Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
Dames en heren, met toepassing van artikel 46 van het Reglement van het Vlaams Parlement heeft de heer Sabbe bij motie van orde het woord gevraagd.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, ik had een actuele interpellatie ingediend inzake de problematiek van de vossenjacht. Die was zeer sterk in de actualiteit gekomen: zondagavond in Panorama, maandagochtend in Peeters & Pichal. Er waren tegenstrijdige geluiden te horen van enerzijds de minister en anderzijds de voorzitter van onze commissie, de heer Martens, en ook van de N-VA, met name de heer Vandaele. We zitten al maanden te wachten op het antwoord van de minister en hoewel de minister zegt dat ze zal antwoorden, komt dat antwoord er maar niet.
Het eigenaardige is dat u in uw antwoord bij het verwerpen van mijn actuele interpellatie sprak van begin februari. Bij mijn weten is begin februari al voor een groot stuk voorbij. Als dat de basis is om zaken te weigeren, stel ik mij toch vragen. Als dit in allerlei programmas aan bod komt en wij hier niet over mogen praten, wat is daar dan de exacte motivering voor? Wanneer gaan we dan uiteindelijk effectief een antwoord krijgen?
De heer Gatz heeft het woord.
Ik heb niet de gewoonte vóór de vergadering incidenten te maken over afgewezen interpellaties of actuele vragen. Ik doe dat zelden. De laatste tijd hebt u daarin van mij niet veel last gehad.
Maar het punt dat de heer Sabbe hier maakt, wil ik wel onderschrijven, in de zin dat we in het Uitgebreid Bureau hebben afgesproken dat er een sterkere vraag zou gaan naar minister Schauvliege om die evaluatie wel te maken. Dat is belangrijk. Want als wij dat niet doen, laten wij ons debatrecht en ons spreekrecht afhangen van een rapport dat de regering al dan niet op tijd in het parlement zal indienen. Dat is het punt waarin ik de heer Sabbe volledig gelijk geef: ofwel komt er snel een antwoord en een evaluatie, ofwel moeten wij alle vrijheid hebben om dat debat hier in de plenaire vergadering of in de commissie dat laat ik in het midden te kunnen hernemen.
Mijnheer Gatz, uw opmerking is volledig terecht.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik heb stilaan de indruk dat het de gewoonte begint te worden om het Uitgebreid Bureau hier nog eens over te doen. Ofwel houden wij het Uitgebreid Bureau op maandag met al diegenen die in het Uitgebreid Bureau zitten, met name voor diegenen die het niet zouden weten voorzitters, ondervoorzitters en secretarissen van dit parlement, aangevuld met de fractievoorzitters. Er zijn op maandag, net zoals elke week, beslissingen genomen. Voorzitter, wanneer die beslissingen telkens in vraag worden gesteld, in het bijzonder door fracties die niet aanwezig waren op het Uitgebreid Bureau niettegenstaande ze daar wel op waren uitgenodigd, weet ik niet hoe het verder moet met de werking van dit parlement.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van de heren Sabbe en Gatz. Het gaat hier niet alleen over wat het Bureau heeft beslist. Voorzitter, het gaat hier over het feit dat er blijkbaar over dit onderwerp zware onenigheid is binnen de meerderheid. Dat is de reden waarom in de plenaire vergadering geen debat kan worden toegelaten. Ik vind het straf dat de voorzitter van de commissie Leefmilieu, de heer Martens, in Panorama over dit onderwerp spreekt. Andere leden van de meerderheid, zoals de heer Vandaele, brengen in tv-programmas bepaalde zaken naar voren, terwijl de oppositie de mond wordt gesnoerd. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik verwijs naar het laatste Uitgebreid Bureau. Mijnheer Sabbe, uw fractievoorzitter kon niet aanwezig zijn en heeft zich verontschuldigd, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar er werd heel duidelijk beslist dat de actuele interpellatie over de jacht en de problematiek van schade door vossen onontvankelijk is omdat de commissie de evaluatie van het Jachtvoorwaardenbesluit, zoals toegezegd door de Vlaamse Regering begin februari 2001, eerst zal bespreken. Mijnheer Sabbe, ik zal persoonlijk contact opnemen met minister Schauvliege. Ik hoop u daar binnen de 24 uur uitsluitsel over te geven.
Mijnheer Van Dijck heeft een punt. Dit soort discussies kan niet in de plenaire vergadering maar moet in het Uitgebreid Bureau behandeld worden. Ik vind dat de logica zelve.
Mijnheer Sintobin, ik heb als voorzitter helemaal niet de behoefte om wie dan ook in zijn informatieplicht of wat dan ook te fnuiken. Dat is uw goed recht. Ik sta daar borg voor. Maar als het Uitgebreid Bureau eenparig beslist om de interpellatie van de heer Sabbe niet te laten plaatsvinden, is het logisch dat ik actuele vragen daarover ook niet doorlaat. Het zou van pretentie getuigen als de voorzitter op woensdag het tegenovergestelde doet van wat het Uitgebreid Bureau op maandag heeft beslist.
Als in het vervolg hierover het woord wordt gevraagd, wordt dat wel gedaan in het Uitgebreid Bureau en niet in de plenaire vergadering. Daarmee sluiten wij af en gaan wij over tot de agenda.
Voorzitter, ik blijf in spanning wachten op uw antwoord.
Het incident is gesloten.