Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
Dames en heren, met toepassing van artikel 46 van het Reglement van het Vlaams Parlement heeft de heer Dewinter bij motie van orde het woord gevraagd.
De heer Dewinter heeft het woord.
Voorzitter, ik zou bij motie van orde mijn ergernis willen uitdrukken over het feit dat de minister-president in de loop van de komende vijf maanden in totaal veertig dagen op reis gaat voor allerlei missies en zendingen naar een tiental bestemmingen, heel ver weg.
Mijnheer Dewinter, met alle respect, maar eergisteren was er een Uitgebreid Bureau. U had daar uw punt kunnen maken. Ik heb u daarover trouwens gisteravond rond halfnegen nog gebeld.
Mij?
Wij hebben eergisteren in het Uitgebreid Bureau met eenparigheid van stemmen gezegd dat in de weken dat de minister-president in het buitenland is, alle interpellaties en alle vragen om uitleg verwezen worden naar de week daarop. Niemand heeft er enig bezwaar tegen gemaakt.
Ik was daar niet.
Uw partijgenoten waren er wel. We gaan geen spelletjes spelen.
Voorzitter, ik speel geen spelletjes.
Ik was maandag door omstandigheden verontschuldigd op het Uitgebreid Bureau. Ik heb dus niet aan die discussie deelgenomen. Ik heb mij laten informeren door mijn twee Bureauleden. Ik weet wel dat collega Van Hauthem voorbehoud heeft gemaakt tegen dit alles.
Als er dan in het Bureau zogenaamde afspraken worden gemaakt en als er met deze informatie niet naar de pers mag worden gestapt, dan heb ik daar mijn allergrootste bedenkingen bij. Het is een teken dat men aanvoelt dat er inderdaad problemen zouden kunnen zijn en dat men iedereen op voorhand al de hand wil omwringen.
Ik stel alleen maar vast dat men niet leert uit zijn fouten. We hebben in het verleden, in de voorbije weken, deze problematiek hier al herhaaldelijk besproken. Ik zou in het Bureau nooit ingestemd hebben met dit voorstel, wel integendeel.
Het probleem zit m natuurlijk in een politiek gegeven. We hebben dat hier al herhaaldelijk besproken. Er is kritiek geweest naar aanleiding van de regeringsverklaring en bij de samenstelling van deze regering. Als een minister-president voorzitter van de Vlaamse Regering is, minister van Economie, minister van Buitenlands Beleid, minister van Buitenlandse Handel, minister van Ontwikkelingshulp, minister van Landbouw, minister van Zeevisserij en minister van Plattelandsbeleid, dan leidt dat tot problemen en tot afwezigheden die misschien verantwoord zijn.
Ik heb er geen probleem mee dat Vlaanderen zich via zijn bevoegde minister en hij is bevoegd voor ongeveer alles in deze Vlaamse Regering vertegenwoordigt in het buitenland, maar het zorgt er wel voor dat de minister-president in deze plenaire zitting ministens vier keer en misschien wel meer afwezig is. Op het moment dat uiteindelijk de toekomst van Vlaanderen ter discussie staat, naar aanleiding van de federale onderhandelingen, zal de minister-president niet hier zijn, maar in Davos of in Zuid-Amerika of in Qatar of in Egypte of in Zuid-Amerika. Overal, maar niet hier. Ik heb daar een fundamenteel probleem mee en ik wens dat bij het begin van de vergadering ook publiekelijk te zeggen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Ik heb tijdens de vergadering van het Bureau niemand van de Vlaams Belangfractie, noch iemand anders, enig voorbehoud horen formuleren. Deze regering heeft gekozen voor een beperkte samenstelling en voor het samenbrengen van bevoegdheden, om aan te tonen dat ze een sober beleid wenst te voeren. Als de Vlaams Belangfractie nu van oordeel is dat de Vlaamse Regering met verschillende ministers moet worden uitgebreid, dan moet ze dat zeggen, maar we zullen er niet op ingaan.
Ik wil ook uitdrukkelijk zeggen dat er vorig jaar, bij monde van vertegenwoordigers van het Vlaams Belang, interpellaties zijn geweest om de minister-president, bevoegd voor Buitenlandse Handel, aan te zetten meer deel te nemen aan handelsmissies. Zowel de heer Van Overmeire, toen nog deel uitmakend van de Vlaams-Belangfractie, als de heer Creyelman, nu voorzitter van de commissie van Buitenlands Beleid, waren die mening toegedaan. Men moet weten wat men wil, maar als men zelf vraagt dat de minister-president meer op reis gaat om onze buitenlandse handel te promoten, dan moet men daar ook de conclusies uit trekken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer Caluwé, we zijn er inderdaad voor dat Vlaanderen wordt vertegenwoordigd in het buitenland, maar daar ligt het probleem niet. Het probleem is dat deze minister-president veel te veel bevoegdheden cumuleert in zijn persoon. Dat hebben we naar aanleiding van de regeringsverklaring en vele keren daarna al opgemerkt.
Ik heb zijn bevoegdheden opgesomd, ik wil dat nog wel even doen, maar ik zal het niet doen. Dat zorgt ervoor dat de minister-president door de landbouwraden, de delegaties voor buitenlandse handel, als minister van Economie, als minister-president enzovoort, quasi permanent in het buitenland verblijft.
Veertig dagen op nauwelijks vijf maanden tijd naar meer dan tien bestemmingen in het verre buitenland, van Azië tot Amerika, van Afrika tot noem maar op, dat is van het goede te veel, zeker op het moment dat het hier zal gaan over de toekomst van Vlaanderen, over de uitbreiding van onze bevoegdheden en hopelijk nog veel meer.
Een kapitein blijft op zijn schip. Dat schip is Vlaanderen en dat ligt hier, niet in Qatar, niet in Oman, niet in Egypte, niet in China, niet in Zuid-Korea, niet om het even waar in de wereld, maar hier in Vlaanderen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik ben blij dat we een Vlaamse Regering hebben die van bij de aanvang heeft gezegd dat ze het met minder ministers wil doen. Ik ben ook blij dat we een minister-president hebben die Vlaanderen in het buitenland vertegenwoordigt.
Voor mijn fractie is de Vlaamse Regering meer dan alleen maar de minister-president. Hij zit wel in de cockpit, maar de Vlaamse Regering is een collegiaal orgaan. We blijven ze steunen en we vinden dat de minister, bevoegd voor Buitenlands Beleid, ook in deze zaak zijn rol waar dan ook waarneemt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Als de heer Caluwé mijn naam noemt, voel ik me verplicht hem te vragen om volledig verslag te geven. Als hij eerlijk is hij is voldoende aanwezig in de commissie Buitenlands Beleid zal hij ook wel toegeven dat bij de installatie van deze regering ik indertijd toen nog als lid van de Vlaams Belangfractie, maar ik heb nog altijd dezelfde mening heb opgemerkt dat het een welbewuste keuze is om het buitenlands beleid bij de minister-president te leggen omdat dat enkele voordelen kan hebben, namelijk dat de minister van Buitenlands Beleid met meer gezag spreekt. Het kan echter ook nadelen hebben, namelijk dat hij minder in het land is, wat vandaag blijkt.
Mijnheer Caluwé, ik roep u op om me minder eenzijdig te citeren.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, u zegt dat er unanimiteit was, maar laten we eerlijk zijn, het was een vreemde seance in het Uitgebreid Bureau. Voor het eerst sinds maanden was de minister-president aanwezig, inderdaad op uw verzoek, met een lijst van al zijn buitenlandse missies. De enige die daarover een opmerking heeft gemaakt, behalve uzelf, was ik. Ik heb de opmerking gemaakt: Wat? Heel die lijst? En dat in politiek onzekere tijden. Dat zult u niet kunnen ontkennen.
Dat was inderdaad een opmerking. Voorzitter, behalve u, was ik de enige die daar een opmerking over heeft gemaakt. Los daarvan, kan het het toch niet zijn dat het Uitgebreid Bureau als dekmantel wordt gebruikt om te zeggen dat we daar nadien geen opmerkingen meer over gaan maken. Het gaat over een agenda van de minister-president over vijf maanden. Wie weet wat er binnen drie of vier maanden aan de hand is? Dat was mijn opmerking, want het zijn politiek onzekere tijden. Het Uitgebreid Bureau moet niet als dekmantel dienen ten aanzien van de minister-president.
Tot slot gaat het er niet over of Vlaanderen op de kaart moet worden gezet. Vlaanderen moet op de kaart worden gezet. Maar als de minister-president zoveel functies bekleedt, dan is hij inderdaad heel vaak in het buitenland. In onzekere politieke tijden vinden we dat voor een minister-president nogal bedenkelijk. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik vind dit een totale non-discussie. Als de minister-president niet in het buitenland hoeft te zijn omwille van redenen die zijn job als minister-president vragen, dan zeggen wij dat. Als de minister-president omwille van de taak die hij heeft in de Vlaamse Regering naar het buitenland moet, dan moet hij dat doen. Voor de rest moet daar niet meer over gezeverd worden. (Applaus bij CD&V, Open Vld, sp.a, N-VA, Groen!. Opmerkingen)
Mijnheer Dewinter, mijnheer Van Hauthem en leden van de Vlaams Belangfractie, naar aanleiding van de brief die ik heb gekregen en de commotie die er vorig jaar is geweest, heb ik persoonlijk aan de minister-president gevraagd of hij zo vriendelijk wilde zijn om persoonlijk aanwezig te zijn op het Uitgebreid Bureau. De minister-president is dat komen toelichten, en de heer Van Hauthem heeft inderdaad die opmerking gemaakt. Ik heb op het einde van de bespreking van dat agendapunt heel expliciet gevraagd aan iedereen of men het eenparig eens was met het feit dat alle interpellaties en alle vragen om uitleg de week nadien in de commissie zouden kunnen worden gesteld. Iedereen heeft gezegd: ik heb daar geen enkel probleem mee. Als de heer Dewinter daar achteraf een punt over wilt maken in de pers, wie ben ik dan om hem dat te beletten? Mijnheer Dewinter, uw fractie was het met die eenparigheid volledig eens. Ik heb dat heel expliciet gevraagd.
U zegt dat wij een en ander te verbergen hebben. Ik zie niet in waarom, want dan had ik dat zelfs niet meegedeeld en niet op de agenda van het Uitgebreid Bureau gebracht. Het enige wat ik moest doen op verzoek van de minister-president was die agenda meedelen aan de desbetreffende commissievoorzitters. Ik heb dat punt, ten opzichte van de oppositie en rekening houdend met de problemen die er in het verleden zijn geweest, heel expliciet op de agenda gebracht. U moet dus niet zeggen dat er iets wordt verborgen. Trouwens, als ik kijk naar de reacties die ik af en toe van journalisten krijg over wat er verklapt wordt uit het Uitgebreid Bureau, dan kan ik daar binnenkort een heel boek mee vullen. U moet niet zeggen dat u het niet hebt goedgekeurd, er was eenparigheid van stemmen.
Mijnheer Dewinter, wat Davos betreft, heeft de minister-president mij gezegd dat hij veel later zou vertrekken zodat hij de plenaire zitting nog kon meemaken. Dat heeft niets te maken met oppositie of meerderheid, maar met het feit dat een minister-president die Buitenlands Beleid onder zijn bevoegdheid heeft, Vlaanderen iets meer op de wereldkaart mag zetten dan hoe u er blijkbaar over denkt. Ik vind dat niet meer dan normaal. De beslissing over de agenda van de minister-president is trouwens met eenparigheid van stemmen genomen. Hiermee sluit ik deze discussie. (Applaus bij CD&V, Open Vld, sp. a, N-VA, Groen!. Opmerkingen)
Voorzitter, u moet hier de debatten leiden, niet de minister-president verdedigen, niet de woordvoerder zijn van de minister-president. Dat is uw taak niet. Uw partij zit misschien wel in de coalitie, maar dat betekent niet dat u de woordvoerder en de verdediger van de minister-president moet zijn.
Er is een groot verschil tussen het regelen van de werkzaamheden in het Bureau en het politieke debat over de bevoegdheden van de minister-president. Ik heb anderhalf jaar geleden al aangeklaagd en doe dat nu opnieuw dat de minister-president zoveel bevoegdheden heeft.
U hebt dat al gezegd.
We zijn hier in het parlement. We hebben het recht om te spreken. Het is niet aan u om daarover te oordelen. Ik zeg dat er een politiek probleem is. Als de minister-president zoveel bevoegdheden heeft, dan verkeert hij in de onmogelijkheid om hier te doen wat hij moet doen. Dat is wat wij aanklagen en dat zullen wij blijven doen. Of er nu oekazes zijn van het voorzitterschap of zwijgplicht of spreekverbod, daar trek ik me helemaal niets van aan. Ik heb dat in het verleden niet gedaan, en ik zal dat in de toekomst ook niet doen met Jan Peumans.
Mijnheer Dewinter, ik heb geen oekazes of spreekverbod uitgesproken. Het enige dat ik heb gedaan, is alle fracties van dit parlement objectief voorgelicht. U moet me geen woorden in de mond leggen die ik niet heb uitgesproken. Dat pik ik niet van u. Ik heb u trouwens gisterenavond beleefdheidshalve gebeld. Ik kan zelfs zeggen hoe laat het precies was. U hebt niet opgenomen maar dat hoeft u van mij niet te doen.
Waar en wanneer hebt u mij gebeld?
Op uw gsm! Moet ik u het nummer voorlezen? (Opmerkingen van de heer Filip Dewinter)
Wilt u even komen kijken in plaats van me te beschuldigen dat ik een leugenaar ben? (Rumoer)
Ik laat me niet uitmaken voor leugenaar.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Het Uitgebreid Bureau komt wekelijks bijeen om de werkzaamheden van dit parlement af te spreken. Ik dacht, mijnheer Dewinter, dat wij maandag op een serene wijze een aantal zaken hadden besproken en beslissingen hadden genomen. Wanneer u niet aanwezig bent, mijnheer Dewinter, dan hebt u ook geen recht van spreken. De voorzitter heeft hier niet de minister-president verdedigd, hij heeft de beslissing van het Uitgebreid Bureau verdedigd, en dat is zijn opdracht. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Het incident is gesloten.