan maar of deze herziening dynamisch genoeg is om een antwoord te geven op belangrijke maatschappelijke uitdagingen en belangrijke klimatologische uitdagingen. Het openbaar onderzoek en advies van Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed (SARO) van vorig jaar bracht tal van bezwaren naar voren. Het daaropvolgende advies was ook ronduit negatief. Het stelde onomwonden dat deze herziening overbodig was en dat we eerst werk moest maken van het huidige, lopende RSV. Het stelde duidelijk dat de herziening te eenzijdig was en dat haast alleen aandacht werd gegeven aan de harde sectoren voor een verdere verstening van Vlaanderen.
Gelukkig volgde er op 17 december 2010 een beslissing van de Vlaamse Regering die een kleine bijsturing inhield om de scherpe kantjes van het eerste ontwerp bij te schaven. Ze zijn reeds opgesomd: de reserve die is ingebouwd voor de 1400 hectare industrie die vergrendeld worden tot na 2012 onder bijzondere voorwaarden, het samen laten lopen van de ontwikkelingen in de harde sectoren en de AGNAS-procedure, het schrappen van het bijzonder economisch knooppunt Brecht. De vraag is of dit volstaat om de verharding en de verstening van Vlaanderen tegen te gaan. De vraag is of deze herziening het tij kan doen keren.
Zonder vervelend te willen doen, geef ik toch enkele cijfers. In 1976 was in Vlaanderen 7,2 procent van de grond bebouwd, in 1988 was dat al 11,7 procent. In 2000 was 18,3 procent bebouwd. Tussen 1990 en 2006 nam de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen toe met 577 vierkante kilometer of 32 procent. In 2006 is 17 procent van de Vlaamse oppervlakte bebouwd. In 1990 was dat nog 13 procent. In het jaar 2006 ging opnieuw 25 vierkante kilometer open ruimte verloren in Vlaanderen dat zijn tien voetbalvelden per dag. Als Vlaanderen aan hetzelfde tempo open ruimte blijft innemen, dan zal in 2050 41 procent van de beschikbare ruimte volgebouwd zijn. Dat bleek onlangs nog uit de doctoraatsthesis van Lien Poelmans.
Als we deze ruimtevraat willen tegengaan, moeten we erkennen dat naast grondstoffen en brandstoffen, ook ruimte een schaars goed is waar we bijzonder zuinig moeten mee omgaan, vooral omdat begroeide ruimte ook CO2 vasthoudt en bescherming biedt tegen de opwarming van de aarde.
Bij de rondetafel over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen werd nogmaals aangetoond dat een vijfde van België is bebouwd. Dat blijkt uit de nieuwe cijfers van Statistics Belgium. In Vlaanderen is nu 26 procent van de oppervlakte bebouwd, in Wallonië 14 procent.
Met deze realiteit voor ogen, moeten we ons vragen stellen bij bijvoorbeeld het beheersen van de wateroverlast.
En hoe remedieert deze herziening daaraan? Wij denken volkomen niet. Er wordt 6000 hectare bijkomende industriegronden gepland, terwijl er volgens de FOD Economie nog 12.000 hectare beschikbaar zijn. In de hoofddorpen komt er 5 hectare ruimte voor kmo en industrie die ieder op zich weer tot versnippering zullen leiden en mobiliteit zullen opwekken. Er zijn 10 bijkomende missing links, wat het totaal brengt op meer dan 35. Dit is een vraagvolgend beleid dat allesbehalve sturend werkt, integendeel.
Er komt een massa nieuwe woningen in de buitengebieden en de woonuitbreidingsgebieden, hoewel er genoeg ruimte in de woongebieden beschikbaar is. Deze herziening bevat geen herstelplan om de open ruimte te behouden, te herstellen, te vergroten. Het blijft bij een interne herschikking in de AGNAS-procedure.
Minister, collegas, dit is een beleid dat ons op termijn veel dreigt te kosten, een beleid dat ons op termijn zelfs in financiële problemen zal brengen. Denk maar aan de terbeschikkingstellingsvergoedingen die al die missing links gaan kosten en die jaarlijks op de begroting zullen wegen.
De Vlaamse Regering kiest nog steeds voor harde ontwikkeling ten koste van natuurwaarden. De Vlaamse Regering spant zich wel in om dit ruimtelijk wanbeleid zoals het nu wordt gevoerd, in een groen kleedje te verpakken en spreekt van win-win en van en-en, zelfs van quickwins.
Groen! wil de zachte waarden echter hard verdedigen. Het is een verhaal van of-of, een verhaal van keuzes maken voor een duurzame toekomst.
Collegas, ik wil afronden. Zeggen we nu dat er niets kan gebeuren? En vinden we dat de bouwsector moet stilvallen? Neen. Er is meer dan werk genoeg, denken we, door te verdichten in de industriezones, door te saneren in de steden, door een bouwlaag meer te voorzien, door eerder te investeren in woonkwaliteit dan in woonkwantiteit.
Dit alles kan wel in de geest van het lopende RSV, passend in een duurzaam kader. Want met deze herziening wordt de filosofie van de gedeconcentreerde bundeling van Vlaanderen open en stedelijk definitief verlaten. Dat is ook de reden waarom onze fractie dit niet zal goedkeuren. (Applaus)
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ga heel kort zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat het verslag van mevrouw Rombouts zeer volledig en goed was. Het is niet nuttig om dat dan opnieuw naar voren te brengen.
Het is duidelijk dat de visie van de Vlaamse Regering duidelijk verschilt van die van Groen!. Ik wil er daarom, mijnheer Peeters, niet dieper op ingaan.
Eén opmerking is nog niet besproken in de commissie, maar wel vroeger, die van de heer Sabbe over de militaire domeinen. Ik blijf daar bij de filosofie dat je heel moeilijk een algemene oplossing naar voren kunt schuiven voor de militaire domeinen. Je moet ook kijken naar hun ligging. Sommige domeinen liggen volledig in natuurgebied, andere sluiten aan aan een stad. Als het nuttig en zinvol is om van een militair domein een bedrijventerrein te maken, dan zullen we dat zeker in overweging nemen.
Ik denk, voorzitter, dat ik verder enkel zou herhalen wat mevrouw Rombouts in haar verslag zo treffend naar voren heeft gebracht.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 898/1)
De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.