Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is de uitreiking van de Gouden Erepenningen 2010 aan de heren Raoul Servais, Erwin Provoost en Jan Verheyen uit de Vlaamse filmwereld.
Mag ik de ontvangstmedewerkers verzoeken de laureaten naar hun plaats te begeleiden?
De laureaten nemen plaats in de vergaderzaal. (Applaus)
Inleidende toespraak
Mevrouw de minister, het is een heel mooi zicht, zoals u daar zit. Dit moet u ongetwijfeld naar uw vorig leven terugbrengen.
Geachte ministers, beste collegas, ik heb de eer namens ons allen de drie laureaten van de Gouden Erepenning 2010 en hun genodigden hartelijk welkom te heten in het Vlaams Parlement. Mijnheer Servais als ik uw naam uitspreek, moet ik aan mijn jeugd denken want ik heb u al heel lang gevolgd; ik wil daar straks tijdens de receptie wel iets meer over vertellen , mijnheer Provoost, mijnheer Verheyen, het doet me ontzettend veel plezier dat onze assemblee vandaag heel even het trefpunt is van de top van de Vlaamse filmwereld.
Met de gouden erepenningen huldigt het Vlaams Parlement tweejaarlijks die mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Vlaamse Gemeenschap. In het verleden hebben we al erepenningen uitgereikt voor economie, beeldende kunst, wetenschap, welzijnswerk, literatuur, sport en muziek. Stuk voor stuk themas die in de lijn van de Vlaamse bevoegdheden liggen. Vandaag is het de beurt aan de Vlaamse film.
Waarom wij dit jaar hebben gekozen voor de film, kan ik niet beter verwoorden dan met de woorden van Geoffry Nowell-Smith, editor van The Oxford History of World Cinema in 1996: Film is nog steeds de grootste industriële kunstvorm die het cultureel leven van de 20ste eeuw domineert. Een kunstvorm die gegroeid is tot een miljardenindustrie en die de meest spectaculaire kunstuiting is geworden.
Of zoals de nieuwe directeur van het Nederlands Film Festival Willemien van Aalst in september nog zei bij de première van de film Tirza: Film is de spiegel van een natie, en juist in deze tijd van culturele diversiteit kan er niet genoeg aan nationaal zelfonderzoek worden gedaan. Nederlandse films reflecteren de tijdgeest en vertellen iets over onszelf. Dat is een groot goed, en dat moeten we koesteren. Ik ben ervan overtuigd dat dit evengoed geldt voor de Vlaamse film.
De drie laureaten die hier vandaag aanwezig zijn, werden door het Uitgebreid Bureau van het Vlaams Parlement geselecteerd uit een lijst van kandidaten die de Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben voorgedragen. Wij zullen de laureaten van oud naar jong, mijnheer Verheyen, naar voren roepen, hen elk afzonderlijk toespreken en meteen ook de erepenning officieel uitreiken.
Ik verwelkom hier in ons halfrond ook de Solisten van Brussels Philharmonic, die de zitting zullen opluisteren met enkele fragmenten uit filmmuziek die bij onze laureaten past.
De Solisten van Brussels Philharmonic spelen Ellen's Confession voor viool en piano uit When the Light Comes van Dirk Brossé
Laudatio voor de heer Raoul Servais
Mijnheer Servais, het is onmogelijk om uw lange en rijke carrière in één woord samen te vatten, maar misschien komen we met het woord animatiefilmpionier nog het dichtst in de buurt. Want dat we u een echte pionier kunnen noemen, staat buiten kijf: wat er nu allemaal mogelijk is op het vlak van de animatiefilm, is niet te vergelijken met de beperkte mogelijkheden die u had aan het begin van uw carrière. De grote animatiefilmstudios schermden hun geheimen bovendien angstvallig en zorgvuldig af, waardoor u als autodidact het hele proces zelf moest gaan ontdekken. Met groot succes, zo weten we nu.
Die opgedane kennis wou u ook graag delen, zodat anderen na u minder moeite zouden moeten doen om zich in de boeiende wereld van de animatiefilm in te werken. In 1960 werd u leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) in Gent, waar u de opleiding Animatiefilm organiseerde, de eerste opleiding van die aard op het Europese vasteland. Ook bij de oprichting van het Vlaams Audiovisueel Fonds in 1999 was u een van de stuwende krachten. Zoals ik al zei: een pionier in hart en nieren.
Een overzicht geven van al uw films is een al even onmogelijke opdracht. Ik beperk me daarom tot enkele grote mijlpalen. Na de Tweede Wereldoorlog schreef u zich in aan de afdeling Sierkunsten van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, waar u met een zelfgeknutselde camera samen met een leraar en enkele medestudenten uw eerste tekenfilm, Spokenhistorie, opnam. De microbe van de animatiekunst had u voorgoed te pakken.
Vanaf 1957 werkte u 3 jaar lang aan uw eerste echte tekenfilm op 16 millimeter. Havenlichten won op het Nationaal Festival van de Belgische Film in Antwerpen de prijs voor beste animatiefilm de eerste van vele. En weer komt uw pionierschap hier om het hoekje kijken: u kreeg de prijs ook omdat u de eerste was die afstand nam van de Hollywoodstijl, zowel in techniek als op inhoudelijk vlak.
In 1965 kwam dan uw grote doorbraak met Chromophobia, een antifascistische film, waarmee u niet minder dan twaalf prijzen won, waaronder de Primo Premio op het Internationaal Filmfestival van Venetië. De film toont meteen ook een ander belangrijk aspect van uw persoonlijkheid: uw sociaal engagement. Uw films zijn nooit gratuit: ze behandelen grote themas als fascisme, dictatuur, oorlog, bezetting, sociale en economische problemen. Als idealistische en dromende kunstenaar biedt u de kijker als oplossing een droomwereld aan.
Met de film Harpya sleepte u de Gouden Palm in Cannes in de wacht in 1979. Deze film, die u zelf ooit een van de moeilijkste uit uw carrière noemde, werd in november 2010 nog door een internationale jury uitgeroepen tot een van de tien beste animatiefilms ooit. De film vertelt het verhaal van een man die op een dag getuige is van een overval. Hij biedt hulp aan het slachtoffer, maar vanaf dat moment verandert zijn leven in een nachtmerrie. Een heel nieuwe thematiek, en ook de vormgeving gooide u over een totaal andere boeg: u combineerde voor de eerste keer live action met animatiefilm en zelf geschilderde decors. Het waren meteen de bouwstenen voor wat u zelf de Servaisgrafie zou gaan noemen. In Nachtvlinders paste u deze techniek nog eens toe, met schilderijen van Paul Delvaux als decor. De Grand Prix en de Prijs van de Internationale Filmkritiek op het Festival van Annecy bewezen het succes van uw aanpak.
In 1994 werd uw droom werkelijkheid en realiseerde u uw eerste langspeelfilm, Taxandria, een combinatie van gewone filmbeelden en animatie, die op verschillende festivals in binnen- en buitenland werd overladen met onderscheidingen. Al zei u ooit eens in een interview dat u dat zelf zeker niet uw beste film vond, want u moest rekening houden met producers en coproducers en dus de noodzakelijke compromissen sluiten, wat voor een perfectionist en eigenzinnig kunstenaar geen gemakkelijke opdracht is. Mijnheer Provoost, uw naam staat hier niet bij. (Gelach). In datzelfde interview noemde u zelf de kortfilm Goldframe uw beste. Omdat hij slechts 5 minuten duurt en er dus weinig fouten in terug te vinden zijn. Van perfectionisme gesproken.
Mijnheer Servais, door de jaren heen bent u uitgegroeid tot een eminent vertegenwoordiger van de artistieke animatiefilm in België en het buitenland. Elke Servais-film verschilt van de vorige in toegepaste stijl en gebruikte technieken. U weigert zichzelf te herhalen en vat elke film op als een nieuw experiment. Voor uw internationaal erkend oeuvre, uw maatschappelijk engagement, uw bijdrage tot het academische filmonderwijs in Vlaanderen en Europa, en de bekendheid die u de Vlaamse animatiefilm bezorgde, ontving u in 2008 een eredoctoraat op het Filmfestival van Gent. Wij kunnen dit alleen maar bijtreden en kijken uit naar uw volgende project.
Als blijk van onze waardering overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2010.
Geachte collegas, traditioneel worden de verdiensten van de laureaten van de Gouden Erepenning op perkament vereeuwigd in een oorkonde. Deze oorkonde is gemaakt door Joke Van den Brandt, voorzitter van de vzw Kalligrafia.
De voorzitter overhandigt de erepenning en oorkonde aan de heer Raoul Servais. (Applaus)
De heer Raoul Servais :
Dames en heren volksvertegenwoordigers, ik beschik niet over uw spontane oratorische talenten en moet dus epistolaire hulp zoeken.
Sedert ik een tachtigjarige, een octogénaire ben geworden, mocht ik genieten van allerlei hommages, plechtige huldigingen en allerhande eretitels. Maar daardoor begon ik stilaan achterdochtig te worden. Ik vroeg mij af of ik, wegens mijn ouderdom, niet het slachtoffer werd van een internationale samenzwering. Ik dacht dat achter de medailles, diplomas, trofeeën en oorkonden misschien een subtiele, perverse bedoeling verscholen lag om mij te laten inzien dat ik voldoende filmpellicule had verbrast en dat het nu stilaan tijd werd dat ik zou denken aan het kweken van peterselie en radijzen.
Toen ik vernam dat ook hier, in dit parlement, een huldigingsplechtigheid zou plaatsvinden, dacht ik: Yes, the show is going on. Maar gelukkig vernam ik kort daarop dat ook een paar andere filmmensen van deze hulde mochten genieten. Hun jonge leeftijd kennende, werd ik gerustgesteld. Ik hoorde blijkbaar nog bij de rijpe en actieve jeugd. Waarde gedeputeerden, ik mocht hieruit dus besluiten dat u mij nog niet naar een moestuin wenst te leiden maar dat u mij, integendeel, met deze hommage aanspoort om mijn liefhebberij voort te zetten. Ik ben u daarvoor bijzonder dankbaar. Ik zal mijn best doen om daar gevolg aan te geven.
Als men meer dan vier vijfde van een eeuw heeft geleefd en voor zover er nog geen seniliteit is verschenen, wordt men onderhevig aan een soort van tijdscompressie, een time disturbance, waarbij men gebeurtenissen uit het verre verleden veel duidelijker in herinnering weet te brengen dan recente evenementen. Deze evenementen zijn vaak bepalend geweest voor de creatieve inspiratie, voor de concretisering ervan en voor het engagement. Zo werd een deel van mijn filmwerk beïnvloed door persoonlijke ervaringen. Onder andere als getuige en slachtoffer van het gruwelijke nazibewind en van de erbij horende Vlaams-nationalistische ontsporingen. Later ook van de stalinistische terreur, die ik destijds mocht ondervinden tijdens mijn talrijke reizen achter het voormalige IJzeren Gordijn. Nare ervaringen uit het verre verleden verwekken de vrees dat ze zich zouden kunnen herhalen, zij het onder een andere vorm. Net zoals het griepvirus nieuwe gedaanten aanneemt, kan ook het totalitaire virus deze metamorfose teweegbrengen, en dan vooral in onstabiele toestanden, in turbulente periodes.
Beseft men voldoende hoe wij ons moeten verheugen te mogen beschikken over parlementen, over deze tempels van de democratie? Politici en kunstenaars kunnen dezelfde bekommernis delen: samen met het volk de democratie beschermen en vitaliseren.
Ik dank u hartelijk. (Applaus)
Mijnheer Servais, daarmee is gebleken dat u nog zeer jong van geest bent.
De Solisten van Brussels Philharmonic brengen het fragment Red Ribbon Waltz uit de film Koko Flanel, gecomponeerd door Dirk Brossé.
Laudatio voor de heer Erwin Provoost
Mijnheer Provoost, een producer is de onmisbare spin in het web achter de schermen van televisie- en radioprogrammas en films. Hij is een organisatorische duizendpoot en daarmee eigenlijk een voor het publiek onzichtbare manager. In jobomschrijvingen luidt het dat een producer een regelneef is die niet anders doet dan organiseren, overleggen en afspreken. Een probleemoplosser die altijd op zoek gaat naar de beste oplossing voor concrete problemen. Een vertaler die de wensen van creatievelingen omzet in haalbare acties. En tegelijkertijd een bewaker die toezicht houdt op de productieplanning en het budget.
We zijn blij om een wonderboy die al deze capaciteiten op een unieke manier verenigt in ons midden te mogen verwelkomen. Met het diploma van de filmafdeling van het Brusselse Rits op zak deed u vanaf 1976 uw eerste ervaringen in deze wereld op, waarbij u onder meer meewerkte aan de tv-serie Ruben (1976) en de speelfilm Pallieter (1976). Intussen bleef u ook trouw aan uw liefde voor muziek en maakte u voor Omroep Brabant het nog steeds legendarische Huis De Pré en Provoost. U ziet, mijnheer Provoost, wij hebben alles uitgezocht.
Maar uw echte roeping lag duidelijk bij het zelfstandig produceren van films, en u richtte daarom de nv Multimedia op, dat later MMG ging heten en nog later door Eyeworks werd overgenomen. Eyeworks, waar u nu algemeen directeur bent, is een van de bekendste en meest gerenommeerde film- en dramaproducenten van België. Met Multimedia gaf u in de jaren tachtig het startschot voor een reeks artistieke en commerciële voltreffers. Brussels by Night, het speelfilmdebuut van Marc Didden naar een scenario van Dominique Deruddere, was meteen al goed voor verschillende prijzen in binnen- en buitenland, waaronder de staatsprijs voor het beste filmscenario, de Donostiaprijs in 1983 en de Joseph Plateau Prijs voor de Beste Belgische Film op het Internationaal Filmgebeuren van Vlaanderen in 1985.
U maakte zo van meet af aan uw statement duidelijk: populariteit en succes hoeven geen synoniem te zijn voor mindere kwaliteit. En de filmprojecten volgden elkaar in een gestaag tempo op net als bij de heer Servais maakt uw rijke palmares het moeilijk om volledig te zijn. In 1984 werkte u opnieuw samen met Marc Didden en Dominique Deruddere, ditmaal aan Istanbul. In 1986 werd een project van Dominique Deruddere uitgewerkt tot de film Crazy Love. Voor Wait until spring, Bandini, de tweede film van Dominique Deruddere, slaagde u erin om de Amerikaanse filmwereld te interesseren en sterren als Faye Dunaway, Ornella Muti en Joe Mantegna aan te trekken. Ja, het is voor mij niet altijd vanzelfsprekend om die Amerikaanse namen uit te spreken. Ik bied daarvoor mijn verontschuldigingen aan. Ik heb toch een poging gedaan om het zo goed mogelijk te doen.
De derde regisseur die u de kans gaf om te debuteren was Stijn Coninx, die van de Urbanus-films Hector en Koko Flanel waar we juist trouwens een muzikaal intermezzo van gehoord hebben historische kaskrakers in de Benelux maakte. De Jacques Vermeirefilm Max uit 1994 sloot het komediehoofdstuk af.
Halverwege de jaren negentig ging u zich vervolgens steeds meer wijden aan televisie, en ook hier weer was succes het codewoord. U tekende voor reeksen als Windkracht 10 en Flikken, en ik denk dat het lang zoeken is naar iemand in Vlaanderen die nog nooit van deze reeksen heeft gehoord. U liet een ander beeld zien en een ander geluid horen in de Vlaamse televisiefictie en werd daar door de kiezer, zou ik bijna zeggen, maar het is natuurlijk de kijker, voor beloond. Ja, dat was geen freudiaanse vergissing. Het was alleen om te kijken of u even oplet.
De serie over de Gentse politie was maar liefst tien jaargangen te zien op tv. Ook het toerisme vaarde wel bij deze reeksen: vandaag worden producers en regisseurs overspoeld met aanvragen om films en series te draaien in bepaalde gemeenten of steden. Waar hebben we dit nog gehoord, geachte collegas? Als ik me niet vergis, worden daar deze week enkele vragen over gesteld door een aantal volksvertegenwoordigers. U ziet, film en series leven wat dat betreft ook in dit parlement. In het Europa van cultuurhistorische regios en kunststeden kan het medium film een belangrijke rol spelen om steden naar voren te schuiven op de toeristische kaart. Als dank voor deze stadsmarketing kreeg u in 2000 zelfs een Medaille van Erkentelijkheid van het Koninklijk Verbond der Gebuurtendekenijen van de stad Gent en werd u uitgeroepen tot ereburger van Koksijde.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: de film De Zaak Alzheimer uit 2003 betekende uw terugkeer naar uw eerste liefde, de bioscoopfilm. De film, in een regie van Erik van Looy, werd door meer dan 750.000 bioscoopbezoekers bekeken en bekleedt nog steeds de tweede plaats op de lijst van meest bekeken Vlaamse films. Ook in het buitenland werd de film zeer goed onthaald en hij behaalde de prijs van de internationale kritiek in het Franse Cognac, Vijf Joseph Plateau Prijzen in Gent en de Black Lion voor de beste film op het Italiaanse Courmayeur Noir Festival.
En het wordt wat vervelend, mijnheer Provoost dit bleek weer maar eens het startschot voor een aantal succes- en kwaliteitsvolle films die met prijzen werden overladen. Samen met Hilde De Laere produceerde u de film Bloedbruiloft (2005) alias Die Bluthochzeit, een film die de Special Jury Awards kreeg zowel op het Houston International Film Festival in 2006 als op het Festival De Cine Negro De Manresa. In Portugal kreeg hij de publieksprijs op het Festroia Filmfest. Het volgende project Ben X uit 2007, waarmee Nic Balthazar debuteerde als regisseur, liep ook als een trein en behaalde verschillende internationale prijzen zoals de Prix des Amériques in Montreal en de Black Pearl op het Middle East International Film Festival van Abu Dhabi.
In 2008 volgde Los en in 2009 Dossier K, twee films die geregisseerd werden door Jan Verheyen, die ongeduldig zit te wachten tot ook hij in de bloemetjes wordt gezet.
Mogen we de hoop uitspreken dat het einde nog lang niet in zicht is? Uw huidige productie stelt ons alvast gerust: de tv-reeks Dubbelleven op tv-zender Eén nadert zijn ontknoping. En ja, tot vervelens toe: weer een groot succes.
Mijnheer Provoost, mijn toespraak heeft hopelijk alvast één ding duidelijk gemaakt: in de Vlaamse filmwereld bent u een begrip. Uw producties blijven na al die jaren moeiteloos overeind en strekken velen achter u tot voorbeeld. Het is duidelijk dat u uw taken als organisatorische duizendpoot, regelneef, probleemoplosser en budgetbewaker meer dan tot een goed einde weet te brengen. Misschien onzichtbaar voor het publiek, maar des te zichtbaarder voor al wie bij deze sector is betrokken. Als blijk van onze waardering overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2010.
De voorzitter overhandigt de erepenning en de oorkonde aan de heer Erwin Provoost. (Applaus)
De heer Erwin Provoost :
Voorzitter, dames en heren ministers, dames en heren volksvertegenwoordigers, beste aanwezigen, beste vrienden, ik voel me bijzonder vereerd dat deze erkenning me te beurt valt, waarvoor ik u oprecht wil danken. Pour la petite histoire: deze gouden erepenning van de Vlaamse Gemeenschap krijg ik precies dertig jaar nadat ik naar een Brusselse notaris stapte om samen met drie kennissen een productiebedrijfje op te richten dat zich ging specialiseren in langspeelfilm. Van televisieseries produceren was toen nog geen sprake: het oprichten van een commerciële zender in Vlaanderen was een verre droom. De VRT deed voor haar fictieproductie geen beroep op privéproducenten.
Vlaamse speelfilms waren er al wel. Dat was in grote mate te danken aan uw voorgangers die eind van de jaren zestig beslisten dat Vlaanderen dringend een filmcultuur nodig had. Ik beklemtoon bewust het woord cultuur, want daar ging het toen over. Film moest een Vlaamse cultuurdrager worden.
Onze filmmakers van toen hadden al snel door dat de literatuurverfilming Streuvels, Timmermans, Claes dé strategie was om een positief advies te krijgen van de toenmalige filmcommissie. Zo maakte Vlaanderen kennis met wat soms smalend de boerenfilms genoemd wordt. Gemakshalve gaan de criticasters voorbij aan het feit dat die boerenfilms ook op een groot Vlaams publiek konden rekenen. De ouderen onder ons zullen zich zeker nog het gigantische succes van Mira herinneren. De anderhalve seconde blote borst van Willeke van Ammelrooy was gewaagd en het was er misschien over, maar ach, dat was Vlaamse film. (Gelach)
Inmiddels zijn we veertig jaar en vele wapenfeiten verder. Er waren de heroïsche discussies over filmcultuur versus filmindustrie, over de rol van de alomtegenwoordige filmcommissie, het eeuwige debat over auteurscinema versus publieksfilm, de ministers van Cultuur die nooit goed konden doen voor iedereen, de openbare omroep die de sector negeerde enzovoort.
Toch kunnen we vandaag stellen dat de Vlaamse film volwassen is geworden. Internationaal kapen we prijzen weg. We hebben een goedfunctionerend filmfonds, onze technici worden in het buitenland gevraagd, maar het belangrijkste van al: vandaag gaan de Vlamingen liever kijken naar een Vlaamse film dan naar een buitenlandse. Ik ben fier dat ik aan dit proces mijn steentje heb mogen bijdragen. Zoals steeds staat één enkeling in de schijnwerper dankzij het werk van velen. Ik dank dan ook de regisseurs, de scenaristen, de acteurs, de filmcrews en zoveel anderen waarop ik in de loop der jaren heb kunnen rekenen.
Misschien vraagt u zich af, dames en heren decisionmakers, wat uw rol is in dit alles. Welnu, u stond aan de wieg, u steunde de uitbouw en u zult een keyplayer blijven in de definitieve doorbraak van die Vlaamse film. Of het allemaal de moeite loont, daarvoor verwijs ik graag naar een uitspraak van Franklin Roosevelt: Alles wat buitenlanders weten over Amerika, van de Golden Gate Bridge over onze baseballcaps en autos tot en met onze steden, hebben wij te danken aan de uitstraling van onze cinema. Dank u wel. (Applaus)
Dames en heren, vooraleer de Solisten van Brussels Philharmonic hun volgende fragment spelen, wil ik graag aankondigen dat wij te maken hebben met een echte wereldpremière. Componist Steve Willaert heeft immers speciaal voor deze gelegenheid enkele titels uit de film Zot van A herwerkt tot deze suite.
- De Solisten van Brussels Philharmonic spelen het thema uit de film Zot van A van componist Steve Willaert. (Applaus)
Laudatio voor de heer Jan Verheyen
Mijnheer Verheyen, uit het korte overzicht van uw nog jonge en toch al zo rijke leven zal blijken dat u een duizendpoot bent, een multitalent, en vooral een onrustig zoekende geest. Want Jan Verheyen de filmmaker is niet voor één gat te vangen: terwijl hij de ene dag voor volksvermaak zorgt, levert hij de volgende dag een kunstwerk met een grote K af.
U bent geboren in 1963 en sleet uw prille kinderjaren in Temse, het kleine stadje dat iedereen vooral kent van zijn Scheldebrug. Schoollopen deed u in Sint-Niklaas aan het Sint-Jozef-Klein-Seminarie. Er was in elk geval sprake van een roeping, want tot de pen en de film voelde u zich al heel snel geroepen. U was de drijvende kracht achter de schoolkrant t Plezierke en op vijftienjarige leeftijd schreef u al de filmrubriek in een Waaslands weekblad.
Aan één leven had u blijkbaar niet genoeg en u lanceerde rond 1980 uw alter ego Max Rockatansky, een pseudoniem dat u vond bij het hoofdpersonage uit de bekende Mad Maxfilms. U was op jonge leeftijd al even bezeten als dwaze Max, bezeten van film in uw geval. U was nog geen twintig toen u in 1982 en 1983 het Filmfestival Knokke-Heist organiseerde. Een internationaal festival nog wel, want u zag het meteen groots.
Max Rockatansky, zo leren we uit zijn fictieve biografie, sleet uren in de Brugse volksbioscoop Eden, waar de films speelden waar mensen met een goede smaak hun neus voor ophalen, we citeren: Dom geweld, platte humor, banale horror en boertige seks. Slechte smaak kortom. Dat aspect van uw persoonlijkheid trad volop voor het voetlicht toen u tussen 1986 en 2006 zes edities van De Nacht van de Wansmaak uit uw hoed toverde. Met de meest bizarre films aller tijden trok u zes keer langs de Belgische en Nederlandse bioscopen. Bij de eerste editie zaten er naar verluidt twaalf mensen in de zaal, in 2006 hebben duizenden de laatste tenenkrommende afdaling in de krochten van de wereldcinema, zoals u dat zelf noemde, meegemaakt.
Tussendoor vond u nog de tijd om films te producen en te distribueren. Met Marc Punt richtte u in 1985 het distributiebedrijf Independent op, dat al snel uitgroeide tot het grootste onafhankelijke distributiebureau van het land en dat midden jaren 90 een fusie aanging met het Britse Polygram. Waarna u zelfs een tijdje in Londen ging werken als senior vicepresident van de distributiereus. De rebel trok eventjes een maatpak aan.
Wie Jan Verheyen zegt, zegt ook televisie. U was en bent met de regelmaat van een klok te zien op de Vlaamse en Nederlandse televisie. Hier zou een opsomming ons echt te ver leiden. We zagen u onder andere de vlotte gastheer spelen in Aan tafel, we zagen u sarcastisch uit de hoek komen in De Rechtvaardige Rechters en we zagen u meermaals uw eruditie tentoonspreiden, niet alleen in De Slimste Mens, maar zelfs in De Allerslimste Mens ter Wereld. Hoe het afgelopen is, weet u beter dan wie ook. U werd in 2003 ook gevraagd om als programmadirecteur samen met Bert Geenen van vtm een sterke familiezender te maken.
Maar in de eerste plaats bent u hier vandaag vanwege nog een ander van uw vele talenten: uw talent om als filmregisseur duizenden te laten lachen, huilen of bibberen op hun (bioscoop)zetel. Tijdens de twee voorbije decennia ontpopte u zich tot een van de meest gesmaakte Vlaamse cineasten. Uw eerste langspeelfilm Boys draaide u in 1991 zonder één Belgische frank overheidssubsidie. In de jaren 90 volgden nog Alles moet weg, naar de gelijknamige bestseller van Tom Lanoye, en The Little Death. Vanaf 2000 volgde bijna elk jaar een nieuwe film, in zeer uiteenlopende genres. Team Spirit 1 en 2 en de televisieserie toonden ons de levens van wat vrienden uit een amateurvoetbalploegje. Buitenspel ging over een voetballende zoon en zijn vader.
Op 6 oktober 2003 stelde u namens vtm en met de steun van het Vlaams Audiovisueel Fonds het project Faits Divers voor. Het was de bedoeling om een reeks televisiefilms te realiseren, films die los staan van elkaar, maar die alle om waargebeurde verhalen draaien of om verhalen die waar gebeurd zouden kunnen zijn. De reeks liep in 2005 op vtm en werd wegens succes in 2006 verlengd.
Na de zogenaamde voetbaltrilogie kwamen de misdaadfilms. Met Alias had u in 2002 uw eerste stappen in dit genre gezet. Vermist, dat weer gevolgd werd door een televisieserie, was meer dan een banale whodunit: de kleine en grote dramas in een familie interesseren u blijkbaar meer. Dossier K, naar een boek van Jef Geraerts, was een harde thriller over het Albanese misdaadmilieu en kreeg de Speciale Prijs van de Jury op het Internationale Filmfestival van Durres in Albanië. (Gelach)
Voor zover nog moest worden bewezen dat u geen moeilijke maatschappelijke themas uit de weg gaat, verfilmde u in 2008 Los, het veelbesproken boek van Tom Naegels over allochtonen, leven en liefde in de grootstad, progressieve wereldbeelden die botsen met de realiteit. En eind vorig jaar kwam Zot van A in de zalen. De film lokte ondertussen ruim 420.000 bioscoopgangers, uw streefdoel van 500.000 is daarmee bijna gehaald.
Kwaliteit en inhoud zijn belangrijker dan cijfers, maar de cijfers zijn toch ook niet min: in de top 25 van de Vlaamse films uit de 21e eeuw staan zomaar eventjes 5 films van u: Dossier K, Team Spirit 1 en 2, Buitenspel en Vermist. Jan Verheyen is duidelijk een bezige bij. En uw palmares blijft maar groeien.
Mijnheer Verheyen, uw werk werd in december 2008 bekroond met de erepenning Albert De Cuyper. Nu is het onze beurt om u te eren. Uit deze laudatio blijkt duidelijk dat u als mens en kunstenaar met uw hoofd in de wolken leeft, met uw hart bij de mensen bent en met uw voeten in de Vlaamse aarde staat. U bent een veelzijdig film- en televisietalent. Uw stempel op de Vlaamse film is onmiskenbaar, u zet hem mee op de wereldkaart. Dat sluit aan bij wat de heer Provoost in zijn dankwoord zei. U bent een zeer gewaardeerde ambassadeur voor onze regio en als blijk van erkenning overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2010.
De voorzitter overhandigt de erepenning en de oorkonde aan de heer Jan Verheyen. (Applaus)
De heer Jan Verheyen :
Zelden zijn in dit halfrond grotere waarheden verkondigd dan de afgelopen drie kwartier. (Gelach)
Ik ben het enige obstakel dat u nog scheidt van de receptie. Ik zal er dus geen misbruik van maken. Hoewel, de kwajongen in mij bekruipt toch de neiging om hommage te brengen aan James Stewart, mister Smith in de legendarische film Mr. Smith Goes to Washington, waarin hij het begrip filibusteren een heel eigen invulling geeft. Maar dat zal ik niet doen.
Ik ben zeer blij en ook een beetje verrast hier te staan, in de schaduw van deze twee reuzen in het geval van Erwin Provoost zelfs letterlijk. Ik zal toch een interpretatie geven aan deze erepenning. Ik weet dat het interpreteren van teksten gevaarlijk is in uw sector, maar ik ga het toch doen. Ik ga ervan uit dat u vandaag aandacht hebt willen schenken aan de Vlaamse filmsector in het algemeen. Want eerlijk gezegd, kan ik ettelijke combinaties verzinnen van drie andere persoonlijkheden uit de Vlaamse film die hier hadden kunnen staan.
Ik wil ook nadrukkelijk een hommage brengen aan mijn voorgangers, de pioniers van de Vlaamse film: de generatie van Harry Kümel, Roland Verhavert, Jan Van Raemdonck, die ons vorig jaar is ontvallen, en de generatie daarna, de mensen uit de jaren tachtig: Robbe De Hert, Guido Hendrickx, Patrick Lebon, vaak omschreven als enfants terribles. Dat waren ze, niet omdat ze dat zo leuk vonden, maar omdat ze dat moesten zijn om iets te laten bewegen in ons vak. Het is door hun inspanningen, door hun gedrevenheid, dat mijn generatie en dat moet ik ook toegeven de generatie na mij het iets makkelijker hebben om in dit vak hun weg te vinden.
Ik ben zo vrij deze penning te aanvaarden namens die vele mensen die de afgelopen decennia de Vlaamse film hebben gemaakt tot wat hij nu is. En dat is inderdaad niet min. Dat is een medium dat zijn weg heeft gevonden naar een zeer breed publiek, en dat ook meer en meer zijn weg vindt naar de buitenlandse zalen. Daarvoor dank ik u. Mevrouw Schauvliege, u bent eigenlijk een beetje mijn baas. Een schouderklopje van de baas doet altijd wel deugd.
Zonder het glibberige pad van het sentiment al te veel te willen betreden, hecht ik er ook aan mijn ouders te bedanken, die hier vandaag aanwezig zijn. U moet zich dat echt voorstellen. Begin jaren tachtig waren de pioniersjaren van de Vlaamse film. In 1983 is een dun boekje verschenen met als titel Het wonderjaar van de Vlaamse film. Dat boek werd toen gepubliceerd omdat er in 1983 drie Vlaamse films in de bioscoop uitkwamen. Drie! Dat schetst toch wel de context van de jaren tachtig. Toen ik als achttien-, negentienjarige thuiskwam en zei dat ik niet verder wilde studeren en dat ik iets wilde doen met film, hebben mijn ouders me niet laten colloqueren, wat in die tijd toch een haalbare optie zou zijn geweest. (Gelach) Ze hebben me hun vertrouwen geschonken. Ik ben heel blij dat het toch allemaal redelijk goed is afgelopen.
Ik zou eigenlijk wel kunnen wennen aan het Vlaams Parlement. ( Gelach. Applaus)
Ma en pa, bedankt. U allemaal, bedankt.
Met uw permissie, voorzitter, stel ik voor dat we nu overgaan tot de stemming over de verhoging van de budgetten van het Vlaams Audiovisueel Fonds. (Gelach. Applaus)
Bedankt, mijnheer Verheyen. We zullen uw voorstel vanmiddag ter stemming voorleggen. (Gelach)